Gemeentelijke regeling garantievoorwaarden 2021

De Raad van de gemeente Katwijk;

 

Gelet op artikel 160 lid 1 sub e en artikel 169 lid 4 van de Gemeentewet;

 

Gelet op artikel 2 van de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido), het Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden en de Financiële verordening en het Treasurystatuut van de gemeente Katwijk, alsmede art. 87 EG-verdrag inzake staatssteun;

 

Gelet op artikel 13 lid 2 van de Financiële verordening 2019 kunnen integrale kosten in rekening worden gebracht;

 

Overwegende dat het gewenst is uit het oogpunt van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid enerzijds, en ter beperking van financiële risico’s voor de gemeente anderzijds, beoordelingskader vast te stellen inzake het verstrekken van garanties door de gemeente Katwijk;

 

Besluit:

 

vast te stellen de hierna volgende Regeling betreffende de algemene voorwaarden bij de verlening van garanties aan privaatrechtelijke rechtspersonen.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Reikwijdte

  • 1.

    Garanties worden alleen verstrekt aan maatschappelijke organisaties met rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht;

  • 2.

    De organisatie mag geen besloten karakter hebben en niet uitsluitend zijn gericht op het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard;

  • 3.

    De organisatie mag geen winstoogmerk hebben.

Artikel 2 Begripsbepaling

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Garantie: een borgstelling van de gemeente Katwijk ten aanzien van een organisatie bij een door haar aan te trekken geldlening ter financiering van een object (zijnde een (on)roerende zaak);

  • b.

    Financiële instelling: al dan niet commerciële instellingen zoals banken, leveranciers, leasemaatschappijen, waarborgfondsen die bij voorbeeld hypothecaire leningen, onderhandse leningen, (consumenten)krediet, garantieborgstellingen of financial lease kunnen verstrekken. Ten aanzien van de garantieverlening geldt als voorwaarde dat de financiële instelling waarbij de geldlening wordt afgesloten onder Nederlands of anderszins EER-toezicht valt (zie ook artikel 8.5).

Artikel 3 Garantieverlening

  • 1.

    Er worden van gemeentewege alleen garanties verstrekt;

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan van artikel 3.1 worden afgeweken. Daarvoor wordt verwezen naar artikel 20.

Artikel 4 Waarborgfondsen

  • 1.

    Indien voor een garantieverlening een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening in de vorm van een (nationaal) waarborgfonds (bijvoorbeeld de Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw, de Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector, de Stichting Waarborgfonds Sport en de Stichting Waarborgfonds Kinderopvang) dient de aanvraag eerst bij het betreffende waarborgfonds te worden ingediend.

  • 2.

    Indien de aanvraag van een organisatie door een waarborgfonds wordt afgewezen kan dit een reden zijn voor afwijzing door de gemeente.

Artikel 5 Beslissingsbevoegdheid

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag voor het aangaan van de garantie verplichtingen na instemming van de Raad.

Artikel 6 Nadere regels

  • 1.

    Het college is bevoegd nadere regels, welke van aanvullende en specifieke aard kunnen zijn, te stellen.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde regels kunnen niet in strijd zijn met het bepaalde in de gemeentelijke regeling garantievoorwaarden 2021.

Artikel 7 Beoordelingscriteria

  • 1.

    Om voor verstrekking van een garantie in aanmerking te komen,

    • a.

      dient de aanvrager maatschappelijke activiteiten te ontplooien, die naar het oordeel van het college in het belang zijn van de gehele of een deel van de plaatselijke gemeenschap of waarmede een Katwijks belang is gediend en

    • b.

      dienen, behoudens voor zover er sprake is van een op een specifieke doelgroep gerichte activiteit, de activiteiten open te staan voor alle groeperingen zonder onderscheid naar ras, godsdienst, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid en

    • c.

      mogen de doelstelling en werkwijze van de aanvrager niet strijdig zijn met bepalingen van (inter)nationaal recht,

  • 2.

    De aanvrager dient aan te kunnen tonen zonder garantiestelling van de gemeente niet in staat te zijn de noodzakelijke lening te verwerven. Een garantie wordt niet verleend indien de aanvrager zonder onoverkomelijke bezwaren zonder gemeentegarantie een geldlening kan verkrijgen bij een financiële instelling. Een rentevoordeel ten opzichte van een lening bij een financiële instelling zonder gemeentegarantie is op zichzelf onvoldoende reden om een garantie te verwerven.

  • 3.

    Er wordt slechts een garantie verleend voor een geldlening die dient ter financiering van een (on)roerende zaak. Een garantie wordt niet verleend indien de te financieren (on)roerende zaken niet voldoende zekerheid bieden voor verhaal van rente en aflossing van de te verstrekken garantie. In het geval de te financieren zaak een onroerende zaak is, zal aan de gemeente het recht van (eerste) hypotheek worden verleend en voor roerende zaken zal een recht van pand (stil pandrecht) worden verleend. Dit gebeurt op kosten van de aanvrager. Zonder toestemming van de garantgever zal geen 2e hypotheek worden gevestigd.

  • 4.

    De geldlening waarvoor de garantie wordt afgegeven mag uitsluitend worden aangewend voor de financiering van het in de aanvraag genoemde object dan wel de in de aanvraag aangegeven financieringsbehoefte.

Hoofdstuk 2 Aanvragen tot garantieverlening.

Artikel 8 Eisen aan de aanvraag

De aanvrager die een verzoek tot garantieverlening indient, moet daarbij het volgende in acht nemen:

  • 1.

    De aanvraag moet volledig en schriftelijk bij het college ingediend worden.

  • 2.

    De aanvraag dient vergezeld te gaan van:

    • a.

      een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel;

    • b.

      een exemplaar van de statuten van de organisatie;

    • c.

      een opgave van de bestuurssamenstelling van de organisatie;

    • d.

      tekeningen en technische omschrijving als het een garantstelling betreft in verband met het aangaan van een geldlening voor de aankoop of verbouwing van een onroerende zaak;

    • e.

      een document waaruit blijkt dat het onderpand vrij is van pand- of hypotheekrechten;

    • f.

      de laatst bekende taxatiewaarde van het onderpand voor de OZB in geval het gaat om een bestaande onroerende zaak;

    • g.

      een exploitatieoverzicht van het huidige boekjaar;

    • h.

      de begroting van het vorige, huidige en komende boekjaar;

    • i.

      de jaarrekening van de afgelopen twee boekjaren (inclusief kasstroomoverzicht);

    • j.

      de concept-leningovereenkomst dan wel een offerte met leningsvoorwaarden met/van de beoogde financiële instelling.

  • 3.

    De organisatie beschikt over een financiële positie (inclusief prognoses, gebaseerd op reële verwachtingen) waaruit blijkt dat rente en aflossing met betrekking tot de leningsovereenkomst(ook in de toekomst) kunnen worden betaald.

  • 4.

    De organisatie dient aan het college alle inlichtingen te verstrekken, waarvan zij redelijkerwijs kan verwachten dat die van belang kunnen zijn voor het wel of niet verstrekken van garantie.

  • 5.

    De af te sluiten geldlening wordt aangegaan bij een financiële onderneming, die onder Nederlands of anderszins EER-toezicht 1 valt, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

  • 6.

    De organisatie kan aantonen dat het niet mogelijk is om zonder een gemeentegarantie een lening te verwerven op voor haar marktconforme voorwaarden.

  • 7.

    Indien er sprake is van investeringen in bouwkosten, moet er met betrekking tot de bouw- en aanlegplannen zijn voldaan aan de voorwaarden van de omgevingsvergunning voor bouwen en het bestemmingsplan (omgevingsplan). Daarnaast mag vóór de afhandeling van de aanvraag al wel zijn gestart met de aankoop, bouw, aanleg, uitbreiding of verbetering van het betreffende object; dit is echter nadrukkelijk voor risico van de organisatie zelf.

  • 8.

    Indien er sprake is van investeringen in bouwkosten, dienen deze te zijn gebaseerd op een niveau dat in het maatschappelijke verkeer als gemiddeld kan worden beschouwd. Zodoende moet een te uitbundig niveau van investeringen worden voorkomen. De waarde van de zelfwerkzaamheid van leden van de organisatie of vrijwilligers worden niet in de investeringen meegenomen.

  • 9.

    De voorwaarden van de af te sluiten geldlening bevatten in ieder geval het beding van voorafgaande uitwinning en schuldsplitsing en alle andere voorrechten en uitzonderingen bij de wet aan borgen toegekend.

  • 10.

    De looptijd van de geldlening mag niet langer zijn dan de verwachte economische levensduur van het object waarvoor een garantie wordt aangevraagd.

Hoofdstuk 3 Algemene verplichtingen van de aanvrager

Artikel 9 Verzekering

De aanvrager is verplicht de objecten waarvoor de garantie is verstrekt ten genoegen van het college op basis van herbouwwaarde tegen brand- en stormschade en andere risico’s dan wel aanspraken te verzekeren en verzekerd te houden.

Artikel 10 Instandhouding en bestemming

  • 1.

    De aanvrager is verplicht de objecten waarvoor een garantie is verstrekt ten genoegen van het college voortdurend in goede staat te houden.

  • 2.

    Aan de objecten waarvoor een garantie is verstrekt, zal slechts met toestemming van het college een andere bestemming worden gegeven.

Artikel 11 Bezwaring en vervreemding

  • 1.

    De objecten waarvoor een garantie is verstrekt mogen zonder toestemming van het college niet worden bezwaard met beperkte rechten of vervreemd.

  • 2.

    Op de objecten waarvoor een garantie is verstrekt wordt aan het college het recht van een eerste hypotheek verleend, zulks op kosten van de aanvrager.

  • 3.

    Het college kan genoegen nemen met het recht van tweede hypotheek, indien het verantwoord is om meer dan één keer een hypotheek te vestigen op hetzelfde object.

Artikel 12 Jaarrekening en begroting

  • 1.

    De aanvrager dient jaarlijks binnen zes maanden na het verstrijken van het boekjaar de jaarstukken met het controleverslag, alsmede alle bescheiden die het college nodig acht ter beoordeling van het financiële beheer van de aanvrager, bij het college in te dienen.

  • 2.

    De aanvrager dient jaarlijks tenminste drie maanden voor aanvang van het boekjaar een gespecificeerde exploitatiebegroting voor het volgende boekjaar bij het college in te dienen.

  • 3.

    Voor het geval de gemeente op grond van de garantie betalingen heeft verricht, behoeven de onder 1 en 2 van dit artikel genoemde stukken de goedkeuring van het college.

Artikel 13 Jaarlijkse afschrijving

De jaarlijkse afschrijving op de objecten, welke met de door de gemeente gegarandeerde geldlening zijn gefinancierd, dienen ten minste gelijk te zijn aan de op deze geldlening per jaar te verrichten aflossing. Daarbij geldt een uitzondering voor zogenoemde fixe leningen, waarbij de aflossing in één keer aan het eind van de looptijd plaatsvindt. Hierbij moet over de investering wel worden afgeschreven en niet aan het eind van de looptijd.

Artikel 14 Uitbetaling gemeentegarantie

  • 1.

    Het college wordt onmiddellijk in kennis gesteld, indien de organisatie één of meerdere betalingsverplichtingen niet kan nakomen.

  • 2.

    Indien de gemeente op grond van de gemeentegarantie betalingen moet verrichten aan de kredietverlener gelden onderstaande voorwaarden:

    • a.

      de daarna vrijkomende middelen van de organisatie (zoals batige exploitatiesaldi) worden gebruikt om deze betalingen aan de gemeente te restitueren. De betalingen blijven als direct opeisbare schuld op de organisatie rusten;

    • b.

      Over het onafgeloste gedeelte van de schuld wordt jaarlijks per 31 december rente berekend naar een percentage dat gelijk is aan de rente die afkomstig is uit het oorspronkelijke contract met de kredietverlener. Indien deze rente niet wordt voldaan, vindt bijschrijving op de schuld plaats;

    • c.

      De organisatie is verplicht, binnen de termijn die het college voorstelt, al die maatregelen te nemen die het college ter waarborging van de financiële belangen van de gemeente noodzakelijk acht.

Artikel 15 Vermogensrechtelijke handelingen

  • 1.

    De aanvrager behoeft voor het vervreemden of bezwaren van onroerend goed of enig ander registergoed alsmede voor het bezwaren van roerend goed, niet zijnde registergoed de voorafgaande goedkeuring van het college.

  • 2.

    Voorafgaande toestemming is eveneens benodigd voor het cederen of in zekerheid overdragen van vorderingen, het zich borg stellen dan wel als hoofdelijke schuldenaar verbinden, zich voor een derde sterk maken of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbinden, alsmede het afsluiten van enige overeenkomst inzake het aangaan of verstrekken van geldleningen.

  • 3.

    Het college kan aan voornoemde toestemming voorwaarden verbinden.

Artikel 16 Statutenwijziging

  • 1.

    De aanvrager stelt het college in kennis van het voornemen tot statutenwijziging en de inhoud daarvan.

  • 2.

    De aanvrager stelt het college eveneens in kennis van het voornemen tot wijziging van haar bestuurssamenstelling.

  • 3.

    De aanvrager brengt haar voornemen tot ontbinding ten minste dertien weken voordat het definitieve besluit te dien aanzien wordt genomen ter kennis van het college.

  • 4.

    Indien de statutenwijziging niet in overeenstemming is met de afspraken die bij de garantieverlening zijn gemaakt, kan de garantie vervallen.

Artikel 17 Overige verplichtingen

  • 1.

    De aanvrager dient op eerste aanvraag aan het college alle verlangde inlichtingen te verstrekken en inzage te geven van alle boeken en bescheiden, waarvan het college inzage nodig acht voor beoordeling van het financiële beheer van de aanvrager.

  • 2.

    De aanvrager dient gedurende de looptijd van de garantiestelling terstond aan het college die inlichtingen te verstrekken, waarvan zij redelijkerwijs zou mogen verwachten dat die van belang zijn voor de garantstelling, waaronder begrepen doch niet uitsluitend: dat om het uitspreken van het faillissement van aanvrager is verzocht dan wel met betrekking tot aanvrager is verzocht tot het verkrijgen van (voorlopige) surseance van betaling.

  • 3.

    De aanvrager verbindt zich al die maatregelen te nemen, die het college uit hoofde van een verstrekte garantie noodzakelijk acht, ter waarborging van de financiële belangen van de gemeente.

  • 4.

    De aanvrager verstrekt aan het college een verklaring waarbij zij zich verplicht tot naleving van deze voorwaarden.

  • 5.

    De aanvrager moet een vergoeding betalen van 0,25% over de (gegarandeerde) hoofdsom met een minimum van € 1.500 en een maximum van € 15.000.

  • 6.

    Het college is bevoegd om de bedragen en het percentage in lid 5 aan te passen.

  • 7.

    Bij de aanvrager worden de jaarlijkse onderzoekskosten voor toetsing in rekening gebracht.

Artikel 18 Nadere voorwaarden

Het college is bevoegd tot het stellen van nadere voorwaarden in geval de aanvrager naar het oordeel van het college de garantievoorwaarden niet of onvoldoende naleeft.

Artikel 19 Beëindiging van de garantie

Bij het aanvragen van dan wel het uitspreken van het faillissement, het aanvragen van dan wel het verlenen van (voorlopige) surséance van betaling of ontbinding van de aanvrager alsmede bij niet naleving van de gestelde voorwaarden zal het college terstond, zonder uitdrukkelijke ingebrekestelling, bevoegd zijn na voldoening van de geldgeefster van de aanvrager op te eisen al hetgeen de gemeente voor die voldoening of anderszins zal hebben betaald.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 20 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen kan het college, na goedkeuring of instemming van de Raad, van de regeling afwijken.

Artikel 21  

Op de garanties, welke voor de datum van inwerkingtreding van deze regeling zijn verstrekt, blijven van kracht de voorwaarden respectievelijk richtlijnen, op grond waartegen de betreffende garanties zijn verstrekt.

Artikel 22  

  • 1.

    Deze regeling betreffende de algemene voorwaarden bij de verstrekking van garanties aan privaatrechtelijke rechtspersonen door de gemeente Katwijk treedt in werking met ingang van twee weken na bekendmaking.

  • 2.

    Zij kan worden aangehaald als "Gemeentelijke regeling garantievoorwaarden 2021".

Aldus vastgesteld door de Raad van de gemeente Katwijk.

In zijn openbare vergadering van 2 december 2021

De griffier

De voorzitter

Artikelsgewijze toelichting Gemeentelijke regeling garantievoorwaarden 2021.

 

Artikel 1. Reikwijdte

Garanties worden slechts verleend aan maatschappelijke organisaties met rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht. De organisatie mag niet uitsluitend gericht zijn op het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard. Voorts mag de organisatie geen winstoogmerk hebben. Commerciële activiteiten worden deels toegestaan indien deze de publieke taak ten goede komen.

Daarbij kan een uitzondering worden gemaakt voor die onderdelen van de gemeentelijke organisatie die eventueel in de komende jaren worden verzelfstandigd of die opgaan in andere organisaties.

 

Artikel 2. Begripsbepaling

In de tekst van de Regeling wordt veelvuldig het begrip ‘garantie’ gehanteerd. Formeel gezien moet de terminologie van het Burgerlijk Wetboek worden gehanteerd, namelijk ‘borgtocht’. Borgtocht is volgens artikel 7:850 BW “een overeenkomst waarbij de ene partij (de borg) zich jegens de andere partij (de schuldeiser) verbindt tot nakoming van een verbintenis die een derde (de hoofdschuldenaar) jegens de schuldeiser heeft of zal verkrijgen.

Bij het begrip ‘financiële instelling’ wordt een opsomming gegeven van de mogelijke instellingen die in aanmerking komen voor het verstrekken van een lening waarbij de gemeente garant staat.

 

Artikel 3. Garantieverlening

Bij de invulling van de betrokkenheid bij de publieke taak kan de gemeente een garantie verstrekken.

 

Voorts is het met het oog op de solvabiliteit en de risicobeheersing Raadzaam om een terughoudend beleid te voeren bij garantieverlening.

 

Artikel 4. Waarborgfondsen

In het kader van een verantwoord risicomanagement verdient het aanbeveling om de garantieverlening op door derden aan te gane financiering waar mogelijk door de reguliere waarborgfondsen te laten uitvoeren. De met de garantieverlening samenhangende solvabiliteitsrisico’s komen dan in eerste instantie bij het waarborgfonds te liggen.

Voor de Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) voor woningcorporaties staat de gemeente Katwijk in de achtervang. Het risico dat de gemeente loopt door het afsluiten van een achtervang is theoretisch en bestaat bovendien slechts uit rentederving.

Vervolgens zijn er nog het Waarborgfonds voor de Zorgsector, de Stichting Waarborgfonds Sport en het Waarborgfonds Kinderopvang.

De meerwaarde van een waarborgfonds ten opzichte van een garantieverstrekkende gemeente stoelt op drie aspecten:

  • 1.

    Een fonds houdt uit hoofde van zijn doelstelling een risicokas aan. Daarmee kan hij in zijn rol als verzekeraar de door hem te lopen risico’s spreiden in tijd en naar plaats;

  • 2.

    Binnen een fonds is professionele expertise aanwezig die tot een adequate beoordeling van het solvabiliteitsrisico van de te waarborgen instelling in staat is;

  • 3.

    De waarborgfondsen her beoordelen de door hen gewaarborgde instellingen jaarlijks.

De Katwijkse beleidslijn is dat er geen garantieverlening plaatsvindt, indien er een waarborgfonds is. Indien een aanvraag van een organisatie wordt afgewezen is dit reden voor afwijzing door de gemeente, tenzij de reden van afwijzing door het waarborgfonds is dat de aanvraag niet onder de reikwijdte van het fonds valt (zie ook artikel 3 van de Regeling).

 

Artikel 5: Beslissingsbevoegdheid

Het college is op basis van de Gemeentewet bevoegd met het bepaalde in de algemene garantievoorwaarden te beslissen op een aanvraag.

 

Artikel 7: Beoordelingscriteria

In de Wet financiering decentrale overheden wordt het begrip ‘publieke taak’ niet nader ingekaderd. Dat is nagelaten omdat dit op voorhand geen eenvoudige zaak is.

Gemeenten bepalen in principe zelf wat onder publieke taak moet worden verstaan en hoe deze zal worden uitgeoefend. In dat verband is er geen twijfel als het gaat om de taak/rol van de gemeente als wegbeheerder, als aanbieder van onderwijs en als aanbieder van een sociaal vangnet. De vraag wat nu nog wel of juist niet tot de publieke taak kan/mag worden gerekend, speelt zich af in een ander spanningsveld. In dat verband kan worden gedacht aan het verstrekken van een garantie op een lening aan een voetbalvereniging t.b.v. de bouw van een sportkantine. Een allesomvattend kader valt niet te geven, maar als omschrijving, die ook door de VNG wordt gehanteerd, kan aan het volgende worden gedacht.

De overheid kan/mag iets tot haar publieke taak rekenen wanneer het particuliere bedrijfsleven niet of tegen bijzonder hoge kosten in een voorziening voorziet, waardoor deze niet - of voor velen niet - bereikbaar is.

In geval van twijfel of de aanvraag valt binnen de kaders van hetgeen onder publieke taak mag worden verstaan, zal het college alvorens een besluit te nemen eerst de gevoelens van de Raad inwinnen.

 

De aanvrager dient aan te tonen dat het zonder gemeentegarantie niet mogelijk is om de noodzakelijke lening te verwerven. Het verkrijgen van een rentevoordeel als gevolg van een garantstelling door de gemeente ten opzichte van een lening zonder gemeentegarantie, vormt op zich onvoldoende grond voor het kunnen verkrijgen van een gemeentegarantie.

 

Artikel 8: Eisen aan de aanvraag

In dit artikel wordt nader ingegaan op de eisen die worden gesteld met betrekking tot de bestuurlijke en financiële gegevens die door de organisatie moeten worden overlegd in het kader van de garantie aanvraag. Ook dient de organisatie aan te kunnen tonen dat het niet mogelijk is om zonder gemeentegarantie een lening te verwerven op voor haar marktconforme voorwaarden. Dat dient te blijken uit tenminste drie offertes van gerenommeerde financiële instellingen. Ingeval er geen offertes kunnen worden overlegd omdat financiële instellingen daartoe niet bereid kunnen worden gevonden, dient daarvan schriftelijk bewijs te worden overlegd.

 

Artikel 9 t/m 19: algemene verplichtingen van de aanvrager

In artikel 13 is aangegeven dat de jaarlijkse aflossing op de gegarandeerde geldlening tenminste gelijk dient te zijn aan de jaarlijkse afschrijving op de objecten welke met de geldlening zijn gefinancierd. Een uitzondering daarbij geldt voor de garantie op fixe-geldleningen. Dit zijn geldleningen waarbij de aflossing in één keer aan het eind van de looptijd plaatsvindt.

 

Artikel 20: Hardheidsclausule

De hardheidsclausule is bedoeld om het college en Raad in bijzondere gevallen de mogelijkheid te geven om bij de beoordeling of een garantie wordt verstrekt af te wijken van hetgeen in de Regeling is vastgelegd.

Een dergelijke situatie kan zich voordoen als men van mening is dat met de aanvraag een gemeentelijk (financieel) belang is gediend en het voor de aanvrager niet mogelijk is om, ook als de gemeente garant staat, een marktconforme lening te verkrijgen.

 

Naar boven