Onderzoeksprotocol integriteit Rotterdamse bestuurders 2022

De Raad van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 december 2021 (raadsvoorstel nr. 21bb15514);

 

gelet op artikel 41c, tweede lid en artikel 69, tweede lid en artikel 170 Gemeentewet;

 

besluit vast te stellen:

 

Onderzoeksprotocol integriteit Rotterdamse bestuurders 2022

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Deze regeling geldt voor bestuurders.

  • 2.

    Onder bestuurder wordt verstaan: een wethouder of de burgemeester.

  • 3.

    Onder gedragscode wordt verstaan: Gedragscode Rotterdamse bestuurders 2022.

Artikel 2 Advies burgemeester of gemeentesecretaris

  • 1.

    Indien een bestuurder twijfelt of een bepaalde door hem voorgenomen handeling of een door hem ondervonden of te ondervinden behandeling door derden, in overeenstemming is met zijn verplichtingen als bestuurder, kan hij advies vragen aan de gemeentesecretaris, die hem, indien de kwestie daartoe aanleiding geeft, doorverwijst naar de burgemeester.

  • 2.

    Een wethouder kan ook direct de burgemeester benaderen, die vervolgens het advies van de gemeentesecretaris kan inwinnen.

Artikel 3 In behandeling nemen van de melding

  • 1.

    De gemeentesecretaris doet een eerste bestudering van de integriteitsmelding en geeft zijn bevindingen mee aan de behandelaar op grond van de navolgende leden.

  • 2.

    Als de melding gaat over een wethouder, dan neemt de burgemeester de melding in behandeling en doet deze af conform deze regeling.

  • 3.

    Als de melding betrekking heeft op het college als geheel, dan neemt de gemeentesecretaris de melding in behandeling en doet deze af conform deze regeling.

  • 4.

    Als de melding gaat over de burgemeester, dan neemt de locoburgemeester de melding in behandeling en doet deze af conform deze regeling.

    De locoburgemeester legt de melding voor aan het college om te bepalen of de melding betrekking heeft op (beweerdelijke) ernstige of minder ernstige feiten. Indien naar het oordeel van het college sprake is van ernstige feiten, dan wordt de Commissaris van de Koning over de melding geïnformeerd.

  • 5.

    Daar waar hierna in deze regeling de burgemeester wordt genoemd, kan in verband met de voorgaande leden van dit artikel ook worden gelezen ‘de locoburgemeester’ dan wel de ‘gemeentesecretaris’.

Artikel 4 Melding en vooronderzoek bij vermoeden van niet integer handelen

  • 1.

    Meldingen over een vermoeden van niet integer handelen van een bestuurder kunnen door een ieder bij de burgemeester worden gedaan.

  • 2.

    Een ieder die betrokken is bij de behandeling van een melding, maakt de identiteit van de melder niet bekend zonder zijn instemming.

  • 3.

    Als de melding onvoldoende betrouwbaar is, in redelijkheid niet te onderzoeken is, een integriteitsonderzoek in redelijkheid niet het aangewezen middel is om de melding te adresseren en/of een integriteitsonderzoek disproportioneel is in verhouding tot de aard en omvang van de melding, dan kan de burgemeester besluiten geen (nader) onderzoek in te stellen.

  • 4.

    Indien een vermoeden bestaat dat een bestuurder de gedragscode overtreedt, dan kan de burgemeester, hetzij op grond van een melding, hetzij uit eigen beweging op grond van overige signalen, een vooronderzoek instellen. De bestuurder wordt daarover zo snel mogelijk geïnformeerd, tenzij het onderzoeksbelang zich hiertegen verzet.

  • 5.

    De burgemeester kan twee of meer personen aanwijzen die in zijn opdracht het vooronderzoek doen, en/of het integriteitsonderzoek op grond van artikel 5.

  • 6.

    Een vooronderzoek bestaat in ieder geval uit het verzamelen van algemene informatie, het voeren van oriënterende gesprekken en het maken van een inschatting van de ernst van de vermoedelijke niet integere handeling. Indien er wordt gehoord, dan zijn de bepalingen van artikel 7, leden 2 tot en met 4 van overeenkomstige toepassing.

  • 7.

    Het vooronderzoek stelt de burgemeester in staat om af te wegen of de bij hem bekend geworden informatie voldoende aanleiding is om een integriteitsonderzoek te verrichten.

  • 8.

    Indien het vooronderzoek geen concrete aanwijzingen oplevert voor mogelijk niet integer handelen of als er overeenkomstig met lid 3 gronden zijn om geen nader onderzoek in te stellen, dan kan de burgemeester het onderzoek sluiten en stelt de burgemeester de betrokken bestuurder en indien nodig de melder in kennis van de conclusie van het vooronderzoek.

  • 9.

    Indien uit het vooronderzoek reeds voldoende duidelijk blijkt dat alle feiten en omstandigheden voldoende vaststaan, de betrokkene over wie de melding gaat is gehoord, en tot het oordeel kan worden gekomen dat er niet integer is gehandeld, dan kan de burgemeester een onderzoeksrapport van de bevindingen en de conclusie van het vooronderzoek laten opmaken en het onderzoek sluiten. De artikelen 8, 9 en 10 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Het integriteitsonderzoek

  • 1.

    Als het vooronderzoek concrete aanwijzingen oplevert voor vermeend niet integer handelen van een bestuurder, dan stelt de burgemeester een integriteitsonderzoek in, met uitzondering van het geval van artikel 4 lid 9.

  • 2.

    Een integriteitsonderzoek is bedoeld om met gebruikmaking van verschillende onderzoeksmethoden de feiten over het vermeende niet integer handelen te achterhalen.

  • 3.

    Voordat het integriteitsonderzoek start, informeert de burgemeester de betrokken bestuurder hierover en deelt hem mede wat de aard en het doel van het integriteitsonderzoek is.

  • 4.

    De betrokken bestuurder is verplicht om volledige medewerking te verlenen aan het integriteitsonderzoek.

  • 5.

    Indien het onderzoeksbelang zich hiertegen verzet, kan de kennisgeving aan de betrokken bestuurder worden opgeschort.

  • 6.

    De burgemeester stelt het college zo snel mogelijk in kennis van het ingestelde integriteitsonderzoek en de aard en het doel daarvan.

  • 7.

    De bestuurder kan besluiten om gedurende het integriteitsonderzoek zijn functie tijdelijk neer te leggen.

Artikel 6 Extern onderzoek

  • 1.

    De burgemeester kan besluiten dat het onderzoek zoals beschreven in de artikelen 4 en 5 door een externe partij wordt verricht.

  • 2.

    De opdrachtverlening aan een externe partij bevat in ieder geval de volgende onderwerpen:

    • a.

      De aanleiding;

    • b.

      Een duidelijk omschreven doelstelling;

    • c.

      De onderzoeksvragen;

    • d.

      De vermoedelijke duur van het onderzoek;

    • e.

      De informatieverstrekking;

    • f.

      De met het onderzoek gemoeide kosten;

    • g.

      Afspraken over het gebruik van de in te zetten onderzoeksmethoden en

    • h.

      Afspraken over het voorleggen van de bevindingen aan de betrokken bestuurder en het vastleggen van diens reactie daarop;

    • i.

      Afspraken over vertrouwelijkheid van het onderzoeksrapport en de daaraan verbonden stukken;

    • j.

      Afspraken over eigendom van het onderzoeksrapport en de bevoegdheid tot gebruik daarvan in onder meer juridische procedures.

Artikel 7 Hoorplicht

  • 1.

    Gedurende het onderzoek worden de betrokken bestuurder en eventuele andere betrokken personen gehoord.

  • 2.

    Het horen gebeurt door de burgemeester in aanwezigheid van de gemeentesecretaris, of door minimaal twee van de aangewezen personen zoals genoemd in artikel 4 lid 5, dan wel door de externe partij.

  • 3.

    Voordat het gesprek plaatsvindt, worden de betrokken bestuurder en overige te horen personen op de hoogte gesteld van de aard en het doel van het gesprek en van het recht zich te laten bijstaan door een raadsman of belangenbehartiger.

  • 4.

    Van het horen wordt een verslag gemaakt, dat wordt voorgelegd aan betrokken personen voor akkoord of voor gezien.

Artikel 8 Onderzoeksrapport

  • 1.

    De burgemeester laat een onderzoeksrapport opstellen waarin hij alle bevindingen neerlegt.

  • 2.

    In het onderzoeksrapport komen in ieder geval de volgende aspecten aan de orde:

    • a.

      De aanleiding van het onderzoek en de onderzoeksopdracht met eventuele uitbreidingen, mocht dit tijdens het onderzoek noodzakelijk zijn gebleken;

    • b.

      De gebruikte onderzoeksmethoden, waarbij helder naar voren wordt gebracht wat de uitgangspunten voor het onderzoek geweest zijn en welke feiten en omstandigheden hierbij een rol hebben gespeeld;

    • c.

      Relevante regelgeving;

    • d.

      De bevindingen.

  • 3.

    In het onderzoeksrapport wordt geoordeeld of de betrokken bestuurder de gedragscode heeft overtreden, en daarom al dan niet integer heeft gehandeld.

Artikel 9 Reactie van de betrokken bestuurder op het onderzoeksrapport

  • 1.

    De betrokken bestuurder wordt in de gelegenheid gesteld zijn oordeel te vormen over de bevindingen van het onderzoek.

  • 2.

    De betrokken bestuurder kan gedurende een termijn van twee weken schriftelijk reageren op het onderzoeksrapport.

  • 3.

    De burgemeester kan deze termijn éénmaal verlengen.

  • 4.

    De betrokken bestuurder kan zich hierin laten bijstaan door een raadsman of een andere persoon naar keuze.

  • 5.

    De betrokken bestuurder heeft recht op inzage in de onderzoeksbevindingen, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten.

  • 6.

    De burgemeester beoordeelt de reactie van de betrokken bestuurder en besluit of en op welke wijze het onderzoeksrapport wordt aangepast.

  • 7.

    De reactie van de betrokken bestuurder op de onderzoeksbevindingen wordt opgenomen in een bijlage van het onderzoeksrapport.

Artikel 10 Bespreking onderzoeksrapport

  • 1.

    De burgemeester bespreekt het onderzoeksrapport in het college.

  • 2.

    Mede op basis van het onderzoeksrapport besluit de burgemeester of en op welke wijze de raad wordt geïnformeerd over de bevindingen.

  • 3.

    Op basis van het onderzoeksrapport besluit de burgemeester of er redenen zijn om aangifte te doen.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na de dagtekening van het Gemeenteblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 12 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Onderzoeksprotocol integriteit Rotterdamse bestuurders 2022.

Artikel 13 Intrekking Regeling

De Regeling integriteit Rotterdamse bestuurders 2016 wordt ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 3 februari 2022.

De griffier,

I.C.M. Broeders

De voorzitter (loco),

J.W. Verheij

 

Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIR): 010-417 2514 of bir@rotterdam.nl

Naar boven