Onderzoeksprotocol integriteit raadsleden Rotterdam 2022

De Raad van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van het presidium van 27 januari 2022 tot vaststelling van een gedragscode gemeenteraad en het onderzoeksprotocol integriteit raadsleden (voorstelnr. 22bb60);

 

gelet op artikel 15, derde lid, Gemeentewet;

 

overwegende dat het gewenst is regels te formuleren over de wijze waarop wordt omgegaan met meldingen over vermoedens van niet integer handelen door raadsleden;

 

besluit vast te stellen:

 

Onderzoeksprotocol integriteit raadsleden Rotterdam 2022

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Deze regeling geldt voor raadsleden en raadscommissieleden ex artikel 82 Gemeentewet. Waar hierna wordt verwezen naar raadsleden, wordt tevens gedoeld op raadscommissieleden.

  • 2.

    In deze regeling wordt verstaan onder gedragscode: Gedragscode gemeenteraad Rotterdam 2022.

Artikel 2 Advies burgemeester of griffier

  • 1.

    Als een raadslid twijfelt of een bepaalde door hem voorgenomen handeling of een door hem ondervonden of te ondervinden behandeling door derden, in overeenstemming is met zijn verplichtingen als raadslid, kan hij advies vragen aan de griffier, die hem, indien de kwestie daartoe aanleiding geeft, doorverwijst naar de burgemeester dan wel zijn fractievoorzitter.

  • 2.

    Een raadslid kan ook direct de burgemeester benaderen, die het advies van de griffier kan inwinnen.

Artikel 3 Melding en vooronderzoek bij vermoeden van niet integer handelen

  • 1.

    Meldingen over een vermoeden van niet integer handelen van een raadslid kunnen door een ieder bij de burgemeester worden gedaan.

  • 2.

    Een ieder die betrokken is bij de behandeling van een melding, maakt de identiteit van de melder niet bekend zonder zijn instemming.

  • 3.

    De burgemeester doet een eerste bestudering van de integriteitsmelding. Als blijkt dat de melding onvoldoende betrouwbaar is, in redelijkheid niet te onderzoeken is, een integriteitsonderzoek in redelijkheid niet het aangewezen middel is om de melding te adresseren en/of een integriteitsonderzoek disproportioneel is in verhouding tot de aard en omvang van de melding, dan kan de burgemeester besluiten geen (nader) onderzoek in te stellen.

  • 4.

    Indien een vermoeden bestaat dat een raadslid de gedragscode overtreedt, dan kan de burgemeester, hetzij op grond van een melding, hetzij uit eigen beweging op grond van overige signalen, een vooronderzoek instellen. Het raadslid wordt daarover zo snel mogelijk geïnformeerd, tenzij het onderzoeksbelang zich hiertegen verzet.

  • 5.

    De burgemeester kan twee of meer personen aanwijzen die in zijn opdracht het vooronderzoek doen, en/of het integriteitsonderzoek op grond van artikel 4.

  • 6.

    Een vooronderzoek bestaat in ieder geval uit het verzamelen van algemene informatie, het voeren van oriënterende gesprekken en het maken van een inschatting van de ernst van de vermoedelijke niet integere handeling. Indien er wordt gehoord, dan zijn de bepalingen van artikel 6, leden 2 tot en met 4 van overeenkomstige toepassing.

  • 7.

    Het vooronderzoek stelt de burgemeester in staat om af te wegen of de bij hem bekend geworden informatie voldoende aanleiding is om een integriteitsonderzoek te verrichten.

  • 8.

    Indien het vooronderzoek geen concrete aanwijzingen oplevert voor mogelijk niet integer handelen of als er overeenkomstig met lid 3 gronden zijn om geen nader onderzoek in te stellen, dan kan de burgemeester het onderzoek sluiten en het betrokken raadslid en indien nodig de melder in kennis stellen van de conclusie van het vooronderzoek.

  • 9.

    Indien uit het vooronderzoek reeds voldoende duidelijk blijkt, dat alle feiten en omstandigheden voldoende vaststaan, de betrokkene over wie de melding gaat is gehoord, en tot het oordeel kan worden gekomen dat er niet integer is gehandeld, dan kan de burgemeester besluiten een onderzoeksrapport van de bevindingen en de conclusie van het vooronderzoek te laten opmaken en het onderzoek te sluiten. De burgemeester informeert het betrokken raadslid, de betreffende fractievoorzitter en het presidium over dit besluit. De artikelen 7, 8 en 9 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Het integriteitsonderzoek

  • 1.

    Als het vooronderzoek concrete aanwijzingen oplevert voor vermeend niet integer handelen van een raadslid, dan stelt de burgemeester een integriteitsonderzoek in, met uitzondering van het geval van artikel 3 lid 9.

  • 2.

    Een integriteitsonderzoek is bedoeld om met gebruikmaking van verschillende onderzoeksmethoden de feiten over het vermeende niet integer handelen te achterhalen.

  • 3.

    Voordat het integriteitsonderzoek start, informeert de burgemeester het betrokken raadslid, de betreffende fractievoorzitter en het presidium hierover en informeert hij hen over de aard en het doel van het integriteitsonderzoek.

  • 4.

    Het betrokken raadslid is verplicht om volledige medewerking te verlenen aan het integriteitsonderzoek.

  • 5.

    Indien het onderzoeksbelang zich hiertegen verzet, kan de kennisgeving aan het betrokken raadslid worden opgeschort.

  • 6.

    Indien de aard van het vermeend niet integer handelen met zich meebrengt dat het niet wenselijk is dat het betrokken raadslid zijn functie blijft uitoefenen, dan kan het raadslid besluiten om gedurende het integriteitsonderzoek zijn functie tijdelijk neer te leggen.

Artikel 5 Extern onderzoek

  • 1.

    De burgemeester kan besluiten dat het onderzoek zoals beschreven in artikel 3 en 4 door een externe partij wordt verricht.

  • 2.

    De opdrachtverlening aan een externe partij bevat in ieder geval de volgende onderwerpen:

    • a.

      De aanleiding;

    • b.

      Een duidelijk omschreven doelstelling;

    • c.

      De onderzoeksvragen;

    • d.

      De vermoedelijke duur van het onderzoek;

    • e.

      De informatieverstrekking;

    • f.

      De met het onderzoek gemoeide kosten;

    • g.

      Afspraken over het gebruik van de in te zetten onderzoeksmethoden;

    • h.

      Afspraken over het voorleggen van de bevindingen aan het betrokken raadslid en het vastleggen van diens reactie daarop;

    • i.

      Afspraken over vertrouwelijkheid van het onderzoeksrapport en de daaraan verbonden stukken;

    • j.

      Afspraken over eigendom van het onderzoeksrapport en de bevoegdheid tot gebruik daarvan in onder meer juridische procedures.

Artikel 6 Hoorplicht

  • 1.

    Gedurende het onderzoek worden het betrokken raadslid en eventuele andere betrokken personen gehoord.

  • 2.

    Het horen gebeurt door de burgemeester in aanwezigheid van de griffier, of door minimaal twee van de aangewezen personen zoals genoemd in artikel 3 lid 5, dan wel door de externe partij.

  • 3.

    Voordat het gesprek plaatsvindt, worden het betrokken raadslid en overige te horen personen op de hoogte gesteld van de aard en het doel van het gesprek en van het recht zich te laten bijstaan door een raadsman of belangenbehartiger.

  • 4.

    Van het horen wordt een verslag gemaakt, dat wordt voorgelegd aan betrokken personen voor akkoord of voor gezien.

Artikel 7 Onderzoeksrapport

  • 1.

    De burgemeester laat een onderzoeksrapport opstellen waarin hij alle bevindingen neerlegt.

  • 2.

    In het onderzoeksrapport komen in ieder geval de volgende aspecten aan de orde:

    • a.

      De aanleiding van het onderzoek en de onderzoeksopdracht met eventuele uitbreidingen, mocht dit tijdens het onderzoek noodzakelijk zijn gebleken;

    • b.

      De gebruikte onderzoeksmethoden, waarbij helder naar voren wordt gebracht wat de uitgangspunten voor het onderzoek geweest zijn en welke feiten en omstandigheden hierbij een rol hebben gespeeld;

    • c.

      Relevante regelgeving;

    • d.

      De bevindingen.

  • 3.

    In het onderzoeksrapport wordt geoordeeld of het betrokken raadslid de gedragscode heeft overtreden, en daarom al dan niet integer heeft gehandeld.

Artikel 8 Reactie van het betrokken raadslid op het onderzoeksrapport

  • 1.

    Het betrokken raadslid wordt in de gelegenheid gesteld zijn oordeel te vormen over de bevindingen van het onderzoek.

  • 2.

    Het betrokken raadslid kan gedurende een termijn van twee weken schriftelijk reageren op het onderzoeksrapport.

  • 3.

    De burgemeester kan deze termijn éénmaal verlengen.

  • 4.

    Het betrokken raadslid kan zich hierin laten bijstaan door een raadsman of een andere persoon naar keuze.

  • 5.

    Het betrokken raadslid heeft recht op inzage in de onderzoeksbevindingen, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten.

  • 6.

    De burgemeester beoordeelt de reactie van het betrokken raadslid en besluit of en op welke wijze het onderzoeksrapport wordt aangepast.

  • 7.

    De reactie van het betrokken raadslid op de onderzoeksbevindingen wordt opgenomen in een bijlage van het onderzoeksrapport.

Artikel 9 Bespreking onderzoeksrapport

  • 1.

    De burgemeester bespreekt het onderzoeksrapport in het presidium.

  • 2.

    Mede op basis van het onderzoeksrapport en het presidium gehoord hebbende, besluit de burgemeester of en op welke wijze het rapport gedeeld wordt met de gemeenteraad.

  • 3.

    Op basis van het onderzoeksrapport besluit de burgemeester of er redenen zijn om aangifte te doen.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 11 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Onderzoeksprotocol integriteit raadsleden Rotterdam 2022.

Artikel 12 Intrekking protocol

Het Protocol behandeling vermoedens niet integer handelen raadsleden Rotterdam 2015 wordt ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 3 februari 2022.

De griffier,

I.C.M. Broeders

De voorzitter (loco),

J.W. Verheij

 

Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIR): 010-417 2514 of bir@rotterdam.nl

 

Naar boven