Rotterdamse gedragscode bestuurders 2022

De Raad van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 december 2021 (raadsvoorstel nr. 21bb15518);

 

gelet op artikel 41c, tweede lid en artikel 69, tweede lid en artikel 170 Gemeentewet;

 

besluit vast te stellen:

 

Gedragscode Rotterdamse bestuurders 2022

 

Inleiding

Een goed functionerend lokaal bestuur vraagt om vertrouwenwekkende en gezaghebbende volksvertegenwoordigers en bestuurders. Mensen die in al hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur en het dienen van het algemeen belang vooropstellen. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Integriteit van politieke ambtsdragers houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt, wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen.

 

Politieke ambtsdragers hebben een voorbeeldfunctie. Een politiek ambt wordt verricht in een glazen huis. Een politieke ambtsdrager onthoudt zich van gedragingen die de goede uitoefening of het aanzien van het ambt of het openbaar bestuur schaden.

Een politiek ambt gewetensvol vervullen is onderdeel van de dagelijkse praktijk en strekt zich ook uit tot de privésfeer.

 

Bestuurlijke integriteit is het handelen van de overheid, als collectief en als individu, in overeenstemming met de algemeen geldende normen en waarden van bestuurlijk fatsoen. Daarbij is van belang, dat een bestuurder zich gedraagt zoals een goed ambtsdrager betaamt. Dat wordt in elk geval gekenmerkt door dienstbaarheid, functionaliteit, onafhankelijkheid, openheid, betrouwbaarheid en zorgvuldigheid.

De regels in deze gedragscode worden ingevuld en uitgelegd met inachtneming van deze kwalificaties.

 

Dienstbaarheid

Het handelen van een bestuurder is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente Rotterdam en op de organisaties en burgers die daar deel van uitmaken.

 

Functionaliteit

Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur.

 

Onafhankelijkheid

Het handelen van een bestuurder is onpartijdig, dat wil zeggen dat er geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

 

Openheid

Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de politiek ambtsdrager en zijn beweegredenen daarbij.

 

Betrouwbaarheid

Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

 

Zorgvuldigheid

Het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

 

Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken. Verder is het belangrijk om bij twijfel of bepaald handelen de toets van de integriteit kan doorstaan, het beter is aan de veilige kant van de streep te blijven.

Artikel 1 Doelstelling en definitie

  • 1.

    Deze gedragscode geldt voor bestuurders, en richt zich tevens tot de bestuursorganen. Onder bestuurder wordt verstaan: de burgemeester of een wethouder.

  • 2.

    De gedragscode heeft tot doel de integriteit van bestuurders en de zuiverheid van de besluitvorming te bevorderen.

  •  

  • Toelichting: De gedragscode beoogt een algemene leidraad te bieden voor de bestuurder op het gebied van integer handelen. In de Gemeentewet is al een groot aantal bepalingen over specifieke verplichtingen over het onderwerp integriteit opgenomen. Te noemen vallen de verplichtingen bij nevenfuncties en incompatibiliteiten en de verplichtingen over geheimhouding en informatieplicht. Waar dat aangewezen is, wordt in deze gedragscode naar deze specifieke bepalingen verwezen.

  • 3.

    In de gevallen waarin de gedragscode niet voorziet, deze voor meerdere uitleg vatbaar is, of de burgemeester dit om overige redenen nodig acht, vindt bespreking van de gedragscode plaats in het college.

Artikel 2 Integer handelen

  • 1.

    Bestuurders handelen integer. Deze gedragscode biedt hiervoor een richtlijn.

  • 2.

    Bestuurders bejegenen elkaar, raadsleden, ambtenaren, burgers en vertegenwoordigers van organisaties waardig, correct en respectvol, zowel in woord als geschrift.

  • 3.

    Bestuurders ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van deze gedragscode.

  •  

  • Toelichting: In een tijd waarin steeds kritischer wordt gelet op het doen en laten van bestuurders, is het een goede zaak dat bestuurders zich vanaf het eerste moment van hun aantreden bewust zijn van hun eigen verantwoordelijkheden en van wat het functioneren als bestuurder voor hen en de gemeente betekent.

  • Integer handelen begint bij bewustwording van wat integer handelen inhoudt. Het is goed erop te wijzen dat in bepaalde gevallen het handelen van de bestuurder in strijd met zijn verplichtingen, naast gevolgen voor het aanzien van de politiek, ook zeer concrete (juridische) gevolgen voor hemzelf, de gemeente of derden kan hebben. Juridische gevolgen kunnen zijn:

  •  

  • Strafrechtelijk : Als een bestuurder vertrouwelijke of geheime informatie naar buiten brengt, is hij strafbaar op grond van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht.

  •  

  • Politiek : De Gemeentewet regelt in artikel 47 voor wethouders het volgende: Indien een wethouder niet langer voldoet aan de vereisten voor het wethouderschap, bedoeld in artikel 36a, eerste en tweede lid, of een functie gaat bekleden als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, en het tweede of derde lid van dat artikel niet van toepassing zijn, neemt hij onmiddellijk ontslag. Hij doet hiervan schriftelijk mededeling aan de raad. De raad verleent hem ontslag indien hij dit nalaat. Het ontslag gaat in terstond na de bekendmaking van het ontslagbesluit.

  • De Gemeentewet regelt in artikel 68 de met het burgemeestersambt onverenigbare betrekkingen, en in artikel 69 de verboden handelingen. Artikel 61b van de Gemeentewet regelt de mogelijkheid tot ontslag van de burgemeester.

  •  

  • Civielrechtelijk : Als een bestuurder zijn mond voorbijpraat waar hij geacht wordt te zwijgen, kan dit schade voor de gemeente of derden meebrengen. Een derde kan in zo’n geval de gemeente aanspreken tot schadevergoeding.

  •  

  • Bestuursrechtelijk : Als een bestuurder meedoet aan een stemming over een aangelegenheid waar hij zich op grond van persoonlijke belangen had moeten onthouden van stemmen, kan dat onder sommige omstandigheden leiden tot vernietiging van een besluit door de bestuursrechter op grond van vooringenomenheid.

  •  

  • 4.

    De gedragscode is openbaar en voor iedereen gemakkelijk toegankelijk.

  • 5.

    De bestuurder is door iedereen aanspreekbaar op de naleving van de gedragscode.

  •  

  • Toelichting: Het lijkt een overbodige bepaling maar dat is zij toch niet. Op deze wijze worden bestuurders scherp doordrongen van de consequenties van hun publieke taakuitoefening. Het gaat hierbij om het borgen van de naleving en de handhaving van belangrijke verplichtingen.

  • De gedragscode komt aan de orde in het startgesprek van nieuwe bestuurders en wordt ten minste jaarlijks in het college besproken.

Artikel 3 Belangenverstrengeling

  • 1.

    Bestuurders voorkomen elk persoonlijk belang of schijn van persoonlijk belang bij enig door het college of de burgemeester te nemen besluit.

  • 2.

    Indien de onafhankelijke oordeelsvorming van een bestuurder over een onderwerp in het geding is, neemt hij niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming.

  • Hij geeft voorafgaand aan de besluitvorming in het college aan in hoeverre het onderwerp hem persoonlijk aangaat.

  •  

  • Toelichting: Deze norm is een aanvulling op de norm uit 2:4, tweede lid Awb dat het bestuursorgaan oproept ervoor te waken dat tot het bestuursorgaan behorende personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden. Met het begrip persoonlijk belang in artikel 2:4 Awb wordt gedoeld op ieder belang dat niet behoort tot de belangen die het bestuursorgaan uit hoofde van de hem opgedragen taak behoort te behartigen.

  •  

  • 3.

    Een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

  •  

  • Toelichting: Deze regel is een uitwerking van artikel 28, eerste lid onder a van de Gemeentewet, waarin regels zijn opgenomen over het deelnemen aan stemming in de raad. Dit artikel is in artikel 58 van de Gemeentewet ook van toepassing verklaard op vergaderingen van het college.

Artikel 4 Belangen, lidmaatschappen en nevenfuncties

  • 1.

    De bestuurder doet zowel bij aantreden als tijdens de uitoefening van het ambt opgave aan de gemeentesecretaris van lidmaatschappen die hij heeft of gedurende de bestuursperiode wenst te aanvaarden, en van alle (financiële) belangen die hij heeft waaronder aandelen, opties en derivaten, en die redelijkerwijs als relevant kunnen worden beschouwd voor zijn functioneren als bestuurder.

  •  

  • Toelichting: De bestuurder kan anders dan als gevolg van functiebekleding relevante belangen hebben in bepaalde sectoren van de lokale samenleving, niet alleen financiële, die aanleiding kunnen zijn tot (schijn van) belangenverstrengeling. Het kan gaan om het bezit van effecten, aandelen, opties, derivaten, vorderingsrechten, onroerend goed, bouwgrond alsook om financiële deelnemingen in ondernemingen. Zulke financiële belangen kunnen een rol spelen bij besluiten over bijvoorbeeld bestemmingsplannen, grondverkopen, maatschappelijke, culturele of welzijnsorganisaties, of andere organisaties met een ideële doelstelling.

  • In dit artikel wordt ook gedoeld op belangen die niet financieel zijn. Voorbeelden zijn een terugkeergarantie of andere bijzondere regelingen die het collegelid heeft na de beëindiging van het ambt.

  •  

  • Bij lidmaatschappen wordt gedoeld op organisaties waarvoor de bestuurder actief is en die redelijkerwijze relevant kunnen zijn voor de uitoefening van het ambt. Zo is duidelijk dat een lidmaatschap van een krant niet gemeld hoeft te worden, terwijl het lidmaatschap van een sportvereniging wel relevant kan zijn in relatie tot het sportbeleid waar het college een besluit over neemt.

  • 2.

    De bestuurder doet zowel bij aantreden als tijdens de uitoefening van het ambt opgave aan de gemeentesecretaris van nevenfuncties, anders dan in verband met de vervulling van de functie. Hij vermeldt daarbij ten behoeve van de openbaarmaking voor welke organisaties de nevenfuncties worden verricht, wat het tijdsbeslag is en voor de voltijds bestuurder wat de inkomsten daaruit zijn.

  •  

  • Een bestuurder dient zichzelf er rekenschap van te geven dat nevenfuncties, lidmaatschappen en belangen die de partner of andere directe familieleden van de bestuurder hebben, relevant kunnen zijn bij het onafhankelijk functioneren als bestuurder, dan wel door derden redelijkerwijs als relevant kunnen worden beschouwd. Indien de bestuurder van oordeel is dat hiervan sprake zou kunnen zijn, dan doet de bestuurder er goed aan dit te bespreken met de burgemeester of de gemeentesecretaris.

  • 3.

    Nevenfuncties of lidmaatschappen, en ook relevante wijzigingen daarin, worden pas door de bestuurder aanvaard nadat deze aan de gemeentesecretaris zijn gemeld en daarop een positief integriteitsadvies is verkregen.

  • 4.

    Een bestuurder heeft geen nevenfuncties of lidmaatschappen:

    • a.

      Die een risico vormen voor een integere invulling van de politieke functie;

    • b.

      Bij een organisatie die een subsidierelatie heeft met de gemeente Rotterdam.

  • Toelichting: De Gemeentewet kent in de artikelen 36b en 68 een opsomming van een aantal functies die de wethouders of de burgemeester niet met hun betrekking mogen combineren. Hier gaat het om functies die naar hun aard niet onder de artikelen 36a en 68 Gemeentewet vallen, maar die naar de casuïstiek met het oog op een goede vervulling van de functie van bestuurder niet verstandig of gewenst kunnen zijn. De raad legt de bestuurders hiermee een beperking op die verder gaat dan de Gemeentewet.

  • 5.

    De bestuurder neemt bij het aanvaarden en uitoefenen van een nevenfunctie of lidmaatschap in acht dat:

    • a.

      Zijn onafhankelijkheid gewaarborgd blijft;

    • b.

      Elke vorm of schijn van belangenverstrengeling wordt vermeden;

    • c.

      Er geen strijdigheid met enig gemeentelijk belang optreedt;

    • d.

      Het tijdsbeslag het goed functioneren als bestuurder niet in de weg staat.

  •  

  • Toelichting: Deze normen zijn aanvullend op de normen die de Gemeentewet in de artikelen 41b, eerste lid en 67, eerste lid, stelt voor respectievelijk wethouders en de burgemeester. In dit verband wordt ook gewezen op de verplichtingen van een bestuurder tot melding van een voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie aan de raad, een en ander conform artikel 41b tweede lid en artikel 67 tweede lid Gemeentewet.

  • 6.

    De nevenfuncties en neveninkomsten worden overeenkomstig de wet openbaar gemaakt via de gemeentelijke website.

Artikel 5 Functie na aftreden

  • 1.

    De bestuurder handelt in de uitoefening van zijn ambt niet zodanig dat hij vooruitloopt op een functie na aftreden.

  • 2.

    De bestuurder bespreekt met de burgemeester het voornemen tot aanvaarding van een functie na aftreden.

  • 3.

    De bestuurder wordt de eerste twee jaar na de beëindiging van zijn betrekking uitgesloten van het tegen betaling verrichten van werkzaamheden voor de gemeente op het terrein van zijn voormalige portefeuille. Hieronder vallen ook werkzaamheden via een (andere) rechtspersoon, waarbij hij een overwegende feitelijke zeggenschap heeft. Van de werkzaamheden zijn het raads- en wijkraadslidmaatschap en een dienstbetrekking bij de gemeente uitgezonderd.

  • De burgemeester kan in bijzondere gevallen uitzonderingen toestaan op deze bepaling als toepassing ervan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

  •  

  • Toelichting: Dit artikel beoogt te voorkomen dat de oud-bestuurder kennis en contacten opgedaan uit hoofde van zijn functie als bestuurder van de gemeente, na beëindiging van zijn betrekking bij de gemeente gebruikt voor commercieel of persoonlijke doeleinden. De reikwijdte van dit artikel is niet beperkt tot de oud-bestuurder die een eenmanszaak heeft of als zzp’er werkzaamheden voor de gemeente verricht, maar strekt zich tevens uit tot die situaties waarin de oud-bestuurder overheersende feitelijke zeggenschap heeft over de werkzaamheden die ten behoeve van de gemeente worden verricht. Daarbij is de juridische (rechts)vorm waarin de werkzaamheden worden verricht geen relevante maatstaf. Zo geldt dit artikel ook voor de oud-bestuurder die werkzaam is bij een BV en hij overheersende feitelijke zeggenschap heeft over de werkzaamheden ten behoeve van de gemeente. Van ‘overheersend’ zal geen sprake zijn, als de oud-bestuurder lid is van een meerkoppige directie en daarmee slechts enige invloed heeft. Uit het criterium ‘feitelijk’ vloeit voort, dat niet slechts een formele functie van de oud-bestuurder onder deze bepaling valt, maar alleen de omstandigheid dat de oud-bestuurder daadwerkelijk overheersende invloed uitoefent op de uitvoering van de werkzaamheden. Het bedrijf waar de oud-bestuurder werkzaam wenst te zijn, kan interne maatregelen treffen om de feitelijke en overheersende invloed van de oud-bestuurder op de werkzaamheden voor de gemeente te beperken.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders vragen meerdere offertes aan als bij een offerteaanvraag ook oud-bestuurders direct zijn betrokken.

  • 5.

    De bestuurder wordt gedurende de eerste twee jaar na beëindiging van zijn betrekking uitgesloten van het optreden als bemiddelaar, lobbyist of tussenpersoon in zakelijke contacten met de gemeente binnen zijn voormalige portefeuille.

  • 6.

    Een bestuurder draagt de (oud-) burgemeester of een (oud-) wethouder niet eerder dan een jaar na aftreden voor als kandidaat voor benoeming tot commissaris dan wel bestuurslid van een verbonden partij. Onder verbonden partij wordt verstaan hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 1.1 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 6 Informatie en social media

  • 1.

    Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij zorgt ervoor dat stukken met vertrouwelijke en geheime gegevens veilig worden opgeslagen en dat computers, tablets en andere data- en communicatieapparatuur en computerbestanden niet toegankelijk zijn voor anderen dan de bestuurder zelf.

  •  

  • Toelichting: Met de tegenwoordige stand van zaken op het terrein van digitale gegevensopslag en communicatiemogelijkheden wordt extra zorgvuldigheid betracht bij het omgaan met en transporteren van informatie. De bestuurder is hiervoor verantwoordelijk en kan bij aan hem te wijten naar buiten komen van geheime of vertrouwelijke informatie, hierop worden aangesproken.

  • De oude computer die aan de straat wordt gezet, de harde schijf die wordt achtergelaten in de computerwinkel, wachtwoorden delen met anderen, de tablet niet vergrendelen bij korte afwezigheid etc., het zijn alle voorbeelden van de bestuurder te verwijten handelen.

  • 2.

    Een bestuurder verstrekt geen informatie die vertrouwelijk of geheim is.

  • 3.

    Aan raadsleden kan geheime informatie verstrekt worden onder oplegging van geheimhouding conform de artikelen 25, 55 en 86 Gemeentewet, tenzij het openbaar belang zich tegen het verstrekken van informatie verzet.

  • 4.

    Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of ten bate van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen (nog) niet openbare informatie.

  • 5.

    Een bestuurder gaat verantwoord en zorgvuldig om met de e-mail- en internetfaciliteiten van de gemeente.

  • 6.

    Een bestuurder gaat verantwoord en zorgvuldig om met social media en diens uitingen daarop. De bestuurder is zelf verantwoordelijk voor het beheer van zijn eventuele social media-accounts en is altijd aanspreekbaar op zijn gedrag en uitlatingen hierop. Officiële besluiten worden eerst via de officiële gemeentelijke kanalen gepubliceerd. Bij uitingen op social media wordt geen onderscheid gemaakt tussen de bestuurder en de privépersoon.

Artikel 7 Geschenken, diensten en uitnodigingen

  • 1.

    Een bestuurder accepteert geen geschenken, faciliteiten of diensten als zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed.

  • 2.

    Een bestuurder kan incidentele geschenken die een geschatte waarde hebben van ten hoogste € 75,- behouden, waarbij ook dan geldt dat zijn onafhankelijke positie niet mag worden beïnvloed.

  •  

  • Toelichting: Dit is het algemene uitgangspunt. Het gaat om een essentiële verplichting die een belangrijk onderdeel uitmaakt van de eed of belofte die de bestuurder aflegt.

  • Ongeacht de aard van het geschenk of de dienst, weigert een bestuurder die, zodra hij behoort te begrijpen (dus geobjectiveerd) dat zijn onafhankelijkheid hierdoor kan worden aangetast. Bijvoorbeeld wanneer het gaat om een directe of indirecte zakelijke relatie van de gemeente.

  • 3.

    Geschenken en giften die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt en die een geschatte waarde van meer dan € 75,- vertegenwoordigen, zijn eigendom van de gemeente. De geschenken en giften wordt geregistreerd in een openbaar register. Er wordt een gemeentelijke bestemming voor gezocht.

  •  

  • Toelichting: Het uitgangspunt is het niet aanvaarden van kostbare geschenken of aanbiedingen. Onder geschenken kan ook worden verstaan kortingen op privédiensten of privégoederen.

  • De bestuurder kan alsnog besluiten een reeds aanvaard geschenk – gelet op de aard hiervan of op de hiermee beoogde bedoeling - niet te aanvaarden en aan de gever terug te geven.

  • Er zijn gevallen denkbaar dat een geschenk of een faciliteit voor de gemeente als zodanig een publiek goed te verdedigen, nuttig en oorbaar te achten oogmerk heeft. Voor dat doel is het denkbaar dat de bestuurder het geschenk of de faciliteit weliswaar aanvaardt, maar hij dit dan zo snel mogelijk meldt en de gift of de aangeboden faciliteit zo snel mogelijk aan de gemeente ten goede doet komen.

  • Hierbij wordt volstrekte openheid betracht. Het is van belang ter voorkoming van elke verkeerde schijn dat de bestuurder dit direct meldt aan de gever of de aanbieder.

  • 4.

    Als het naar het oordeel van het college niet wenselijk is dat een geschenk zonder enige vorm van compensatie wordt behouden of het niet wenselijk is dat het geschenk wordt geretourneerd, dan kan de bestuurder de waarde ervan in het B&W-potje storten.

  • 5.

    Geschenken en giften worden niet op het huisadres ontvangen.

  • 6.

    Een bestuurder accepteert geen lunches, diners, recepties, excursies, evenementen en andere uitnodigingen die door anderen betaald of georganiseerd worden, tenzij dat behoort tot de uitoefening van de functie en de aanwezigheid gezien kan worden als functioneel. Bij twijfel legt de bestuurder de uitnodiging ter bespreking voor aan het college.

Artikel 8 Bestuurlijke uitgaven en declaraties

  • 1.

    De gemeente Rotterdam richt de financiële en administratieve organisatie zodanig in dat er een getrouw beeld mogelijk is van de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven. De gemeente Rotterdam hanteert heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of kunnen worden gedeclareerd bij de gemeente.

  • 2.

    De bestuurder verantwoordt zich over zijn gebruik van de voorzieningen volgens de in het kader van het eerste lid vastgestelde regels en procedures.

  • 3.

    Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond. Een bestuurder is terughoudend bij het in rekening brengen van uitgaven die zich op het grensvlak van privé en publiek bevinden.

  • 4.

    Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd:

    • a.

      Met de uitgave is het belang van de gemeente gediend;

    • b.

      De uitgave vloeit voort uit de functie.

  • 5.

    Een bestuurder declareert geen kosten die al op andere wijze worden vergoed, bijvoorbeeld door de aangeboden gemeentelijke, functionele voorzieningen of de vaste, maandelijkse onkostenvergoeding.

Artikel 9 Gebruik van gemeentelijke voorzieningen

  • 1.

    Bestuurders maken verantwoord gebruik van de beschikbare gemeentelijke eigendommen en voorzieningen.

  • 2.

    Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privédoeleinden is niet toegestaan, tenzij dit wettelijk of via interne regels of afspraken is toegestaan.

  • 3.

    Bestuurders kunnen voor zakelijk gebruik een mobiele telefoon en tablet en als de omstandigheden dit vragen andere ICT-middelen in bruikleen ter beschikking krijgen.

  • 4.

    Bestuurders kunnen voor hun dienstreizen en woon-werkverkeer gebruik maken van een dienstauto met chauffeur. Het gebruik van deze voorziening wordt centraal geregistreerd in een rittenadministratie. Bij het gebruik van de dienstauto worden de regels zoals geformuleerd in de Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders in acht genomen.

  • 5.

    Bestuurders kunnen voor hun dienstreizen en woon-werkverkeer daarnaast gebruikmaken van al het openbaar vervoer met een NS Business Card 1e klasse.

  • 6.

    Bestuurders kunnen met het oog op het onderhouden van binnen- en buitenlandse betrekkingen conform de vastgestelde criteria een beroep doen op de relatiegeschenken van de gemeente. De uitgifte en het gebruik van relatiegeschenken wordt centraal geregistreerd onder vermelding van de verantwoordelijk bestuurder en de aanleiding of gelegenheid.

  • 7.

    Bestuurders zijn zelf verantwoordelijk voor fiscale consequenties bij onvoorzien privégebruik van door de gemeente ter beschikking gestelde voorzieningen.

Artikel 10 Reizen buitenland

Het college stelt nadere regels voor buitenlandse ambtsreizen in het kader van internationale betrekkingen.

 

Toelichting: De belangrijkste bepalingen uit de Regeling buitenlandse ambtsreizen burgemeester en wethouders gemeente Rotterdam zijn:

  • -

    De bestuurder dient vooraf het voornemen voor een buitenlandse reis te melden en daarvoor toestemming te vragen aan het college van burgemeester en wethouders;

  • -

    Er worden beperkingen gegeven aan het meereizen van de partner van de bestuurder;

  • -

    Het meereizen naar en verblijven in het buitenland van derden is niet toegestaan tenzij wordt voldaan aan artikel 4b van de regeling;

  • -

    Het verlengen van een buitenlandse ambtsreis voor privédoeleinden is niet toegestaan.

Artikel 11 Rol burgemeester

De burgemeester is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van deze gedragscode.

Artikel 12 Publicatie en inwerkingtreding gedragscode

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 13 Intrekking gedragscode

De Gedragscode Rotterdamse bestuurders 2016 wordt ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 3 februari 2022.

De griffier,

I.C.M. Broeders

De voorzitter (loco),

J.W. Verheij

 

Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIR): 010-417 2514 of bir@rotterdam.nl

Naar boven