Verordening van de raad van de gemeente Edam-Volendam houdende regels omtrent jeugdhulp (Verordening jeugdhulp Edam-Volendam 2022)

De raad van de gemeente Edam-Volendam;

 

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1. vierde lid van de Jeugdwet;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 december 2021;

 

B E S L U I T:

 

vast te stellen de Verordening jeugdhulp Edam-Volendam 2022.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • Aanmelding: een door de jeugdige, ouders of namens de jeugdige en/of ouders ingediend verzoek om een individuele voorziening.

  • Aanvraag: schriftelijk verzoek om jeugdhulp in de vorm van een individuele voorziening, bestaande uit een ondertekend perspectiefplan dan wel een verzoek om zorgtoewijzing zoals genoemd in art. 6.6, zesde lid van deze verordening.

  • Algemene voorziening: voorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling.

  • Andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de wet.

  • College: het college van B&W van gemeente Edam-Volendam.

  • Familiegroepsplan: hulpverleningsplan of plan van aanpak zoals bedoeld in de wet, opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren.

  • Gecertificeerde Instelling (GI): rechtspersoon die in het bezit is van een certificaat of voorlopig certificaat als bedoeld in artikel 3.4 van de wet en die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering uitvoert.

  • Hoog-specialistische jeugdhulp: individuele voorzieningen, zijnde voorzieningen voor jeugdhulp die een zeer intensieve aanpak en/of zeer hoge dan wel zeer specifieke – vaak multidisciplinaire – expertise vragen.

  • Individuele voorziening: de op de jeugdige en/of zijn ouders toegesneden voorziening die door het college in natura of bij persoonsgebonden budget wordt verstrekt op basis van een besluit.

  • Intensiteit: de duur en omvang van de individuele voorzieningen voor specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp die geboden worden binnen een ondersteuningsprofiel.

  • Jeugdhulpaanbieder: de jeugdhulpaanbieder in de zin van de wet die specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp aanbiedt.

  • Ondersteuningsprofiel: een cluster van hulpvragen waarmee de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en zijn ouders wordt gecategoriseerd.

  • Onderwijszorgarrangement: een gecombineerde inzet van specialistische jeugdhulp en onderwijs-ondersteuning die geboden wordt in een klassikale setting buiten het reguliere (voortgezet (speciaal)) onderwijs.

  • Ouder: gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder op grond van de wet.

  • - Persoonsgebonden budget : het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.

  • Perspectiefplan: het document waarin de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige of zijn ouders is vastgelegd, samen met de doelen (beoogde resultaten), de bijdragen die zowel het college als de hulpvrager en het sociale netwerk hieraan kunnen leveren.

  • Professional: een hulpverlener die op grond van de Jeugdwet of Wet publieke gezondheid beroepsmatig zorg verleent en in de regel geregistreerd staat als in het SKJ of het BIG dan wel in een vergelijkbaar kwaliteitsregistratiesysteem.

  • Veilig Thuis Zaanstreek-Waterland: advies en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling.

  • Team Jeugd van het BSL (Breed Sociaal Loket): Het BSL is de ingang voor inwoners op het gebied van geïndiceerde zorg waarvoor een verwijzing noodzakelijk is. Team Jeugd van het BSL is verantwoordelijk voor complexe en zwaardere ondersteuningsvraagstukken op het gebied van jeugd. Zij zetten lokale ondersteuning in of verwijzen door naar de (hoog)specialistische jeugdhulp.

  • Specialistische jeugdhulp: individuele voorzieningen, zoals bedoeld in artikel 5.1, zijnde voorzieningen voor jeugdhulp die een intensieve aanpak en/of hoge dan wel specifieke expertise vragen.

  • Wet: de Jeugdwet.

Hoofdstuk 2 Algemene uitgangspunten

Artikel 2.1 Transformatiedoelen

Deze verordening geef invulling aan de transformatiedoelen. Deze doelen zijn:

  • a.

    preventie en uitgaan van eigen verantwoordelijkheid en eigen mogelijkheden van jongeren en hun ouders met inzet van hun sociale netwerk;

  • b.

    eerder de juiste hulp op maat bieden om dure en gespecialiseerde hulp te verminderen;

  • c.

    integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt ‘één gezin, één plan, één regisseur’;

  • d.

    meer ruimte voor professionals;

  • e.

    de-medicaliseren, ontzorgen en normaliseren.

Artikel 2.2 Geen voorziening op grond van de Jeugdwet

  • 1.

    Als de hulpvraag van een jeugdige of de ouders/verzorgers met een algemene voorziening opgelost kan worden, bestaat geen recht op een individuele voorziening op grond van de wet.

  • 2.

    Als de jeugdige aanspraak heeft op ondersteuning of een voorziening op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), Zorgverzekeringswet, Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) of de onderwijswetten, zijn deze andere wetten voorliggend op de Jeugdwet en bestaat geen recht op een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet.

     

Hoofdstuk 3 Toegang Jeugdhulp

Artikel 3.1 Aanmelding

  • 1.

    Wanneer een jeugdige en/of zijn ouders behoefte hebben aan ondersteuning kunnen zij zich met hun hulpvraag rechtstreeks, fysiek, telefonisch of schriftelijk, wenden tot een algemene (jeugdhulp)voorziening of tot een van de primaire samenwerkingspartners.

  • 2.

    De aanmelding voor een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet wordt telefonisch of schriftelijk ingediend bij het Team Jeugd van het BSL.

  • 3.

    Het Centrum voor Jeugd en Gezin of het Breed Sociaal Loket neemt na de aanmelding zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, contact op met de jeugdige en/of ouders en informeert hen over de verder te volgen procedure.

  • 4.

    Het Centrum voor Jeugd en Gezin kan het Team Jeugd van het BSL inschakelen voor het onderzoek zoals bedoeld in artikel 6.6 van deze Verordening.

 

Hoofdstuk 4 Algemene voorzieningen

Artikel 4.1 Algemene voorziening

Een algemene voorziening is een voorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is, in beginsel zonder toegangsbeoordeling.

Artikel 4.2 Voorzieningen Jeugd(welzijn)

  • 1.

    Er is een aanbod aan voorzieningen jeugd(welzijn) in de gemeente.

  • 2.

    De voorzieningen jeugd(welzijn) sluiten zoveel als mogelijk aan op eigen initiatieven van inwoners in de wijken en omvatten:

    • a.

      activiteiten in het teken van de (talent)ontwikkeling bij jeugdigen (0-23 jaar), en

    • b.

      gerichte preventieve inzet voor kwetsbare jeugd.

Artikel 4.3 Ondersteuning bij het maken van een familiegroepsplan

Ouders en of jeugdigen die, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren, een familiegroepsplan willen opstellen, worden op hun verzoek ondersteund door de door de gemeente ingekochte organisatie(s).

Artikel 4.4 Jeugdgezondheidszorg en opvoed- en opgroeiondersteuning

  • 1.

    Er is een Centrum voor Jeugd en Gezin in de gemeente.

  • 2.

    Het Centrum voor Jeugd en Gezin voert het basispakket jeugdgezondheidszorg uit en levert rond opvoeden en opgroeien:

    • a.

      op preventie gerichte informatie en activiteiten;

    • b.

      deskundig advies aan personen die (beroepsmatig) met jeugdigen werken.

    • c.

      verwijzen naar preventieve informele steun aan kind en gezin gericht op stressreductie en verbetering van het opvoedklimaat

    • d.

      bieden van preventieve ondersteuning aan ouders op alle gebieden van opvoeden en opgroeien van -10 maanden tot 18 jaar

    • e.

      bij complexere problematiek wordt het Team Jeugd van het BSL ingeschakeld.

Artikel 4.5 Huiselijk geweld en kindermishandeling

  • 1.

    Er is een advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling Veilig Thuis Zaansteek-Waterland;

  • 2.

    Veilig Thuis Zaanstreek-Waterland voert de volgende taken uit:

    • a.

      een herkenbaar en toegankelijk meldpunt zijn voor alle gevallen of vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling;

    • b.

      7 x 24 uur advies en ondersteuning geven aan hulpvragers en omstanders en professionals bij huiselijk geweld en kindermishandeling;

    • c.

      het - indien noodzakelijk - inschakelen van passende hulpverlening;

    • d.

      bijdragen aan de uitvoering van door of namens de burgemeester opgelegde tijdelijk huisverboden en preventief inzetten van tijdelijk huisverboden.

Artikel 4.6 Het Team Jeugd van het BSL en primaire samenwerkingspartners

  • 1.

    Het Team Jeugd van het BSL voert taken uit behorende bij de algemene voorziening en taken behorende bij een individuele voorziening.

  • 2.

    De door het Team Jeugd van het BSL ingezette ondersteuning en hulp is primair gericht op het versterken van het normale leven en het versterken van het probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouders.

  • 3.

    Het Team Jeugd van het BSL voert de volgende taken uit:

    • a.

      het in kaart brengen en versterken van het eigen netwerk van de jeugdige en zijn ouders;

    • b.

      het inzetten van ondersteuning voor het bevorderen van de opvoedcapaciteiten van ouders en de sociale omgeving;

    • c.

      vraagverheldering en basisdiagnostiek bij hulpvragen van de jeugdige of zijn ouders;

    • d.

      het inzetten van ondersteuning bestaande uit opvoed- en opgroeiondersteuning, begeleiding en basiszorg bij psychische klachten en problemen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, inclusief intensief vrijwillige hulp;

    • e.

      ondersteuning bij het opstellen van een perspectiefplan;

    • f.

      regie over de inzet van ondersteuning of hulp wanneer meerdere hulpverleners betrokken zijn en dit gewenst wordt door de jeugdige of zijn ouders, met als uitzondering wanneer een jeugdige een maatregel in het gedwongen kader heeft;

    • g.

      het inzetten van nazorg;

    • h.

      deskundig advies aan personen die beroepsmatig met jeugdigen werken;

    • i.

      verwijzer tot specialistische en hoog-specialistische jeugdhulp.

  • 4.

    Wanneer de hulpvraag verder gaat dan alleen de ondersteuning van de jeugdige of zijn ouders met betrekking tot de jeugdige, zal het Team Jeugd van het BSL in samenwerking met het onderwijs of andere betrokken (zorg)organisaties een perspectiefplan opstellen;

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen over de omvang en toegang tot de in het eerste lid bedoelde voorzieningen.

Artikel 4.7 Intensief vrijwillige hulp

  • 1.

    Er is een dekkend aanbod van intensieve vrijwillige hulp voor gezinnen waarvan de ouders onvoldoende zorgdragen voor een veilige opvoedingssituatie of meewerken aan de noodzakelijke hulpverlening.

  • 2.

    De intensieve vrijwillige hulp wordt ingezet door het Team Jeugd van het BSL of de gecertificeerde instellingen.

  • 3.

    De gecertificeerde instelling wordt ingezet door het Team Jeugd van het BSL, Veilig Thuis of de Raad voor de Kinderbescherming met instemming van de ouders en schriftelijk bevestigd richting de ouders.

  • 4.

    De daartoe gemandateerde professional van de uitvoerder van intensieve vrijwillige hulp neemt namens het college besluiten met betrekking tot het toekennen van specialistische en hoog-specialistische jeugdhulp.

     

Hoofdstuk 5 Individuele voorzieningen - algemeen

Artikel 5.1 Toegang individuele voorzieningen

  • 1.

    Jeugdigen of ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:

    • a.

      binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, waaronder in ieder geval wordt verstaan:

      • i.

        gebruikelijke hulp van ouders en hulp van andere personen uit het sociale netwerk;

      • ii.

        het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten;

    • b.

      door gebruik te maken van een algemene voorziening of een andere voorziening.

  • 2.

    De individuele voorziening is, als er meerdere passende voorzieningen zijn, altijd gebaseerd op de goedkoopst passende voorziening.

  • 3.

    Op een aanvraag die betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige of de ouder maximaal drie maanden vóór de aanvraag heeft gemaakt, verstrekt het college slechts een voorziening als:

    • a.

      op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet en;

    • b.

      voor zover het college achteraf nog kan beoordelen of sprake was van een noodzakelijke en goedkoopst passende voorziening.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de toegang tot individuele voorzieningen.

Artikel 5.2 Gebruikelijke hulp en eigen kracht

  • 1.

    Gebruikelijke hulp is de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders of andere verzorgers of opvoeders, ook als sprake is van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking.

  • 2.

    Eigen kracht ziet toe op de eigen mogelijkheden van de jeugdige, ouders of andere verzorgers of opvoeders, of door inzet van het eigen netwerk om de problemen zelf op te lossen. Het college onderzoekt de mogelijkheden van eigen kracht.

  • 3.

    In beginsel wordt geen voorziening toegekend voor gebruikelijke hulp en ook niet als er sprake is van voldoende eigen kracht.

  • 4.

    Als ouders of andere verzorgers of opvoeders in staat zijn de benodigde hulp te leveren, óók als dit boven-gebruikelijke hulp betreft, wordt in beginsel geen individuele voorziening toegekend.

  • 5.

    Het college stelt nadere regels over de wijze waarop de begrippen gebruikelijke hulp en eigen kracht worden onderzocht en ingevuld vast.

 

Hoofdstuk 6 Soorten individuele voorzieningen

PARAGRAAF 1 SPECIALISTISCHE JEUGDHULP

Artikel 6.1 Specialistische jeugdhulp

  • 1.

    In aanvulling op de algemene voorzieningen draagt het college zorg voor de beschikbaarheid van specialistische jeugdhulp.

  • 2.

    Bij de ondersteuning die geboden wordt vanuit specialistische jeugdhulp gaat het om:

    • a.

      jeugdigen met een enkelvoudige ondersteuningsbehoefte;

    • b.

      waarvoor inzet vanuit maar één hulpverlener noodzakelijk is;

    • c.

      met een beperkt aantal contactmomenten of beperkte hoeveelheid tijd per maand;

    • d.

      waarbij die contacten plaats kunnen vinden in de thuissituatie van de jeugdige, het netwerk van de jeugdige, op het kinderdagverblijf, de school, de locatie van de jeugdhulpaanbieder of enig ander passende locatie.

Artikel 6.2 Hoog-specialistische jeugdhulp

  • 1.

    In aanvulling op de algemene voorzieningen draagt het college zorg voor de beschikbaarheid van hoog-specialistische jeugdhulp.

  • 2.

    Bij de ondersteuning die geboden wordt vanuit hoog-specialistische jeugdhulp gaat het om:

    • a.

      jeugdigen met complexe eigen problematiek;

    • b.

      vaak in combinatie met ouders die zich ernstig onmachtig voelen in het ouderschap, vaak als gevolg van complexe (eigen) problematiek bij (één van de) ouders;

    • c.

      is sprake van meervoudige of zeer specialistische of niet vaak voorkomende hulpvragen, in voorkomende gevallen op meerdere leefdomeinen bij de jeugdige zelf;

    • d.

      waarvoor multidisciplinaire inzet noodzakelijk is;

    • e.

      waarbij de contacten plaats kunnen vinden in de thuissituatie van de jeugdige, het netwerk van de jeugdige, op het kinderdagverblijf, de school of de locatie van de jeugdhulpaanbieder of enig ander passende locatie.

Artikel 6.3 Jeugdhulp met verblijf

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van verblijfsvoorzieningen zoals:

    • a.

      pleegzorg;

    • b.

      gezinsgericht verblijf;

    • c.

      verblijf zonder behandeling;

    • d.

      verblijf met behandeling;

    • e.

      crisiszorg;

    • f.

      gesloten jeugdhulp.

  • 2.

    De inzet van een voorziening voor verblijf is gericht op zo thuis mogelijk.

  • 3.

    Bij de ondersteuning die geboden wordt bij jeugdhulp met verblijf gaat het om:

    • a.

      jeugdigen met complexe eigen problematiek;

    • b.

      vaak in combinatie met ouders die zich ernstig onmachtig voelen in het ouderschap, vaak als gevolg van complexe (eigen) problematiek bij (een van de) ouders;

    • c.

      kan de jeugdige (tijdelijk) niet meer bij het eigen gezin wonen en is de jeugdige kortdurend of voor langere tijd aangewezen op een vorm van 24-uursverblijf.

Artikel 6.4 Ernstige dyslexiezorg

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van dyslexiezorg, bestaande uit:

    • a.

      diagnostiek bij een vermoeden van ernstige dyslexie;

    • b.

      behandeling van ernstige dyslexie.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de afbakening van de in het eerste lid bedoelde dyslexiezorg en de doelgroep.

Artikel 6.5 Vervoersvoorziening

  • 1.

    Ouders zijn in beginsel verantwoordelijk voor het vervoer naar de locatie voor jeugdhulp.

  • 2.

    Het college kan ten behoeve van het bezoek aan een locatie voor jeugdhulp aan de jeugdige aan wie een individuele voorziening jeugdhulp is verstrekt, een vervoersvoorziening toekennen.

  • 3.

    De vervoersvoorziening wordt toegekend indien en voor zover dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid van de jeugdige of het gezin of het netwerk.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de voorwaarden waaronder een vervoersvoorziening kan worden toegekend.

     

PARAGRAAF 2. TOEGANG INDIVIDUELE VOORZIENINGEN

Artikel 6.6 Onderzoek en aanvraag

  • 1.

    Nadat het Centrum voor Jeugd en gezin of een andere samenwerkingspartner het Team Jeugd van het BSL betrekt bij een hulpvraag van een jongere en/of diens ouders, start het Team Jeugd van het BSL met onderstaand onderzoek.

  • 2.

    Het Team Jeugd van het BSL stelt namens het college met de jeugdige of zijn ouders vast:

    • a.

      wat de hulpvraag is op de verschillende leefgebieden;

    • b.

      wat de opgroei- en opvoedingsproblemen zijn;

    • c.

      wat de jeugdige, zijn ouders en het sociale netwerk zelf kunnen doen om de hulpvraag te beantwoorden;

    • d.

      de mogelijkheid om gebruik te maken van een algemene voorziening;

    • e.

      de mogelijkheid om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • f.

      of en welke extra ondersteuning nodig is in de vorm van een individuele voorziening;

    • g.

      als een jeugdige of de ouders gemotiveerd van oordeel zijn dat een Pgb noodzakelijk is om de jeugdhulp in te kopen, worden de jeugdige of de ouders op begrijpelijke wijze geïnformeerd over de consequenties van een Pgb en dient een budgetplan te worden ingediend zoals bedoel in artikel 6.14;

    • h.

      op welke wijze de zo nodig in te zetten ondersteuning wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen; en,

    • i.

      wat de doelen (beoogde resultaten) zijn van de ondersteuning.

  • 3.

    Het Team Jeugd van het BSL stelt ouders in de mogelijkheid om een familiegroepsplan op te stellen en in te dienen.

  • 4.

    Het Team Jeugd van het BSL kan voor het gesprek, met toestemming van gezaghebbende en/of de jeugdige, beschikbare, toegankelijke gegevens bekijken en verzamelen. Het Team Jeugd van het BSL kan informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de huisarts of onderwijs en met deze in gesprek gaan over de problemen en de meest aangewezen hulp.

  • 5.

    Het Team Jeugd van het BSL en de jeugdige of zijn ouders leggen de zaken genoemd in het eerste lid vast in een perspectiefplan, dat door de jeugdige of zijn ouders en de gemandateerde professional ondertekend wordt.

  • 6.

    Het ondertekende perspectiefplan wordt beschouwd als een aanvraag indien een individuele voorziening gewenst is en kan door het Team Jeugd van het BSL worden opgeslagen in de eigen administratie.

  • 7.

    Het ondertekende perspectiefplan wordt, voor zover van toepassing voor een effectieve uitvoering van de specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp, gedeeld met de betrokken jeugdhulpaanbieder met inachtneming van de geldende privacyregelgeving. De medewerkers van het Team Jeugd van het BSL zijn bevoegd te signaleren in de Landelijke Verwijsindex Risicojongeren.

  • 8.

    De medewerkers van het Team Jeugd van het BSL zijn bevoegd te signaleren in de Landelijke Verwijsindex Risicojongeren.

  • 9.

    Wanneer er een perspectiefplan opgesteld wordt, wordt ook bepaald voor welke periode er een indicatie afgegeven wordt. Ook wordt vastgelegd in welke frequentie er een evaluatie plaats vindt tussen gezin, aanbieder en Team Jeugd van het BSL/GI. Evaluatie vindt altijd plaats voor de afloop van de indicatie, of eerder bij grote wijzigingen in de situatie van het gezin of jeugdigen. De evaluatie kan leiden tot het stoppen dan wel het wijzigen van de specialistische hulp.

  • 10.

    Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de inhoud van en de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd.

Artikel 6.7 Inhoud beschikking

  • 1.

    Het college kent specialistische en hoog-specialistische jeugdhulp en verblijf toe door middel van een besluit dat toegang geeft tot specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp en verblijf binnen een bepaald segment en ondersteuningsprofiel en met een bepaalde intensiteit.

  • 2.

    Het besluit tot toekenning van een individuele voorziening wordt vastgelegd in een beschikking en bevat dan wel vermeldt:

    • a.

      welke voorziening in natura of op grond van een Pgb wordt verstrekt;

    • b.

      de motivering van de toewijzing;

    • c.

      in geval van zorg in natura of er sprake is van specialistische, hoog specialistische jeugdhulp of verblijf, het ondersteuningsprofiel, de intensiteit bij hoog specialistische jeugdhulp en de geldigheidsduur. De maximale geldigheidsduur is tot het moment waarop de beoogde resultaten zijn behaald of de betrokken jeugdhulpaanbieder de jeugdhulp heeft beëindigd en het college (Team Jeugd van het BSL) daarvan op de hoogte heeft gesteld;

    • d.

      in geval van een Pgb; de hoogte van het budget en hoe dit is berekend, welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het Pgb en de wijze van verantwoording van de besteding van het Pgb. Met een in het besluit vastgestelde geldigheidsduur tot maximaal het moment waarop de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt, dit alles beschreven in een budgetplan;

    • e.

      de beoogde resultaten van de toegekende voorziening;

    • f.

      het perspectiefplan maakt onderdeel uit van de beschikking.

  • 3.

    Ook het besluit tot afwijzing van een individuele voorziening wordt vastgelegd in een beschikking en bevat de motivering van de afwijzing.

  • 4.

    De geldigheid van het besluit vervalt als ouders of de jeugdige zich niet binnen een termijn van drie maanden hebben gemeld bij een jeugdzorgaanbieder, dan wel als niet binnen drie maanden gestart is met besteding van het Pgb voor het doel waarvoor dit verstrekt is.

  • 5.

    Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de voorwaarden op grond waarvan de beschikking wordt afgegeven.

Artikel 6.8 Herleven

Een toekenningsbesluit herleeft als een jeugdige en of zijn ouder(s) zich binnen vier maanden na een volgens plan beëindigd jeugdhulptraject, dat gericht was op herstel, opnieuw met dezelfde hulpvraag bij de jeugdhulpaanbieder meldt/melden.

Artikel 6.9 Geen onderzoek

  • 1.

    Het onderzoek door het college kan achterwege gelaten worden, wanneer:

    • a.

      de huisarts, jeugdarts of medisch specialist conform artikel 2.6 eerste lid onder e van de wet verwezen heeft naar specialistische jeugdhulp;

    • b.

      in crisissituaties waar de onmiddellijke uitvoering van specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp of verblijf geen uitstel duldt.

  • 2.

    In de gevallen genoemd in het voorgaande lid onder a, neemt het college het verzoek van de betrokken jeugdhulpaanbieder tot zorgtoewijzing over zonder nader onderzoek, met uitzondering van hoog-specialistische jeugdhulp, specialistische jeugdhulp voor multi probleem-gezinnen of verblijf, of als meer dan één voorziening op grond van de wet is toegekend. In deze gevallen dient het onderzoek van artikel 6.6 te worden uitgevoerd;

  • 3.

    Als een jeugdige of zijn ouders in het geval van hoog-specialistische jeugdhulp zwaarwegende bezwaren hebben tegen de betrokkenheid van het Team Jeugd van het BSL kunnen zij gebruik maken van een opt-out-regeling. Het college neemt dan het besluit enkel op aanwijzing van de jeugdhulpaanbieder dat inzet van hoog-specialistische jeugdhulp, specialistische jeugdhulp voor multi probleem-gezinnen of verblijf noodzakelijk is. De jeugdhulpaanbieder voert dan zelf het onderzoek uit zoals bedoeld in artikel 6.6. Gebruik maken van een opt-out-regeling is niet mogelijk bij een Pgb-aanvraag.

Artikel 6.10 Crisisprocedure

  • 1.

    In crisisgevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel.

  • 2.

    Een crisis is een onverwachte, ingrijpende en ernstige verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast, waarbij onmiddellijk hulp verleend moet worden om schade bij een jeugdige of diens ouders te voorkomen. Voorbeelden hiervan zijn:

    • a.

      acute, ernstige onveiligheid als gevolg van huiselijk geweld, (kinder)mishandeling of verwaarlozing;

    • b.

      acute en levensbedreigende situaties;

    • c.

      huisuitzetting of uithuisplaatsing van een jeugdige inwoner;

    • d.

      eerwraak.

  • 3.

    Er hoeft in crisisgevallen niet gewacht te worden op een ondertekende aanvraag. Het besluit (de beschikking) en het perspectiefplan worden binnen vier weken verstrekt.

Artikel 6.11 Overbruggingshulp

  • 1.

    In het geval van een wachttijd langer dan drie maanden vanaf de toekenning van een individuele voorziening is de betreffende jeugdhulpaanbieder verplicht om binnen twee weken samen met het Team Jeugd van het BSL of Gecertificeerde Instelling te bepalen of de jeugdige kan wachten of dat overbruggingshulp geboden moet worden.

  • 2.

    Indien de jeugdhulpaanbieder de overbruggingshulp gaat bieden, geeft het Team Jeugd van het BSL of Gecertificeerde Instelling hiervoor een indicatie af.

  • 3.

    Wanneer de jeugdhulpaanbieder en het Team Jeugd van het BSL of Gecertificeerde Instelling het oneens zijn over de in te zetten overbruggingshulp of over de vraag of de jeugdige kan wachten, kan de casus voorgelegd worden aan een onafhankelijk deskundige.

Artikel 6.12 Toegang via de gecertificeerde instellingen

Een gecertificeerde instelling kan in overleg met het college, bij een door de rechter opgelegde kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, een individuele voorziening toekennen.

 

PARAGRAAF 3. TOEGANG ERNSTIGE DYSLEXIEZORG

Artikel 6.13 Toegang ernstige dyslexiezorg

  • 1.

    Het college kent een individuele voorziening voor diagnostisch onderzoek toe om vast te stellen of sprake is van ernstige dyslexie.

  • 2.

    Indien uit de uitgevoerde diagnostiek blijkt dat sprake is van ernstige dyslexie kent het college een individuele voorziening voor behandeling toe.

  • 3.

    Het college neemt het besluit als bedoeld in het eerste lid op grond van een controle van het leerling-dossier van de basisschool door de daartoe gemandateerde poortwachter dyslexiezorg of een coördinator werkzaam binnen het samenwerkingsverband of het schoolbestuur.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de werkwijze van de poortwachter dyslexiezorg of coördinator bij het samenwerkingsverband of het schoolbestuur en de eisen waaraan het leerling-dossier dient te voldoen.

PARAGRAAF 4 PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 6.14 Het Persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het college verstrekt een Pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2.

    Bij de aanvraag voor een verstrekking in de vorm van een Pgb stelt de jeugdige of zijn ouders hiertoe in aanvulling op het perspectiefplan een budgetplan op, waarin is opgenomen:

    • a.

      de motivatie waarom zorg in natura niet passend is en een Pgb noodzakelijk is;

    • b.

      de voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening;

    • c.

      de kwalificaties van de uitvoerder;

    • d.

      op welke wijze de kwaliteit van de hulp is gewaarborgd;

    • e.

      de kosten, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief, van de uitvoering.

  • 3.

    Een Pgb kan alleen worden aangewend voor jeugdhulp in de zin van de wet zoals omschreven in het perspectiefplan en het budgetplan. Het Pgb kan niet worden aangewend voor de betaling van tussenpersonen, belangenbehartigers, begeleidingskosten, cursus(materiaal) of administratieve kosten.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van het bepaalde in deze paragraaf.

Artikel 6.15 Hoogte van het Pgb

  • 1.

    De hoogte van het Pgb is gebaseerd op het budgetplan en:

    • a.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst passende beschikbare voorziening in natura;

    • b.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van in de betreffende situatie vergelijkbare voorzieningen op grond van vergelijkbare wetten zoals de zorgverzekeringswet, wet langdurige zorg of Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • c.

      is toereikend om effectieve en kwalitatieve zorg in te kopen en

    • d.

      is gebaseerd op de volgende categorieën jeugdhulp:

      • i.

        ambulante jeugdzorg (uurtarief op hbo- en wo-niveau);

      • ii.

        dagbehandeling jeugdzorg (dagdeeltarief mbo-/hbo-niveau);

      • iii.

        verblijf jeugdzorg (etmaaltarieven op mbo-, hbo- en wo-niveau);

      • iv.

        generalistische basis ggz (uurtarief op hbo-niveau );

      • v.

        specialistische ggz (uurtarief op wo-niveau);

      • vi.

        begeleiding individueel/groep (uur- en dagdeeltarieven op mbo-/hbo-niveau of informeel)

      • vii.

        persoonlijke verzorging (uurtarief op mbo-niveau of informeel);

      • viii.

        kortdurend verblijf (etmaaltarief op mbo-niveau);

      • ix.

        behandeling (licht)verstandelijke beperking (uur- en dagdeeltarieven op mbo-, hbo- en wo-niveau);

      • x.

        verblijf (licht)verstandelijke beperking (etmaaltarief op mbo-, hbo- en wo-tarief);

    • e.

      voor de categorieën genoemd in het eerste lid onder sub d. is het tarief gebaseerd op de tarieven van 2022 voor zorg in natura welke jaarlijks met ingang van 2023 worden geïndexeerd.

  • 2.

    Het tarief bij de inzet van een professionele hulpverlener is 85% van het in eerste lid onder d beschreven bij het inschakelen van een zelfstandige zonder personeel;

  • 3.

    Het tarief voor ernstige dyslexiezorg zoals genoemd in artikel 6.4 bedraagt maximaal:

    • a.

      100% van de kostprijs van de goedkoopste door het college jaarlijks geïndexeerd ingekochte vergelijkbare voorziening bij de inzet van een medewerker in loondienst bij een zorgaanbieder;

    • b.

      85% van de kostprijs van de goedkoopste door het college jaarlijks geïndexeerd ingekochte vergelijkbare voorziening bij een zelfstandige zonder personeel.

  • 4.

    Het tarief van niet professionele ondersteuning (voor begeleiding en persoonlijke verzorging bedraagt maximaal €23,37,- per uur en wordt jaarlijks met ingang van 2023 geïndexeerd.

  • 5.

    Het college stelt de maximumtarieven vast voor de categorieën genoemd in het eerste lid onder d met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid onder c.

  • 6.

    Het college kent geen vrij besteedbaar bedrag toe vanuit het Pgb.

Artikel 6.16 Onderscheid professionele en niet-professionele hulp

  • 1.

    Van professionele, ook wel formele hulp, is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de budgethouder:

    • a.

      personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken of werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel vijf Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • b.

      personen die aangemerkt zijn als zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moet men ten aanzien van de voor het persoonsgebonden budget uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • c.

      personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp (Stichting Kwaliteitsregister Jeugd).

  • 2.

    Als de jeugdhulp wordt geboden door een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad van de budgethouder, is altijd sprake van niet-professionele hulp (ook wel informele hulp).

  • 3.

    Als de hulp wordt verleend door een andere persoon dan beschreven in het eerste 1 onder a, b of c is altijd sprake van niet-professionele hulp.

Artikel 6.17 Algemene Voorwaarden Pgb

  • 1.

    De regie en het beheer van het Pgb wordt niet neergelegd bij de Pgb-hulpverlener tenzij hiervoor door het college toestemming is verleend.

  • 2.

    De aanvrager, als vertegenwoordiger van de jeugdige, mag het Pgb niet aan zichzelf uitkeren als zijnde Pgb-hulpverlener tenzij dit de ouders/verzorgers in eerste en tweede graad betreft.

  • 3.

    De Pgb-hulpverlener zorgt voor verslaglegging van de resultaten en dient deze op verzoek van het college te tonen, met toestemming van de gezaghebbende of jeugdige;

  • 4.

    De Pgb-hulpverlener biedt ondersteuning die voldoet aan de eisen van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en aan de criteria van de verantwoorde werktoedeling.

Artikel 6.18 Voorwaarden Pgb professionele hulp

Het college kent een Pgb voor professionele hulp alleen toe indien de zorgverlener:

  • a.

    voldoet aan de vereisten van artikel 6.16, eerste lid;

  • b.

    werkt op basis van een hulpverleningsplan;

  • c.

    werkt met een systeem voor kwaliteitsbewaking;

  • d.

    de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, de meldplicht calamiteiten en de meldplicht geweld bij de verlening van jeugdhulp hanteert; en

  • e.

    een vertrouwenspersoon in staat stelt zijn taak uit te voeren.

Artikel 6.19 Voorwaarden Pgb niet-professionele hulp

  • 1.

    Het college kent een Pgb voor niet-professionele hulp alleen toe:

    • a.

      als wordt gemotiveerd waarom de inzet van niet-professionele hulp leidt tot een gelijk of beter resultaat dan de inzet van professionele hulp;

    • b.

      indien de persoon die de niet-professionele hulp verleent voldoet aan de volgende minimale (kwaliteits)criteria:

      • i.

        beschikt over de voor de hulpvraag benodigde competenties, kennis en vaardigheden om verantwoorde hulp te bieden;

      • ii.

        beschikt over een geldige verklaring omtrent gedrag (VOG) (behalve als de zorgverlener een ouder is, zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet);

      • iii.

        neemt bij (een vermoeden van) huiselijk geweld en kindermishandeling contact op met Veilig Thuis voor advies of het doen van een melding;

      • iv.

        meldt calamiteiten direct aan het Team Jeugd van het BSL;

      • v.

        werkt op basis van een plan; en

    • c.

      als de ondersteuning aan de jeugdige of zijn ouders niet leidt tot overbelasting bij de persoon die deze niet-professionele hulp verleent.

  • 2.

    Ondersteuning wordt niet geboden door iemand vanuit het sociaal netwerk als die, conform het afwegingskader voor een verantwoorde werktoedeling op basis van het Kwaliteitskader Jeugd, geboden moet worden door een geregistreerde professional.

 

Hoofdstuk 7 Nieuwe feiten en omstandigheden

Artikel 7.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking, terugvordering of opschorting

  • 1.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk aan het Team Jeugd van het BSL en gemeente mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een besluit aangaande een individuele voorziening.

  • 2.

    Het college kan een besluit aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening;

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het (daarmee samenhangende persoonsgebonden) budget niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd;

    • f.

      sprake is van (dreigende) overbelasting bij een op basis van Pgb ingehuurde niet-professionele zorgverlener.

  • 3.

    Als het college een besluit op grond van het tweede lid, onder a heeft ingetrokken, kan het college geheel of gedeeltelijk de geldwaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten Pgb.

  • 4.

    Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van het Pgb.

  • 5.

    Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet.

  • 6.

    Opschorting Pgb

    • a.

      Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het Pgb voor ten hoogste dertien weken, als er ten aanzien van de persoon aan wie het Pgb is verstrekt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is misbruik.

    • b.

      Indien de jeugdige langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet kan het college de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het Pgb voor de duur van de opname.

Hoofdstuk 8 Cliëntondersteuning, vertrouwenspersoon en klachten

Artikel 8.1 Cliëntondersteuning

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat een jeugdige of ouders een beroep kunnen doen op kosteloze onafhankelijke cliëntondersteuning, gericht op het geven van informatie en advies, en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening.

  • 2.

    Het Team Jeugd van het BSL wijst de jeugdige en/of ouders in het eerste gesprek op de mogelijkheid van cliëntondersteuning.

  • 3.

    In de verdere gesprekken onderzoekt het Team Jeugd van het BSL samen met de jeugdige en/of ouders in hoeverre het hiervan gebruikmaken bijdraagt aan het genoemde onder lid 1.

Artikel 8.2 Vertrouwenspersoon

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat jeugdigen of hun ouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon, die hen bij kan staan bij problemen in het kader van de geboden jeugdhulp.

  • 2.

    Het Team Jeugd van het BSL wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door deze onafhankelijke vertrouwenspersoon en stimuleert jeugdigen en/of hun ouders hiervan gebruik te maken als zich problemen voordoen.

Artikel 8.3 Klachten

  • 1.

    De Jeugdwet regelt het klachtrecht met betrekking tot jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen in paragraaf 4.2.a van de wet.

  • 2.

    De Klachtenverordening Edam-Volendam 2016 is van toepassing op klachten met betrekking tot de toegang, uitgevoerd door het Team Jeugd van het BSL.

 

Hoofdstuk 9 Afstemming

Artikel 9.1 Toekomstplan naar volwassenheid

  • 1.

    Voor jeugdigen vanaf het 16e levensjaar stelt de aanbieder een “toekomstplan naar volwassenheid” op met daarin opgenomen:

    • a.

      of zo ja welke hulp of ondersteuning nodig is vanaf de 18e verjaardag;

    • b.

      hoe en vanuit welke andere wet (Wmo 2015, Wlz of Zorgverzekeringswet) deze ondersteuning vanaf het 18e levensjaar wordt ingezet.

  • 2.

    De aanbieder betrekt een half jaar voordat de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt, de jeugdige, het gezin en het Team Jeugd van het BSL bij (het opstellen van) het toekomstplan;

  • 3.

    Het Team Jeugd van het BSL monitort of de aanbieder de verplichting uit het eerste lid nakomt.

Artikel 9.2 Afstemming gezondheidszorg

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat wanneer het Team Jeugd van het BSL een besluit neemt over de inzet van zorg die vanaf de achttiende verjaardag valt onder het basispakket van de Zorgverzekeringswet en er de reële verwachting is dat deze zorg na de 18e verjaardag van de jeugdige door zal lopen, het besluit voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden door de zorgverzekeraars.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor dat het Team Jeugd van het BSL, in de gevallen bedoeld in het eerste lid, de jeugdige en zijn ouders wijst op de consequenties dat de zorg vanaf de 18e verjaardag van de jeugdige onder de Zorgverzekeringswet valt.

Artikel 9.3 Afstemming langdurige zorg

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat het Team Jeugd van het BSL de jeugdige of zijn ouders ondersteunt richting het Centraal Indicatieorgaan Zorg, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.

  • 2.

    Indien de jeugdige of zijn ouders weigeren mee te werken aan het verkrijgen van een besluit van het Centraal Indicatieorgaan Zorg, is het college niet gehouden een individuele voorziening toe te kennen op grond van deze verordening.

Artikel 9.4 Afstemming voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat alle locaties voor kinder-/peuteropvang, primair en voorgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs een contactpersoon hebben bij het Team Jeugd van het BSL.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming tussen de in het eerste lid genoemde partijen en de leerplichtambtenaren.

  • 3.

    Afspraken over de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen, onderwijszorg en leerplichtzaken worden vastgelegd in het perspectiefplan van de jeugdige en zijn ouders.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de afbakening voorschoolse voorzieningen, onderwijs en de Jeugdwet.

Artikel 9.5 Afstemming maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Het college zorgt voor een goede afstemming binnen het BSL, indien een jeugdige of zijn ouders naast jeugdhulpvoorzieningen ook in aanmerking komen voor voorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat wanneer de begeleiding van een jeugdige na het achttiende jaar voortgezet moet worden onder de Wet maatschappelijke ondersteuning, de continuïteit gewaarborgd wordt en het Team Jeugd van het BSL een besluit hiertoe zo nodig (mede) voorbereidt.

Artikel 9.6 Afstemming werk en inkomen

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat het Team Jeugd van het BSL en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en hun ouders helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke of landelijke voorzieningen te verkrijgen om deze belemmeringen weg te nemen.

  • 2.

    Wanneer een jeugdhulpaanbieder bij de jeugdige of zijn ouders betrokken is in het kader van specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp of verblijf, ondersteunt deze de jeugdige of zijn ouders bij het verminderen van de belemmeringen die armoede- en schuldenproblematiek vormen voor het slagen van de jeugdhulp.

  • 3.

    Wanneer de jeugdhulpaanbieder er niet in slaagt om de financiële belemmeringen voor het slagen van de jeugdhulp weg te nemen, stelt zij hiervan het Team Jeugd van het BSL dan wel de betrokken gecertificeerde instelling op de hoogte, die zich vervolgens inspant de jeugdige of zijn ouders naar de betreffende gemeentelijke voorzieningen toe te leiden.

Artikel 9.7 Afstemming wonen

  • 1.

    Wanneer de woonsituatie in fysiek, sociaal of financieel opzicht, de juiste jeugdhulp voor de jeugdige of zijn ouders in de weg staat en daardoor een verhuizing noodzakelijk is, kan het gezin voorgedragen worden voor urgentie.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor de begeleiding wanneer een in het eerste lid bedoelde gezin op grond van de afgegeven urgentie een woning toegewezen krijgt en legt zo nodig afspraken vast in een bewonersovereenkomst.

Artikel 9.8 Afstemming met gecertificeerde instellingen

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de aansluiting tussen de algemene voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 4 en de gecertificeerde instellingen.

  • 2.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over:

  • a.

    het overleg over de aangewezen jeugdhulp in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, zoals bedoeld in art. 3.5 lid 1 van de wet;

  • b.

    het overleg over de eventuele gewenste jeugdhulp na beëindiging van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering;

  • c.

    de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte wordt gesteld;

  • d.

    wanneer en onder welke voorwaarden de gecertificeerde instelling budgethouder van een Pgb kan zijn namens de jeugdige en zijn ouders;

  • e.

    hoe te handelen wanneer een gecertificeerde instelling meent dat niet gecontracteerde jeugdhulp ingezet dient te worden.

  • 3.

    Het college en de gecertificeerde instelling leggen de afspraken vast in een protocol als bedoeld in art. 3.5 lid 3 van de wet.

Artikel 9.9 Afstemming met het justitiedomein

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de wet;

  • 2.

    Het college en de Raad voor Kinderbescherming leggen de wijze van samenwerken vast in een protocol, dit conform artikel 3.1 lid 5 van de wet. In ieder geval wordt de wijze waarop het college en de Raad voor Kinderbescherming overleggen over welke gecertificeerde instelling in het verzoekschrift aan de rechter wordt opgenomen vastgelegd, dit conform artikel 3.1 lid 6 van de wet.

     

Hoofdstuk 10 Waarborging prijs-kwaliteit

Artikel 10 Waarborging prijs-kwaliteit

Het college houdt, in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke cao schalen in relatie tot de zwaarte van de functies:

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadskosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg, en;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Hoofdstuk 11 Cliëntparticipatie

Artikel 11 Cliëntparticipatie

In de Verordening cliëntenparticipatie 2017 heeft de gemeente uitvoering gegeven aan artikel 2.10 van de Jeugdwet waarin is opgenomen dat jeugdigen en/ of hun ouders vroegtijdig worden betrokken bij onder andere de totstandkoming van verordeningen en beleid.

 

Hoofdstuk 12 Slotbepalingen

Artikel 12.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 12.2 Evaluatie

Het college doet na twee jaar onderzoek naar de doeltreffendheid en de effecten van deze verordening.

Artikel 12.3 inwerkingtreding, citeertitel en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening Jeugdhulp Edam-Volendam 2018 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in het eerste lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 3.

    Meldingen en aanvragen die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening waar nog niet op is beslist, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na haar bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2022.

  • 5.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp Edam-Volendam 2022.

  •  

Aldus besloten door de gemeenteraad van

Edam-Volendam in zijn openbare vergadering

d.d. 10 februari 2022,

de griffier,

mr. M. van Essen.

de voorzitter,

L.J. Sievers.

Naar boven