Gemeenteblad van Stede Broec
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Stede Broec | Gemeenteblad 2022, 7451 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Stede Broec | Gemeenteblad 2022, 7451 | beleidsregel |
Nota Activabeleid 2019 Stede Broec
In overeenstemming met artikel 8 uit de financiële verordening 2017 van de gemeente Stede Broec stelt de raad de nota activabeleid vast. In deze nota worden regels opgesteld over de wijze waarop Stede Broec omgaat met waardering, activering en afschrijving van vaste activa.
Doelstellingen van de nota activabeleid
De belangrijkste doelstellingen van het actualiseren van deze nota zijn:
De nota activabeleid sluit aan op artikel 212 van de Gemeentewet en bij het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (hierna: BBV) per 1 januari 2020.
Eveneens dienen de stellige uitspraken uit de volgende notities, uitgebracht door de commissie BBV, de basis voor het actualiseren van het activabeleid:
In ieder hoofdstuk worden de relevante wetsartikelen toegelicht. Alle alinea’s worden afgesloten door uitgangspunten. De uitgangspunten geven aan op welke wijze Stede Broec het beleid gaat uitvoeren. Van de aangegeven uitgangspunten kan door de raad – indien het BBV het toelaat – worden afgeweken, dit zal worden aangegeven als een keuzemogelijkheid.
Op deze wijze wordt duidelijk hoe het activabeleid conform het BBV uitgevoerd dient te worden in de gemeente Stede Broec. Kennis van en inzicht in de voorschriften van het BBV, de juiste interpretatie en consequente en consistente toepassing ervan zijn van belang voor het bepalen van de financiële positie van de gemeente. Daardoor dienen deze voorschriften niet alleen een boekhoudkundig maar ook een bestuurlijk belang. De uitgangspunten van deze nota worden onder andere uitgewerkt in de begroting en de jaarrekening.
Activeren is het vastleggen van investeringen waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt. investeringsuitgaven worden geactiveerd op de balans en verantwoord onder de post vaste activa. Het betreffende kapitaalgoed noemen we actief of activa. De lasten die de investering meebrengt behoren tot de jaarlijkse exploitatielasten.
Artikel 2.1 Activeringscriteria
Conform artikel 59 BBV worden alle investeringen geactiveerd, met uitzondering van kunstvoorwerpen met een cultuur-historische waarde. Echter, de raad is vrij om te bepalen dat investeringsuitgaven beneden een bepaald bedrag niet worden geactiveerd. Voorgesteld wordt dat investeringsuitgaven voor investeringen met een economisch nut beneden de € 15.000 niet te activeren. Voor maatschappelijk nut wordt voorgesteld de grens op € 30.000 te leggen. Gronden en terreinen vormen hierop een uitzondering, deze worden altijd geactiveerd.
Activa worden volgens artikel 33 BBV geactiveerd onder de post vaste activa en onderscheiden in immateriële vaste activa (artikel 34 BBV), materiële vaste activa (artikel 35 BBV) en financiële vaste activa (artikel 36, BBV).
Niet alle op de balans tot uitdrukking gebrachte uitgaven zijn te beschouwen als investering. Het verstrekken van een geldlening is geen investering, maar wordt door de boeking op balans behandeld als een investering.
Artikel 2.2 Immateriële vaste activa
De post immateriële vaste activa bevatten investeringsuitgaven waar geen gemeentelijke bezittingen tegenover staan. Immateriële vaste activa zijn niet stoffelijk van aard en vallen niet onder de financiële vaste activa.
Het BBV staat slechts zeer beperkt de activering van immateriële vaste activa toe. Immateriële vaste activa die worden geactiveerd, worden ondergebracht onder diverse posten.
Artikel 2.2.1 Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio
De kosten verbonden aan het sluiten van nieuwe geldleningen en het saldo van agio en disagio (agio: het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegeven en het lagere bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd) mogen worden geactiveerd tegen nominale waarde.
In de toelichting op het BBV wordt geadviseerd om de kosten van het sluiten van nieuwe geldleningen en het saldo van agio en disagio niet te activeren.
Artikel 2.2.2 Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief
Kosten voor onderzoek en ontwikkeling worden geactiveerd als voldaan is aan de voorwaarden uit artikel 60 BBV:
Hierbij dient opgemerkt te worden dat het activeren van deze kosten alleen toegestaan is, als het bijdraagt aan de totstandkoming van een vast actief. Een voorbeeld waarbij de kosten geactiveerd kunnen worden zijn de voorbereidingskosten (zoals bodemonderzoek en bouwrijp maken grond) voor de bouw van een school.
Artikel 2.2.3 Bijdragen aan activa in eigendom van derden
Conform artikel 61 van het BBV mogen bijdragen aan activa in eigendom van derden worden geactiveerd als voldaan is aan de volgende voorwaarden:
Artikel 2.3 Materiële vaste activa
Materiële vaste activa bevatten investeringsuitgaven waar bezittingen van stoffelijke aard tegenover staan, en waarvan de gebruiksduur langer dan 1 jaar is. De materiële vaste activa worden onder diverse posten ondergebracht.
Artikel 2.3.1 Investeringen met een economisch nut
Investeringen met een economisch nut zijn alle investeringen die kunnen bijdragen aan het genereren van middelen en/of die verhandelbaar zijn. Conform artikel 59 BBV moeten activa met een meerjarig economisch nut worden geactiveerd. Uitzondering vormt hierop kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde, conform artikel 59 lid 2, deze worden niet geactiveerd.
Artikel 2.3.2 Investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven
Investeringen die vallen onder artikel 35 lid 1 b van het BBV dragen bij aan het genereren van middelen, onder meer door het vragen van rechten, heffingen, leges of prijzen voor de kosten van de investering. Conform artikel 59 lid 1 van het BBV moeten deze investeringen worden geactiveerd.
Artikel 2.3.3 Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut
Investeringen die onder de post activa met een maatschappelijk nut vallen generen geen inkomsten, maar vervullen wel duidelijk een publieke taak, zoals wegen, water of groenvoorzieningen. In het BBV is bepaald dat investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut moeten worden geactiveerd als deze in het begrotingsjaar 2017 of later gereed komen.
Vóór het begrotingsjaar 2017 was het activeren van investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut een keuze. Hierdoor is het mogelijk dat op het huidige moment twee afschrijvingsmethodes worden gehanteerd. In de toelichting op de balans wordt de onderverdeling gemaakt tussen bedragen die via de oude systematiek zijn geactiveerd en via de nieuwe systematiek zijn geactiveerd.
In de balans dient aangegeven te worden welke van de materiële vaste activa in erfpacht worden uitgegeven.
Eveneens dient onder investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven in de balans aangegeven te worden voor welk bedrag is geïnvesteerd in riool en afvalstoffen.
Ook wordt in de diverse soorten materiële vaste activa de volgende onderverdeling, conform artikel 52 lid 1 BBV, gemaakt: gronden en terreinen, woonruimten, bedrijfsgebouwen, grond-, weg- en waterbouwkundige werken, vervoersmiddelen, machines, apparaten en installaties en overige materiële vaste activa. In artikel 52 lid 2 BBV staat aangegeven op welke wijze de materiële vaste activa toegelicht dienen te worden.
Artikel 2.4 Financiële vaste activa
Financiële vaste activa betreffen activa die een financiële waarde of bezit vertegenwoordigen. Financiële vaste activa worden gespecifieerd overeenkomstig met artikel 36 lid a t/m f BBV. Deze specificatie is als volgt:
In deze nota worden voor de financiële vaste activa verder geen bepalingen opgenomen. Financiële vaste activa onderscheiden zich van de overige vaste activa in die zin dat hier geen sprake is van afschrijvingstermijnen, maar aflossingstermijnen. Een tweede reden is dat looptijd afhankelijk is van de duur van de afgesloten lening. Het heeft dan ook geen toegevoegde waarde om voor de financiële vaste activa in het activabeleid termijnen op te nemen.
Artikel 2.5 Vervangings- en nieuwe investeringen
Vervangingsinvesteringen zijn bedoeld ter vervanging van bestaande investeringen, waarvan de oorspronkelijke hoedanigheid van de voorziening niet wezenlijk veranderd. Nieuwe investeringen zijn investeringen die een verandering, aanvulling of uitbreiding betekenen van een bestaande situatie of omgeving.
Op grond van artikel 20 BBV moet in de financiële begroting onder andere de uiteenzetting van de financiële positie en de daarbij behorende toelichting worden opgenomen. In de financiële positie en toelichting moet afzonderlijk aandacht worden besteed aan investeringen. De investeringslasten worden verantwoord in het overzicht van baten en lasten. Bij vaststelling van de begroting door de raad worden niet alleen de baten en lasten vastgesteld, maar ook de investeringen vastgesteld.
In het geval van complexe investeringsvraagstukken mag een voorbereidingskrediet aangevraagd worden bij de raad. Onder een voorbereidingskrediet mogen alleen de kosten vallen die nodig zijn om de voorbereiding te kunnen uitvoeren. De kosten voor (algemeen verkennend) onderzoek mogen geen deel uitmaken van een voorbereidingskrediet. De kosten van onderzoek (en ontwikkeling) worden geactiveerd als voldaan is aan de voorwaarden volgens artikel 2.2.2.
Onderhoudskosten worden gemaakt om een actief gedurende de levensduur op een bepaald kwaliteitsniveau te houden of weer te krijgen. Onderhoud kan worden onderscheiden in:
Klein onderhoud: onderhoudskosten van klein onderhoud worden gedurende de levensduur gemaakt om een (meestal klein) object op een bepaald kwaliteitsniveau te houden. Hierbij moet worden gedacht aan maatregelen die noodzakelijk zijn om het object blijvend naar behoren te laten functioneren of haar representativiteit te laten behouden;
Klein onderhoud of groot onderhoud houdt, of brengt, een object in goede, oorspronkelijke staat en is niet van invloed op de vooraf bepaalde gebruikersduur van het object. Omdat de kosten van onderhoud niet levensduurverlengend is, is het niet toegestaan deze kosten te activeren.
Wanneer een aanpassing leidt tot een significante kwaliteitsverbetering (object blijft niet in dezelfde staat), is geen sprake van onderhoud maar van een investering. In dit geval moet geactiveerd worden. Indien de componentenbenadering (zie ook artikel 3.5) wordt toegepast en het betreffende deel van het kapitaalgoed is afgeschreven en vervangen, wordt ook niet gesproken van onderhoud maar van een vervangingsinvestering.
Software (en de daarbij behorende gebruiksrechten) vallen volgens de notitie materiële vaste activa, onder materiële vaste activa als bedoeld in artikel 35 lid 1a BBV. Hierdoor wordt software geactiveerd, tenzij niet is voldaan aan de activeringsgrens.
Implementatiekosten van nieuwe hard- en software mogen eveneens geactiveerd worden. Deze vallen onder de bijkomende kosten en kunnen op grond van artikel 63 lid 2 BBV gezien worden als onderdeel van de verkrijgingsprijs. Opleidingskosten worden niet geactiveerd, en worden gelijk aan andere opleidingskosten verwerkt als exploitatielast. Eveneens mogen de kosten voor externe ondersteuning niet geactiveerd worden, en wordt daardoor ten laste van de exploitatie gebracht. Een uitzondering hierop is wanneer de kosten vooruit betaalt worden. In dat geval worden deze kosten geactiveerd op de transitorische post ‘vooruitbetaalde kosten’ en over de exploitatie van de lopende jaren verantwoord.
De gebruikersrechten van software kunnen op twee manieren verwerkt worden. Hierbij dient wel rekening gehouden te worden met gebruikersrechten voor onbepaalde duur, en gebruikersrechten voor bepaalde duur. Gebruikersrechten voor onbepaalde duur, die ineens in rekening gebracht worden, worden geactiveerd als investeringen met een economisch nut. De gebruikersrechten voor bepaalde duur worden op de transitorische post ‘vooruitbetaalde kosten’ gezet.
Artikel 2.8 Toerekening kosten ambtelijke uren
Uren/salarislasten die direct aan het actief zijn toe te rekenen moeten worden geactiveerd. In de kredietaanvragen worden de kosten van interne uren meegenomen.
Artikel 2.9 (Restant)budgetten & afsluiten investeringen
Met de raad worden afspraken gemaakt om te voorkomen dat investeringsbudgetten jarenlang worden overgeheveld. Om een duidelijker beeld te krijgen van de nog niet afgeronde en de voltooide investeringen in een jaar is een limiet gesteld aan het aantal jaren waarin gebruik van budget van een investering kan worden gemaakt.
Voorgesteld wordt om een beschikbaar gesteld krediet twee jaar gebruikt kan worden. Blijkt na twee jaar dat er nog een gedeelte van het krediet niet is gebruikt, dan vervalt het restant. De termijn van twee jaar kan verlengd worden door goedkeuring van de raad in onder andere de najaarsnota.
Het vaststellen tegen welke waarde een kapitaalgoed op de balans wordt opgenomen heet waarderen. De waardering van activa is van belang omdat het de basis vormt voor het vaststellen van de financiële consequenties van activa. Ofwel de gekozen vorm voor de waardering van activa in het stelsel van baten en lasten is van invloed op de exploitatie van de gemeente en daarmee op de financiële resultaten.
In het BBV zijn bepalingen opgenomen voor de waardering van activa. Hiermee wordt enerzijds voorkomen dat organisaties met de waardering van activa hun financiële resultaten kunnen beïnvloeden en anderzijds wordt bereikt dat de financiële gegevens van organisaties vergelijkbaar blijven.
Artikel 3.1 Waarderingsgrondslag
Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingprijs (artikel 63 lid 1 BBV). De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten (artikel 63 lid 2 BBV). De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend (artikel 63 lid 3 BBV).
In het BBV is bepaald dat alle vaste activa worden geactiveerd voor het bedrag van de investering (artikel 62), met uitzondering van de in artikel 62 lid 2 en 3 gestelde bepalingen dat:
Bij het waarderen van activa gelden eveneens de volgende voorwaarden:
BTW wordt niet geactiveerd als deze compensabel is volgens de wet op het BTW-compensatiefonds of anderzijds terugvorderbaar is. Indien de BTW niet compensabel of terugvorderbaar is dan wordt deze tot de verkrijgings- of vervaardigingsprijs gerekend of geactiveerd.
Artikel 3.3 Afwaarderen activa
Wanneer een actief buiten gebruik wordt gesteld, waarvan de restwaarde lager is dan de boekwaarde, wordt conform artikel 65 lid 3 BBV afgeschreven tot de restwaarde. Indien er geen restwaarde is, wordt uiteraard afgeschreven tot € 0. Bij het gedeeltelijk buiten gebruik stellen van een actief, dient het actief proportioneel te worden afgewaardeerd. Duurzame waardevermindering van vaste activa wordt onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.
Op het moment dat een actief wordt verkocht, wordt de boekwinst of het verlies ten gunste of ten laste van het resultaat van het betreffende jaar gebracht. De mogelijke boekwinst wordt niet in mindering gebracht op een nieuwe investering.
Artikel 3.5 Componentenbenadering
De componentenbenadering houdt in dat verschillende delen van een materieel vast actief, afzonderlijk worden gewaardeerd en afgeschreven op basis van het waardeverloop van individuele delen. Per samenstellend deel kan de economische en/of technische gebruiksduur namelijk verschillen. Bij toepassen van deze benadering worden afzonderlijke vervangingen opnieuw geactiveerd.
Met het toepassen van de componentenbenadering wordt bewerkstelligd dat activa die naar aard en gebruik gelijksoortig zijn op dezelfde grondslag worden gewaardeerd en behandeld. De gemeente Stede Broec past de componentenbenadering toe indien het wenselijk is, in alle andere gevallen wordt de componentenbenadering niet toegepast.
Vaste activa worden gekenmerkt door het feit dat ze meerdere jaren een nut vormen, maar hun levensduur niet oneindig is. Door technische slijtage of economische veroudering neemt de gebruikswaarde af, waardoor de waarde daalt in het economisch verkeer. Deze waardevermindering noemen we afschrijven. Afschrijven is het op een methodische wijze boekhoudkundig verwerken van de waardevermindering van kapitaalgoederen.
Voor het bepalen van de afschrijving dienen een aantal aspecten in behandeling genomen te worden, te weten de levensduur en de wijze van afschrijving.
Artikel 4.1 Wettelijk kader afschrijvingen
Het BBV stelt geen regels voor een sluitend systeem waaraan afschrijvingen moeten voldoen op, wel zijn er kaders gesteld in artikel 51 en 64 van het BBV, te weten:
De afschrijvingstermijn is afhankelijk van de verwachte nuttigheids- oftewel gebruiksduur, en wordt bepaald door de technische levensduur (de periode waarin het technisch mogelijk is het actief te gebruiken) en economische levensduur (de periode waarin het actief naar schatting economisch gezien gebruikt kan worden).
Stelselmatigheidsvereiste is één van de vereiste van de financiële verslaggeving, en dient consistent te worden toegepast. Eén of enkele jaren niet afschrijven, of extra afschrijven, is niet consistent. Extra afschrijven is vanaf begrotingsjaar 2017 in geen enkel geval toegestaan. Met uitzondering van punt 8 uit artikel 4.1, waarbij afgeschreven dient te worden bij duurzame waardevermindering of het eerder buitengebruik stellen van een actief.
In bijlage 2 is een overzicht opgenomen waarin per activasoort de levensduur wordt weergeven waarover wordt afgeschreven. Hierbij moet opgemerkt worden dat van bestaande activa (geactiveerd voor 1 januari 2020) de gebruiksduur en afschrijvingstermijnen zoals destijds bij het activeren niet wordt aangepast aan de gewijzigde afschrijvingstermijnen.
Artikel 4.2 Afschrijvingsmethodes
Het BBV schrijft geen afschrijvingsmethode voor, maar stelt in haar notitie materiële vaste activa drie afschrijvingsmethodes voor:
Voor de keuze van de methode is het echter van belang om de waardevermindering en de op de balans opgenomen restant boekwaarde, zo goed mogelijk te benaderen. De gemaakte keuze dient voor gelijksoortige activa, vanuit de gedachte van een bestendige gedragslijn, eensluidend te zijn.
De vaste activa worden lineair afgeschreven, tenzij een andere wijze van afschrijving meer recht doet aan de waardevermindering van een bepaald actief tijdens de gebruiksduur.
Artikel 4.3 Stelsel- en schattingswijzigingen
Artikel 64 lid 2 BBV stelt dat afschrijving slechts om gegronde redenen mag afwijken van de grondslagen die in het vorige begrotingsjaar zijn toegepast. Mocht de gemeente een stelsel- en/of schattingswijziging toepassen worden de redenen en de financiële consequenties van de verandering in de toelichting op de balans uiteengezet, conform het stelselmatigheidsbeginsel. Tevens vindt de stelsel- en/of schattingswijziging niet plaats op terugwerkende kracht, en vindt dus geen herberekening/herwaardering plaats over eerdere jaren.
Het BBV onderscheidt twee soorten wijzigingen:
Een schattingswijziging: het aanpassen van de afschrijvingstermijnen, het wijzigen van de afschrijvingsmethode, een eventueel latere (duurzame) waardeherstel, een verandering van de verwachte toekomstige gebruiksduur of een wijziging van de methode van periodetoerekening aan de verwachte toekomstige gebruiksduur.
Stelsel- en schattingswijzigingen worden onderbouwd en door de raad vastgesteld. De raad heeft tot het einde van het begrotingsjaar om hiertoe te besluiten.
Artikel 4.4 Moment van afschrijven
Een gemeente staat vrij om haar startmoment van afschrijven te kiezen. De enige voorwaarde die vanuit het BBV wordt gesteld is dat alle activa op hetzelfde moment starten met afschrijven. Omdat niet altijd exact is vast te stellen wanneer een kapitaalgoed gereed is gekomen (bv. bij deelinvesteringen) wordt voorgesteld te starten met afschrijving van de betreffende investering in het jaar volgend op het jaar waarin het kapitaalgoed gereed komt/verworven wordt.
Wanneer er eenmaal op het actief wordt afgeschreven, worden bij de annuïtaire en de lineaire methode de eventuele vermeerderingen/verminderingen op het actief in het jaar volledig meegenomen voor de herberekening van de afschrijving.
Restwaarde is een reële schatting van de opbrengst die na de gebruiksduur nog gerealiseerd kan worden, onder aftrek van kosten. Bij het waarderen van activa moet aangegeven worden of er rekening wordt gehouden met restwaarde of niet.
Wanneer de verwachte gebruiksduur korter is dan de verwachte economische levensduur van het actief, is er altijd sprake van een restwaarde. Aan het einde van de economische levensduur zal er slechts sprake zijn van sloopwaarde. Aan het eind van de afschrijvingsperiode kan hooguit een boekwaarde overblijven ter grootte van de geschatte restwaarde op basis van het prijspeil op het moment van ingebruikname.
In de praktijk zal veelal worden afgeschreven naar een boekwaarde van € 0, omdat activa gedurende de afschrijvingsperiode technisch en economisch slijten/verouderen. Hiervan zal sprake zijn al het voornemen bestaat de activa tot het einde van de mogelijke gebruiksduur te benutten. Bij het bepalen van een restwaarde mag geen rekening worden gehouden met voorgenomen, dus nog niet besloten, toekomstige bestemmingswijzigingen.
Artikel 4.6 Afschrijven op gronden
Omdat gronden niet aan slijtage onderhevig zijn wordt niet op grond afgeschreven. Uitzondering wordt gemaakt indien de grond vervuild is, daarop wordt wel afgeschreven.
Artikel 4.7 Toerekeningsbeginsel
Het toerekeningsbeginsel houdt in dat kosten op een juiste manier worden verantwoordt in de exploitatie. In het verlengde van het baten- en lastenstelsel betekent dit dat kosten worden toegerekend aan de periode waar ze betrekking op hebben.
Voor activa betekent dit dat niet de gehele investeringslast in één jaar tot uitdrukking worden gebracht maar dat gedurende de hele periode dat de activa haar nut afgeeft, de lasten tot uitdrukking komen in de exploitatie. Door activa af te schrijven over de jaren waaraan zij haar nut afstaat, wordt aan dit beginsel tegemoet gekomen.
Voor het activabeleid wordt ook stilgestaan bij het begrip rente in geval van geactiveerde uitgaven. Aan alle geactiveerde kapitaaluitgaven wordt rente toegerekend. Dit zijn de lasten die voortkomen uit de financiering van de investering.
Aangezien de rentelasten van de gemeentelijke organisatie worden verdeeld over producten, zal voor de rentelasten een verdelingsmethodiek moeten worden vastgesteld.
Artikel 5.1 Werkwijze voor toerekening van rente
Aan kapitaaluitgaven die geactiveerd zijn wordt rente toegerekend. Dit zijn de lasten die voortkomen uit de financiering van de investering. Voor de toerekening van de rentelasten aan investeringen is regelgeving voorgeschreven.
In de notitie Rente 2017 van de commissie BBV is opgenomen dat de rentekosten moeten worden toegerekend met behulp van een (rente)omslag. De basis hiervoor is de boekwaarde per 1 januari van de vaste activa. Het is niet toegestaan om per investering te differentiëren in het toe te rekenen rentepercentage.
Indien voor een investering projectfinanciering wordt afgesloten vindt toerekening van rente plaats op basis van het rentepercentage behorend bij de financiering.
Artikel 5.2 Rente bij grondexploitatie
De rente die wordt toegerekend aan de grondexploitaties moet worden gebaseerd op de werkelijk betaalde rente over het vreemd vermogen zijnde:
Bij gronden niet in exploitatie (strategische gronden) is het niet toegestaan om rente of kosten toe te rekenen. Zolang er geen exploitatiebegroting is vastgesteld bestaat er nog teveel onzekerheden over de exploitatieplanning en de terugverdienmogelijkheden van de grond.
6. Kapitaallasten in de begroting en rekening
In de uitgangspunten voor het opstellen van de gemeentelijke financiële producten (begroting, tussentijdse rapportages en jaarrekening) komt het beheer van activa in administratief opzicht ook naar voren. Deze uitgangspunten zijn voor deze nota van belang.
De basis van deze uitgangspunten is opgenomen in het BBV. Deze zijn: “De begroting, de meerjarenbegroting, de jaarrekening en de toelichting geven volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd over de financiële positie en over de baten en lasten.” (artikel 3 BBV).
Artikel 6.1 Kapitaallasten in de begroting
Op begrotingsbasis wordt een raming gemaakt van de verwachte kapitaallasten (rente en afschrijving) in het begrotingsjaar. Deze raming bestaat uit een deel waarover zekerheid bestaat (activa die reeds in bezit zijn) en een deel waarvan dit nog niet bekend is (lopende en nieuwe investeringen). Om te komen tot een eenduidige werkwijze stellen we voor om het jaar van investering geen rentecomponent in de begroting op te nemen omdat de rente wordt toegerekend naar de stand per 1 januari. De afschrijvingscomponent wordt in het jaar volgend op de investering voor het gehele bedrag opgenomen.
Artikel 6.2 Kapitaallasten in rekening
Op realisatiebasis wordt op de volgende wijze met kapitaallasten omgegaan. Voor bestaande investeringen wordt conform begroting de gehele afschrijving en rente toegerekend. Voor investeringen die in het boekjaar hebben plaatsgevonden zal de rente worden bepaald op basis van de stand per 1 januari. De afschrijving start in het jaar na gereedkoming van de investering.
Uitgangspunt 2: de kosten van het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio niet activeren en direct ten laste van de exploitatie te brengen. |
Uitgangspunt 3: de kosten van onderzoek en ontwikkeling activeren als voldaan is aan de voorwaarden. |
Uitgangspunt 4: bijdragen aan activa in eigendom van derden activeren als voldaan is aan de voorwaarden. |
Uitgangspunt 6: investering met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven activeren. |
Uitgangspunt 8: op de balans wordt aangegeven welke van de materiele vaste activa in erfpacht zijn uitgegeven. |
Uitgangspunt 10: financiële vaste activa specificeren overeenkomstig met artikel 36 lid a t/m f BBV. |
Uitgangspunt 11: een aangevraagd voorbereidingskrediet bij de raad mag alleen de kosten bevatten die nodig zijn voor het uitvoeren van de voorbereiding. |
Uitgangspunt 12: kosten van klein en groot onderhoud, waarvan de levensduur van het actief niet wordt aangepast, niet activeren. De kosten van significante kwaliteitsverbetering wel activeren. |
Uitgangspunt 13: software wordt geactiveerd als investering met een economisch nut. Implementatiekosten van hard- en software worden meegenomen in de verkrijgingsprijs en geactiveerd. |
Uitgangspunt 14: gebruikersrechten van software voor onbepaalde duur worden geactiveerd. Gebruikersrechten van software voor bepaalde duur worden geboekt op ‘vooruitbetaalde kosten’. |
Uitgangspunt 16: het beschikbaar gestelde investeringskrediet wordt na maximaal twee jaar afgesloten. Verlenging van de tweejarige termijn is na goedkeuring van de raad mogelijk. |
Uitgangspunt 19: BTW wordt niet geactiveerd als deze compensabel is. Indien de BTW niet compensabel of terugvorderbaar is, wordt deze tot de verkrijgings- of vervaardigingsprijs gerekend. |
Uitgangspunt 21: bij desinvesteringen de boekwinst of het verlies ten gunste of ten laste van het resultaat te brengen. |
Uitgangspunt 23: in de vervaardigingsprijs worden sloopkosten meegenomen wanneer deze een directe relatie heeft met het actief. |
Uitgangspunt 25: de afschrijvingstermijnen te hanteren zoals beschreven in de bijlage 2. De raad kan bij gemotiveerd besluit afwijken van de in bijlage 2 aangegeven afschrijvingstermijnen. |
Uitgangspunt 26: de lineaire afschrijvingsmethode toepassen, tenzij anders wordt besloten voor een actief. |
Uitgangspunt 28: gestart wordt met afschrijven op 1 januari in het komende boekjaar nadat het actief gereedgekomen is. |
Uitgangspunt 30: op gronden niet afschrijven. Er wordt een uitzondering gemaakt voor vervuilde gronden, daarop wordt wel afgeschreven. |
Uitgangspunt 34: in de begroting in het jaar van investeringen geen rente mee te nemen. De afschrijving te starten in het jaar na investering. |
Bijlage 2. Afschrijvingstermijnen
De levensduur van de materiële vaste activa (op basis waarvan de afschrijvingen worden bepaald) staat niet per definitie vast. In het algemeen echter worden de volgende termijnen gehanteerd:
Investeringen met economisch nut:
Investeringen met maatschappelijk nut:
Op gronden wordt niet afgeschreven.
De te verwachten gebruiksduur en afschrijvingstermijn van voertuigen, gereedschappen en overige materiaal vaststellen naar op dat moment gangbare ervaringsnormen.
Een andere te verwachten gebruiksduur en afschrijvingstermijn dan hierboven genoemd moet worden gemotiveerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-7451.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.