Algemene plaatselijke verordening gemeente Doetinchem 2016, vierde wijziging

De raad van de gemeente Doetinchem;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders over vierde wijziging Algemene plaatselijke verordening gemeente Doetinchem 2016;

 

gelet op de artikelen 149, 154 en 174 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

de Algemene plaatselijke verordening gemeente Doetinchem 2016, vierde wijziging, als volgt vast te stellen.

 

  • I.

    Artikel 2:9 als volgt te laten luiden:

     

    Artikel 2:9 Straatartiest

    • 1.

      Het is verboden ten behoeve van het publiek als straatartiest, straatmuzikant, straatfotograaf, film-operateur of gids op te treden op door de burgemeester aangewezen openbare plaatsen.

    • 2.

      De burgemeester kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

    • 3.

      De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • II.

    Het volgende artikel toe te voegen:

     

    Artikel 2:20 Vallende voorwerpen

    Het is verboden aan een weg of enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.

     

  • III.

    Artikel 2:28 als volgt te laten luiden:

     

    Artikel 2:28 Exploitatievergunning openbare inrichting

    • 1.

      Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

    • 2.

      De burgemeester weigert de vergunning indien de vestiging of exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

    • 3.

      In afwijking van artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op toelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

    • 4.

      Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgronden, houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van de openbare inrichting en de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.

    • 5.

      De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid weigeren indien de exploitant of de leidinggevende de leeftijd van 18 jaar niet heeft bereikt, in enig opzicht van slecht levensgedrag is, of onder curatele staat.

    • 6.

      Het eerste lid geldt niet voor een openbare inrichting waarvoor tevens op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet een vergunning is vereist.

    • 7.

      Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in:

      • a.

        een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de horeca een nevenactiviteit is van die winkelactiviteit;

      • b.

        een zorginstelling, uitvaartcentrum of ziekenhuis;

      • c.

        een museum;

      • d.

        een bedrijfskantine, sportkantine of buurt- en clubhuizen.

    • 8.

      [vervallen]

  • IV.

    Het volgende artikel toe te voegen:

     

    Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.

    Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken en daarom tijdelijk niet betreden mogen worden, buiten de daarin gelegen wegen of paden.

     

  • V.

    Artikel 2:47a als volgt te laten luiden:

     

    Artikel 2:47a Verbod gebruik lachgas

    • 1.

      Het is verboden op een openbare plaats lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.

    • 2.

      Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.

    • 3.

      Het college kan in het aanwijzingsbesluit het in het tweede lid bedoelde verbod beperken tot bepaalde tijden.

  • VI.

    Artikel 2:48 als volgt te laten luiden:

     

    Artikel 2:48 Hinderlijk drankgebruik

    • 1.

      Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door de burgemeester aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

    • 2.

      Het verbod is niet van toepassing op:

      • a.

        een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet; en

      • b.

        een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet.

  • VII.

    Artikel 2:60 als volgt te laten luiden:

     

    Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren

    • 1.

      Het is verboden op door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:

      • a.

        aanwezig te hebben;

      • b.

        aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college in het aanwijzingsbesluit gestelde regels;

      • c.

        aanwezig te hebben in een groter aantal dan in het aanwijzingsbesluit is aangegeven;

      • d.

        te voeren.

    • 2.

      Als eigenaar of houder van een dier is het verboden dat de onder zijn hoede staande dieren noch direct, noch indirect hinder, overlast of schade aan de openbare gezondheid, aan de omwonenden of overigens aan de omgeving veroorzaken.

    • 3.

      Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen plaats ontheffing verlenen van een of meer verboden als bedoeld in het eerste lid.

    • 4.

      Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

  • VIII.

    Het volgende artikel toe te voegen:

     

    Artikel 2:64 Bijen

    • 1.

      Het is verboden bijen te houden:

      • a.

        binnen een afstand van 30 meter van woningen of andere gebouwen waar overdag mensen verblijven;

      • b.

        binnen een afstand van 30 meter van de weg.

    • 2.

      Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet indien op een afstand van ten hoogste 6 meter vanaf de korven of kasten een afscheiding is aangebracht van 2 meter hoogte of zoveel hoger als noodzakelijk is om het laag uit- en invliegen van de bijen te voorkomen.

    • 3.

      Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod geldt niet voor zover de bijenhouder rechthebbende is op de woningen of gebouwen als bedoeld in dat lid. 4. Het in het eerste lid, aanhef en onder b, gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Gelderlandse Wegenverordening. 5. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

  • IX.

     

    Artikel 2:65 als volgt te laten luiden:

    Artikel 2:65 Bedelarij

    Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op een openbare plaats te bedelen om geld of andere zaken.

     

  • X.

    Artikel 2:73a als volgt te laten luiden:

     

    Artikel 2:73a Carbidschieten

    • 1.

      Onder carbidschieten wordt verstaan: het in een bus/container/opslagvat op explosieve wijze verbranden van acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of gasmengels met vergelijkbare eigenschappen.

    • 2.

      Het is verboden in de openlucht met carbid te schieten.

    • 3.

      Het verbod in het tweede lid geldt niet indien wordt voldaan aan de volgende voorschriften:

      • a.

        het carbidschieten vindt plaats op 31 december tussen 10.00 uur en 1 januari 02.00 uur, met uitzondering van 31 december 2021 en 1 januari 2022, dan vindt het carbidschieten plaats op 31 december tussen 10.00 uur en 18.00 uur;

      • b.

        bij het carbidschieten wordt gebruikgemaakt van bussen met een maximale inhoud van 40 liter, die niet wordt afgesloten met harde voorwerpen zoals metalen, houten en andere vergelijkbare materialen (in ieder geval zijn toegestaan lederen en plastic ballen);

      • c.

        het carbidschieten vindt plaats buiten de bebouwde kom op een afstand van ten minste 100 meter van woningen en 300 meter van gebouwen of andere voorzieningen waarin dieren verblijven;

      • d.

        het schootsveld bedraagt ten minste 100 meter en binnen dit schootsveld bevindt zich geen publiek of andere personen en zijn geen openbare wegen of paden gelegen;

      • e.

        degene die met carbid schiet is niet onder invloed van alcohol en/of drugs en neemt alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen om elke gevaar voor mens en dier te voorkomen;

      • f.

        indien sprake is van carbidschieten door een persoon die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt is een toezichthouder aanwezig. Onder toezichthouder wordt verstaan: een persoon die de leeftijd van 19 jaar heeft bereikt en die altijd in staat is om aanwijzingen te geven ten aanzien van de handelingen van de carbidschieter en diens handelingen altijd kan verhinderen.

    • 4.

      Het college kan ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod. Aan deze ontheffing kunnen nadere regels verbonden worden.

    • 5.

      Het in het tweede lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin gestelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie of in het Wetboek van Strafrecht.

  • XI.

    Artikel 2:79 als volgt te laten luiden:

     

    Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

    • 1.

      Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

    • 2.

      De burgemeester kan een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:

      • a.

        geluid- of geurhinder;

      • b.

        hinder van dieren;

      • c.

        hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

      • d.

        overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf; of

      • e.

        intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

  • XII.

    Artikel 5:14 als volgt te laten luiden:

     

    Artikel 5:14 Definitie

    • 1.

      In deze afdeling wordt onder venten verstaan het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis.

    • 2.

      Onder venten wordt niet verstaan:

      • a.

        het aan huis afleveren van goederen in het kader van de exploitatie van een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;

      • b.

        het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet of artikel 5:22;

      • c.

        het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17.

  • XIII.

    Artikel 5:15 als volgt te laten luiden:

     

    Artikel 5:15 Ventverbod

    • 1.

      Het is verboden te venten:

      • a.

        als de openbare orde in het gevaar komt;

      • b.

        als de openbare veiligheid in gevaar komt;

      • c.

        als de volksgezondheid in gevaar komt;

      • d.

        als de bescherming van het milieu in gevaar komt;

      • e.

        op zondagen;

      • f.

        tussen 18:00 en 09:00 uur op maandag tot en met zaterdag.

    • 2.

      Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

    • 3.

      Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

    • 4.

      Het verbod is niet van toepassing op:

      • a.

        situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;

      • b.

        het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard.

  • XIV.

    Artikel 5:15 als volgt te laten luiden:

     

    Artikel 5:17 Begripsbepaling

    • 1.

      In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of een kraam, een wagen of een tafel. Standplaatsen onderscheiden zich in:

      • a.

        vaste standplaatsen;

      • b.

        tijdelijke standplaatsen.

    • 2.

      Onder standplaats wordt niet verstaan:

      • a.

        een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet;

      • b.

        een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

  • XV.

    Artikel 5:22 als volgt te laten luiden:

     

    Artikel 5:22 Begripsbepaling

    • 1.

      In deze afdeling wordt verstaan onder snuffelmarkt: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats.

    • 2.

      Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan:

      • a.

        een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet;

      • b.

        een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

  • XVI.

    Artikel 5:25 als volgt te laten luiden:

     

    Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen

    • 1.

      Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van openbaar water.

    • 2.

      Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:

      • a.

        nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;

      • b.

        beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.

    • 3.

      Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Vaarwegverordening Gelderland 2009 of de Gelderse Landschapsverordening.

  • XVII.

    Artikel 5:26 als volgt te laten luiden:

     

    Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats

    • 1.

      Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruiken van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.

    • 2.

      De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door of vanwege het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van en ligplaats op te volgen.

    • 3.

      Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover in de daarin gestelde onderwerpen wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Vaarwegverordening Gelderland 2009 of de Gelderse Landschapsverordening.

  • XVIII.

    Artikel 5:28 als volgt te laten luiden:

    Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken

    • 1.

      Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.

    • 2.

      Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Vaarwegverordening Gelderland 2009.

  • XIX.

    Artikel 5:32 als volgt te laten luiden:

    Artikel 5:32 Crossterreinen

    • 1.

      Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

    • 2.

      Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:

      • a.

        in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

      • b.

        in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;

      • c.

        in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.

    • 3.

      Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren.

    • 4.

      Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren.

  • XX.

    Artikel 6:2 als volgt te laten luiden:

     

    Artikel 6.2 Toezichthouders

    • 1.

      Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de opsporingsambtenaren van de politie zoals genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de buitengewoon opsporingsambtenaren zoals bedoeld in artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering en het Besluit buitengewone opsporingsambtenaren en de door het college of de burgemeester aangewezen toezichthouders.

    • 2.

      Het college dan wel de burgemeester kan daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.

  • XXI.

    In de artikelen 2:24 lid 4 sub b, 2:28 lid 6, 2:34a lid 1 sub a en 3:5 lid 2 sub i de volgende aanpassingen te maken:

     

    De termen ‘Drank- en Horecawet’ worden gewijzigd in de termen ‘Alcoholwet’.

Aldus besloten in zijn vergadering van 23 december 2021,

, griffier

, voorzitter

Naar boven