Besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen tot vaststelling van de Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen

Zaaknummer: Z 21- 049221

 

Burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen;

overwegende dat de gemeente minimaregelingen en/of bijzondere bijstand verstrekt aan inwoners met een laag inkomen en zonder goede financiële buffers met als doel dat deze inwoners ondersteund worden in hun noodzakelijke bestaanskosten en dat zij en hun minderjarige kinderen kunnen meedoen in de samenleving;

gelet op artikel 160 van de Gemeentewet en de Participatiewet;

besluiten vast te stellen de:

Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen

Artikel 1 Definities

  • Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • AOW leeftijd: de leeftijd als bedoeld in artikel 7a, eerste lid van de Algemene ouderdomswet;

  • arbeidsperspectief: belanghebbende heeft arbeidsperspectief indien hij een inkomen ontvangt niet zijnde een (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering, AOW-uitkering of een uitkering op grond van de ziektewet;

  • belanghebbende: een natuurlijk persoon die in aanmerking wenst te komen voor bijzondere bijstand, minimaregelingen en/of de Amstelveenpas;

  • bescheiden vermogen: een vermogen van maximaal de in artikel 34, derde lid van de wet genoemde bedragen;

  • bijstandsnorm: de norm die op een alleenstaande of gehuwden van toepassing is als bedoeld in artikel 20 eerste lid, artikel 21 of artikel 22 van de wet. Op een alleenstaande ouder is de norm als bedoeld in artikel 20 tweede lid onder b en 21 onder b van de wet van toepassing, verminderd met 10%;

  • bijzondere bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 35 van de wet;

  • college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen;

  • minimuminkomen: het inkomen tot en met 110% van de op datum aanvraag geldende bijstandsnorm voor personen met arbeidsperspectief en 130% van de op datum aanvraag geldende bijstandsnorm voor personen zonder arbeidsperspectief;

  • overbrugging: een eenmalige betaling op grond van de wet ten behoeve van levensonderhoud ter overbrugging naar de eerstvolgende (reguliere) betaling van de periodieke uitkering;

  • reserveringsruimte: mogelijkheid om te reserveren: 5% van de voor belanghebbende toepasselijke bijstandsnorm;

  • startkwalificatie: een erkend diploma, minimaal op MBO-2 of HAVO niveau;

  • studenten: de persoon die onderwijs volgt waarvoor hij op enig moment tijdens dat onderwijs in aanmerking kan komen voor studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt;

  • voorliggende voorziening: voorziening zoals bedoeld in artikel 15 van de wet;

  • VTLB: Vrij Te Laten Bedrag conform ReCoFa rekenmethode

  • wet: de Participatiewet;

  • Wmo 2015: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • WSNP: Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.

Artikel 2 Aanvragen

Het college neemt alleen aanvragen in behandeling wanneer deze zijn ingediend door middel van een door het college beschikbaar gestelde aanvraagformulier.

Artikel 3 Voorwaarden, draagkracht en toekenning

  • 1.

    Voor individuele bijzondere bijstand komt in aanmerking de belanghebbende met:

    • a.

      een minimuminkomen en een bescheiden vermogen, of

    • b.

      een inkomen boven het minimuminkomen en bescheiden vermogen voor zover de kosten zijn draagkracht te boven gaan.

  • 2.

    Voor de draagkracht bij bijzondere bijstand wordt meegenomen, tenzij hiervan in deze beleidsregels uitdrukkelijk wordt afgeweken:

    • a.

      30% van het inkomen boven het minimuminkomen, en

    • b.

      het volledige vermogen boven het bescheiden vermogen.

  • 3.

    Bij de berekening van de draagkracht wordt de eventuele individuele inkomenstoeslag van belanghebbende buiten beschouwing gelaten.

  • 4.

    De draagkracht wordt op nihil gesteld:

    • a.

      Als er sprake is van een minnelijke schuldenregeling waarbij de afloscapaciteit , berekend conform de ReCoFa-methode voor de schuldeisers reeds gereserveerd of afbetaald wordt; of

    • b.

      gedurende een WSNP-traject.

  • 5.

    De draagkracht wordt berekend voor een periode van maximaal vierentwintig maanden vanaf de eerste dag van de maand waarin de eerste kosten zijn gemaakt.

  • 6.

    Bij een wisselend inkomen wordt de draagkracht berekend aan de hand van het gemiddelde inkomen, berekend over de drie maanden voorafgaand aan de maand waarin de eerste kosten zijn gemaakt.

  • 7.

    In afwijking van het vijfde lid wordt voor belanghebbenden, die de AOW leeftijd hebben de draagkracht eenmalig vastgesteld, onder de voorwaarde dat deze personen wijzigingen in het inkomen en vermogen doorgeven.

  • 8.

    Periodieke bijzondere bijstand wordt toegekend voor een periode van maximaal 12 maanden.

  • 9.

    De berekende jaardraagkracht wordt volledig aangewend.

  • 10.

    Indien de bijstand voor eenmalige kosten in de vorm van leenbijstand wordt verleend komt de draagkracht tot uitdrukking in de hoogte van het aflossingsbedrag.

  • 11.

    Bij een ingrijpende wijziging in de vastgestelde financiële situatie tijdens een draagkracht-periode wordt de vastgestelde draagkracht uit inkomen of vermogen herberekend en getoetst aan het eerste en tweede lid. Indien niet meer wordt voldaan aan deze criteria wordt het recht ingetrokken en beëindigd.

  • 12.

    Het ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte, in verband met vrijwillige aflossing van schulden, wordt niet aangemerkt als een bijzondere omstandigheid, op grond waarvan bijzondere bijstand kan worden verstrekt.

  • 13.

    Bij de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de goed-koopst mogelijke adequate voorziening.

Artikel 4 Voorliggende voorziening

Voor zover kosten gecorrigeerd kunnen worden in een minnelijk of wettelijk schuldentraject en voor zover de correctie het VTLB feitelijk verhoogt, wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

Artikel 5 Administratieve drempel

  • 1.

    Nota's met een totale waarde van minder dan € 50,00 worden niet in behandeling genomen.

  • 2.

    Indien de belanghebbende binnen 12 maanden na het maken van de eerste kosten niet aan het bedrag uit het eerste lid komt, wordt afgeweken van het eerste lid.

Artikel 6 Vorm van bijstand

  • 1.

    In de gevallen genoemd in artikel 48, tweede lid, van de wet wordt de bijstand in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt.

  • 2.

    Bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van een lening wordt volledig terugbetaald, tenzij dit naar het oordeel van het college niet verenigbaar is met een minnelijk schuldentraject of een traject in de WSNP. Hierbij wordt de voorwaarde gesteld dat het traject niet door toedoen van belanghebbende tussentijds wordt beëindigd.

Artikel 7 Eigen bijdrage rechtsbijstand

  • 1.

    Er kan bijzondere bijstand worden verleend voor de kosten van rechtsbijstand, waaronder wordt begrepen de eigen bijdrage conform de Wet op de rechtsbijstand, het griffierecht en de kosten van getuigen en deskundigen, voor zover deze niet op de wederpartij kunnen worden verhaald.

  • 2.

    De noodzakelijke kosten voor de eigen bijdrage rechtsbijstand worden vastgesteld op basis van de verschuldigde eigen bijdrage verminderd met de verlaging, als bedoeld in het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand, die belanghebbende redelijkerwijs had kunnen krijgen.

  • 3.

    De volgende kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand:

    • a.

      vertaalkosten in strafzaken;

    • b.

      kosten tijdens bezwaarfase (telefoon, tolk- en reis- en verblijfskosten), anders dan de eigen bijdrage op grond van de Wet op de rechtsbijstand.

Artikel 8 Verhuis- en inrichtingskosten

  • 1.

    De kosten voor verhuis- en inrichtingskosten behoren tot de algemene kosten van het bestaan en komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand, tenzij de noodzaak van verhuizen is vastgesteld en deze voortkomt uit bijzondere omstandigheden, de verhuizing het gevolg is van een onvoorzienbare noodzaak, uitstel niet mogelijk is en indien reservering niet mogelijk is geweest.

  • 2.

    De noodzaak om te verhuizen staat in ieder geval vast als:

    • a.

      er sprake is van een noodzakelijke verhuizing in verband met hoge woonkosten;

    • b.

      er sprake is van een verhuizing ter bevordering van het langer zelfstandig wonen;

    • c.

      de verhuizing plaats vindt op basis van een woonurgentie op basis van sociale of medische gronden;

    • d.

      er sprake is van in plaatsing van personen die in het kader van de Vreemdelingenwet als vluchtelingen zijn toegelaten in Nederland dan wel over een verblijfsvergunning beschikken; of

    • e.

      er sprake is van een verhuisverplichting in het kader van woonkostentoeslag zoals bedoeld in artikel 11 van deze beleidsregels.

  • 3.

    Als er sprake is van een noodzakelijke verhuizing en er is geen mogelijkheid geweest om voor deze kosten te reserveren, wordt bijzondere bijstand om niet verstrekt voor de 1e maand huur of dubbele huur, administratiekosten, de transportkosten en kosten van stoffering van de woning.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid wordt, wanneer er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder a, b of c van de wet, voor deze kosten bijzondere bijstand in de vorm van een lening verstrekt.

  • 5.

    Voor de berekening van de draagkracht wordt 100% van het inkomen boven de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm meegenomen.

  • 6.

    Het vermogen boven anderhalf keer de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm, wordt volledig als draagkracht aangemerkt.

  • 7.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de maximale bedragen conform de NIBUD prijzengids.

  • 8.

    In afwijking van lid 7 wordt voor vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand voor een volledige inrichting de normen van de Nibud prijzengids aangehouden voor een volledig inventarispakket minus de kosten van stoffering. Het bedrag dat overblijft wordt door twee gedeeld aangezien een inventaris niet volledig nieuw hoeft te worden aangeschaft.

Artikel 9 Duurzame gebruiksgoederen

  • 1.

    De kosten van de aanschaf, vervanging en reparatie van duurzame gebruiksgoederen, zoals bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de wet, behoren tot de algemene kosten van het bestaan en komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking, tenzij;

    • a.

      de kosten noodzakelijk zijn en voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en;

    • b.

      de kosten het gevolg zijn van een onvoorzienbare noodzaak en;

    • c.

      indien reservering niet of onvoldoende mogelijk is geweest en;

    • d.

      belanghebbende geen beroep kan doen op zijn eigen netwerk, de sociale omgeving en/of een voorliggende voorziening.

  • 2.

    De bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt in beginsel in de vorm van een lening verstrekt.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan bijzondere bijstand om niet worden verstrekt indien sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 6 lid 2 van deze beleidsregels.

  • 4.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt vastgesteld aan de hand van de prijzen conform de NIBUD prijzengids.

  • 5.

    Het college bevordert de aanschaf van tweedehands duurzame gebruiksgoederen door de belanghebbende voorlichting te geven over de omvang van de aflossingsperiode en op welke wijze de duurzame gebruiksgoederen aangeschaft kunnen worden.

  • 6.

    Indien een geldlening als bedoeld in het tweede lid wordt verstrekt, stemt het college de aflossingsbedragen en de duur van de aflossing mede af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende.

  • 7.

    Voor de berekening van de draagkracht wordt 100% van het inkomen boven de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm meegenomen.

  • 8.

    Het vermogen boven anderhalf keer de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm, wordt volledig als draagkracht aangemerkt.

Artikel 10 Kosten medische keuring gehandicaptenparkeerkaart en gehandicaptenparkeerplaats

  • 1.

    Voor de kosten van een medische keuring voor een gehandicaptenparkteerkaart kan een volledige vergoeding worden verstrekt mits de gehandicaptenparkeerkaart wordt toegekend.

  • 2.

    Voor de kosten van het plaatsen van een gehandicaptenpartkeerplaats kan een volledige vergoeding worden verstrekt.

Artikel 11 Woonkostentoeslag

  • 1.

    Het college kan een woonkostentoeslag verlenen bij een:

    • a.

      huurwoning, waarvan de huurlasten beneden de maximale huurgrens van de huurtoeslag liggen;

    • b.

      huurwoning, waarvan de huurlasten boven de maximale huurgrens voor de huurtoeslag liggen; of

    • c.

      koopwoning.

  • 2.

    De hoogte van de woonkostentoeslag is afhankelijk van de huurprijs of hypotheekrente plus aanverwante kosten koopwoning en wordt in aanvang vastgesteld overeenkomstig de berekening huurtoeslag tot de maximale huurgrens, aangevuld voor 100% boven diezelfde grens tot het vastgestelde bedrag rekenhuur of woonlasten eigen woning.

  • 3.

    Bij verstrekking van een woonkostentoeslag wordt per toekenningsdatum een verhuisverplichting opgelegd die inhoudt dat belanghebbende zich maximaal inspant om te zoeken naar goedkopere woonruimte, zodat de woonlasten in overeenstemming komen met het inkomen.

  • 4.

    Een woonkostentoeslag als bedoeld in het eerste lid wordt voor een periode van 6 maanden verleend en kan met maximaal 6 maanden worden verlengd.

  • 5.

    Voor de berekening van de draagkracht wordt 100% van het inkomen boven de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm meegenomen waarbij de kostendelersnorm van toepassing is.

  • 6.

    Het vermogen boven anderhalf keer de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm, wordt volledig als draagkracht aangemerkt.

Artikel 12 Doorbetaling vaste lasten

  • 1.

    Indien de noodzaak van doorbetaling van de vaste lasten is geïndiceerd, kan bijzondere bijstand om niet worden verleend voor de verschuldigde huur en het vastrecht van de nutsvoorzieningen voor een maximale duur van 12 maanden.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 geldt dat aan een belanghebbende die in detentie zit, als alleenstaande wordt aangemerkt en huurder is van een woning of kamer bijzondere bijstand in de vorm van een lening kan worden verstrekt voor de doorbetaling van de huur indien;

    • a.

      belanghebbende in Nederland in detentie verblijft; en

    • b.

      de periode van detentie langer duurt dan 1 maand maar niet meer dan 6 maanden; en

    • c.

      als sprake is van zeer dringende redenen.

  • 3.

    Voor de berekening van de draagkracht wordt 100% van het inkomen boven de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm als bedoeld in artikel 23 van de wet meegenomen.

  • 4.

    Het vermogen boven anderhalf keer de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm, wordt volledig als draagkracht aangemerkt.

Artikel 13 Overbruggingskosten

  • 1.

    Indien een belanghebbende de periode tot het tijdstip van uitbetaling van de eerste uitkering niet zelf kan overbruggen, kan een eenmalige betaling op grond van de wet plaatsvinden ten behoeve van levensonderhoud ter overbrugging naar de eerstvolgende (reguliere) betaling van de periodieke uitkering.

  • 2.

    De hoogte van de bijstand wordt gebaseerd op de van toepassing zijnde bijstandsnorm waarop in mindering zijn gebracht:

    • a.

      de nog aanwezige middelen;

    • b.

      de eventueel reeds betaalde vaste lasten; en

    • c.

      de volledige reserveringsruimte in de norm.

  • 3.

    De overbruggingstoeslag wordt in de vorm van bijstand om niet verleend.

  • 4.

    Voor de berekening van de draagkracht wordt 100% van het inkomen boven de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm meegenomen.

  • 5.

    Het vermogen boven anderhalf keer de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm, wordt volledig als draagkracht aangemerkt.

Artikel 14 Reiskosten

  • 1.

    Reiskosten behoren tot de algemene kosten van het bestaan en komen in beginsel niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor onvermijdelijke bijzondere noodzakelijke reiskosten in verband met;

    • a.

      bezoek aan gezinsleden of familieleden in de eerste graad

    • b.

      leerplichtige kinderen;

    • c.

      medische behandelingen voor belanghebbende zelf, voor zover deze bezoeken medisch noodzakelijk zijn en er geen alternatief dichterbij is.

  • 3.

    De vergoeding voor gevallen genoemd in artikel 2 onder a en b wordt verstrekt als de reisafstand meer is dan twee zones conform OV. De vergoeding wordt berekend op basis van het goedkoopste OV tarief.

  • 4.

    De reiskosten voor gevallen genoemd in artikel 2 onder c worden volledig vergoed.

  • 5.

    In bepaalde omstandigheden kan, als het gebruik van openbaar vervoer niet mogelijk is, de hoogte van de bijzondere bijstand worden bepaald aan de hand van een kilometervergoeding conform de ANWB op basis van de kortste route.

  • 6.

    Eventuele parkeerkosten in verband met een noodzakelijk bezoek komen in beginsel niet in aanmerking voor vergoeding.

Artikel 15 Jongerentoeslag

De bijzondere bijstand van de alleenstaande of gehuwde jongere als bedoeld in artikel 12 van de wet, bedraagt het verschil tussen de toepasselijke landelijke bijstandsnorm voor personen jonger dan 21 jaar, exclusief vakantiegeld, en de bijstandsnorm voor personen van 21 jaar, exclusief vakantiegeld.

Artikel 16 Beschermingsbewind, curatele en mentorschap

  • 1.

    Voor bijstandsverlening om niet komen de volgende kosten van een door de Kantonrechter aangewezen bewindvoerder in aanmerking:

    • a.

      eenmalige kosten voor aanvangswerkzaamheden voor zover zij niet gevolg zijn van een vrijwillige overstap naar een andere bewindvoerder;

    • b.

      jaarbeloning bewindvoerder;

    • c.

      extra beloning in verband met problematische schulden voor zover belanghebbende geen toegang heeft tot gemeentelijke schuldhulpverlening in het kader van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

    • d.

      forfaitaire beloning voor incidentele werkzaamheden voor zover hiervoor toestemming is gegeven door de Kantonrechter.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt gebaseerd op de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.

  • 3.

    De bijzondere bijstand wordt vanaf de 1ste of de 16 de dag van de maand verstrekt waarin de bewindvoerder, de curator of de mentor is benoemd.

  • 4.

    Bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de extra te maken kosten zoals vermeld in de regeling beloning curatoren, bewindvoerderskosten en mentoren mits de kantonrechter akkoord is gegaan met deze kosten.

Artikel 17 Tussenschoolse opvang

Er kan bijzondere bijstand om niet worden verleend voor de kosten van tussenschoolse opvang per schooljaar bij een continurooster op de basisschool.

Artikel 18 Voorwaarden

Om in aanmerking te komen voor de minimaregelingen genoemd in artikel 19 tot en met 24 wordt, in afwijking van het begrip minimuminkomen zoals omschreven in artikel 1, onder minimuminkomen verstaan:

  • 1.

    Een inkomen tot 130% van de relevante bijstandsnorm.

  • 2.

    In uitzondering op het eerste lid geldt een inkomen tot 110% van de relevante bijstandsnorm voor alleenstaanden met arbeidsperspectief en gehuwden met arbeidsperspectief zonder kinderen.

Artikel 19 Amstelveenpas

  • 1.

    Het college verstrekt op aanvraag een Amstelveenpas aan de belanghebbenden:

    • a.

      met een minimuminkomen en een bescheiden vermogen;

    • b.

      die behoren tot de kring der rechthebbende voor bijstand, bedoeld in artikel 11 van de wet;

    • c.

      die hun hoofdverblijf hebben in Amstelveen; en

      die geen student zijn, met uitzondering van studerende ouders met kinderen tot 18 jaar.

  • 2.

    De Amstelveenpas is geldig:

    • a.

      voor onbepaalde tijd, zolang de belanghebbende een PW-uitkering ontvangt

    • b.

      voor onbepaalde tijd, als de belanghebbende arbeidsongeschikt en/of gehandicapt is

    • c.

      voor onbepaalde tijd, als belanghebbende minimaal de AOW-leeftijd heeft bereikt

    • d.

      voor maximaal een jaar, voor belanghebbenden met inkomen uit arbeid

    • e.

      voor de duur dat belanghebbende deelneemt aan een minnelijke schuldenregeling

    • f.

      zolang de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen op belanghebbende van toepassing is.

    • g.

      voor maximaal 24 maanden, in overige situaties.

Artikel 20 Regeling voor kinderen van 4 tot 18 jaar

  • 1.

    Het college verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming aan (een) ouder(s) met een minimuminkomen, een bescheiden vermogen en met één of meer ten laste komende, schoolgaande kinderen van 4 tot 18 jaar.

  • 2.

    De hoogte van de tegemoetkoming voor het bevorderen van het meedoen van kinderen in de maatschappij bedraagt:

    • a.

      een tegemoetkoming tot een maximum bedrag van € 250,00 per kind per 12 maanden voor het deelnemen aan sport of cultuur. De kosten moeten een direct verband houden met sporten bij een vereniging of cultuur in georganiseerd verband;

    • b.

      een tegemoetkoming in de kosten van het behalen van een zwemdiploma A tot en met C tot 100% van het lesgeld per kind per 12 maanden;

    • c.

      een tegemoetkoming in de kosten van de Amstelveense vakantiekampen ter hoogte van de kosten boven de € 12,50;

    • d.

      een tegemoetkoming in de schoolkosten van € 75,00 per kind per schooljaar voor kinderen op de basisschool en € 150,00 per kind per schooljaar voor kinderen op de middelbare school.

    • e.

      een tegemoetkoming in de internetkosten van € 180,00 per huishouden per 12 maanden.

Artikel 21 Zwemregeling voor volwassenen van 18 jaar en ouder

  • 1.

    Het college verstrekt op aanvraag een zwempakket voor het mogelijk behalen van zwemdiploma A en optioneel zwemdiploma B.

  • 2.

    Volwassenen vanaf 18 jaar met een minimum inkomen en een bescheiden vermogen komen voor deze regeling in aanmerking.

  • 3.

    Het zwempakket zwemlessen waarin minimaal diploma A en optioneel diploma B kan worden behaald, de inschrijfkosten en de kosten voor het zwemdiploma.

  • 4.

    Wanneer voorafgaand aan de aanvraag met zwemlessen voor het behalen van een zwemdiploma gestart is bestaat het zwempakket uit de resterende benodigde zwemlessen en de kosten voor het zwemdiploma.

  • 5.

    Het zwempakket wordt per persoon verstrekt.

  • 6.

    Het zwempakket wordt in natura door de volwassene afgenomen bij zwembad De Meerkamp.

  • 7.

    Het zwempakket kan niet met terugwerkende kracht worden verstrekt.

Artikel 22 Computerregeling voor kinderen vanaf 4 jaar in het basisonderwijs

  • 8.

    Het college verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming in natura in de kosten van een computer of laptop, printer en toebehoren per gezin aan (een) ouder(s) met een minimuminkomen, een bescheiden vermogen en met één of meer ten laste komende kinderen vanaf 4 jaar in het basisonderwijs.

  • 9.

    De tegemoetkoming in de kosten zoals genoemd in het eerste lid wordt in natura verstrekt en bedraagt maximaal € 400,00 per huishouden per 48 maanden.

Artikel 23 Computerregeling voor kinderen tot 18 jaar in het voortgezet onderwijs

  • 1.

    Het college verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming in de leasekosten of een tegemoetkoming in natura in de kosten van een computer of laptop, printer en toebehoren aan (een) ouder(s) met een minimuminkomen, een bescheiden vermogen en een ten laste komend kind tot 18 jaar die het voortgezet onderwijs volgt.

  • 2.

    De hoogte van de tegemoetkomingen bedragen:

    • a.

      een tegemoetkoming in natura in de kosten zoals genoemd in het eerste lid van maximaal € 400,00 per kind die het voortgezet onderwijs volgt per 48 maanden; of

    • b.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten voor het leasen van een computer of laptop, plus printer en toebehoren via een door de middelbare school aangewezen leverancier, van maximaal € 400,00 per kind die het voortgezet onderwijs volgt over 48 maanden. De tegemoetkoming wordt per maand uitbetaald.

Artikel 24 Regeling vaktraining of huiswerkbegeleiding

  • 1.

    Het college verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming voor kortdurende vaktraining of huiswerkbegeleiding aan ouder(s) met een minimuminkomen, een bescheiden vermogen en met één of meer ten laste komende kinderen op een middelbare school.

  • 2.

    De hoogte van de tegemoetkoming is maximaal € 300,00 per kind voor 12 maanden en de kosten hebben direct verband met tijdelijke deelname aan training voor een specifiek vak of een vorm van huiswerkbegeleiding met als doel ontwikkeling van het kind op school.

  • 3.

    De tegemoetkoming kan worden ingezet voor;

    • a.

      de eigen bijdrage voor een vorm van huiswerkbegeleiding of vaktraining aangeboden door de school van het ten laste komende kind;

    • b.

      een bijdrage aan kosten voor huiswerkbegeleiding of vaktraining aan het ten laste komende kind door een persoon uit het sociaal netwerk. Belanghebbende dient doel, vorm en contactpersoon voor de training of begeleiding te verstrekken.

    • c.

      een bijdrage aan kosten voor huiswerkbegeleiding of vaktraining door een particuliere instanties of professional.

  • 4.

    Betaling vindt plaats op basis van facturering voorafgaand of declaratie na afloop van de training of begeleiding.

Artikel 25 Ondersteuning behalen startkwalificatie

  • 1.

    Het college kan bijzondere bijstand om niet verstrekken aan jongeren van 18 tot en met 22 jaar die in een kwetsbare positie opgroeien en een opleiding volgen of weer gaan volgen voor kosten die een passende bijdrage leveren aan het behalen van de startkwalificatie om zo hun positie op de arbeidsmarkt te versterken.

  • 2.

    De aanvraag wordt op voordracht gedaan door een medewerker van Regionale Meld- en Coördinatiefunctie Voortijdig Schoolverlaten, een leerplichtambtenaar, een jeugdhulpverlener, een medewerker van het sociaal team, scholen of andere maatschappelijke organisaties.

  • 3.

    De verstrekking van de bijstand wordt afgestemd op de omstandigheden en mogelijkheden van de jongere.

  • 4.

    Er zijn geen financiële middelen om de kosten die een passende bijdrage leveren zelf te betalen.

Artikel 26 Regeling duurzame gebruiksgoederen

  • 1.

    Personen vanaf de AOW-leeftijd met, op het moment van de aanvraag, een minimuminkomen en een bescheiden vermogen hebben, komen in aanmerking voor de regeling duurzame gebruiksgoederen.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen om niet bedraagt per 36 maanden:

    • a.

      € 750,00 voor een alleenstaande; en

    • b.

      € 900,00 voor een alleenstaande ouder en gehuwden.

  • 3.

    Indien belanghebbende binnen 36 maanden het maximum bedrag uit het tweede lid heeft bereikt en alsnog een aanvraag doet voor duurzame gebruiksgoederen vanwege een noodzakelijke verhuizing is artikel 10 van toepassing.

Artikel 27 Collectieve ziektekostenverzekering

  • 1.

    Het college stelt een collectieve ziektekostenverzekering beschikbaar aan belanghebbenden met een inkomen van maximaal 110% van de relevante bijstandsnorm en een bescheiden vermogen.

  • 2.

    Studenten zijn uitgesloten van de verzekering.

  • 3.

    De collectieve ziektekostenverzekering bestaat uit een basisverzekering, een aanvullende verzekering en een gemeentepakket. De collectieve ziektekostenverzekering kan alleen als totaalpakket worden afgesloten.

  • 4.

    Op de premie voor de basisverzekering en de aanvullende verzekering wordt de collectiviteitkorting in mindering gebracht. De resterende netto premie komt voor rekening van de verzekerde. De premie voor het gemeentepakket komt voor rekening van de gemeente.

  • 5.

    Deelname aan de collectieve ziektekostenverzekering is slechts mogelijk vanaf 1 januari van ieder kalenderjaar.

  • 6.

    In afwijking van het vijfde lid is deelname aan de collectieve verzekering per eerste van de volgende kalendermaand mogelijk indien belanghebbende is verzekerd bij de verzekeraar die de collectieve ziektekostenverzekering uitvoert.

  • 7.

    Indien niet meer voldaan wordt aan de voorwaarden van de collectieve ziektekostenverzekering wordt de verzekering per de eerste van de volgende kalendermaand omgezet in een basisverzekering en aanvullende verzekering. Op dat moment vervalt het gemeentepakket.

Artikel 28 Regeling gratis openbaar vervoer voor ouderen

  • 1.

    Het college stelt op aanvraag een jaarabonnement van Connexxion voor de daluren beschikbaar aan inwoners van de gemeente Amstelveen van 65 jaar en ouder met een inkomen dat niet hoger is dan maximaal 130% van het sociaal minimum en die over een persoonlijke Openbaar Vervoerkaart beschikken.

  • 2.

    Het sociaal minimum, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt gebaseerd op de normen voor pensioengerechtigden zoals geformuleerd in artikel 22 van de Participatiewet.

  • 3.

    De normen voor pensioengerechtigden genoemd in het tweede lid worden ook gehanteerd voor inwoners met een leeftijd tussen de 65 jaar en de pensioengerechtigde leeftijd.

  • 4.

    Bij de beoordeling van het recht op deze voorziening wordt geen rekening gehouden met vermogen.

  • 5.

    Naast de normen van artikel 22 van de Participatiewet wordt bij de bepaling van het recht op deze voorziening verder geen rekening gehouden met huisgenoten.

  • 6.

    De kosten van de in lid 1 genoemde persoonlijke Openbaar Vervoerkaart komen niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 7.

    Het hebben van Wmo-vervoer met een Wmo-indicatie is een uitsluitingsgrond voor de Regeling gratis openbaar vervoer voor ouderen.

Artikel 29 Terugvordering en verhaal

Invordering en terugvordering vinden plaats op de wijze zoals in de beleidsregels terugvordering en verhaal gemeente Amstelveen is bepaald.

Artikel 30 Onvoorziene omstandigheden

In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist het college.

Artikel 31 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de beleidsregels, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.

Artikel 32 Overgangsrecht

Beschikkingen afgegeven voor het inwerkingstreden van deze beleidsregels blijven onverkort van kracht tot de einddatum die in de beschikking staat aangegeven.

Artikel 33 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking per 1 augustus 2021 en worden aangehaald als "Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen gemeente Amstelveen".

  • 2.

    Op het tijdstip genoemd in het eerste lid wordt het document "Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen gemeente Amstelveen", zoals vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 31 december 2019, ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 27 juli 2021.

De secretaris,

Bert Winthorst

De voorzitter,

Tjapko Poppens

Naar boven