Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam tot wijziging van de Beleidsregels Participatiewet, IOAW, IOAZ in verband met het volledig, eenvoudig en transparant maken van het inkomensbeleid

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

 

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 160 eerste lid onder a van de Gemeentewet en artikel 35 Participatiewet

 

besluit:

Artikel I

De beleidsregels Participatiewet, IOAW,IOAZ als volgt te wijzigen:

 

  • a.

    In Artikel 2.1 Jongerentoeslag, wordt onder punt a 25% vervangen door 30%. Onder punt b wordt 30% vervangen door 35%. Onder punt c wordt 15% vervangen door 20%.

  • b.

    In de toelichting op artikel 3.1 lid 2 uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten, komt de tekst “die opgenomen is in de beleidsvoorschriften Werk en Inkomen” te vervallen. De tekst “normbedragen die gelden krachtens zogenoemde” dient te wijzigen als volgt: “richtbedragen die worden gehanteerd“.

En de volgende beleidsregels Participatiewet, IOAW,IOAZ in te trekken:

 

  • a.

    Artikel 3.1 Uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten - lid 1 en de eerste alinea bij de toelichting artikel 3.1.

  • b.

    Artikel 6, 7 en 8, inclusief de toelichting.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 februari 2022.

Artikel III

Dit besluit wordt aangehaald als Wijzigingsbesluit Beleidsregels Participatiewet, IOAW, IOAZ.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 14 december 2021.

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel I onder b:

De verhoging van de jongerentoeslag met 5% gaat om de formele vastlegging van een uitvoeringspraktijk die al meerdere jaren (sinds ca. 2016) wordt gehanteerd, maar door personele omstandigheden (reorganisatie, pensionering) nooit formeel is vastgesteld. Onderliggende reden voor de verhoging van de toeslag ligt met name in de hogere woonlasten voor jongeren (deels jongere statushouders die nieuwkomer zijn op de woningmarkt), een ontwikkeling die in de afgelopen jaren alleen maar is toegenomen. Om die reden is het voorstel deze verhoging alsnog te formaliseren. Aangezien het om een formalisering gaat van een reeds bestaande situatie, brengt deze aanpassing geen financiële consequenties met zich mee.

Overigens blijft voor jongeren het uitgangspunt gelden dat zij alleen recht op bijstand hebben wanneer werk en/of scholing (nog) niet mogelijk zijn.

 

Artikel I onder c:

Bij de toekenning van Bijzondere Bijstand wordt gebruik gemaakt van richtbedragen. Dit is in artikel 3.1 lid 2 vastgelegd. In de toelichting op dit artikel wordt aangegeven dat deze richtbedragen zijn vastgelegd in de beleidsvoorschriften Werk en Inkomen (een handboek met werkinstructies voor de uitvoering). Aangezien dit handboek in 2019 uit roulatie is genomen, moet dit in de toelichting worden aangepast.

In de toelichting blijft staan dat voor de richtbedragen Bijzondere Bijstand wordt aangesloten bij de Amsterdamse prijslijst Bijzondere Bijstand en bij de landelijke NIBUD-prijzengids, en dat voor de jaarlijkse indexering van deze richtbedragen gebruik wordt gemaakt van het alimentatie-indexeringspercentage van het Ministerie van Justitie.

 

 

Naar boven