Gemeenteblad van Zoetermeer
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zoetermeer | Gemeenteblad 2022, 69845 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals bouwplannen en verkeersmaatregelen.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zoetermeer | Gemeenteblad 2022, 69845 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Zoetermeer houdende regels omtrent de Verordening op de raadscommissies 2021
Hoofdstuk 2: Instelling, taken en samenstelling
Artikel 2: Instelling raadscommissies
Op grond van artikel 82, eerste lid, van de gemeentewet kan de raad zoveel raadscommissies instellen als hij wenselijk acht. De raad regelt de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies.
De bij het in artikel 2 lid 2 genoemde besluit aangewezen raadscommissie die belast is met het onderwerp ‘ruimtelijke ordening’ heeft tevens tot taak hen die op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening tijdig zienswijzen tegen een ontwerp van een bestemmingsplan hebben ingediend te horen. In voorkomende gevallen wordt voor andere besluitvorming op grond van het taakveld van de commissie deze commissie aangewezen om betrokkenen te horen.
De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester.
De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigen beweging advies aan de raad uitbrengen; ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.
De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen.
Zoetermeer heeft gekozen voor het benoemen van alle raadsleden in alle raadscommissies. Als iedereen aanwezig is, is er altijd sprake van evenwichtigheid. Dit is echter niet altijd het geval. Zoals ook uit het tweede lid blijkt, hoeven de leden van een raadscommissie geen raadslid te zijn. De politieke groeperingen (fracties) dragen de in het tweede lid bedoelde leden voor.
De vraag is op welke wijze tegemoet wordt gekomen aan de vorengenoemde evenwichtigheid. Op 24 november 2008 heeft de raadscommissie Burger en Bestuur de raad geadviseerd dat de fracties zelf bepalen welke van deze niet-raadsleden in welke commissievergadering vertegenwoordigd zijn.
Op grond van het vijfde lid moeten leden en buitengewone leden, evenals raadsleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13, 14 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen, bij hun installatie de eed of belofte moeten afleggen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15.
Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn.
De zittingsperiode van commissieleden is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe dus vier jaar. Fracties kunnen ervoor kiezen om commissieleden kort na de verkiezingen van de nieuwe gemeenteraad voor te dragen voor benoeming. Hiertoe wordt een uitvraag gedaan door de griffie onder de fracties. Fracties geven tenminste 5 werkdagen voor een raadsvergadering aan of en zo ja welke commissieleden zij willen voordragen.
De zittingsperiode van de commissieleden is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan. De leden 4, 5, 6 en 7 gaan over het ontslag van commissieleden die geen raadslid zijn.
Paragraaf 1 Frequentie van vergaderen en voorbereidingen
In spoedeisende gevallen kan het presidium na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 3 x 24 uur voor de aanvang van de vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt met de bijbehorende stukken aan de leden van de raad en van de raadscommissie verzonden en openbaar gemaakt.
De leden van een raadscommissie ontvangen een oproep inclusief de agenda voor een vergadering en de stukken bij voorkeur 21 dagen voor de vergadering. Een schriftelijke oproep behelst tevens een digitaal gestuurde uitnodiging. Dit geldt evenzo voor het digitaal beschikbaar stellen van stukken middels een daartoe bestemd systeem. Als in spoedeisende gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld bedraagt deze termijn minimaal 3 x 24 uur voor een vergadering. De termijn is zo gekozen dat de leden van een raadscommissie in staat zijn om de stukken te lezen.
Voor het verzenden van de oproep, stelt het presidium de agenda vast. Het versturen van de agenda is geregeld in artikel 9. In dit artikel is een procedure voor spoedeisende zaken geregeld. Wanneer het tot stemming komt bij de vaststelling van de agenda, gebeurt dit bij meerderheid van de leden (onder artikel 12 is vastgelegd dat alleen commissieleden die de presentielijst hebben getekend als lid aangemerkt kunnen worden).
Paragraaf 2 Orde der vergadering
Bij de aanvang van de vergadering tekent ieder aanwezig raads- en commissielid, dat aan de beraadslagingen wil deelnemen de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de commissiegriffier door ondertekening vastgesteld. Degenen die de presentielijst hebben getekend, worden voor het vervolg van de vergadering als lid aangeduid.
De presentielijst en de ondertekening door de voorzitter en de commissiegriffier zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. Daarnaast is de presentielijst van belang om de vergoedingen voor de leden van een raadscommissie voor zover ze geen raadslid zijn, te kunnen vaststellen.
Artikel 13: Opening vergadering; quorum
Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal fracties aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen der afwezige fracties, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen.
Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raadscommissie kan echter over andere aangelegenheden niet zijnde geagendeerde onderwerpen alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende fracties aanwezig is.
Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Artikel 13 van deze verordening voorziet hierin. Als meer dan de helft van het aantal fracties aanwezig is en de presentielijst heeft getekend, kan worden vergaderd.
Het derde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering als het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter bepaalt op welke datum en tijdstip nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Als er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zit, mag ervan uit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen. Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.
Artikel 14: Spreekrecht en deelname aan de beraadslagingen
Na de opening van de vergadering kan elke aangemelde spreker gedurende maximaal vijf minuten het woord voeren. Voor het inspreken is maximaal dertig minuten gereserveerd in de agenda. De commissie kan op voorstel van de voorzitter ook besluiten dat derden bij de aanvang van een bepaald onderwerp het woord voeren. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. In bijzondere gevallen kan de voorzitter afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.
Het spreekrecht van derden kan bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid van derden bij het lokaal bestuur, één van doelstellingen van de vernieuwing van het lokaal bestuur.
De spreker meldt zich bij de griffie. Indien hij wil inspreken over een onderwerp dat op de agenda staat, is er overleg met de voorzitter of de spreker kan aansluiten bij de beraadslagingen over dat onderwerp.
Bij het opstellen van deze besluitenlijst wordt gebruik gemaakt van het format, zoals door het presidium vastgesteld,
Artikel 16: Aantal spreektermijnen
Het is mogelijk dat commissieleden het woord voeren namens andere commissies of werkgroepen van de raad. Het is ook mogelijk dat commissieleden het woord voeren vanuit hun rol als lid van een rekeningcommissie, adviescommissie of als lid van het algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling. Zij kunnen daarvoor extra spreektijd krijgen.
Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de raadscommissie van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan zij daartoe uitdrukkelijk besluiten.
Soms is wenselijk dat een commissielid het woord voert namens een subcommissie, bestuurscommissie of andere werkgroep, zoals de auditcommissie, werkgeverscommissie etc. Zij kunnen daartoe apart het woord voeren en extra spreektijd krijgen.
Artikel 18: Voorstellen van orde
Ieder lid heeft te allen tijde het recht om een gemotiveerd voorstel van orde te doen. De voorzitter legt aan de commissie ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Als een voorstel van orde wordt gedaan, geeft de indiener direct zijn argumenten voor het voorstel van orde. De voorzitter kan andere fracties in de gelegenheid stellen om eenmaal voor- of tegenargumenten te geven, waarna de raadscommissie besluit. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen, (artikel 32, vierde lid Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een (overleg) pauze.
Artikel 19: Handhaving orde; schorsing
Indien een spreker zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaat, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin dit plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
Over het in het vierde lid genoemde voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering van de commissie worden ontzegd.
Het eerste lid verzekert dat leden van een raadscommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties uiteraard toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als niet-raadsleden.
Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, kan hij de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd door de raad.
Het vierde lid is sluit aan bij artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van raadsleden.
Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 25 van deze verordening.
De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een raadscommissie anders beslist. Uitgezonderd beslissingen met betrekking tot de orde van de vergadering, de beslotenheid van een commissievergadering en het opleggen van geheimhouding neemt een raadscommissie geen beslissingen. Een raadscommissie bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. De leden beslissen over het advies.
Hoofdstuk 5: Besloten vergadering
Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing, voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.
Over de openbaarheid van de vergaderingen gaat artikel 82, vijfde lid van de Gemeentewet. In deze bepaling wordt artikel 23 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing verklaard op raadscommissies.
Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voor zover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.
Dit concept wordt in de volgende commissievergadering ter vaststelling aangeboden. Indien het concept ongewijzigd kan worden vastgesteld kan dit direct gebeuren. Indien er wijzigingen besproken moeten worden wordt aansluitend aan de openbare vergadering een besloten vergadering toegevoegd om de besluitenlijst vast te stellen.
Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel 23 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist. De raadscommissie beslist over het openbaar maken van dit verslag.
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de commissie overeenkomstig artikel 86, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De geheimhouding dient in acht te worden genomen door eenieder die bij de vergadering aanwezig is en door eenieder die op een andere wijze kennis heeft van de stukken. De commissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.
Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van eenieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding dient in de eerstvolgende raadsvergadering bekrachtigd te worden. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft.
Hoofdstuk 6: Toehoorders en pers
Artikel 26: Toehoorders en pers
Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toegang kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, het derde lid voorziet hierin.
Artikel 27: Geluid- en beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.
Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-69845.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.