Wijzigingen in de Algemene Plaatselijke Verordening voor Delft

De raad van de gemeente Delft;

 

Gelezen het voorstel van het college van 16 november 2021;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

gezien het advies van de raadscommissie Economie, Financiën en Bestuur;

 

overwegende dat het aanbeveling verdient regels te stellen ter handhaving van de openbare orde

 

BESLUIT:

 

I.

Vast te stellen de navolgende wijzigingen in de Algemene Plaatselijke Verordening voor Delft:

 

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

 

Toevoegen van een nieuw sublid i) :

 

  • i)

    Deeltweewieler: een publiek te gebruiken fiets, snor- en (bijzondere) bromfiets, die voor een korte duur (tijd) en tegen betaling in een netwerk wordt aangeboden door een commerciële aanbieder.

Hiermee luidt het artikel in zijn geheel als volgt:

 

“Artikel 1:1 Begripsbepalingen

 

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    openbare plaats: een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld onder b:

  • b.

    weg: weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b; van de Wegenverkeerswet 1994;

  • c.

    openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn:

  • d.

    bebouwde kom: de bebouwde kom waarvan de gemeenteraad de grenzen heeft vastgelegd overeenkomstig artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994 bij raadsbesluit van 24 juni 2004;

  • e.

    rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;

  • f.

    bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1, eerste lid van de Bouwverordening gemeente Delft;

  • g.

    gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid van de Woningwet;

  • h.

    handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen.

  • i.

    Deeltweewieler: een publiek te gebruiken fiets, snor- en (bijzondere) bromfiets, die voor een korte duur (tijd) en tegen betaling in een netwerk wordt aangeboden door een commerciële aanbieder.”

Artikel 2:7 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg

 

Toevoegen van een nieuw sub e) aan het vijfde lid:

 

  • “e.

    deeltweewielers als bedoeld in artikel 2:7a.”

Hiermee luidt het artikel in zijn geheel als volgt:

 

“Artikel 2:7 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg

  • 1.

    Het is toegestaan tijdelijk voorwerpen te plaatsen in de openbare ruimte, mits:

    • a.

      plaatsing op eigen terrein niet mogelijk is;

    • b.

      niet langer dan 6 maanden

    • c.

      de omvang niet groter is dan 12 vierkante meter;

    • d.

      het beoogde gebruik geen schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid en bereikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

    • e.

      het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving voldoet aan redelijke eisen van welstand.

  • 2.

    Plaatsing van voorwerpen groter dan 12 vierkante meter dient uiterlijk 10 werkdagen voor de voorgenomen plaatsing in de openbare ruimte, gemeld te worden aan het college op een door het college voorgeschreven manier. De bepalingen van lid 1 onder a, b d en e zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Het college kan nader regels stellen ten aanzien van voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg.

  • 4.

    Het college kan indien werkzaamheden of omstandigheden daartoe aanleiding geven, gebieden aanwijzen waar het onder lid 1 van dit artikel bepaalde, tijdelijk niet van toepassing is. Wanneer een dergelijk gebied wordt aangewezen, dan is lid 2 van dit artikel van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

     

    • a.

      standplaatsen als bedoeld in artikel 5:15;

    • b.

      terrassen;

    • c.

      reclame als bedoeld in de Reclameverordening 2005;

    • d.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:17;

    • e.

      deeltweewielers als bedoeld in artikel 2:7a.”

Artikel 2:7a Deeltweewielers

Toevoegen van een nieuw artikel ‘2:7a’ met als opschrift ‘Deeltweewielers’ met de volgende inhoud:

 

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college deeltweewielers ten behoeve van het gebruik door derden in de openbare ruimte te plaatsen en aan te bieden, anders dan vanuit speciaal daarvoor ingerichte voorzieningen;

  • 2.

    Het college kan voorschriften of beperkingen verbinden aan de vergunning:

    • a.

      ter voorkoming van overlast;

    • b.

      in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente;

    • c.

      in het belang van de veiligheid van de weggebruikers;

    • d.

      in het belang van de doorstroming van het verkeer;

    • e.

      ter voorkoming van onevenredig ruimtegebruik;

    • f.

      ter bescherming van het milieu;

    • g.

      ter bescherming van de privacy.

  • 3.

    Het college kan ter bescherming van de in het vorige lid genoemde belangen een maximum stellen aan:

    • a.

      het aantal deeltweewielers per vergunninghouder per categorie deeltweewielers;

    • b.

      het totaal aantal deeltweewielers.

  • 4.

    Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verboden is om deeltweewielers ter gebruik aan te bieden.

  • 5.

    Het college kan plaatsen aanwijzen waar uitsluitend deeltweewielers ter gebruik aangeboden kunnen worden.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen en wanneer een vergunningsaanvraag in strijd is met de nadere regels kan het college de vergunning weigeren.

  • 7.

    Op een aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen).

Artikel 2:59 Drugshandel op straat

Wijzigingen van het opschrift van artikel 2:59 ‘Vervallen’ in ‘Drugshandel op straat’

 

De volgende inhoud toevoegen aan artikel 2:59:

 

‘Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.’

 

Artikel 2:64 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

Toevoegen van een nieuw artikel 2:64 met als opschrift ‘Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat’.

 

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      exploitant: natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

    • b.

      beheerder: de natuurlijke persoon die feitelijk leiding geeft of de leiding heeft over de bedrijfsmatige activiteiten;

    • c.

      bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor het publiek toegankelijk gebouw, niet zijnde een seksinrichting, of een daarbij behorend perceel of enig andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.

  • 2.

    De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.

  • 3.

    Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:

    • a.

      in een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester benoemde bedrijfsmatige activiteiten; of

    • b.

      indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:

    • a.

      in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;

    • b.

      indien de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

    • c.

      de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • d.

      indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • e.

      indien niet voldaan is aan de bij of krachtens lid vijf en zes gestelde eisen met betrekking tot de aanvraag;

    • f.

      indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

    • g.

      indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit of de Wet milieubeheer.

  • 5.

    De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:

    • a.

      de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant of beheerder;

    • b.

      het adres en telefoonnummer waar de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

    • c.

      het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;

    • d.

      indien van toepassing de verblijftitel van de exploitant of beheerder;

    • e.

      een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant of beheerder gerechtigd is om in Nederland arbeid te verrichten;

    • f.

      een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over de ruimte te beschikken waarin het bedrijf wordt gevestigd.

  • 6.

    Indien de burgemeester dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag kan hij verlangen dat aanvullende gegevens worden overgelegd.

  • 7.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen indien:

    • a.

      door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast; of

    • b.

      door het bedrijf de leefbaarheid in het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed; of

    • c.

      de voorwaarden uit de vergunning of de plichten voortvloeiend uit dit artikel niet worden nageleefd; of

    • d.

      de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is; of

    • e.

      de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf danwel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed; of

    • f.

      er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden; of

    • g.

      er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde; of

    • h.

      de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd dan wel sprake is van een gewijzigde exploitatie; of

    • i.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is; of

    • j.

      de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit, de Wet milieubeheer of een gebiedsplan.

  • 8.

    Indien een bedrijf in strijd met het verbod uit het derde lid van deze bepaling wordt geëxploiteerd of indien een van de situaties als bedoeld in het zevende lid, sub a tot en met i, van toepassing is, kan de burgemeester de sluiting van het bedrijf bevelen.

  • 9.

    Het is een ieder verboden een overeenkomstig het achtste lid van deze bepaling gesloten bedrijf te betreden of daarin te verblijven.

  • 10.

    De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven indien later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

  • 11.

    De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. Na het indienen van een aanvraag voor een wijziging in de exploitatie, verleent de burgemeester een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet.

  • 12.

    Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.

  • 13.

    De exploitant en de beheerder zien erop toe dat in het bedrijf geen strafbare feiten plaatsvinden.

  • 14.

    In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.

  • 15.

    Op de vergunning als bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:65 Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen

 

Toevoegen van een nieuw artikel 2:65 met als opschrift ‘Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen’

 

Toevoegen van de volgende inhoud aan artikel 2:65:

 

  • 1.

    De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, of voor het publiek openstaande gebouwen en/of de daarbij behorende erven in bepaald gebied, in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten.

  • 2.

    Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

  • 3.

    Het in het eerste lid gepaalde geldt niet voor zover in het onderwerp van de regeling van het eerste lid elders wordt voorzien in deze verordening of in artikel 13b van de Opiumwet.”

Artikel 5:12 Begripsbepalingen

 

Toevoegen van een nieuw sub c) aan het tweede lid:

 

“c. een plaats voor deeltweewielers als bedoeld in artikel 2.7a, vierde lid.”

 

Daarmee luidt het artikel in zijn geheel als volgt:

 

“Artikel 5:12 Begripsbepalingen

 

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis;

  • 2.

    Onder venten wordt niet verstaan:

    • a)

      het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;

    • b)

      het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5:19;

    • c)

      het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:16;

    • d)

      het plaatsen van deeltweewielers ten behoeve van het gebruik door derden als bedoeld in artikel 2:7a.”

Artikel 5:15 Begripsbepaling

Aan het tweede lid een nieuw sublid c toevoegen:

 

  • “c.

    een plaats voor deeltweewielers als bedoeld in artikel 2:7a, vierde lid.”

Daarmee luidt het artikel in zijn geheel als volgt:

 

“Artikel 5:15 Begripsbepaling

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder een standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

  • 2.

    Onder standplaats wordt niet verstaan:

    • a.

      een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h. van de Gemeentewet;

    • b.

      een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:17.

    • c.

      een plaats voor deeltweewielers als bedoeld in artikel 2:7a, vierde lid.

  • 3.

    In deze afdeling wordt verstaan onder een winkeluitstalling: goederen – inclusief één reclamebord of reclameobject of één of twee menubord(en) – uitgestald door de desbetreffende ondernemer op een strook grond in de openbare ruimte.

  • 4.

    In deze afdeling wordt verstaan onder overige uitstalling: voorwerpen ter verfraaiing van de entree van woonhuizen, bedrijfs- of kantoorpanden, zoals een plantenbak of bankje of soortgelijke voorwerpen.”

Artikel 6:2 Toezichthouders

 

Schrappen van de volgende inhoud van het huidige eerste lid:

 

  • ''a.

    Controleur openbare ruimte en inspecteur openbare ruimte van de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het Cluster Veiligheid van de gemeente Delft;

  • b.

    Senior van de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het Cluster Veiligheid van de gemeente Delft;

  • c.

    (ass.) Havenmeester van de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het Cluster Veiligheid van de gemeente Delft;

  • d.

    Inspecteur buitendienst van de afdeling Vergunningen, Toezicht en handhaving van het Cluster Veiligheid van de gemeente Delft;

  • e.

    Adviseur (monumentenzorg) van de afdeling Erfgoed van het Cluster Samenleving van de gemeente Delft.”

En te vervangen door:

  • ''a.

    Controleur en inspecteur openbare ruimte, afdelingshoofd, teamleider, senior, (ass.) havenmeester, medewerker projecten en data-analyse en juridisch medewerker kwaliteit en scholing van de afdeling Toezicht en Handhaving van het Cluster Veiligheid van de gemeente Delft;

  • b.

    Inspecteur buitendienst van de afdeling Bouwen en Bijzonder Onderzoek van het Cluster Veiligheid van de gemeente Delft;

  • c.

    Adviseur (monumentenzorg) van de afdeling Erfgoed van het Cluster Samenleving van de gemeente Delft.”

Hiermee luidt het artikel in zijn geheel als volgt:

 

“Artikel 6:2 Toezichthouders

 

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de personen werkzaam in de functies van:

    • a.

      Controleur en inspecteur openbare ruimte, afdelingshoofd, teamleider, senior, (ass.) havenmeester, medewerker projecten en data-analyse en juridisch medewerker kwaliteit en scholing van de afdeling Toezicht en Handhaving van het Cluster Veiligheid van de gemeente Delft;

    • b.

      Inspecteur buitendienst van de afdeling Bouwen en Bijzonder Onderzoek van het Cluster Veiligheid van de gemeente Delft;

    • c.

      Adviseur (monumentenzorg) van de afdeling Erfgoed van het Cluster Samenleving van de gemeente Delft

    • d.

      Inspecteur buitendienst van de afdeling Vergunningen, Toezicht en handhaving van het Cluster Veiligheid van de gemeente Delft;

    • e.

      Adviseur (monumentenzorg) van de afdeling Erfgoed van het Cluster Samenleving van de gemeente Delft

  • 2.

    Het college dan wel de burgemeester kan daarnaast andere personen belasten met dit toezicht.

  • 3.

    Onverminderd het eerste en tweede lid zijn de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 141, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, eveneens belast met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften.”

II. Dat de toevoeging van de artikelen 2:64; 2:65 en wijziging van de artikelen 1:1; 2:7; 2:7a; 5:12; 5:15 per 15 februari 2022 inwerking treedt;

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 3 februari 2022.

, burgemeester.

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart,

, griffier.

Drs. R.G.R. Jeene CMC

Voorgestelde wijzigingen APV voor Delft per februari 2022 

 

Artikel nr.

Opschrift

Weergave wijziging/beknopte omschrijving wijziging Nieuwe tekst/toe te voegen tekst wordt in blauw, vet en cursief weergegeven .

Te verwijderen tekst wordt weergegeven in rood, vet en cursief.

Toelichting

1:1

Begripsbepalingen

Toevoegen van een nieuw sublid i) :

i) Deeltweewieler: een publiek te gebruiken fiets, snor- en (bijzondere) bromfiets, die voor een korte duur (tijd) en tegen

betaling in een netwerk wordt aangeboden door een commerciële aanbieder.

Algemeen m.b.t. het vergunningstelsel voor deeltweewielers: In de brief van 30 juni 2020 is de gemeenteraad geïnformeerd over het invoeren van het vergunningstelsel voor deeltweewielers

(deelscooters en -fietsen). Voor het invoeren van het vergunningstelsel zijn aanpassingen van de APV nodig. Het gaat daarbij om wijziging van de artikelen 1:1, 2:7, 2:7a, 5:12 en 5:15. Deze wijzigingen worden nu ter besluitvorming aan de gemeenteraad voorgelegd.

 

Na instemming door de gemeenteraad met de aanpassing van de APV ten aanzien van de deeltweewielers kan het college nadere regels stellen aan de vergunningen. In de nadere regels worden voorwaarden opgenomen waaraan aanbieders moeten voldoen om in Delft deeltweewielers in de openbare ruimte te mogen aanbieden. Over de voorwaarden voor het verlenen van vergunningen wordt de gemeenteraad in het eerste kwartaal van 2022 geïnformeerd.

 

In het bijzonder t.a.v. artikel 1:1: 

Het toevoegen van het begrip deeltweewieler is benodigd om te definiëren wat in de APV onder deeltweewielers wordt verstaan.

 

2:7

Voorwerpen

of stoffen op, aan of boven de weg

Toevoegen van een nieuw sub e) aan het vijfde lid (zie hieronder in  blauw ):

  • 1.

    Het is toegestaan tijdelijk voorwerpen te plaatsen in de openbare ruimte, mits:

    • a.

      plaatsing op eigen terrein niet mogelijk is;

    • b.

      niet langer dan 6 maanden

    • c.

      de omvang niet groter is dan 12 vierkante meter;

    • d.

      het beoogde gebruik geen schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid en bereikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

    • e.

      het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving voldoet aan redelijke eisen van welstand.

  • 2.

    Plaatsing van voorwerpen groter dan 12 vierkante meter dient uiterlijk 10 werkdagen voor de voorgenomen plaatsing in de openbare ruimte, gemeld te worden aan het college op een door het college voorgeschreven manier. De bepalingen van lid 1 onder a, b d en e zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Het college kan nader regels stellen ten aanzien van voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg.

  • 4.

    Het college kan indien werkzaamheden of omstandigheden daartoe aanleiding geven, gebieden aanwijzen waar het onder lid 1 van dit artikel bepaalde, tijdelijk niet van toepassing is. Wanneer een dergelijk gebied wordt

Deze wijziging hangt samen met het voorstel omtrent de deeltweewielers. Zie voor een nadere toelichting hierboven onder 1:1 (pag.1).

 

De toevoeging hiernaast is in verband met de vergunningplicht voor deeltweewielers zoals die is opgenomen in artikel 2:7a.

 

aangewezen, dan is lid 2 van dit artikel van overeenkomstige toepassing.

 

5. Dit artikel is niet van toepassing op:

  • a.

    standplaatsen als bedoeld in artikel 5:15;

  • b.

    terrassen;

  • c.

    reclame als bedoeld in de Reclameverordening 2005;

  • d.

    evenementen als bedoeld in artikel 2:17;

  • e.

    deeltweewielers als bedoeld in artikel 2:7a.  

2:7a

Deeltweewie-

lers

Toevoegen van een nieuw artikel ‘ 2:7a ’ met als opschrift “Deeltweewielers:

 

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college deeltweewielers ten behoeve van het gebruik door derden in de openbare ruimte te plaatsen en aan te bieden, anders dan vanuit speciaal daarvoor ingerichte voorzieningen;

  • 2.

    Het college kan voorschriften of beperkingen verbinden aan de vergunning:

    • a.

      ter voorkoming van overlast;

    • b.

      in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente;

    • c.

      in het belang van de veiligheid van de weggebruikers;

    • d.

      in het belang van de doorstroming van het verkeer;

    • e.

      ter voorkoming van onevenredig ruimtegebruik;

    • f.

      ter bescherming van het milieu;

    • g.

      ter bescherming van de privacy.

  • 3.

    Het college kan ter bescherming van de in het vorige lid genoemde belangen een maximum stellen aan:

    • a.

      het aantal deeltweewielers per vergunninghouder per categorie deeltweewielers;

    • b.

      het totaal aantal deeltweewielers.

Deze wijziging hangt samen met het voorstel omtrent de deeltweewielers. Zie voor een nadere toelichting hierboven onder 1:1.

 

Eerste lid, artikel 2:7a

Zonder een regulerend kader, heeft de gemeente weinig invloed op de inrichting van deze initiatieven en de belasting op de openbare ruimte. Om bovengenoemd risico te voorkomen dan wel te beperken, is in het eerste lid, artikel 2:7a bepaald dat een vergunning benodigd is voor het aanbieden van deeltweewielers in Delft.

 

Tweede lid, artikel 2:7a

In het tweede lid van het artikel worden de belangen genoemd, die de gemeente met de vergunningverlening wil beschermen.

 

Derde lid, artikel 2:7a

Het kan wenselijk zijn het aantal vergunningen aan een maximum te binden, dan wel het aantal deeltweewielers dat wordt aangeboden, eventueel van een bepaald(e) categorie of type, aan een maximum te binden.

 

Vierde lid, artikel 2:7a

Op grond van het vierde lid kan het college kan het college locaties

 

  • 4.

    Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verboden is om deeltweewielers ter gebruik aan te bieden.

  • 5.

    Het college kan plaatsen aanwijzen waar uitsluitend deeltweewielers ter gebruik aangeboden kunnen worden.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen en wanneer een vergunningsaanvraag in strijd is met de nadere regels kan het college de vergunning weigeren.

  • 7.

    Op een aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen).

aanwijzen waar deze deeltweewielers niet mogen worden geplaatst en aangeboden.

 

Vijfde lid, artikel 2:7a

Op grond van het vijfde lid kan het college locaties aanwijzen waar uitsluitend deeltweewielers mogen worden geplaatst en aangeboden. Hierbij kan gedacht worden aan speciale deeltweewielersparkeervakken.

 

Zesde lid, artikel 2:7a

Het college kan door middel van een uitvoeringsbesluit nader regels ten aanzien van de vergunningverlening voor deeltweewielers. Als niet wordt voldaan aan de nadere regels dan kan het college de vergunning weigeren.

 

Zevende lid, artikel 2:7a

Dit artikel valt onder de reikwijdte van de Europese Dienstenrichtlijn.

Dit betekent dat zonder nadere bepaling de lex silencio positivo

(positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing is.

2:59

Drugshandel op straat

Wijzigen van het opschrift van artikel 2:59 ‘ Vervallen ’ in ‘ Drugshandel op straat  

 

De volgende inhoud toevoegen aan artikel 2:59:

 

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

Algemeen t.a.v. wijzigingsvoorstellen betreffende de aanpak van ondermijning in deze APV actualiseringsronde:

 

Drugshandel, witwassen, (belasting)fraude, illegaal gokken, underground banking en uitbuiting zijn voorbeelden van criminele (economische) activiteiten die de samenleving kunnen ondermijnen. De aanpak van deze vorm van (georganiseerde) criminaliteit is een bijzonder lastige taak. De verwevenheid van boven- en onderwereld, alsmede de verhulling van de criminaliteit, bemoeilijken de bestrijding daarvan. Deze vormen van criminaliteit zijn niet altijd zichtbaar, maar tasten het fundament van de stad aan. Ze bedreigen niet alleen de legale lokale economie maar zorgen ook voor een onveilig, niet leefbaar woon- en ondernemersklimaat. In deze herzieningsronde van de APV wordt een aantal artikelen voorgesteld die in overeenstemming zijn met de op 27 mei dit jaar in de beeldvormende sessie ‘Ondermijning’ aan de raadcommissie EFB gepresenteerde adviezen van het Regionaal Informatie en Expertise Centrum integrale ondermijningsaanpak (RIEC). Opnemen van deze

 

 

 

 

bepalingen moet bijdragen aan een versterking van de bestuurlijke weerbaarheid van de gemeente tegen ondermijning door een aanvulling van de ‘gereedschapskist van maatregelen’. Het gaat daarbij om de artikelen: 2:59 (Drugshandel op straat), 2:64

(Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat) en 2:65 (Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen).

 

In het bijzonder t.a.v. ‘drugshandel op straat’: 

Tot 2015 bevatte de APV voor Delft in artikel 2.52 een verbod op drugshandel in de openbare ruimte. Destijds volgde echter uit hogere rechtspraak ter zake dat een dergelijke bepaling in lagere regelgeving als de APV een ongewenste dubbeling opleverde met hogere regelgeving, te weten de Opiumwet. De hogere regelgeving gaat dan voor en de lagere regelgeving dient dan te worden aangepast. Indien dat niet gebeurt is er een groot risico op onverbindendverklaring daarvan door de rechter bij handhavingszaken na instandhouding. Hierop reagerend heeft de VNG de bepaling enige tijd geschrapt uit haar modelverordening

APV. De raad heeft zich destijds dan ook gedwongen gezien deze APV-bepaling te schrappen in lijn met deze rechtspraak en ontwikkelingen. Weliswaar in het bewustzijn dat het APV-verbod in het algemeen en ‘ons’ verbod in het bijzonder een ander doel had dan de Opiumwet. Namelijk handhaving van de openbare orde vs. strafrechtelijke belangen en die van de volksgezondheid.

 

Na verloop van tijd is echter duidelijk geworden dat de rechtspraak gezien dit verschil in onderbouwing de handhaving op drugshandel via de APV niet als ongewenste dubbeling van regelgeving aanmerkte. Vervolgens is het artikel geherintroduceerd in de ModelAPV. In Delft echter ontbrak op dat moment de kwantitatieve aanleiding om de APV er weer mee aan te vullen (en daarmee de regeldruk te vergroten).

 

De politie signaleert inmiddels echter een toenemende noodzaak voor een introductie van de overeenkomstige bepaling in de APV. Ook het RIEC adviseert de Gemeente Delft dit verbod op te nemen in de APV. Deze noodzaak wordt eveneens gesignaleerd in een nog

 

 

 

 

lopende gemeentelijke opdracht om een werkwijze voor een integrale aanpak van overlast door drugshandel op te zetten.

 

De politie informeert de gemeente hierover als volgt:

“In de gemeente Delft wordt er door de politie in de afgelopen jaren een ontwikkeling waargenomen op het gebied van drugscriminaliteit- en overlast die zorgelijk is. Enerzijds een toename van incidenten met betrekking tot de verdovende middelen of die daaraan te linken zijn, maar anderzijds ook de goedwillende burger die niet meer wil of durft te melden.”

 

“Lokale problematiek, zoals extreme geweldsincidenten met dodelijke afloop, komen ook terug in het veiligheidsbeeld van de gemeente Delft.”

 

Uit de eens in de 2 jaar uitgegeven Veiligheidsmonitor (2019) volgt dat bijna een kwart (24%) van de inwoners van de gemeente Delft aangeeft dat drugshandel/ drugsgebruik in zijn of haar buurt wel eens voorkomt. Deze cijfers geven een stijging weer ten opzichte van het jaar 2016, waarin 20,1% van de bewoners aangaf dat drugshandel/ drugsgebruik in zijn of haart buurt voorkwam.

Ook de mate waarin veel overlast omtrent drugshandel/drugsgebruik wordt ervaren door de bewoners is in het jaar 2019 toegenomen tot 4,7% ten opzichte van de 2,2% in het jaar 2016.”

 

De politie en het RIEC doen de aanbeveling tot herintroductie van het handelsverbod op drugs in de openbare ruimte omdat dit, naast het voordeel van directe beboetbaarheid, ook aan de gemeente de mogelijkheid biedt aan overtreders van de bepaling een last onder dwangsom op te leggen. Hiervan gaat o.b.v. ervaringen elders in het land een hoge mate van preventieve signaalwerking uit naar de overtreder en diens omgeving. Hiermee wordt een barrière opgeworpen en wordt het criminele ondernemingsproces verstoord. Zo is de ervaring in andere gemeenten dat daar sinds de oplegging van diverse lasten onder dwangsom, verschillende, voornamelijk jonge, drugsdealers, uit de scene zijn gestapt, waarbij de hoogte van de last onder dwangsom als reden werd genoemd. Ook is duidelijk dat binnen de scene van dealers de last onder dwangsom wordt

 

gevreesd, temeer omdat men op straat verneemt dat de hoogte van het bedrag casusgericht kan worden vastgesteld.

 

Hoewel de politie een stijgende lijn waarneemt in drugs gerelateerde delicten en daardoor ervaren overlast kan een rechtstreekse kwantitatieve onderbouwing voor invoering van een verbod op de daadwerkelijk straathandel, waar het APV-artikel op ziet, niet worden gedaan. Dit heeft mede te maken met de wijze waarop incidenten gemuteerd (moeten) worden in de politiesystemen.

 

Mocht de gemeenteraad besluiten om het artikel te herintroduceren dan kan er een gemeentelijke beleidsregel voor bestuurlijke handhaving van drugshandel op straat worden opgewerkt waarbij we gebruik kunnen maken van verschillende op de praktijk gebaseerde modellen.

2:64

Tegengaan

onveilig, niet leefbaar en

malafide ondernemersk

limaat

Toevoegen van een nieuw “Artikel 2:64” met als opschrift “Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ” 

 

1. In dit artikel wordt verstaan onder:

  • a.

    exploitant: natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

  • b.

    beheerder: de natuurlijke persoon die feitelijk leiding geeft of de leiding heeft over de bedrijfsmatige activiteiten;

  • c.

    bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor het publiek toegankelijk gebouw, niet zijnde een seksinrichting, of een daarbij behorend perceel of enig andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.

2. De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer

Toevoeging van het voorgestelde artikel aan de APV geeft de gemeente Delft de mogelijkheid om bepaalde branches of gebieden aan te wijzen voor een exploitatievergunningsplicht als daarvoor voldoende aanleiding is. Hierdoor zijn er meer mogelijkheden om op te treden tegen ondermijnende activiteiten. Het risico bestaat immers dat malafide ondernemers zich vestigen in sectoren waar het toezicht van de overheid beperkter is.

 

Delft is geografisch gelegen tussen Den Haag, Rijswijk en Schiedam. O.a. deze gemeenten maken al gebruik van deze bepaling. Aan de hand daarvan worden daar gebieden en branches aangepakt die bovengemiddeld vatbaar blijken te zijn voor criminogene invloeden zoals de Weimarstraat in Den Haag, de Plaspoelpolder in Rijswijk en de automotive branche in de Spaanse Polder (m.n. de verhuurbedrijven voor de onderwereld en malafide garagebedrijven die auto’s voorzien van compartimenten voor smokkel van wapens en drugs).

 

Daarmee is, bij het niet meegaan in deze ontwikkelingen in de regelgeving, het risico groot op het zogenoemde ‘waterbedeffect’. Dat is het verschijnsel dat ondermijnende criminaliteit zich versterkt gaat vestigen in gemeenten waar de regelgeving geen of relatief weinig barrières voor hen opwerpt.

 

 

 

bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.

3. Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:

  • a.

    in een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester benoemde bedrijfsmatige activiteiten; of

  • b.

    indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.

4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:

  • a.

    in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;

  • b.

    indien de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

  • c.

    de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

  • d.

    indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

  • e.

    indien niet voldaan is aan de bij of krachtens lid vijf en zes gestelde eisen met betrekking tot de aanvraag;

  • f.

    indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde; g. indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit of de Wet milieubeheer.

5. De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt

Op grond van het nu voorgestelde artikel kan een gebied of branche worden aangewezen door middel van een aanwijsbesluit. Uiteraard moet een dergelijk aanwijsbesluit goed onderbouwd worden aan de hand van concrete problematiek. Met dit artikel wordt de juridische basis gelegd om een aanwijsbesluit te kunnen nemen. Dit voorstel betreft derhalve vooralsnog nadrukkelijk geen invoering van een exploitatievergunning in branches of gebieden maar biedt slechts de mogelijkheid dit in de toekomst te doen a.d.h.v. van nog vast te stellen concrete, structurele en voldoende zwaarwegende problematiek in specifieke casuïstiek.

 

De gemeente kan met de invoering van een vergunningplicht controle uitoefenen.

 

Daarnaast gaat er een preventieve werking uit van een vergunningplicht.

 

Ook kan bij de aanvraag voor een vergunning de Wet Bibob worden ingezet. Daarmee kan de gemeente nader bekijken of een vergunning niet misbruikt wordt voor witwassen van crimineel geld of voor het plegen van strafbare feiten.

 

Dit draagt bij aan het aantrekken van bonafide ondernemers en het weren van malafide ondernemers.

 

 

 

gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:

  • a.

    de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant of beheerder;

  • b.

    het adres en telefoonnummer waar de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

  • c.

    het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;

  • d.

    indien van toepassing de verblijftitel van de exploitant of beheerder;

  • e.

    een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant of beheerder gerechtigd is om in Nederland arbeid te verrichten;

  • f.

    een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over de ruimte te beschikken waarin het bedrijf wordt gevestigd. 6. Indien de burgemeester dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag kan hij verlangen dat aanvullende gegevens worden overgelegd.

7. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen indien:

  • a.

    door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast; of

  • b.

    door het bedrijf de leefbaarheid in het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed; of

  • c.

    de voorwaarden uit de vergunning of de plichten voortvloeiend uit dit artikel niet worden nageleefd; of

  • d.

    de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is; of

  • e.

    de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf danwel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed; of

  • f.

    er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden; of

 

  • g.

    er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde; of

  • h.

    de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd dan wel sprake is van een gewijzigde exploitatie; of

  • i.

    redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is; of

  • j.

    de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend  bestemmingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit, de Wet milieubeheer of een gebiedsplan.

8. Indien een bedrijf in strijd met het verbod uit het derde lid van deze bepaling wordt geëxploiteerd of indien een van de situaties als bedoeld in het zevende lid, sub a tot en met i, van toepassing is, kan de burgemeester de sluiting van het bedrijf bevelen.

9. Het is een ieder verboden een overeenkomstig het achtste lid van deze bepaling gesloten bedrijf te betreden of daarin te verblijven.

10.De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven indien later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

11.De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. Na het indienen van een aanvraag voor een wijziging in de exploitatie, verleent de burgemeester een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet.

12. Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.

13. De exploitant en de beheerder zien erop toe dat in het bedrijf geen strafbare feiten plaatsvinden.

14. In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van

inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.

15. Op de vergunning als bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

2:65

Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen 

Toevoegen van een nieuw Artikel 2:65 met als opschriftSluiting van voor het publiek openstaande gebouwen

 

Toevoegen van de volgende inhoud aan artikel 2:65:

 

  • 1.

    De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, of voor het publiek openstaande gebouwen en/of de daarbij behorende erven in bepaald gebied, in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten.

  • 2.

    Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

  • 3.

    Het in het eerste lid gepaalde geldt niet voor zover in het onderwerp van de regeling van het eerste lid elders wordt voorzien in deze verordening of in artikel 13b van de Opiumwet.

Zoals besproken in de beeldvormende sessie met als thema ‘Ondermijning’ in de commissie EFB op 27 mei 2021 heeft het RIEC een aantal adviezen uitgebracht om de gemeente weerbaarder te maken tegen ondermijnende criminaliteit binnen de gemeentegrenzen. In de zogeheten ‘Weerbaarheidsscan 2020’ adviseert het RIEC o.a. een artikel op te nemen in de APV waarbij voor het publiek openstaande gebouwen kunnen worden gesloten bij ondermijning (anders dan drugsproductie en -handel).

 

De gemeente heeft verschillende mogelijkheden om voor publiek openstaande gebouwen, waar overlast wordt veroorzaakt, te sluiten.Het Damoclesbeleid (sluitingsbeleid o.b.v. artikel 13b Opiumwet) biedt mogelijkheden om als gemeente op te treden tegen drugsproductie en drugshandel. Als er sprake is van andere vormen van ondermijnende criminaliteit 1 vanuit een voor het publiek openstaand gebouw kan daar door de burgemeester in beginsel tegen worden opgetreden op basis van artikel 174 van de gemeentewet. Jurisprudentie leert echter dat bij de inzet van dit artikel sprake moet zijn van directe ernstige verstoringen van de openbare orde en dat een sluiting slechts voor korte duur kan zijn. Wanneer, naast het wegnemen van het gevaar voor de openbare orde ook de loop naar het pand voor criminele activiteiten er uit gehaald moet worden, de naamsbekendheid van het pand in het criminele circuit moet worden doorbroken en/of moet worden voorkomen dat een eventuele rechtsopvolger de ongewenste activiteiten voortzet, dan kan dit door een korte sluiting op basis van

174 Gemeentewet niet of onvoldoende worden bereikt. Door in de APV een artikel op te nemen als hierbij voorgesteld kan, bij het constateren van andere criminele activiteiten of strafbare feiten,

 

overgegaan worden tot sluiting van het betreffende gebouw voor een bepaalde tijd, waardoor de andere gewenste effecten wel kunnen worden bereikt. Ook hierbij is het van belang dat de gemeente aannemelijk maakt dat de openbare orde in het geding is geraakt, en dat de openbare orde met deze maatregel wordt hersteld. Het artikel biedt tevens een aanvulling op de bestaande mogelijkheden in de APV van Delft om naast horecabedrijven en seksinrichtingen, andere overlastgevende en/of onvergunde inrichtingen of gebouwen te kunnen sluiten. Hierbij kan worden gedacht aan dienstverlenende bedrijven zoals garagebedrijven, bedrijven in de beautybranche, uitzendbureaus, (avond)winkels of afhaalgelegenheden.

 

Om uitvoering te geven aan dit APV artikel is een bijbehorende beleidslijn vereist waarin staat aangegeven in welke gevallen het artikel ingezet kan worden. Hierin dient een opsomming opgenomen te zijn welke vormen van crimineel handelen een sluiting rechtvaardigen en voor welke termijn. Daarnaast kan opgenomen worden dat gemotiveerd afgeweken kan worden van de beleidslijn wanneer hiertoe een zwaarwegend belang is.

5:12

Begripsbepa-

ling

blauw ):

 

Toevoegen van een nieuw sub d) aan het tweede lid (zie hieronder in

1.

In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis;

2.

a.

Onder venten wordt niet verstaan:

het aan huis afleveren van goederen door of vanwege

b. degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet; het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel

5:19;

Deze wijziging hangt samen met het voorstel omtrent de deeltweewielers. Zie voor een nadere algemene toelichting hierboven onder 1:1 (pag.1).

 

In verband met artikel 2:7a is een uitzondering op artikel 5:12 ten aanzien van venten noodzakelijk omdat ten aanzien van deeltweewielers artikel 2:7a van toepassing is.

 

  • c.

    het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:16; 

  • d.

    het plaatsen van deeltweewielers ten behoeve van het gebruik door derden als bedoeld in artikel 2:7a.  

5:15

Begripsbepa-

ling

Aan het tweede lid een nieuw sublid c toevoegen:

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder een standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

  • 2.

    Onder standplaats wordt niet verstaan:

  • a.

    een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h. van de Gemeentewet;

  • b.

    een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:17.

  • c.

    een plaats voor deeltweewielers als bedoeld in artikel 2:7a, vierde lid.

  • 3.

    In deze afdeling wordt verstaan onder een winkeluitstalling: goederen – inclusief één reclamebord of reclameobject of één of twee menubord(en) – uitgestald door de desbetreffende ondernemer op een strook grond in de openbare ruimte.

  • 4.

    In deze afdeling wordt verstaan onder overige uitstalling: voorwerpen ter verfraaiing van de entree van woonhuizen, bedrijfs- of kantoorpanden, zoals een plantenbak of bankje of soortgelijke voorwerpen.

Deze wijziging hangt samen met het voorstel omtrent de deeltweewielers. Zie voor een nadere algemene toelichting hierboven onder 1:1.

 

In verband met artikel 2:7a is een uitzondering op artikel 5:15 ten aanzien van standplaatsen noodzakelijk, omdat ten aanzien van deeltweewielers artikel 2:7a van toepassing is.

6:2

Toezichthouders

Schrappen van de inhoud van het huidige eerste lid:

 

“a. Controleur openbare ruimte en inspecteur openbare ruimte van de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het Cluster Veiligheid van de gemeente Delft;

De huidige opsomming van functies is verouderd omdat functies nieuw zijn, functies ontbreken en de afdeling Veiligheid, Toezicht en Handhaving (VTH) per 1 augustus 2021 is gesplitst in twee afdelingen, te weten: Toezicht en Handhaving en Bouwen en Bijzonder Onderzoek.

  • b.

    Senior van de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het Cluster Veiligheid van de gemeente Delft;

  • c.

    (ass.) Havenmeester van de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het Cluster Veiligheid van de gemeente Delft;

  • d.

    Inspecteur buitendienst van de afdeling Vergunningen, Toezicht en handhaving van het Cluster Veiligheid van de gemeente Delft;

  • e.

    Adviseur (monumentenzorg) van de afdeling Erfgoed van het Cluster Samenleving van de gemeente Delft.”

En te vervangen door:

“a. Controleur en inspecteur openbare ruimte, afdelingshoofd, teamleider, senior, (ass.) havenmeester, medewerker projecten en data-analyse en juridisch medewerker kwaliteit en scholing van de afdeling Toezicht en Handhaving van het Cluster Veiligheid van de gemeente Delft;

b. Inspecteur buitendienst van de afdeling Bouwen en Bijzonder Onderzoek van het Cluster Veiligheid van de gemeente Delft;

c. Adviseur (monumentenzorg) van de afdeling Erfgoed van het Cluster Samenleving van de gemeente Delft.”  

 

Naar boven