Gemeenteblad van Helmond
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Helmond | Gemeenteblad 2022, 582303 | gemeenschappelijke regeling |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Helmond | Gemeenteblad 2022, 582303 | gemeenschappelijke regeling |
Gemeenschappelijke regeling Senzer
de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Asten, Deurne, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek en Someren:
in 2020 in opdracht van de colleges van de deelnemende gemeenten een eindrapport ‘Evaluatie GR Senzer’ is verschenen waarbij de algemene conclusie van het onderzoek luidt dat de uitvoeringsorganisatie buitengewoon goed presteert en een belangrijke publieke waarde levert zowel voor de doelgroep van personen die (nog) geen plek hebben op de reguliere arbeidsmarkt als voor regionale werkgevers;
de colleges van de deelnemende gemeenten voor uitvoering van de wettelijke regelingen die vallen onder de Participatiewet de bevoegdheden overdragen aan het Dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Senzer, dit inclusief de bevoegdheid om te beslissen op bezwaar en voorts met de bevoegdheid om mandaat en ondermandaat te verlenen aan medewerkers werkzaam bij het openbaar lichaam;
de colleges van de deelnemende gemeenten hun bevoegdheden voor de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening zoals bedoeld in de artikel 1, artikel 2, eerste lid, artikel 4, artikel 5, artikel 6, tweede en derde lid, artikel 7, eerste lid, artikel 11, tweede lid, artikel 12, artikel 14 en artikel 15, derde lid Wet sociale werkvoorziening overdragen aan het Algemeen bestuur van het openbaar lichaam Senzer;
het openbaar lichaam Senzer arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd heeft afgesloten met personen zoals bedoeld in artikel 1 derde lid van de Wet sociale werkvoorziening waarvan de kosten een structureel onderdeel uitmaken van de begroting van het openbaar lichaam Senzer tot het tijdstip dat er geen medewerkers meer in dienst zijn die vallen onder de werkingssfeer van de Wet sociale werkvoorziening;
het openbaar lichaam Senzer overeenkomsten heeft gesloten met werkgevers voor plaatsing van personen in een dienstbetrekking zoals bedoeld in artikel 7 van de Wet sociale werkvoorziening waarvan de kosten een structureel onderdeel uitmaken van de begroting van het openbaar lichaam Senzer tot het tijdstip dat er geen personen meer bij deze werkgevers in dienst zijn die vallen onder de werkingssfeer van de Wet sociale werkvoorziening;
de Stichting Senzer namens de deelnemende gemeenten arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd heeft afgesloten met personen die vallen onder de werkingssfeer van de voormalige Wet inschakeling werkzoekenden waarvan de kosten een structureel onderdeel uitmaken van de begroting van het openbaar lichaam Senzer tot het tijdstip dat er geen medewerkers meer in dienst zijn die vallen onder de werkingssfeer van de voormalige Wet inschakeling werkzoekenden;
de deelnemende gemeenten streven naar een helder en eenduidige verantwoordelijkheidsverdeling tussen de gemeentelijke verantwoordelijkheden voor de hoofdlijnen van het beleid en de verantwoordelijkheid van het openbaar lichaam Senzer voor de uitvoering van de overgedragen taken zodat een effectief, efficiënt en toekomstbestendige uitvoering kan worden gegeven aan alle participatiedoelstellingen;
de raden, zoals vereist op grond van artikel 1, vierde en vijfde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen, aan de colleges van de gemeenten Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek en Someren toestemming hebben gegeven om de Gemeenschappelijke regeling Werkbedrijf Atlant De Peel 2015 te wijzigen;
gelet op artikel 8 eerste lid juncto artikel 1 eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Participatiewet en de Wet sociale werkvoorziening;
de gemeenschappelijke regeling Atlant De Peel 2015 en de titel van deze regeling te wijzigen als volgt waarna deze luidt:
HOOFDSTUK I (ALGEMENE BEPALINGEN)
Daar waar in de gemeenschappelijke regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, onderscheidenlijk: het openbaar lichaam, het Algemeen bestuur, het Dagelijks bestuur en de voorzitter.
HOOFDSTUK II (TAAKOPDRACHT, DOELOMSCHRIJVING EN INSTRUMENTEN)
De colleges richten een gezamenlijke uitvoeringsorganisatie op in de vorm van een openbaar lichaam voor de uitvoering van gemeentelijke taken in het bijzonder op het terrein van de Participatiewet, de Wsw, de IOAW, de IOAZ, het Bbz 2004 en aanverwante wet- regelgeving voor deze taken, zorgen tezamen voor de besturing ervan en houden daarbij rekening met de bevoegdhedenverdeling over de gemeentelijke organen en de zelfstandigheid van ieder van de deelnemende gemeenten.
Het openbaar lichaam bundelt middelen en menskracht voor het effectief en efficiënt uitvoeren van de aan haar overgedragen taken. Zij doet dit op basis van een gezamenlijke, samenhangende en regionaal geharmoniseerde taakopdracht van en voor de deelnemende gemeenten en verwerkt deze taakopdracht in een meerjarenplan. Deze taakopdracht gaat uit van het solidariteitsprincipe en stelt de openbaar lichaam in staat haar uitvoerende en beleidsvoorbereidende taken alsmede haar expertiserol bedrijfsmatig, professioneel en kostenefficiënt in te richten.
Het openbaar lichaam kan op schriftelijk verzoek van een of meer deelnemende gemeenten in opdracht additionele taken uitvoeren mits daarbij minimaal dezelfde voorwaarden en condities gehanteerd worden als voor de overgedragen taken bedoeld in lid 2 van dit artikel. Het openbaar lichaam en de gemeente of gemeenten sluiten een dienstverleningsovereenkomst over de uitvoering van opgedragen additionele taken voor zover deze zijn gerelateerd aan de taken bedoeld in lid 2 van dit artikel.
Het Algemeen bestuur respectievelijk het Dagelijks bestuur kunnen afzonderlijk of te zamen, ieder voor zover zij bevoegd zijn, deelnemen in een gemeenschappelijke regeling ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van het openbaar lichaam. Het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur gaan niet over tot het treffen van een gemeenschappelijke regeling dan nadat zij vooraf zienswijzen van de raden van de deelnemende gemeenten hebben ingewonnen.
Het Algemeen bestuur is bevoegd te besluiten tot de oprichting van of deelname in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, coöperaties en verenigingen, op voorwaarde dat de raden van de deelnemende gemeenten vooraf in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijzen met betrekking tot het voorgenomen besluit aan het Algemeen bestuur kenbaar te maken.
De collegebevoegdheden als neergelegd in de Wsw de daarop gebaseerde regelingen en de collegebevoegdheden betreffende de uitvoering van de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, de het Bbz 2004 en aanverwante wetgeving worden integraal overgedragen op basis van delegatie aan het Dagelijks bestuur van het openbaar lichaam.
Het openbaar lichaam houdt ten behoeve van de deelnemende gemeenten een uitvoeringsorganisatie in stand ten behoeve van de uitvoering van taken op het gebied van de Participatiewet, de Wsw, de IOAW, de IOAZ, het Bbz2004, aanverwante wet- en regelgeving en additionele taken bedoeld in art. 3 lid 4 (rol uitvoeringsorganisatie).
Het openbaar lichaam houdt tevens een uitvoeringsorganisatie in stand ten behoeve van beleidsvoorbereiding en -advisering op het gebied van de Participatiewet en daarmee samenhangende inclusiviteit op de arbeidsmarkt. Het openbaar lichaam vervult daarbij coördinerende en afstemmende taken tezamen met de deelnemende gemeenten ter borging van de regionale aanpak (rol kennis en expertisecentrum).
HOOFDSTUK IV (Algemeen bestuur)
De leden van het Algemeen bestuur worden aangewezen voor een zittingsduur van 4 jaar en treden af op de dag waarop in het kader van een nieuwe zittingsperiode van de gemeenteraad een nieuw geïnstalleerd college een besluit neemt tot aanwijzing van de leden van het Algemeen bestuur. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.
Het lidmaatschap van het Algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van één van de deelnemende gemeenten dan wel door of vanwege het Dagelijks bestuur van het openbaar lichaam aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit lid gelijkgesteld zij die aangesteld zijn bij één der deelnemende gemeenten dan wel daar op een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn, of bij Stichting Senzer in dienst zijn of op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.
Het Algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Dit reglement, en de daarin aangebrachte wijzigingen, worden aan de colleges van de deelnemende gemeenten gezonden. De artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 t/m 33 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
Het Algemeen bestuur vergadert minimaal twee maal per jaar. Meerdere vergaderingen kunnen ingelast worden wanneer de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig acht, wanneer ter voldoening aan het bepaalde in artikel 12, eerste lid van deze regeling een of meer leden van het Dagelijks bestuur moeten worden benoemd of wanneer tenminste 2 leden van het Algemeen bestuur, onder opgave van redenen, dit schriftelijk verzoekt.
De vergaderingen van het Algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten wanneer 1/5 gedeelte der aanwezige leden hierom verzoekt en het Algemeen bestuur hiertoe besluit of de voorzitter dit nodig acht en het Algemeen bestuur dienovereenkomstig besluit. Voor het overige is ten aanzien van de openbaarheid artikel 23 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing
Het Algemeen bestuur kan in een besloten vergadering, op grond van de belangen, genoemd in artikel 5.1 van de Wet open overheid, over het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het Algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het Algemeen bestuur haar opheft.
HOOFDSTUK V (Dagelijks bestuur)
Voorts is het Dagelijks bestuur belast met:
te besluiten namens het openbaar lichaam, het Dagelijks bestuur of het Algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het Algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.
Het Dagelijks bestuur kan op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1 Wet Open Overheid, over het in een besloten vergadering behandelde en over de inhoud van de stukken die aan het Dagelijks bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding over het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens de vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het Dagelijks bestuur haar opheft.
Op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1 van de Wet Open Overheid, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het Dagelijks bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd, of het Dagelijks bestuur haar opheft.
HOOFDSTUK VIII (Commissies, participatie, tegemoetkoming)
Het Algemeen bestuur kan, conform artikel 25 van de wet commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen. Het algemeen bestuur stelt vooraf de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte en stelt hen in de gelegenheid hun zienswijzen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.
Het Dagelijks bestuur betrekt, ter voorbereiding van de besluitvorming in het Algemeen bestuur, ingezetenen die cliënt zijn en andere belanghebbenden bij de voorbereiding van beleid op de wijze zoals voorgeschreven in de door de regeling uit voeren wetten als bedoeld in artikel 5. en overeenkomstig de door het Algemeen bestuur gestelde regels.
De leden van commissies van advies die geen burgemeester, wethouder of raadslid zijn, kunnen een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie ontvangen. De artikelen 96 tot en met 99 van de Gemeentewet, alsmede de op grond daarvan gestelde nadere regelen, zijn alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat, wanneer daarin sprake is van een onderverdeling in gemeenteklassen, het bepaalde voor de gemeenteklasse van 50 001-100 000 inwoners van toepassing is.
HOOFDSTUK IX (Informatie en verantwoordingsplicht)
Het Algemeen bestuur regelt van welke besluiten van het Dagelijks bestuur in ieder geval kennisgeving wordt gedaan aan de leden van het Algemeen bestuur. Daarbij kan het Algemeen bestuur de gevallen bepalen waarin met ter inzage legging kan worden volstaan. Het Dagelijks bestuur laat de kennisgeving of ter inzage legging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.
HOOFDSTUK XI (Personeel, Rechtspositie)
Het Dagelijks bestuur kan de in het derde lid bedoelde bevoegdheden tot het aanstellen, schorsen en ontslaan van personeel van het openbaar lichaam mandateren aan de algemeen directeur met de bevoegdheid van ondermandaat aan de overige leden van het managementteam, tenzij het de concerncontroller betreft.
De bezoldiging en overige arbeidsvoorwaarden van de werknemers met wie ingevolge de Wsw en de daarbij horende regelgeving een dienstbetrekking krachtens arbeidsovereenkomst is aangegaan worden door het Dagelijks bestuur vastgesteld met in achtneming van het bepaalde daaromtrent in vigerende collectieve arbeidsovereenkomsten.
HOOFDSTUK XII (Financiële bepalingen)
Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam zendt voor 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.
Indien aan het Algemeen bestuur van het openbaar lichaam blijkt dat een deelnemende gemeente weigert de onder lid 1 genoemde uitgaven op de begroting op te nemen, doet het Algemeen bestuur onverwijld aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van hetgeen hiertoe bepaald in artikel 194 van de Gemeentewet.
De baten en lasten die het openbaar lichaam aan de deelnemende gemeenten toerekent, zijn gebaseerd op een financieel verdeelprincipe en een verdeelsleutel. De financiële verdeelprincipes- en sleutels worden op voorstel van het Dagelijks bestuur vastgesteld door het Algemeen bestuur met een gekwalificeerde meerderheid van minimaal tien goedkeurende stemmen en vastgesteld in een bijdrageverordening.
Het Algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten vast voor het financieel beleid alsmede het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. De artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
Het Dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam. Dit overeenkomstig een door het Algemeen bestuur, met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995, vast te stellen regeling, de Archiefverordening, die aan Gedeputeerde Staten moet worden medegedeeld.
Van de terbeschikkingstelling van archiefbescheiden van deelnemende gemeenten wordt een verklaring opgemaakt, die ten minste bevat een specificatie van de terbeschikkinggestelde archiefbescheiden. Een exemplaar van deze verklaring wordt bewaard door het overheidsorgaan waaronder de archiefbescheiden zouden berusten, indien zij niet ter beschikking waren gesteld.
Het Algemeen bestuur zal daarnaast periodiek het functioneren van het openbaar lichaam en de dienstverlening aan de deelnemende gemeenten evalueren. Dat gebeurt in het kader van de reguliere planning en controlcyclus, waarbij onder meer het verstrekken van middelen bedoeld in artikel 33 van deze regeling wordt betrokken.
Hoofdstuk XV (toetreding, uittreding, wijziging, opheffing)
Voor de uitvoering van specifiek overgedragen taken als bedoeld in artikel 5, kunnen ook andere dan de in de aanhef genoemde gemeenten alsmede andere publiekrechtelijke lichamen toetreden tot deze regeling. Het Dagelijks Bestuur zendt in dat geval een verzoek tot toetreding van een andere gemeente of publiekrechtelijk lichaam tot deze regeling aan de colleges van de deelnemende gemeenten.
Terstond na de toetreding worden door het college van de toetredende gemeente of door het algemeen bestuur van het publiekrechtelijk lichaam de leden van het Algemeen Bestuur aangewezen. Behoudens eerdere beëindiging van het lidmaatschap treden de benoemde leden af op het tijdstip waarop de dan zitting hebbende leden van het Algemeen Bestuur aftreden.
Een college kan geheel of gedeeltelijk uit de regeling treden door een daartoe strekkend besluit van het betreffende college en na verkregen toestemming van de betreffende raad. Onder gedeeltelijk uittreden wordt verstaan het vanaf een bepaalde datum niet langer afnemen van diensten van c.q. niet langer delegeren van tot dan toe gedelegeerde taken en bevoegdheden aan de gemeenschappelijke regeling.
In het geval diensten, taken en bevoegdheden door alle colleges die de betreffende diensten, taken en bevoegdheden afnemen hebben gedelegeerd met ingang van dezelfde datum niet langer worden afgenomen c.q. niet langer worden gedelegeerd, stellen de colleges met elkaar een plan op waarin alle aspecten en gevolgen daarvan worden geregeld, zodat er geen sprake is van achterblijvende kosten en achterblijvend personeel.
Onder desintegratiekosten worden verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig, te maken dan wel te dragen door het openbaar lichaam die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.
Het openbaar lichaam brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten en de waarde van de formatie die de uittredende gemeente overneemt, als bedoeld in artikel 47, lid 1, in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom.
De in het derde lid bedoelde systematiek wordt gebaseerd op:
Beleidswijzigingen, wijziging van economische omstandigheden en wijziging van inzichten die zich voordoen of opkomen na het moment van de daadwerkelijke uittreding kunnen niet worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.
Het openbaar lichaam alsmede de uittredende deelnemer is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.
Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan wijst het Algemeen bestuur een onafhankelijke externe deskundige aan die in opdracht van het Algemeen bestuur het concept-uittredingsplan voorbereidt. De onafhankelijke deskundige kan, in overleg met het Algemeen bestuur, voor specifieke onderdelen van het Uittredingsplan andere deskundigen inschakelen.
Het Algemeen bestuur wijst de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en het Dagelijks bestuur. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het Algemeen bestuur de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van meerderheid van stemmen in het Algemeen bestuur.
Ten minste 12 maanden voorafgaand aan het moment van uittreding stelt het Algemeen bestuur het uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom vast. Het Algemeen bestuur baseert de berekening van de voorlopige uittreedsom op de systematiek als bedoeld in artikel 44, derde lid en op de jaarrekening van het openbaar lichaam over het meest recent verstreken begrotingsjaar.
Uiterlijk 6 maanden na het moment van uittreding stelt het Algemeen bestuur de definitieve uittreedsom vast. Het Algemeen bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek als bedoeld in artikel 44, derde lid en op de jaarrekening van het begrotingsjaar direct voorafgaand aan het moment van uittreding.
Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het Algemeen bestuur de uittredende deelnemer de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in een keer. In het uittredingsplan bepaalt het Algemeen bestuur conform de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een daarbij te bepalen aantal termijnen of in een keer dient te betalen. Als de uittredende deelnemer kiest voor betaling in termijnen kan het Algemeen bestuur een rentevergoeding in rekening brengen.
De uittredende deelnemer is gehouden zich in te spannen om de formatie van het openbaar lichaam die als gevolg van de uittreding boventallig is geworden met behoud van arbeidsvoorwaarden in dienst te nemen of anderszins in stand te doen houden. De waarde van de formatie die de uittredende deelnemer overneemt van het openbaar lichaam wordt gekapitaliseerd en in mindering gebracht op de uittreedsom.
Wijziging van de regeling kan plaatsvinden bij daartoe strekkende eensluidende besluiten van de colleges van alle deelnemende gemeenten en dagelijks besturen van alle deelnemende publiekrechtelijke lichamen en verkregen toestemming van de raden bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
In geval van opheffing van de regeling stelt het Algemeen bestuur ter regeling van de financiële en andere gevolgen van de opheffing een liquidatieplan vast, gehoord het Dagelijks bestuur, de colleges van de deelnemende gemeenten en dagelijks besturen van de deelnemende publiekrechtelijke lichamen. Hierbij kan van bepalingen van deze regeling worden afgeweken.
HOOFDSTUK XVII (OVERGANGS-EN SLOTBEPALINGEN)
Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op de dag waarop de regeling door het college van de gemeente Helmond bekend is gemaakt.
Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 30 augustus 2022
Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Asten d.d. 4 oktober 2022
Burgemeester en wethouders van Asten,
De burgemeester
de secretaris
Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 6 september 2022
Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Deurne d.d. 8 november 2022
Burgemeester en wethouders van Deurne
De burgemeester
de secretaris
Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 6 september 2022
Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Geldrop-Mierlo d.d. 17 oktober 2022
Burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo
De burgemeester
de secretaris
Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 6 september 2022
Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Gemert-Bakel d.d. 6 oktober 2022
Burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel
De burgemeester
de secretaris
Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 19 september 2022
Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Helmond d.d. 1 november 2022
Burgemeester en wethouders van Helmond
De burgemeester
de secretaris
Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 13 september 2022
Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Laarbeek d.d. 3 november 2022
Burgemeester en wethouders van Laarbeek
De burgemeester
de secretaris
Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 20 september 2022
Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Someren d.d. 3 november 2022
Burgemeester en wethouders van Someren
De burgemeester
de secretaris
De cursieve tekst betreft de tekst die betrekking heeft op de wijziging van de gemeenschappelijke regeling zoals deze in werking treedt per 1 januari 2023.
De gemeenschappelijke regeling Werkbedrijf Atlant De Peel wordt bij deze wijziging aangepast en krijgt een andere titel: gemeenschappelijke regeling Senzer . De gemeenschappelijke regeling is een collegeregeling. Dat betekent dat geen raadsbevoegdheden zijn ingebracht. Voor de taakuitvoering van het openbaar lichaam wordt gewerkt met overgedragen bevoegdheden (delegatie).
Het openbaar lichaam werkt al sinds de oprichting op basis van solidariteit. De colleges van de deelnemende gemeenten hebben ervoor gekozen beleid, middelen en uitvoering te bundelen, zodat een optimale dienstverlening voor de doelgroep kan worden gerealiseerd en een efficiënte bedrijfsvoering kan worden gerealiseerd. De gemeenschappelijke regeling is nu aangepast naar aanleiding van de herijking van de positionering van openbaar lichaam Senzer . Het principe van solidariteit wordt in de regeling nog steviger verankerd. Daarnaast vormen de in het kader van het interbestuurlijke toezicht gemaakte opmerkingen door de provincie en de controlerend accountant over de mengvorm van opgedragen taak (mandaat) en overgedragen taken (delegatie) reden om de regeling aan te passen. Voor de Participatiewet hebben de colleges hun formele verantwoordelijkheden nog niet overgedragen voor de Wsw wel. Deze mengvorm zorgde ervoor dat de budgetverantwoordelijk tussen gemeenten en het openbaar lichaam onduidelijk is belegd en sturingsmogelijkheden op dat budget onvoldoende helder waren.
Nu is gekozen voor delegatie omdat dit het beste aansluit bij de Wet gemeenschappelijke regelingen. In de praktijk werd bovendien nooit gebruikt gemaakt van de verantwoordelijkheid die gemeenten aan zich hebben gehouden. Delegatie biedt voor Senzer en voor de gemeenten de meest efficiënte werkwijze. De aanpassingen in de gemeenschappelijke regeling hebben zich dan ook beperkt tot bovenstaande aanpassingen en actualisatie van de regeling op grond van de op 1 juli 2022 aangepaste Wet gemeenschappelijke regelingen. Op grond van de wetswijziging zijn onder meer instrumenten toegevoegd die bijdragen aan de versterking van de democratische controle van raden op gemeenschappelijke regelingen. Zo kan een raadsadviescommissie worden ingesteld en zijn bepalingen opgenomen over evaluatie en het verstrekken van inlichtingen aan de raden(die overigens in de bestaande regeling ook al waren opgenomen). Ook is een uitvoeriger regeling voor uittreding voorgeschreven en opgenomen. Daarnaast zijn enkele ondergeschikte actualisaties en tekstuele aanpassingen doorgevoerd die aansluiten bij de bestaande uitvoeringspraktijk.
In de bevoegdheden van het Algemeen bestuur en Dagelijks bestuur zijn geen wijzingen aangebracht. Ook is de stemverhouding niet gewijzigd.
De positie van de gemeenteraad bij het treffen van een collegeregeling is in de wet geregeld. De Wet gemeenschappelijke regelingen bepaalt in artikel 1 tweede lid dat de gemeenteraad voor het treffen van zo’n regeling toestemming moet geven. Dat geldt bij het aangaan, wijzigen, toetreden en uittreden. De door het college gevraagde toestemming kan alleen worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Dat impliceert een beperkte toetsing. Die toetsing is wel nodig omdat met het aangaan van een nieuwe gemeenschappelijke regeling de gemeente er een verbonden partij bij krijgt en de financiële gevolgen van de regeling opgenomen worden in de begroting van de gemeente. De hieruit voortvloeiende verplichtingen zijn zelfs verplichte uitgaven als bedoeld in artikel 193 Gemeentewet. Als zodanig heeft het aangaan en het functioneren van een gemeenschappelijke regeling gevolgen voor het budgetrecht van de gemeenteraad. Het is daarom ook juist dat de gemeenteraad in de gelegenheid is hierover een standpunt in te nemen binnen de geschetste wettelijke kaders (niet in strijd met het recht of het algemeen belang).
Het college van burgemeester en wethouders is individueel en gezamenlijk verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad voor het gevoerde bestuur (zie artikel 169 Gemeentewet). De gemeenteraad bestaat uit de gekozen volksvertegenwoordigers, die door hun verkiezing democratisch gelegitimeerd zijn. Die verantwoordingsplicht van het college en de individuele leden verandert niet als de colleges van burgemeester en wethouders besluiten een collegeregeling aan te gaan.
Voor de leden van het Algemeen bestuur blijft die verantwoordingsplicht voor elk lid naar de raad van de eigen gemeente bestaan. Het vragenrecht en recht van interpellatie blijven bestaan ook jegens collegeleden die lid zijn van het Algemeen bestuur van het openbaar lichaam. Ingevolge artikel 16 vierde lid Wgr kan de gemeenteraad een lid van het Algemeen bestuur dat afkomstig is uit de eigen gemeente ontslag verlenen. Daarenboven geldt dat raadsleden gebruik kunnen maken van het enquêterecht ex artikel 155a Gemeentewet en voorts ook dat rekenkamer(commissies) onderzoeken kunnen doen (zie artikel 26 van de regeling).
In financieel opzicht blijven de gemeenteraden in positie omdat zij jaarlijks hun zienswijze kenbaar kunnen maken over de ontwerpbegroting. Dat bedrijfsplan komt tot stand in overleg tussen het Dagelijks bestuur van het openbaar lichaam en de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten. Hierin worden de afspraken per gemeente vastgelegd. Elk college van burgemeester en wethouders en elk individueel collegelid is daarop in de eigen gemeente aanspreekbaar.
Door toezending van de jaarrekening van het openbaar lichaam wordt achteraf verantwoording afgelegd. Eerder is dat intern gebeurd bij de aanbieding van de jaarrekening door het Dagelijks bestuur aan het Algemeen bestuur van het openbaar lichaam. Ten slotte wordt opgemerkt dat indien een tussentijdse begrotingswijziging nodig is, die leidt tot een aanpassing van de gemeentelijke bijdrage, de raden van de deelnemende gemeenten wederom in de gelegenheid zijn zich daarover uit te spreken en hun zienswijze kenbaar te maken (zie artikel 31 derde lid regeling), tenzij er geen sprake is van aanpassing van de gemeentelijke bijdragen.
Op deze gemeenschappelijke regeling zijn van toepassing de Wet gemeenschappelijke regelingen zoals deze luidt op 1 juli 2022, de Gemeentewet, de Wsw, de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004).
Relevante artikelsgewijze toelichting
Hieronder wordt een beknopte artikelsgewijze toelichting gegeven op de wijzigingen die in de GR zijn doorgevoerd.
De titel van de regeling is gewijzigd en sluit aan bij de gehanteerde (handels)naam van het openbaar lichaam Senzer .
De considerans is geactualiseerd en sluit aan bij de herijking van de positionering en de eenduidige verantwoordelijkheidsverdeling. Verwijzingen naar de Atlant groep en Atlant de Peel zijn verwijderd. Dat geldt ook voor de specifieke overweging over de toetreding van Geldrop-Mierlo.
De definities zijn geactualiseerd, Stichting STAP is verwijderd.
In het eerste lid van dit artikel is expliciet het belang als bedoeld in artikel 10 eerste lid Wgr benoemd waarom de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten deze regeling treffen: dat gebeurt ter behartiging van de sturing en beheersing van uitvoeringstaken en van ondersteunende processen van de deelnemende gemeenten. In artikel 3.3 is het solidariteitsbeginsel expliciet toegevoegd, alsook dat er sprake is van een gemeenschappelijk basispakket. Het uitgangspunt van een gelijkluidend over te dragen takenpakket is niet absoluut; colleges kunnen onderdelen van het takenpakket buiten de overdracht van taken houden. Zo waren er bij het ingaan van de geactualiseerde GR enkele taakonderdelen die door gemeenten niet aan Senzer waren overgedragen. Deze taakverdeling is door de vaststelling van de nieuwe GR niet gewijzigd. In lid 4 gaat het om extra taken van deelnemende gemeenten. Deze worden op basis van een dienstverleningsovereenkomst in mandaat opgedragen aan het openbaar lichaam.
Delegatie is in dit artikel verankerd voor alle ingebrachte taken, mandaat is verwijderd (en geldt dus alleen voor de extra taken in artikel 3 lid 4). De bevoegdheid om nadere regels en beleidsregels te stellen is in lijn gebracht met de delegatie. Er is geen wijziging opgetreden in verordenende bevoegdheden. De raden blijven bevoegd de materiële verordenende bevoegdheden voor bijvoorbeeld de Participatiewet uit te oefenen. De bevoegdheid om nadere en beleidsregels te stellen heeft alleen betrekking op de gedelegeerde bevoegdheden. Omdat het Dagelijks bestuur bestaat uit leden uit alle deelnemende gemeenten, komen de regels op een gedragen wijze tot stand. Voorts wordt gewezen op de algemene verantwoordingsplicht van leden van het Algemeen bestuur op grond van artikel 25 van de regeling en 16 van de Wgr . Dit geldt dus ook voor het stellen van nadere regels en beleidsregels. Expliciet is in de regeling opgenomen dat het Algemeen bestuur bevoegd is privaatrechtelijke rechtspersonen op te richten of daarin deel te nemen. Artikel 31a tweede lid van de Wgr bevat inmiddels de bepaling dat het Algemeen bestuur van het openbaar lichaam de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid moet stellen vooraf hun zienswijzen kenbaar te maken
In dit artikel zijn de taken van Senzer beschreven. Het oude lid 4 (uitbreiding taken eerst na aanpassing van de gemeenschappelijke regeling) is gelet op praktische belemmeringen bij bijvoorbeeld de uitvoering van de Covid-regelingen niet meer opgenomen. In lid 5 is conform artikel 10 lid 2 Wgr de mogelijkheid beschreven om andere taken over te dragen aan Senzer . Het gaat hier om nieuwe, andere basistaken dan de taken die zijn opgenomen in lid 1. Voorgeschreven wordt dat dit pas kan als er eensluidende besluiten van alle colleges zijn genomen voor een dergelijke delegatie van nieuwe basistaken.
Artikel 7 Samenstelling Algemeen bestuur
Onderwerp van deze gemeenschappelijke regeling is de uitoefening van collegebevoegdheden. Op grond van artikel 13 zesde lid Wgr kunnen alleen leden van het college van burgemeester en wethouders lid zijn van het Algemeen bestuur van het openbaar lichaam Senzer. Elk college wijst twee leden voor het Algemeen bestuur aan. Op deze manier is men steeds verzekerd van de bestuurlijke betrokkenheid van de deelnemende gemeente bij het bestuur over het openbaar lichaam. Plaatsvervanging is niet mogelijk.
Artikel 8 Werkwijze Algemeen bestuur
In artikel 22 eerste lid van de Wgr is geregeld dat het Algemeen bestuur een reglement van orde vaststelt. In het reglement van orde worden minimaal regels opgenomen met betrekking tot: vaststellen vergaderschema; opstellen agenda, uitnodiging c.q. kennisgeving vergadering en verslagleggingswijze van behandeling van voorstellen en besluitvorming; handhaving van de orde tijdens de vergadering; besloten- c.q. openheid van vergadering. In beginsel zijn de vergaderingen openbaar. Onder voorwaarden kan besloten worden tot een besloten vergadering. De onderwerpen waarover niet in een besloten vergadering kan worden beraadslaagd of besloten, zijn limitatief opgesomd in het derde lid.
De verwijzing naar de artikelen uit de Gemeentewet hebben betrekking op het functioneren van de gemeenteraad (b.v. ordehandhaving, onthouden van deelname aan stemmingen). In de Wgr wordt de gemeenteraad gelijk gesteld aan het Algemeen bestuur.
De vergaderingen van het Algemeen bestuur zijn openbaar. De plaatsvervangende leden van het Algemeen bestuur kunnen de vergaderingen als toehoorder bijwonen. Zij hebben in die hoedanigheid geen stemrecht.
Het Algemeen bestuur bestaat uit veertien leden. Elk lid heeft een stem. Besloten wordt in beginsel met een gewone meerderheid van stemmen. Besluiten betreffende vaststelling van de begroting en begrotingswijzigingen en jaarstukken dienen genomen te worden met een meerderheid van minimaal tien stemmen. De ratio hiervoor is gelegen in de overtuiging dat dergelijke voor de samenwerking wezenlijke besluiten meten steunen op een gekwalificeerde meerderheid. Dit artikel is ongewijzigd overgenomen van de bestaande regeling.
In artikel 33 Wgr is bepaald dat de bevoegdheden bij de regeling worden overgedragen bij het Algemeen bestuur berusten tenzij bij de wet of in de regeling anders is bepaald. In artikel 33b van de Wgr zijn bevoegdheden opgesomd die in elk geval behoren bij het Dagelijks bestuur. Hiermee is het behoud van het monistische stelsel zoals dat voor 6 maart 2002 voor gemeenten van kracht was in de Wgr vastgelegd. Verwijzing naar de Gemeentewet zoals die voor 6 maart 2002 van kracht was, is hiermee overbodig geworden. De raadsadviescommissie is toegevoegd in de opsomming over de bevoegdheden tot instelling van commissies.
Artikel 12 Samenstelling Dagelijks bestuur
Op grond van artikel 14 derde lid Wgr mogen de leden van het Dagelijks bestuur nimmer de meerderheid uit maken van het Algemeen bestuur. Dat betekent dat het niet meer mogelijk is om te werken met een personele unie tussen het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur. Dit heeft geleid tot de keuze voor een Dagelijks bestuur dat bestaat uit zeven leden waaronder de voorzitter en een Algemeen bestuur dat bestaat uit veertien leden. De zittingsperiode parallel aan de zittingsperiode van de colleges van burgemeester en wethouders is opgenomen om wijzigingen in de samenstelling van Dagelijks bestuur aan het begin van een nieuwe collegeperiode mogelijk te maken.
Artikel 14 Bevoegdheden Dagelijks bestuur
Dit artikel is niet gewijzigd.
Artikel 15 Vergaderingen Dagelijks bestuur
De bepalingen in de Gemeentewet betrekking hebben op stemmingen en het functioneren van het college van burgemeester en wethouders zijn van overeenkomstige toepassing. De vergaderingen van het Dagelijks bestuur vinden plaats achter gesloten deuren. Het Dagelijks bestuur stelt een reglement van orde op dat aan het Algemeen bestuur wordt toegezonden.
De verwijzing naar de Wet openbaarheid van bestuur is veranderd in die naar de Wet open overheid in dit artikel over geheimhouding.
Artikel 17 Voorzitter, vice-voorzitter ,
De voorzitter wordt door en uit het Algemeen bestuur aangewezen op grond van het bepaalde in artikel 13 negende lid Wgr. In de regeling is opgenomen dat het lid van het Algemeen bestuur dat afkomstig is uit de qua inwoneraantal grootste gemeente wordt aangewezen als voorzitter. Voor de betreffende gemeente spelen in kwantitatief opzicht de grootste belangen. Daarbij komt nog dat in kader van de indeling van Nederland in arbeidsmarktregio’s Helmond is aangewezen als centrumgemeente van de arbeidsmarktregio Helmond-Peel. Ook voor de sociale partners die betrokken zijn bij de werking van de arbeidsmarktregio is een voorzitter die afkomstig is uit de centrumgemeente, die voor hen gemakkelijk aanspreekbaar is, wenselijk. Om genoemde redenen is het uiterst wenselijk dat dat portefeuillehouder in het college van Helmond aangewezen wordt als voorzitter. Een externe voorzitter is niet mogelijk. De voorzitter van het Algemeen bestuur is tevens voorzitter van het Dagelijks bestuur (artikel 13 lid 9 juncto artikel 14 lid 1 Wgr). Het Dagelijks bestuur kent geen plaatsvervangers. Dat betekent dat bij afwezigheid van de voorzitter een andere lid fungeert als vicevoorzitters van het Dagelijks bestuur. De facto kunnen de voorzitter, vice-voorzitter en secretaris gezamenlijk optrekken met de Algemeen directeur en als presidium bij de voorbereidingen van de vergaderingen van Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur.
De secretaris wordt aangewezen door het Algemeen bestuur uit de leden van het Dagelijks bestuur.
De secretaris is zowel secretaris van het Algemeen bestuur als het Dagelijks bestuur en wordt bij de
uitvoering van zijn taken bijgestaan door een medewerker van het openbaar lichaam. Het Dagelijks bestuur regel in overleg met de Algemeen directeur de bijstand van de secretaris.
Artikel 19 Commissies van advies
Raadsleden kunnen in een collegeregeling geen lid zijn van een adviescommissie. De instelling van vaste commissies van advies aan het Dagelijks bestuur en aan de voorzitter geschiedt door het Algemeen bestuur. Andere commissies van advies aan het Dagelijks bestuur of de voorzitter worden ingesteld door het Dagelijks bestuur respectievelijk de voorzitter
Artikel 20 Raadsadviescommissie (nieuw)
In dit artikel is de raadsadviescommissie bedoeld in de nieuwe Wgr opgenomen en beschreven.
Omwille van korte heldere bestuurlijke lijnen dient terughoudend omgegaan te worden met het instellen van het zware instrument van bestuurscommissies. Voor de volledigheid is deze optie toch in de regeling opgenomen
Het Algemeen bestuur dient ingevolge artikel 25 eerste lid Wgr het voornemen om een functionele bestuurscommissie in het leven te roepen te melden bij de raden van de deelnemende gemeenten en hen in de gelegenheid stellen hun zienswijzen ter kennis te brengen van het Algemeen bestuur.
Dit artikel over het instellen van werkgroepen is vervallen, nu dit geen regeling behoeft.
Artikel 22 Cliëntenparticipatie (nieuw)
De grondslag voor participatie voor cliënten en ingezetenen is beschreven. Het artikel verwijst naar de voorgeschreven participatie in de specifieke wetten en de participatie op basis van de nieuwe Wgr . In de bestaande regionale cliëntenraad nemen de afgevaardigden van de gemeentelijke cliëntenraden deel.
De vergoeding voor de leden van de raadsadviescommissie is toegevoegd zoals wordt voorgeschreven in de nieuwe Wgr .
Artikel 24 en 25 Inlichtingen en verantwoording
De inlichtingenplicht is beschreven conform de nieuwe Wgr .
In de regeling is vastgelegd dat er onder een eenhoofdige leiding is van de uitvoeringsorganisatie van het openbaar lichaam: de Algemeen directeur. Op grond van het nieuwe artikel 33b Wgr is het Dagelijks bestuur het bevoegde orgaan als het gaat om benoeming, schorsing en ontslag. Het Dagelijks bestuur stelt een instructie vast voor de Algemeen directeur.
Op grond van de Wet Normalisering Rechtspositie Ambtenaren (WNRA) zijn de ambtenaren bij het openbaar lichaam per 1 januari 2020 werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst in plaats van een aanstelling. En is op deze arbeidsovereenkomsten de cao Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties (SGO) van toepassing.
De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn ook van toepassing verklaard op de gemeenschappelijke regelingen. Ook het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) is van toepassing. De ontwerpbegroting wordt zodanig ingericht dat daaruit blijkt welke kosten met welke producten verband houden. Het Dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting op grond van de nieuw Wgr minimaal 12 weken voordat zij wordt vastgesteld toe aan de colleges van de deelnemende gemeenten conform het bepaalde in artikel 35 Wgr . Binnen die periode zijn de colleges in de gelegenheid het gevoel van de gemeenteraad in te winnen Het Dagelijks bestuur stuurt de door het Algemeen bestuur vastgestelde begroting toe aan gedeputeerde staten vóór 1 augustus in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting dient. De termijn waarop de begroting uiterlijk moet zijn vastgesteld door het Algemeen bestuur stelt gemeenten in staat de uitgaven die gemoeid zijn met het openbaar lichaam in de eigen begroting te verwerken. Het gaat immers om verplichte uitgaven ex artikel 193 Gemeentewet. De termijn voor zienswijzen van de raad is in overeenstemming gebracht met de nieuwe Wgr .
Het Algemeen bestuur stelt de rekening vast vóór 1 juli in het jaar volgend op het jaar waarop deze rekening betrekking heeft. De jaarrekening wordt na de vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten van Noord-Brabant en aan de colleges van de deelnemende gemeenten gezonden
Dit artikel is aangepast en vereenvoudigd. Het leidende beginsel blijft dat de deelnemende gemeenten er voor zorgen dat het openbaar lichaam over voldoende middelen beschikt om taken uit te voeren.
In artikel 34 is de grondslag voor de bijdrageverordening opgenomen. Om te komen tot een gerechtvaardigde bijdrage van de afzonderlijke deelnemende gemeenten worden de uitgangspunten voor de verdeling van de bijdrage afgestemd met de deelnemende gemeenten en vastgelegd in verdeelprincipes. Deze vormen de basis voor de te hanteren verdeelsleutels. De verdeelsleutels worden bij gekwalificeerde meerderheid vastgesteld. Gekozen is voor 10 voorstemmen. Het openbaar lichaam Senzer verwerft ook inkomsten door het verrichten van opdrachten en werkzaamheden voor derden. Daarbij valt te denken aan bijvoorbeeld detachering van medewerkers en het verrichten van groenonderhoud. Het gaat om op jaarbasis wisselende inkomsten die, al dan niet, mede kunnen leiden tot een positief bedrijfsresultaat. Om die reden wordt een prudent financieel beleid voorgestaan. Benoemd is dat deze inkomsten aangewend kunnen worden als dekkingsmiddel voor de uitvoeringskosten van het openbaar lichaam.
Artikel 37 Financiële voorschriften
De verordenende bevoegdheid als genoemd in dit artikel wordt ontleend aan de Gemeentewet hoofdstuk XIV (artikelen 212 en 213). In artikel 4 tweede lid van de regeling is deze verordende bevoegdheid van het Algemeen bestuur exclusief benoemd.
Bij overbrengen van archiefbescheiden is delegatie leidend gemaakt en dus is ook de zorgplicht bij Senzer neergelegd.
In dit artikel is een evaluatieverplichting opgenomen met een eerste termijn van 5 jaar.
Artikel 43 tot en met 49 (nieuw)
De regeling voor uittreding en wijziging is in overeenstemming gebracht met de nieuwe Wgr en legt uitgangspunten vast voor het proces en de wijze van berekening van een uittredingsvergoeding.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-582303.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.