Gemeenteblad van Veendam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Veendam | Gemeenteblad 2022, 581357 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Veendam | Gemeenteblad 2022, 581357 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie gemeente Veendam 2021
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
“Peuterplaats”: plaats voor peuters vanaf 2 jaar tot het moment dat de peuter naar de basisschool uitstroomt. De peuter maakt van 2,5 tot 4-jarige leeftijd op tenminste twee verschillende dagen, gedurende maximaal 960 uren in anderhalf jaar, gebruik van de peuterplaats. De gemaakte VE-uren van 2 tot 2,5-jarige leeftijd worden niet meegerekend onder deze urennorm;
“VE”: voorschoolse educatie; het aanbod voor kinderen van 2 tot 4 jaar, waarbij aan de hand van een VE-programma, op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.
“VVE”: voor- en vroegschoolse educatie; het aanbod voor kinderen tot en met groep 2 van de basisschool, waarbij aan de hand van een VVE-programma, op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.
Artikel 2 Toepassingsbereik subsidieregeling
De Algemene Subsidieverordening gemeente Veendam 2012 is van toepassing op subsidies die op basis van deze regeling worden verstrekt.
Artikel 4 De grondslag voor de subsidie
De grondslag voor de subsidie is het werkelijk aantal peuters en het werkelijk aantal contracturen dat gebruik wordt gemaakt van een (VE-) peuterplaats. Naar rato van de plaatsingsperiode per (doelgroep) peuter, berekent het college de subsidiebedragen als volgt:
Per bezette peuterplaats voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag minimaal 260 uren en maximaal 440 uren per jaar, vermenigvuldigd met het door de aanbieder gehanteerd uurtarief en minus de over deze uren in rekening gebrachte ouderbijdrage. Het subsidiebedrag per uur is nooit hoger dan het door het college vastgestelde maximum uurtarief.
per doelgroeppeuter op een VE-peuterplaats, voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag maximaal 660 uren per jaar, vermenigvuldigd met het door de kinderopvangaanbieder gehanteerde uurtarief en minus de in rekening gebrachte ouderbijdrage over 260- 320 uren per jaar. Het subsidiebedrag is nooit hoger dan het door het college vastgestelde maximum uurtarief.
per doelgroeppeuter op een VE- peuterplaats voor ouders met recht op kinderopvangtoeslag minimaal 320 en maximaal 340 uren per jaar, vermenigvuldigd met het door de kinderopvangaanbieder gehanteerde uurtarief. Het subsidiebedrag per uur is nooit hoger dan het door het college vastgestelde maximum uurtarief. Over deze uren vragen ouders geen kinderopvangtoeslag aan. De doelgroeppeuter maakt naast deze uren nog tenminste 260 uren per jaar gebruik van de VE-peuterplaats.
per doelgroeppeuter een forfaitair jaarbedrag voor de extra bijkomende werkzaamheden voor de pedagogisch beleidsmedewerker in de VE, ongeacht of de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. De pedagogisch beleidsmedewerker dient ingezet te worden ten behoeve van de kwaliteit van het aanbod van voorschoolse educatie, voor de norm van 10 uur per doelgroeppeuter per locatie per jaar. Deze norm is een rekenregel; het is dus niet zo dat de werkzaamheden van de pedagogisch beleidsmedewerker één op één zijn terug te brengen op 10 uur per doelgroepkind. Het totaal aantal voorgeschreven uren per locatie mag door de opvangorganisatie naar eigen inzicht worden ingezet, zolang de inzet gericht is op kwaliteitsverbetering van de beroepskrachten en het aanbod van de VE op de groepen waar doelgroepkinderen aan deelnemen.
De subsidieverlening voor (VE )peuterplaatsen geschiedt volgens verdeelcriteria. Deze zijn in volgorde van prioriteit:
In aanvulling op de Algemene Subsidieverordening gemeente Veendam 2012 kan de subsidie worden geweigerd indien:
Artikel 7 Verlening van de subsidie
De beschikking van de subsidieverlening voor peuterplaatsen, VE-peuterplaatsen en de VE-jaarbedragen bevat in ieder geval:
Artikel 8 Bijzondere verplichtingen betreffende de houder
Na de subsidieverlening dient de houder te voldoen aan de navolgende verplichtingen:
voor het bepalen van de hoogte van het inkomen worden de meest recente Inkomensverklaringen gebruikt van beide ouders, bij eenoudergezin van de ouder. Bij sterke afwijking van het inkomen of wanneer ouders geen Inkomensverklaringen kunnen overleggen, kan gebruik worden gemaakt van aanvullende documenten zoals een salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc. Uit de documenten dient te blijken dat het inkomen structureel is, en in ieder geval geldt voor de maand voorafgaand aan plaatsing;
de houder overlegt zowel de inhoudelijke als de financiële verantwoording van de subsidie voor 1 mei volgend op het jaar waarvoor de subsidie geldt. De verantwoording van de ouderbijdragen maakt hier deel van uit. Voor de eindverantwoording wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld format;
Indien er wel recht op toeslag is maar geen 8 uur per week omdat er te weinig uren gewerkt wordt, kan er gebruik gemaakt worden van een gesubsidieerde peuterplaats en hoeft er voor een deel van die plaats geen kinderopvangtoeslag te worden aangevraagd. Ouders zullen wel met bewijsstukken moeten kunnen onderbouwen dat er onvoldoende recht op kinderopvangtoeslag is. De houder kan op basis van het aantal gewerkte uren nagaan of er onvoldoende recht op kinderopvangtoeslag is om een gesubsidieerde peuterplaats in te zetten.
Artikel 9 Bijzondere bepalingen en verplichtingen betreffende de inhoud
Het aanbod voldoet aan de volgende verplichtingen:
Alle pedagogisch medewerk(st)ers zijn opgeleid en gecertificeerd in een VE-programma waarmee wordt gewerkt op de locatie en gecertificeerd voor het werken met het kindvolgsysyteem. Invalkrachten voldoen aan de landelijke richtlijnen. Nieuw personeel dat structureel op een groep wordt ingezet moet de VE- en opleiding kindvolgsysteem binnen 1 jaar na de eerste werkdag hebben afgerond. Zowel een medewerker in opleiding als een ongeschoolde invalkracht werken altijd naast een geschoolde medewerker.
De pedagogisch beleidsmedewerker heeft een HBO- werk- en denkniveau, gelijk aan de eisen zoals gesteld in de Wet IKK en zoals ze gesteld zijn in de CAO Kinderopvang. Een MBO4-diploma aangevuld met een opleiding uit de ‘Branche erkende Scholing voor pedagogisch beleidsmedewerker/coach’ is ook mogelijk.
Artikel 10 Vaststelling van de subsidie
De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van het daadwerkelijke gebruik van peuterplaatsen en VE-peuterplaatsen.
De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van het werkelijk aantal kinderen dat gedurende een jaar of een gedeelte van het jaar gebruik heeft gemaakt van de peuterplaatsen en VE-peuterplaatsen, het geldende uurtarief en het aantal uren dat per peuter gebruik is gemaakt. De gefactureerde ouderbijdragen worden hierop in mindering gebracht.
Het is toegestaan de werkelijke invulling van de plekken voor doelgroeppeuters en niet-doelgroeppeuters, ten opzichte van de aantallen genoemd in de subsidieaanvraag, gedurende de subsidieperiode aan te passen aan de vraag van ouders. Het vastgestelde subsidiebedrag kan echter nooit hoger worden dan het eerder verleende subsidiebedrag.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-581357.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.