Besluit derde wijziging van de ‘Nadere criteria voor de verlening van parkeervergunningen gemeente Schiedam 2013 ex artikel 3 lid 2 onder a en b van de Parkeerverordening gemeente Schiedam 2013’ (Corsa 22BIJ01679)

[Dit wijzigingsbesluit zal vanwege de verschillende data van inwerkingtreding in twee verschillende publicaties verwerkt worden. In dit Gemeenteblad zullen de wijzigingen van de artikelen 1 c.a, 1 c.b, 4 g, 6 b en 6 b.a niet verwerkt worden.]

 

Het college van Burgemeester en Wethouders;

 

Gelet op de Parkeerverordening 2013 gemeente Schiedam, artikel 3, tweede lid.

 

Besluit de:

 

‘Nadere criteria voor de verlening van parkeervergunningen gemeente Schiedam 2013 ex artikel 3 lid 2 onder a en b van de Parkeerverordening gemeente Schiedam 2013’ als volgt te wijzigen en vast te stellen:

 

Derde wijziging van de ‘Nadere criteria voor de verlening van parkeervergunningen gemeente Schiedam 2013 ex artikel 3 lid 2 onder a en b van de Parkeerverordening gemeente Schiedam 2013’

Artikel I  

Artikel 1 wordt gewijzigd:

 

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Artikel 1 Aantal parkeervergunningen voor bewoners per adres

 

1a.a.

Per adres, volgens inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) en gelegen in de bij de vergunningaanvraag aangegeven sectoren A of E, wordt maximaal één parkeervergunning voor bewoners uitgegeven.

1a.b.

Per adres, volgens inschrijving in de BRP en gelegen in de bij de vergunningaanvraag aangegeven sectoren B, C en D, worden maximaal twee parkeervergunningen voor bewoners uitgegeven. Voorgeheel sector B geldt daarbij het volgende: Voor geheel sector B wordt een maximum van 250 gesteld aan het aantal adressen waarvoor een tweede bewonersvergunning wordt uitgegeven. Als er meer dan dit maximum aantal tweede vergunningen wordt aangevraagd, wordt de 251e en verdere aanvragers opeen wachtlijst geplaatst, op volgorde van ontvangst van de aanvraag.

1a.c.a

Indien aan het adres van de aanvrager eigen parkeergelegenheid is verbonden en/of het aantal parkeervergunningen is beperkt volgens het register ‘Beperking Uitgifte Parkeervergunningen (BUP register) wordt de eigen parkeergelegenheid en/of de uit het BUP-register voortvloeiende beperking afgetrokken van het in lid 1a.a of 1a.b bepaalde maximum aantal uit te geven parkeervergunningen.

1a.c.b

Onder eigen parkeergelegenheid wordt in ieder geval verstaan:

  • 1.

    een parkeerplaats op eigen terrein, waaronder in ieder geval begrepen een garage, carport of deel van het perceel dat blijkens een verleende bouw- of omgevingsvergunning bedoeld is om motorvoertuigen testallen;

  • 2.

    een parkeerterrein of parkeergarage die blijkens een verleende bouw- of omgevingsvergunning behoort bij een wooncomplex, of hiervoor zijn aangewezen, waar bewoners van dat complex, al dan niet tegen betaling, motorvoertuigen kunnen stallen.

1a.c.c

Een voor het stallen van motorvoertuigen bedoeld bouwwerk of deel van het perceel, als bedoeld in artikel 1a.c.b., onder 1, wordt niet langer beschouwd als eigen parkeergelegenheid indien het gebruik daarvan is gewijzigd, het niet meer mogelijk is deze alsnog geschikt te maken voor het stallen van motorvoertuigen en deze wijziging voor 1 januari 2003 tot stand is gebracht. De bewijslast met betrekking tot deze uitzondering berust bij de aanvrager.

1a.c.d

Het BUP-register bevat de adressen en locaties waar:

  • 1.

    bij het verlenen van de omgevingsvergunning is afgeweken van de op grond van het bestemmingsplan geldende verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein en waarbij de parkeer- en/of mobiliteitsbehoefte anderszins is ingevuld;

  • 2.

    blijkens een (anterieure) overeenkomst met de gemeente is bepaald, dat wordt afgezien van het hebben van (eigen) parkeerplaatsen en/of het verlenen van parkeervergunningen aan bewoners.

1a.d

Indien het na toepassing van het bepaalde in lid 1a.c.a. mogelijk is een parkeervergunning te verlenen, wordt deze uitsluitend verleend indien de aanvrager aantoont, dat de volgens de BRP op dat adreswoonachtige personen in totaal over meer voertuigen (motorvoertuig of brommobiel, hetgeen hieronder wordt verstaan in het RVV 1990 art. 1) beschikken dan de hoeveelheid eigen parkeergelegenheid.

 

1b.

Het aantal parkeervergunningen voor bewoners ten behoeve van visite en mantelzorg dat maximaal wordt verleend, is:

 

1b.a. één visiteparkeervergunning per adres, volgens inschrijving in de Basis registratie Personen (BRP) in de sectoren A , of B, of C, of D of E; en

1b.b. één mantelzorgparkeervergunning per adres, volgens inschrijving in de Basis registratie Personen (BRP) in de sectoren A , of B, of C, of D of E 

Artikel 1 Aantal parkeervergunningen voor bewoners per adres

 

1a.a.

Per adres, volgens inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) en gelegen in de bij de vergunningaanvraag aangegeven sectoren A of E, wordt maximaal één parkeervergunning voor bewoners uitgegeven.

1a.b.

Per adres, volgens inschrijving in de BRP en gelegen in de bij de vergunningaanvraag aangegeven sectoren B, C en D, worden maximaal twee parkeervergunningen voor bewoners uitgegeven. Voorgeheel sector B geldt daarbij het volgende: Voor geheel sector B wordt een maximum van 250 gesteld aan het aantal adressen waarvoor een tweede parkeervergunning voor bewoners wordt uitgegeven. Als er meer dan dit maximum aantal tweede vergunningen wordt aangevraagd, wordt de 251e en verdere aanvragers opeen wachtlijst geplaatst, op volgorde van ontvangst van de aanvraag.

1a.c.a

Indien aan het adres van de aanvrager eigen parkeergelegenheid is verbonden en/of het aantal parkeervergunningen is beperkt volgens het register ‘Beperking Uitgifte Parkeervergunningen (BUP register) wordt de eigen parkeergelegenheid en/of de uit het BUP-register voortvloeiende beperking afgetrokken van het in lid 1a.a of 1a.b bepaalde maximum aantal uit te geven parkeervergunningen.

1a.c.b

Onder eigen parkeergelegenheid wordt in ieder geval verstaan:

  • 1.

    een parkeerplaats op eigen terrein, waaronder in ieder geval begrepen een garage, carport of deel van het perceel dat blijkens een verleende bouw- of omgevingsvergunning bedoeld is om motorvoertuigen testallen;

  • 2.

    een parkeerterrein of parkeergarage die blijkens een verleende bouw- of omgevingsvergunning behoort bij een wooncomplex, of hiervoor zijn aangewezen, waar bewoners van dat complex, al dan niet tegen betaling, motorvoertuigen kunnen stallen.

1a.c.c

Een voor het stallen van motorvoertuigen bedoeld bouwwerk of deel van het perceel, als bedoeld in artikel 1a.c.b., onder 1, wordt niet langer beschouwd als eigen parkeergelegenheid indien het gebruik daarvan is gewijzigd, het niet meer mogelijk is deze alsnog geschikt te maken voor het stallen van motorvoertuigen en deze wijziging voor 1 januari 2003 tot stand is gebracht. De bewijslast met betrekking tot deze uitzondering berust bij de aanvrager.

1a.c.d

Het BUP-register bevat de adressen en locaties waar:

  • 1.

    bij het verlenen van de omgevingsvergunning is afgeweken van de op grond van het bestemmingsplan geldende verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein en waarbij de parkeer- en/of mobiliteitsbehoefte anderszins is ingevuld;

  • 2.

    blijkens een (anterieure) overeenkomst met de gemeente is bepaald, dat wordt afgezien van het hebben van (eigen) parkeerplaatsen en/of het verlenen van parkeervergunningen aan bewoners.

1a.d

Indien het na toepassing van het bepaalde in lid 1a.c.a. mogelijk is een parkeervergunning te verlenen, wordt deze uitsluitend verleend indien de aanvrager aantoont, dat de volgens de BRP op dat adreswoonachtige personen in totaal over meer voertuigen (motorvoertuig of brommobiel, hetgeen hieronder wordt verstaan in het RVV 1990 art. 1) beschikken dan de hoeveelheid eigen parkeergelegenheid.

 

1b.

Het aantal parkeervergunningen voor bewoners ten behoeve van visite en mantelzorg dat maximaal wordt verleend, is:

1b.a. één visiteparkeervergunning per adres, volgens inschrijving in de Basis registratie Personen (BRP) in alle sectoren; en

1b.b. één mantelzorgparkeervergunning per adres, volgens inschrijving in de Basis registratie Personen (BRP) in alle sectoren.

 

1c.a. In sectoren waar op enig moment betaald parkeren wordt ingevoerd, kan per woonadres tot 1 maand na start invoering, in de vorm van een overgangsregeling een derde parkeervergunning voor bewoners worden uitgegeven.

1c.b. De derde parkeervergunning zoals bedoeld in 1c.a kan na afloop van de geldigheidsduur opnieuw worden verleend indien de aanvrager ook aan alle overige voorwaarden voldoet.

Toelichting op de wijziging

Inhoudelijk: 

De visiteparkeervergunning en de mantelzorgparkeervergunning gelden de facto in alle sectoren. Door het veranderen van de formulering is deze automatisch van toepassen op eventueel toe te voegen sectoren.

 

In artikel 1c. wordt vastgelegd dat bij invoeren van betaald en vergunninghoudersparkeren eenmalig een derde parkeervergunning kan worden verkregen. Na einde van het gebruik ervan (bijvoorbeeld verhuizing of verkoop van het voertuig) vervalt voor het betreffende adres het recht op deze parkeervergunning. Een derde parkeervergunning kan uitsluitend tot 1 maand na invoeren betaald parkeren in een gebied worden aangevraagd. In gebieden waar al betaald parkeren is ingevoerd, is het aanvragen van een derde parkeervergunning niet mogelijk.

Opmerking: een plafond aan het aantal derde parkeervergunningen wordt vooralsnog niet nodig geacht omdat het aantal adressen met een derde auto maar 4% bedraagt en omdat het een overgangsregeling betreft waardoor de derde parkeervergunning uiteindelijk niet meer voor zal komen.

.

 

Artikel 2 wordt gewijzigd:

 

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Artikel 2 registratie voertuig

 

2a.

Op een parkeervergunningen voor bewoners zoals bedoeld in artikel 1a.a. en 1a.b. kunnen 2 kentekens worden geregistreerd. Er kan slechts één kenteken tegelijk gebruik maken van de parkeervergunning. Uitgegaan wordt van de kentekenregistratie bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW). De parkeervergunninghouder bepaalt voor welk kenteken de parkeervergunning geldig is.

 

2b. Men heeft alleen recht op een parkeervergunning:

 

  • I.

    Wanneer het kenteken van het motorvoertuig of brommobiel (hetgeen hieronder wordt verstaan in het RVV 1990 art. 1) geregistreerd staat op naam van de aanvrager, dan wel op naam van een medebewoner die ingevolge de BRP op hetzelfde adres als de aanvrager ingeschreven staat, of;

  • II.

    Indien het voertuig (indien de grond of een bijgebouw oorspronkelijk als garage of parkeerplaats was bestemd of in gebruik was, maar niet meer als zodanig wordt gebruikt, wordt deze ook als eigen parkeergelegenheid aangemerkt. Uitzondering hierop is het geval dat deze wijziging zodanig duurzaam is dat parkeren feitelijk niet meer mogelijk is te maken én deze wijziging voor 1 januari 2003 tot stand is gebracht. De bewijslast met betrekking tot deze uitzondering berust bij de aanvrager) wordt geleased of gehuurd dan dient de aanvrager tevens een geldende overeenkomst met een bij de Kamer van Koophandel ingeschreven lease- resp. verhuurmaatschappij te overleggen of;

  • III.

    Indien men de beschikking heeft over een voertuig "van de zaak", dan dient de aanvrager tevens een recente werkgeversverklaring te overleggen waaruit blijkt dat de aanvrager gebruiker is van het voertuig.

2c.

Een parkeervergunning kan in afwijking van lid 2.a. worden verleend op naam van een bedrijf indien de aanvrager beschikt over meerdere voertuigen van de werkgever, die vanaf de buitenzijde duidelijk herkenbaar zijn als bedrijfsvoertuig van de werkgever. De parkeervergunning op naam is slechts geldig voor categorie laatstgenoemde voertuigen.

Artikel 2 registratie voertuig

 

2a.

Op een parkeervergunning voor bewoners zoals bedoeld in artikel 1a.a. en 1a.b. kunnen 2 kentekens worden geregistreerd. Er kan slechts één kenteken tegelijk gebruik maken van de parkeervergunning. Uitgegaan wordt van de kentekenregistratie bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW). De parkeervergunninghouder bepaalt voor welk kenteken de parkeervergunning geldig is.

 

2b. Men heeft alleen recht op een parkeervergunning:

 

  • I.

    Wanneer het kenteken van het motorvoertuig of brommobiel (hetgeen hieronder wordt verstaan in het RVV 1990 art. 1) geregistreerd staat op naam van de aanvrager, dan wel op naam van een medebewoner die ingevolge de BRP op hetzelfde adres als de aanvrager ingeschreven staat, of;

  • II.

    Indien het voertuig wordt geleased of gehuurd dan dient de aanvrager tevens een geldende overeenkomst met een bij de Kamer van Koophandel ingeschreven lease- resp. verhuurmaatschappij te overleggen of;

  • III.

    Indien men de beschikking heeft over een voertuig "van de zaak", dan dient de aanvrager tevens een recente werkgeversverklaring te overleggen waaruit blijkt dat de aanvrager gebruiker is van het voertuig

2c.

Een parkeervergunning kan in afwijking van lid 2.a. worden verleend op naam van een bedrijf indien de aanvrager beschikt over meerdere voertuigen van de werkgever, die vanaf de buitenzijde duidelijk herkenbaar zijn als bedrijfsvoertuig van de werkgever. De parkeervergunning op naam is slechts geldig voor categorie laatstgenoemde voertuigen.

 

2d.a. Indien het in lid 2b. bedoelde voertuig voorzien is van een niet Nederlands kenteken, dient bij de aanvraag voor een parkeervergunning in ieder geval een kentekenbewijs voorzien van de voertuig- en houdergegevens overgelegd te worden.

2d.b. Indien het in het in voorgaande lid bedoelde kentekenbewijs niet is opgesteld in het Nederlands, Engels, Duits, of Frans, dan kan er aanvullend een vertaling van het kentekenbewijs gevraagd worden. Deze vertaling dient opgesteld te worden door een beëdigd vertaler.

Toelichting op de wijziging

Redactioneel:

De passage tussen haakjes onder 2b, II was abusievelijk daar opgenomen.

Wie in Nederland woont en rijdt met een voertuig met een niet Nederlands kenteken, moet voor de parkeervergunningaanvraag voldoen aan dezelfde voorwaarden als voor een Nederlandse kentekenhouder gelden. Voor die laatste vindt een controle via het RDW plaats. Bij een niet Nederlands kenteken kan dat niet, daarom moet een bewijs van houderschap worden overlegd.

 

Artikel 3 wordt gewijzigd:

 

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Artikel 3 algemene criteria voor alle parkeervergunningen voor bedrijven 

 

3a.Onder beroep of bedrijf wordt in ieder geval verstaan naamloze vennootschap, besloten vennootschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap, maatschap, eenmanszaak, vrij beroep, overheidsinstelling, vereniging en stichting.

 

3b. Onder zorginstelling wordt verstaan: een bedrijf, zoals bedoeld onder 3.a, dat als hoofdtaak het zonderwinstoogmerk verlenen van medische en/of psycho-sociale zorgaan derden heeft en bij het verlenen van deze zorg afhankelijk is van het gebruik van (een) voertuig(en). Onder zorginstelling vallen in ieder geval: De Blijhof, locatie Zijlstraat, de Vrouwenopvang, Maaskring Groep, Bureau Jeugdzorg.

 

3c. Beroepen of bedrijven worden beschouwd als één beroep of één bedrijf, en derhalve als één aanvrager, wanneer zij op hetzelfde adres gevestigd zijn. Hiervan wordt alleen afgeweken indien kan worden aangetoond dat materieel sprake is van meerdere zelfstandige beroepen of bedrijven. Hiervan worden de volgende bewijsstukken verlangd:

 

  • I.

    Uittreksels van de Kamer van Koophandel of van een beroepsvereniging (max. 6 maandenoud)van betreffende bedrijven, waaruit blijkt dat de bedrijven zelfstandig staan ingeschreven op het betreffende adres en waaruit blijkt dat de bedrijven verschillende bestuurders of directeuren hebben.

  • II.

    Huur- of koopcontracten van betreffende bedrijven, waaruit blijkt dat de bedrijven zelfstandig huurder of eigenaar zijn van het betreffende adres.

  • III.

    Documenten, waaruit blijkt dat de bedrijven elk een eigen doelstelling, naam, telefoonnummer en briefhoofd hebben

  • IV.

    Documenten, waaruit blijkt dat de bedrijven in verschillende branches werkzaam zijn.

3d.Op een parkeervergunning voor een bedrijf kunnen 5 kentekens worden geregistreerd. Er kan slechts één kenteken tegelijk gebruik maken van de parkeervergunning. Uitgegaan wordt van de registratie bij de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW). Indien het motorvoertuig of brommobiel (hetgeen hieronder wordt verstaan in het RVV 1990 art.1) wordt geleased of gehuurd, dient de aanvrager tevens een geldende overeenkomst met een bij de KvK ingeschreven lease-resp. verhuurbedrijf te overleggen. Indien het een motorvoertuig of brommobiel van een werknemer betreft, dient de aanvrager tevens een recente werkgeversverklaring te overleggen waaruit de relatie tussen werkgever en werknemer blijkt. Indien de werknemer een motorvoertuig of brommobiel gebruikt dat geregistreerd staat op naam van een medebewoner, dan dient dit te blijken uit de BRP. De parkeervergunninghouder bepaald voor welkkenteken de parkeervergunninggeldig is.

 

3e. Een parkeervergunning kan worden verleend op naam van een bedrijf indien het bedrijf beschikt over meer voertuigen, die vanaf de buitenzijde duidelijk herkenbaar zijn als bedrijfsvoertuig. De parkeervergunning op naam is slechts geldig voor laatstgenoemde voertuigen.

 

3f. In afwijking van het gestelde in lid 3.d. en 3.e. kunnen aan zorginstellingen parkeervergunningen worden verleend op naam.

Artikel 3 algemene criteria voor alle parkeervergunningen voor bedrijven.

 

3a.Onder beroep of bedrijf wordt in ieder geval verstaan naamloze vennootschap, besloten vennootschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap, maatschap, eenmanszaak, vrij beroep, overheidsinstelling, vereniging en stichting.

 

3b.a Onder zorginstellingen wordt verstaan: professionele zorginstellingen, die eerstelijns ambulante zorg bieden in één of meer van de sectoren waar betaald parkeren van kracht is.

3b.a.a.Onder de eerstelijns ambulante zorg zoals genoemd in artikel 3b.a wordt in ieder geval verstaan : geestelijke gezondheidszorg, fysiotherapie, ambulante zorg vanuit een gezondheidscentrum, huisartsenzorg, kraamzorg, trombosedienst, verloskundige zorg, (thuis)zorg-of ambulante zorg vanuit een hulpverleningsinstelling.

 

3.b.b Onder maatschappelijke instellingen wordt verstaan: verenigingen of stichtingen, die (zonder winstoogmerk) een maatschappelijk doel nastreven, te denken valt aan kerkgenootschappen, sportverenigingen of ontmoetingscentra. Het college besluit na de aanvraag van een parkeervergunning of de betreffende instelling in het kader van dit artikel aan dit criterium voldoet

 

3.b.c Onder onderwijsinstellingen wordt verstaan: door het rijk bekostigde onderwijsinstellingen voor basis en voortgezet onderwijs en onderwijsinstellingen, die zijn erkend ingevolge de Wet op de erkende onderwijsinstellingen.

 

3c. Beroepen of bedrijven worden beschouwd als één beroep of één bedrijf, en derhalve als één aanvrager, wanneer zij op hetzelfde adres gevestigd zijn. Hiervan wordt alleen afgeweken indien kan worden aangetoond dat materieel sprake is van meerdere zelfstandige beroepen of bedrijven. Hiervan worden de volgende bewijsstukken verlangd:

 

  • I.

    Uittreksels van de Kamer van Koophandel of van een beroepsvereniging (max. 6 maandenoud)van betreffende bedrijven, waaruit blijkt dat de bedrijven zelfstandig staan ingeschreven op het betreffende adres en waaruit blijkt dat de bedrijven verschillende bestuurders of directeuren hebben.

  • II.

    Huur- of koopcontracten van betreffende bedrijven, waaruit blijkt dat de bedrijven zelfstandig huurder of eigenaar zijn van het betreffende adres.

  • III.

    Documenten, waaruit blijkt dat de bedrijven elk een eigen doelstelling, naam, telefoonnummer en briefhoofd hebben

  • IV.

    Documenten, waaruit blijkt dat de bedrijven in verschillende branches werkzaam zijn.

3d.Op een parkeervergunning voor een bedrijf kunnen 5 kentekens worden geregistreerd. Er kan slechts één kenteken tegelijk gebruik maken van de parkeervergunning. Uitgegaan wordt van de registratie bij de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW). Indien het motorvoertuig of brommobiel (hetgeen hieronder wordt verstaan in het RVV 1990 art.1) wordt geleased of gehuurd, dient de aanvrager tevens een geldende overeenkomst met een bij de KvK ingeschreven lease-resp. verhuurbedrijf te overleggen. Indien het een motorvoertuig of brommobiel van een werknemer betreft, dient de aanvrager tevens een recente werkgeversverklaring te overleggen waaruit de relatie tussen werkgever en werknemer blijkt. Indien de werknemer een motorvoertuig of brommobiel gebruikt dat geregistreerd staat op naam van een medebewoner, dan dient dit te blijken uit de BRP. De parkeervergunninghouder bepaald voor welkkenteken de parkeervergunninggeldig is.

 

3e. Een parkeervergunning kan worden verleend op naam van een bedrijf indien het bedrijf beschikt over meer voertuigen, die vanaf de buitenzijde duidelijk herkenbaar zijn als bedrijfsvoertuig. De parkeervergunning op naam is slechts geldig voor laatstgenoemde voertuigen.

 

3f. In afwijking van het gestelde in lid 3d. en 3e. kunnen aan zorginstellingen parkeervergunningen worden verleend op naam.

Toelichting op de wijziging

Inhoudelijk: De definitie zorginstellingen is geactualiseerd, zo is het niet hebben van winstoogmerk eruit gehaald. Voor maatschappelijke instellingen en onderwijsinstellingen is een definitie toegevoegd zodat voor deze groep (deels) andere regels en tarieven voor de uitgifte van parkeervergunning kunnen gelden dan voor een bedrijfsparkeervergunning.

 

Artikel 4 wordt gewijzigd:

 

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Artikel 4 Aanvullende criteria voor de verlening van sectorgebonden parkeervergunningen aan bedrijven

 

4a. Per bedrijf van 24 werknemers of minder worden maximaal 4 parkeervergunningen voor bedrijven verleend.

 

4b. Per bedrijf van 25 werknemers of meer wordt het maximaal aantal te verlenen vergunningen als volgt berekend:

 

1 vergunning per 5 medewerkers of 1 vergunning per 125 m2 bruto bedrijfsoppervlak (BVO). Het laagste aantal is hierbij maatgevend.

 

  • I.

    Het aantal werknemers dient aangetoond te worden door middel van een uitdraai van de(geanonimiseerde) loonlijst van het betreffende bedrijf, voorzien van een bedrijfsstempel van en vaneen handtekening van één van de op het uittreksel van de Kamer van Koophandel vermelde bestuurders of directeuren. Peildatum voor vergunningen ingaand op 1 januari van een bepaald jaar is 1 oktober van het daaraan voorafgaande jaar. Bij een eerste vergunningaanvraag is de peildatum twee maanden voor de gewenste ingangsdatum van de vergunningen.

  • II.

    Het aantal vierkante meters bruto vloeroppervlak dient aangetoond te worden met:

    • a.

      een uittreksel uit de in het kader van de Wet WOZ gevoerde administratie, of

    • b.

      een taxatieverslag van een onafhankelijke derde of

    • c.

      een huur- of koopcontract waarin het bruto vloeroppervlak staat vermeld

  • III

    Indien een bedrijf tussen twee peildata in aan kan tonen dat het vereiste minimumaantal van 25werknemers is bereikt of dat substantiële groei in aantal werknemers of BVO heeft plaatsgevonden, kan tussentijds het aantal vergunningen worden aangepast. De bewijslast rust bij aanvrager.

4c. Indien men beschikt over eigen parkeergelegenheid, wordt het aantal beschikbare parkeerplaatsen in mindering gebracht op het in lid 4.a. of 4.b. bepaalde maximum aantal te verlenen vergunningen, tenzij aan getoond kan worden dat de parkeerplaatsen niet beschikbaar zijn voor medewerkers. De bewijslast hiervoor ligt bij de aanvrager.

 

4d. Bij een aanvraag voor een parkeervergunning als bedoeld onder 4.a en 4.b. dient uit het uittreksel van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel (max. 6 maanden oud)te blijken dat het bedrijf gevestigd is in het gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.

 

4e. Indien het bedrijf van zodanige aard is dat niet (volledig) voldaan kan worden aan het gestelde in lid 4.d.,dient te worden overlegd:

 

  • I.

    Een huur- of koopovereenkomst of

  • II.

    Een uittreksel uit het betreffende beroepenregister.

4f. Voor wat betreft de eerste vier te verlenen vergunningen per bedrijf kan een keuze worden gemaakt tussen een uitgebreide vergunning (geldig gedurende de gehele reguleringstijd) en een beperkte vergunning (geldig van maandag tot en met vrijdag van 09.00 uur tot 20.00 uur). Vanaf de vijfde vergunning worden uitsluitend beperkte vergunningen verleend.

Artikel 4 Aanvullende criteria voor de verlening van sectorgebonden parkeervergunningen aan bedrijven.

 

4a. Per bedrijf van 24 werknemers of minder worden maximaal 4 parkeervergunningen voor bedrijven verleend.

 

4b. Per bedrijf van 25 werknemers of meer wordt het maximaal aantal te verlenen vergunningen als volgt berekend:

 

1 vergunning per 5 medewerkers of 1 vergunning per 125 m2 bruto bedrijfsoppervlak (BVO). Het laagste aantal is hierbij maatgevend.

 

  • I.

    Het aantal werknemers dient aangetoond te worden door middel van een uitdraai van de(geanonimiseerde) loonlijst van het betreffende bedrijf, voorzien van een bedrijfsstempel van en van een handtekening van één van de op het uittreksel van de Kamer van Koophandel vermelde bestuurders of directeuren. Peildatum voor vergunningen ingaand op 1 januari van een bepaald jaar is 1 oktober van het daaraan voorafgaande jaar. Bij een eerste vergunningaanvraag is de peildatum twee maanden voor de gewenste ingangsdatum van de vergunningen.

  • II.

    Het aantal vierkante meters bruto vloeroppervlak dient aangetoond te worden met:

    • a.

      een uittreksel uit de in het kader van de Wet WOZ gevoerde administratie, of

    • b.

      een taxatieverslag van een onafhankelijke derde of

    • c.

      een huur- of koopcontract waarin het bruto vloeroppervlak staat vermeld

  • III.

    Indien een bedrijf tussen twee peildata in aan kan tonen dat het vereiste minimumaantal van 25werknemers is bereikt of dat substantiële groei in aantal werknemers of BVO heeft plaatsgevonden, kan tussentijds het aantal vergunningen worden aangepast. De bewijslast rust bij aanvrager.

4c. Indien men beschikt over eigen parkeergelegenheid, wordt het aantal beschikbare parkeerplaatsen in mindering gebracht op het in lid 4.a. of 4.b. bepaalde maximum aantal te verlenen vergunningen, tenzij aan getoond kan worden dat de parkeerplaatsen niet beschikbaar zijn voor medewerkers. De bewijslast hiervoor ligt bij de aanvrager.

 

4d. Bij een aanvraag voor een parkeervergunning als bedoeld onder 4.a en 4.b. dient uit het uittreksel van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel (max. 6 maanden oud)te blijken dat het bedrijf gevestigd is in het gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.

 

4e. Indien het bedrijf van zodanige aard is dat niet (volledig) voldaan kan worden aan het gestelde in lid 4.d.,dient te worden overlegd:

 

  • I.

    Een huur- of koopovereenkomst of

  • II.

    Een uittreksel uit het betreffende beroepenregister.

4f. Voor wat betreft de eerste vier te verlenen vergunningen per bedrijf kan een keuze worden gemaakt tussen een uitgebreide vergunning (geldig gedurende de gehele reguleringstijd) en een beperkte vergunning (geldig van maandag tot en met vrijdag van 09.00 uur tot 20.00 uur). Vanaf de vijfde vergunning worden uitsluitend beperkte vergunningen verleend.

 

4g. Voor bedrijven kan één visiteparkeervergunning per adres worden verleend, deze is geldig in de sector waarin het bedrijf ligt.

Toelichting op de wijziging

Inhoudelijk: Voor bedrijven en instellingen komt een regeling om bezoek tegen gereduceerd tarief te laten parkeren.

 

Artikel 6 wordt toegevoegd:

 

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Artikel 6 Aanvullende criteria voor de verlening van parkeervergunningen voor zorginstellingen, maatschappelijke instellingen en onderwijsinstellingen .

 

6a.a . Het college kan op verzoek van het onder 4a en 4b genoemde maximum aantal parkeervergunningen per adres afwijken voor zorginstellingen, maatschappelijke instellingen en onderwijsinstellingen .

 

6 a.b. Bij het beoordelen van een verzoek zoals genoemd in 6.a.a. weegt het college de parkeerdruk in de omgeving mee bij haar besluit.

 

6b. Voor zorginstellingen, maatschappelijke instellingen en onderwijsinstellingen kan één visiteparkeervergunning per adres worden verstrekt, deze is geldig in de sector waarin de instelling ligt.

 

6b.a Voor zorginstellingen en maatschappelijke instellingen die huisvesting bieden kan het college extra visitevergunningen beschikbaar stellen (maximaal 100 uur per jaar per bewoner/kamer).

Toelichting op de wijziging

Inhoudelijk: Voor parkeervergunning voor zorginstellingen, maatschappelijke instellingen en onderwijsinstellingen is de mogelijkheid toegevoegd om een hoger plafond aan het aantal parkeervergunningen te stellen. De reden hiervan is dat deze instellingen van extra betekenis kunnen zijn voor de gemeente en/of de buurt, of dat een beperking van parkeervergunning deze instellingen onaanvaardbaar zou kunnen benadelen.

Voor deze instelling komt een regeling om bezoek tegen gereduceerd tarief te laten parkeren.

Artikel II  

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking in het elektronisch gemeenteblad, met uitzondering van de artikelen: 1 c.a, 1 c.b, 4 g, 6 b en 6 b.a, die in werking treden op een door burgemeester en wethouders te bepalen dag.

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 4 oktober 2022,

de secretaris,

C.E. Bos

de burgemeester,

C.H.J. Lamers

Naar boven