Wijziging Verordening Sociaal Domein gemeente Eindhoven

De raad van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat het in de vergadering van 29 november 2022 heeft besloten

 

de Verordening Sociaal Domein gemeente Eindhoven als volgt te wijzigen:

 

 

 

 

I.

A. Aan artikel 2.1 “Begripsbepalingen” na sub e toe te voegen sub f:

f. SVB: Sociale Verzekeringsbank

 

B. de nummering in sub d van het derde lid van artikel 2.4a “Doorverwijzing naar gecontracteerde jeugdhulpaanbieder” als volgt te corrigeren:

d. onderzoek of en in hoeverre er mogelijkheden zijn om, geheel dan wel gedeeltelijk:

i. op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

ii. met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot een oplossing voor de hulpvraag;

iii. met gebruikmaking van een algemene voorziening te komen tot een oplossing voor de hulpvraag;

iv. om door middel van een voorliggende voorziening te komen tot een oplossing voor de hulpvraag.

 

C. De nummering in sub b van het eerste lid van artikel 2.6a “Algemene verplichtingen pgb” als volgt te corrigeren:

a. de jeugdige of zijn ouder(s) verstrekt aan het college een pgb-plan aan de hand waarvan het college kan vast stellen of de jeugdige of zijn ouder(s):

i. op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

ii. zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die in natura wordt geleverd door een aanbieder, niet passend achten; en

iii. is gewaarborgd dat de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort en die de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken, voldoet aan de door het college gestelde kwaliteitseisen.

 

D. Artikel 2.6b “Vaststelling hoogte pgb in het algemeen” als volgt te wijzigen:

In het vijfde lid onder sub c tussen ‘persoon’ en ‘,’ in te voegen: ‘of andere personen, die niet onder a en b vallen’

 

E. Artikel 2.6d “Opschorting betaling uit pgb” tussen artikel 2.6c “Verantwoordingsvrij bedrag” en artikel 2.7 “Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering” in te voegen:

 

Artikel 2.6d Opschorting betaling uit pgb

 

1. Het college kan de SVB gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van de persoon aan wie het pgb is verstrekt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid, onder a, d of e, van de Jeugdwet.

2. Indien de jeugdige langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet kan het college de SVB gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname.

3. Het college stelt de persoon aan wie het pgb is verstrekt schriftelijk op de hoogte van een verzoek als bedoeld in het tweede lid.

 

F. De titel en tekst van artikel 2.7 “Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering” te vervangen door:

Artikel 2.7 Nieuwe feiten en omstandigheden, voorkoming en bestrijding misbruik of oneigenlijk gebruik

1. Onverminderd artikel 8.1.2 van de Jeugdwet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de Jeugdwet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

a. de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

b. de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening in natura of pgb zijn aangewezen;

c. de individuele voorziening in natura of pgb niet meer toereikend is te achten;

d. de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening in natura of pgb, of

e. de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening in natura of pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

3. Een besluit tot toekenning van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt

dat het pgb binnen 6 maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de toekenning heeft plaatsgevonden.

4. Het college kan een, als gevolg van herziening danwel intrekking, bedoeld in het tweede lid onder a, d en e en derde lid ten onrechte genoten individuele voorziening in natura of pgb geheel of gedeeltelijk in geldswaarde terugvorderen van de jeugdige of zijn ouders.

5. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

6. Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen in natura en pgb’s met het oog op de beoordeling van de recht- en doelmatigheid daarvan.

7. Het college wijst personen aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij de Jeugdwet, dan wel bij deze verordening, ten aanzien van de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening in natura en pgb, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van het bepaalde bij de Jeugdwet, dan wel deze verordening.

8. Het college kan nadere regels vaststellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.

 

G. Artikel 3.12 “Vaststelling loonwaarde” als volgt te wijzigen:

De tekst ‘het loonwaardebepalingssysteem van het UWV.’ te vervangen door ‘een door de Rijksoverheid gevalideerde methodiek.’.

 

H. Artikel 3.19 “Hoogte inkomenstoeslag” als volgt te wijzigen:

De tekst van sub a, b en c van het eerste lid te vervangen door:

‘a.€ 540,00 voor een alleenstaande

b.€ 650,00 voor een alleenstaande ouder

c.€ 709,00 voor gehuwden of samenwonenden’

 

I. Artikel 3.37 “Verrekenen boete Wet inburgering 2021 met de algemene bijstand in de zin van de Participatiewet” tussen artikel 3.36 “Geüniformeerde verplichtingen” en artikel 4.1 “Begripsbepalingen” in te voegen:

Artikel 3.37 Verrekenen boete Wet inburgering 2021 met de algemene bijstand in de zin van Participatiewet

1. Het college kan de bestuurlijke boete die het op grond van de Wet Inburgering 2021 aan de

inburgeringsplichtige heeft opgelegd, verrekenen met algemene bijstand als bedoeld in

artikel 5 onder b Participatiewet.

2. Onder verrekenen wordt in dit artikel verstaan verrekenen zoals geregeld in artikel 4.93 van de Awb.

 

 

J. Artikel 4.1 “Begripsbepalingen” als volgt te wijzigen:

- Sub ‘a. algemeen gebruikelijke voorziening’ komt te vervallen.

- Sub b, c, d, e, f en g te vernummeren naar sub a, b, c, d, e en f.

 

K. De nummering van het eerste lid onder sub a en b van artikel 4.3 “Maatwerkvoorziening” als volgt te corrigeren:

1. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de:

a. beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen

i. op eigen kracht,

ii. met gebruikelijke hulp,

iii. met mantelzorg,

iv. met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk,

v. met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of

vi. met gebruikmaking van algemene voorzieningen;

b. problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met

psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen

i. op eigen kracht,

ii. met gebruikelijke hulp,

iii. met mantelzorg,

iv. met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk of

v. met gebruikmaking van algemene voorzieningen.’

 

L. De nummering van sub a en c van artikel 4.4 “Weigeringsgronden maatwerkvoorziening” als volgt te corrigeren:

a. de aanvraag betrekking heeft op kosten die de cliënt voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt, tenzij

i. daarvoor vooraf door het college toestemming is gegeven, danwel

ii. het college de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen;’

c. de maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte maatwerkvoorziening, die technisch nog niet is afgeschreven, tenzij

i. de eerder verstrekte maatwerkvoorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

ii. de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

iii. als de eerder verstrekte maatwerkvoorziening niet langer compenserend is.’

 

M. De nummering onder sub b van het eerste lid van Artikel 4.7a “Algemene verplichtingen pgb” als volgt te corrigeren:

‘b. de cliënt of zijn vertegenwoordiger verstrekt aan het college een pgb-plan aan de hand waarvan het college kan vast stellen of

i. hij op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen

ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te

achten de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

ii. hij zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de

maatwerkvoorziening als pgb wenst geleverd te krijgen;

iii. is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen’

 

N. Artikel 4.7b “Vaststelling hoogte pgb in het algemeen” als volgt te wijzigen:

In het vijfde lid onder sub c tussen ‘persoon’ en ‘,’ in te voegen: ‘of andere personen, die niet onder a en b vallen’

 

P. Artikel 4.7e “Hoogte pgb huishoudelijke ondersteuning” als volgt te wijzigen:

- van de huidige tekst van het artikel een eerste lid maken:

‘1.In afwijking van artikel 4.7b, vijfde lid aanhef onder b en c, bedraagt het pgb voor huishoudelijke ondersteuning bij het inschakelen van:

a. een zelfstandige zonder personeel of organisatie, met vijf of minder medewerkers in loondienst, 100% van het tarief, dat de gemeente zou betalen, als de maatwerkvoorziening in natura zou zijn verstrekt, met dien verstande dat het daarbij in aanmerking te nemen uurtarief van de zelfstandige zonder personeel niet hoger is dan € 19,09;

b. een persoon uit het sociaal netwerk of andere personen, die niet onder a vallen, 100% van het tarief, dat de gemeente zou betalen, als de maatwerkvoorziening in natura zou zijn verstrekt, met dien verstande dat het daarbij in aanmerking te nemen uurtarief niet hoger is dan € 15,15.’

 

- een tweede lid toe te voegen:

‘2. Het college kan nadere regels vaststellen over indexering.’

 

Q. de nummering onder sub b van het eerste lid van artikel 4.12 “Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden” als volgt te corrigeren:

‘b. een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

i. een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

ii. de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.’

 

R. de nummering onder sub n en sub r van artikel 5.1 “Begripsbepalingen” als volgt te corrigeren:

 

‘n. school: de schoollocatie waar de leerling onderwijs volgt. Dit is:

i. het primair onderwijs: basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs;

ii. het speciaal onderwijs: school voor speciaal onderwijs of het speciaal onderwijs binnen een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra;

iii. het voortgezet speciaal onderwijs: school voor voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs binnen een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra; of

iv. het voortgezet onderwijs: school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs;’

 

‘r. vervoersvoorziening:

i. bekostiging van de goedkoopst mogelijke wijze van openbaar vervoer voor de leerling en zo nodig diens begeleider;

ii. aanbieding van aangepast vervoer dat de gemeente verzorgt of doet verzorgen; of

iii. gehele of gedeeltelijke bekostiging van de door het college noodzakelijk geachte vervoerkosten van de leerling en zo nodig diens begeleider;’

 

II. Het bepaalde onder I. treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

 

 

 

Eindhoven, 29 november 2022

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

,burgemeester

,secretaris

Naar boven