Verordening tot wijziging van de Verordening jeugdhulp gemeente Tubbergen 2021

De raad van de gemeente Tubbergen;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 november 2022;

 

gelet op het advies van de raadscommissie van 13 december 2022.

 

overwegende dat op een verzoek om jeugdhulp (hulpvraag) de regels van Algemene wet bestuursrecht van toepassing zijn en dat daartoe wijzigingen in de verordening nodig zijn;

 

besluit vast te stellen de:

 

Verordening tot wijziging van de Verordening jeugdhulp gemeente Tubbergen 2021

Artikel I  

De Verordening jeugdhulp gemeente Tubbergen 2021 wordt gewijzigd als volgt:

 

A. Artikel 1.1 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • h.

    Hulpvraag: de behoefte van de jeugdige en/of de ouder(s) aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet waarvoor een melding wordt gedaan;

  • h.

    Hulpvraag: de behoefte van de jeugdige en/of de ouder(s) aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet waarvoor een aanvraag wordt gedaan;

 

B. De citeertitel van paragraaf 3 wordt gewijzigd als volgt:

§ 3. Via de gemeente: melding en onderzoek

§ 3. Via de gemeente: Aanvraag

 

C. Artikel 2.3 wordt gewijzigd als volgt:

Artikel 2.3 Melding hulpvraag

Artikel 2.3 Aanvraag om jeugdhulp

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens de jeugdige of de ouder(s) bij het college worden gemeld.

  • 2.

    Het college registreert de melding en bevestigt de ontvangst van de melding schriftelijk of digitaal.

  • 3.

    Het college wijst de jeugdige en/of zijn ouder(s) dan wel pleegouder(s) na de melding op de mogelijkheid gebruik te kunnen maken van cliëntondersteuning en van de diensten van een vertrouwenspersoon.

  • 4.

    Het college wijst de jeugdige en/of zijn ouder(s) na de melding op:

    • a.

      de mogelijkheid om een persoonlijk plan op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen; 

    • b.

      een familiegroepsplan op te stellen en stelt hem gedurende twee weken na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen. Als de jeugdige of zijn ouders daarom verzoekt, zorgt het college voor bepaalde ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 5.

    In spoedeisende situaties als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid onder b, van de wet:

    • a.

      verstrekt het college (na de melding) zo spoedig als nodig een passende tijdelijke maatregel; of

    • b.

      vraagt het college een machtiging voor gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet,

      in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek.

  • 6.

    Tijdens de procedure kan gebruik worden gemaakt van de Jeugd Bescherming Tafel.

  • 7.

    Jeugdigen en/of ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een algemene voorziening.

  • 1.

    Een aanvraag om jeugdhulp wordt gedaan op een door het college beschikbaar gesteld formulier.

  • 2.

    Na ontvangst van de aanvraag wijst het college de jeugdige en/of zijn ouder(s) op de mogelijkheid:

    • a.

      gebruik te kunnen maken van cliëntondersteuning en van de diensten van een vertrouwenspersoon;

    • b.

      een persoonlijk plan op te stellen welke zeven dagen ná indienen van de aanvraag wordt overhandigd;

    • c.

      een familiegroepsplan op te stellen welke twee weken na indiening van aanvraag wordt overhandigd. Als de jeugdige of zijn ouders daarom verzoekt, zorgt het college voor bepaalde ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 3.

    Na ontvangst van de aanvraag voert het college een onderzoek uit naar de hulpvraag.

  • 4.

    Het college is bevoegd de beslistermijn van de aanvraag te verlengen of op te schorten als de beoordeling van de hulpvraag daartoe aanleiding geeft.

  • 5.

    In spoedeisende situaties als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid onder b, van de wet:

    • a.

      verstrekt het college (na de aanvraag) zo spoedig als nodig een passende tijdelijke maatregel; of

    • b.

      vraagt het college een machtiging voor gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet,

      in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek.

  • 6.

    Tijdens de procedure kan gebruik worden gemaakt van de Jeugd Bescherming Tafel.

  • 7.

    Jeugdigen en/of ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een algemene voorziening.

 

D. Artikel 2.6 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.6 Het verslag

Artikel 2.6 Het verslag

  • 1.

    Het college verstrekt een verslag van het onderzoek waaruit de jeugdige en/of ouder(s) tevens een advies van het college kan afleiden over hoe de vastgestelde opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en aan de stoornissen verwante problemen kunnen worden opgelost dan wel worden verminderd.

  • 2.

    Het verslag van het onderzoek is drie maanden geldig.

Het college verstrekt een verslag van het onderzoek waaruit de jeugdige en/of ouder(s) kan afleiden hoe de vastgestelde opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en aan de stoornissen verwante problemen kunnen worden opgelost dan wel worden verminderd.

 

E. De citeertitel van paragraaf 4 wordt gewijzigd als volgt:

§ 4. Aanvraag

§ 4. Vervallen

 

F. Artikel 2.7 wordt gewijzigd als volgt:

Artikel 2.7 De aanvraag

  • 1.

    De aanvraag die wordt ingediend nadat de geldigheid van het verslag is verstreken, wordt als (nieuwe) melding aangemerkt, tenzij er naar oordeel van het college geen wijzigingen hebben plaatsgevonden in de feiten en omstandigheden.

  • 2.

    Een op voorgeschreven wijze ingevuld en door de jeugdige en/of zijn ouder(s) ondertekend verslag met de uitkomsten van het onderzoek merkt het college aan als aanvraag.

  • 3.

    De jeugdige en/of zijn ouder(s) die een aanvraag indient kan opmerkingen aan het verslag van het onderzoek toevoegen.

  • 4.

    Het college is bevoegd de beslistermijn van de aanvraag op te schorten als dat voor de beoordeling van de aanspraak nodig is.

  • 5.

    De bevoegdheid als bedoeld in het vorige lid is ook van toepassing als de jeugdige en/of zijn ouder(s) geen of onvoldoende gegevens heeft verstrekt dan wel medewerking is verleend als bedoeld in artikel 2.5, zesde lid, van de verordening.

Artikel 2.7 Vervallen

 

G. Artikel 2.8 wordt gewijzigd als volgt:

Artikel 2.8 Advisering bij melding of aanvraag

Artikel 2.8 Advisering

 

H. Artikel 4.1 wordt gewijzigd als volgt:

Artikel 4.1 Algemeen

Artikel 4.1 Algemeen

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet en het bepaalde in deze verordening.

  • 2.

    Het college weigert een pgb voor de kosten van een individuele voorziening als deze is gerealiseerd:

    • a.

      vóór de melding van de hulpvraag;

    • b.

      de melding van de hulpvraag maar voordat het college heeft beslist op de aanvraag, tenzij het college de jeugdige en/of zijn ouder(s) schriftelijk toestemming heeft verleend.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels over de besteding van een verstrekt pgb in het geval van verblijf buiten de gemeente Tubbergen en het buitenland.

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet en het bepaalde in deze verordening.

  • 2.

    Het college weigert een pgb voor de kosten van een individuele voorziening als deze is gerealiseerd:

    • a.

      vóór het indienen van een aanvraag;

    • b.

      het indienen van een aanvraag maar voordat het college daarop heeft beslist, tenzij het college de jeugdige en/of zijn ouder(s) schriftelijk toestemming heeft verleend.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels over de besteding van een verstrekt pgb in het geval van verblijf buiten de gemeente Tubbergen en het buitenland.

 

Artikel II Inwerkingtreding

Deze Verordening treedt in werking op 1 januari 2023.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 20 december 2022.

De waarnemend griffier, drs. J.B. Zijlstra MMC,

de waarnemend voorzitter, J.H.M. Hermans-Vloedbeld

Toelichting op de Verordening voor het wijzigen van de Verordening jeugdhulp gemeente Tubbergen 2021

 

Algemene toelichting

Opdracht gemeenteraad

Artikel 2.9 van de wet geeft de gemeenteraad de opdracht om een verordening vast te stellen met de regels die noodzakelijk zijn ter uitvoering van de wet. Deze verordening is dan ook een essentieel document voor de concrete uitwerking van het beleid van de gemeente Tubbergen. Voor de jeugdige en/of zijn ouder(s) van Tubbergen biedt deze verordening duidelijkheid over wat zij van de gemeente mogen verwachten, maar ook wat bij de beoordeling van de aanspraak (redelijkerwijs) van hen wordt verwacht. Voor de professionals van de gemeente Tubbergen biedt de verordening de benodigde kaders en criteria om op een resultaatgerichte manier tot maatwerk te komen in samenspraak met de jeugdige en/of zijn ouder(s) die zich meldt met een hulpvraag.

Opdracht gemeenteraad

Artikel 2.9 van de wet geeft de gemeenteraad de opdracht om een verordening vast te stellen met de regels die noodzakelijk zijn ter uitvoering van de wet. Deze verordening is dan ook een essentieel document voor de concrete uitwerking van het beleid van de gemeente Tubbergen. Voor de jeugdige en/of zijn ouder(s) van Tubbergen biedt deze verordening duidelijkheid over wat zij van de gemeente mogen verwachten, maar ook wat bij de beoordeling van de aanspraak (redelijkerwijs) van hen wordt verwacht. Voor de professionals van de gemeente Tubbergen biedt de verordening de benodigde kaders en criteria om op een resultaatgerichte manier tot maatwerk te komen in samenspraak met de jeugdige en/of zijn ouder(s) die zich meldt met een hulpvraag en een aanvraag indient.

 

A. Artikel 1.1

Artikel 1.1 eerste lid aanhef en onder h: hulpvraag

Onder de hulpvraag wordt de melding van de jeugdige of zijn ouder(s) verstaan van de behoefte aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet. Na de melding van de hulpvraag voert het college een onderzoek uit (zie artikel 2.5 van de verordening).

Artikel 1.1 eerste lid aanhef en onder h: hulpvraag

Onder de hulpvraag wordt een aanvraag van de jeugdige of zijn ouder(s) verstaan van de behoefte aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet. De aanvraag wordt schriftelijk gedaan op een daarvoor bestemd formulier. Na ontvangst van de aanvraag voert het college een onderzoek uit (zie artikel 2.5 van de verordening).

 

Artikel 1.1 eerste lid aanhef en onder n: sociaal netwerk

De wet kent geen definitie van het sociaal netwerk. Daarom wordt aangesloten bij de definitie die is opgenomen in de Wmo 2015. Het gaat om personen uit de huiselijke kring zoals een familielid, huisgenoot, (voormalig) echtgenoot of andere personen met wie de jeugdige of zijn ouder(s) een sociale relatie onderhoudt. De ouders vallen in ieder geval onder het sociaal netwerk (TK 2012/13, 33 684, nr. 11, p. 17). Deze personen kunnen een bijdrage leveren aan de oplossing van de hulpvraag. Of dat zo is, komt aan de orde bij het onderzoek dat het college verricht als een jeugdige en/of zijn ouder(s) zich meldt met een hulpvraag.

Artikel 1.1 eerste lid aanhef en onder n: spoedeisende situatie

De wet bepaalt in artikel 2.6, eerste lid onder b, dat het college er voor zorg draagt dat de jeugdhulp te allen tijde bereikbaar en beschikbaar is en ingezet wordt als dat nodig is. Daarnaast kan het college, als daar aanleiding voor is, ook vragen om een machtiging voor gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

 

Artikel 1.1 eerste lid aanhef en onder o: spoedeisende situatie

De wet bepaalt in artikel 2.6, eerste lid onder b, dat het college er voor zorg draagt dat de jeugdhulp te allen tijde bereikbaar en beschikbaar is en ingezet wordt als dat nodig is. Daarnaast kan het college, als daar aanleiding voor is, ook vragen om een machtiging voor gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

Artikel 1.1 eerste lid aanhef en onder o: sociaal netwerk

De wet kent geen definitie van het sociaal netwerk. Daarom wordt aangesloten bij de definitie die is opgenomen in de Wmo 2015. Het gaat om personen uit de huiselijke kring zoals een familielid, huisgenoot, (voormalig) echtgenoot of andere personen met wie de jeugdige of zijn ouder(s) een sociale relatie onderhoudt. De ouders vallen in ieder geval onder het sociaal netwerk (TK 2012/13, 33 684, nr. 11, p. 17). Deze personen kunnen een bijdrage leveren aan de oplossing van de hulpvraag. Of dat zo is, komt aan de orde bij het onderzoek dat het college verricht als een jeugdige en/of zijn ouder(s) zich meldt met een hulpvraag.

 

B. De citeertitel van paragraaf 3

§ 3. Via de gemeente: melding en onderzoek

§ 3. Via de gemeente: Aanvraag

 

C. Artikel 2.3

Artikel 2.3 Melding hulpvraag

Eerste en twee lid

De jeugdige en/of zijn ouder(s) melden de hulpvraag bij het college. Een melding van een hulpvraag leidt tot een onderzoek. In het kader van de rechtsbescherming registreert en bevestigt het college de ontvangst van de melding aan de jeugdige en/of zijn ouder(s). Na de melding start het college het onderzoek. Dit is onderdeel van de voorbereiding op het besluit (zie verder art. 2.5 van de verordening).

 

Derde lid

Na de melding en voordat het onderzoek wordt gedaan wijst het college de jeugdige en zijn ouder(s) en/of de pleegouder(s) ook op de mogelijkheid om gebruik te maken van cliëntondersteuning en van de diensten van een vertrouwenspersoon.

 

Vierde lid

Daarnaast kan de jeugdige en/of zijn ouder(s) zijn eigen persoonlijk plan opstellen en overhandigen aan het college (onderdeel a). Dat geldt ook voor het familiegroepsplan (onderdeel b). Daarbij kan het college ondersteuning bieden in de zin van faciliteren. Het spreekt voor zich dat het college deze plannen betrekt bij het onderzoek.

Artikel 2.3 Aanvraag

Eerste lid

Een melding van een hulpvraag is een aanvraag (verzoek om een besluit te nemen, art. 1:3, derde lid, Awb). Omdat een aanvraag schriftelijk wordt gedaan, stelt het college jeugdigen of ouders in de gelegenheid de aanvraag in te dienen middels een formulier.

 

Tweede lid

Nadat de aanvraag is ingediend worden jeugdigen en ouders voorgelicht over de mogelijkheid om gebruik te maken van cliëntondersteuning en van de diensten van een vertrouwenspersoon. Daarnaast kan de jeugdige en/of zijn ouder(s) zijn eigen persoonlijk plan opstellen en overhandigen aan het college (onderdeel b). Dat geldt ook voor het familiegroepsplan (onderdeel c). Daarbij kan het college ondersteuning bieden in de zin van faciliteren. Het spreekt voor zich dat het college deze plannen betrekt bij het onderzoek.

 

Derde lid

Voor er wordt beslist op de aanvraag wordt een onderzoek gedaan naar de hulpvraag (zie ook art. 2.5 van de verordening).

 

Vierde lid

De beslistermijn voor de aanvraag is acht weken (art. 4:13 van de Awb). Het kan echter voorkomen dat het college in verband met de zorgvuldige voorbereiding van dat besluit bijvoorbeeld deskundigenadvies nodig heeft (zie art. 2.8 van de verordening). Doorgaans zal het college niet over een dergelijk advies kunnen beschikken binnen de beslistermijn van acht weken. Het college heeft daarom de bevoegdheid de beslistermijn van de aanvraag te verlengen onder toepassing van artikel 4:14, eerste lid, van de Awb. Het college kan de beslistermijn ook opschorten als bijvoorbeeld de jeugdige en/of zijn ouder(s) niet de benodigde gegevens of bescheiden heeft aangeleverd of medewerking heeft verleend aan het onderzoek, voor zover dat van belang is voor het beoordelen van de aanspraak. In die gevallen is artikel 4:15, tweede lid onder b, van de Awb van toepassing. Wanneer de gevraagde medewerking niet wordt verleend, kan het college het recht op jeugdhulp niet vaststellen (CRVB:2019:276, CRVB:2021:410, CRVB:2021:510).

 

D. Artikel 2.6

Artikel 2.6 Het verslag

Artikel 2.6 Het verslag

Eerste lid

Voor de jeugdige en/of zijn ouder(s) wordt een schriftelijk verslag van het onderzoek opgesteld. Dit volgens het zogeheten stappenplan (CRVB:2017:1477). Het verslag vormt de belangrijkste basis voor de beslissing op de eventueel in te dienen aanvraag. Het spreekt voor zich dat het persoonlijk plan of familiegroepsplan wordt betrokken bij het verslag. Op die manier kan worden vastgesteld welke problemen en stoornissen er zijn en welke hulp van het college nodig is, tenzij naar oordeel van het college sprake is van eigen mogelijkheden, en/of een toereikend oplossend vermogen en/of hulp van personen uit het sociaal netwerk (zie ook art. 3.1, eerste lid aanhef en onder b en c, van de verordening).

 

Tweede lid

Om te zorgen dat er altijd sprake is van een actuele stand van zaken, bepaalt dit lid hoe lang het verslag geldig is.

Voor de jeugdige en/of zijn ouder(s) wordt een schriftelijk verslag van het onderzoek opgesteld. Dit volgens het zogeheten stappenplan (CRVB:2017:1477). Het verslag vormt de belangrijkste basis voor de beslissing op de aanvraag. Het spreekt voor zich dat het persoonlijk plan of familiegroepsplan wordt betrokken bij het verslag. Op die manier kan worden vastgesteld welke problemen en stoornissen er zijn en welke hulp van het college nodig is, tenzij naar oordeel van het college sprake is van eigen mogelijkheden, en/of een toereikend oplossend vermogen en/of hulp van personen uit het sociaal netwerk (zie ook art. 3.1, eerste lid aanhef en onder b en c, van de verordening).

 

E. De citeertitel van paragraaf 4

§ 4. Aanvraag

§ 4. Vervallen

 

F. Artikel 2.7

Artikel 2.7 De aanvraag

Eerste tot en met derde lid

In artikel 2.6, tweede lid, van de verordening is neergelegd hoe lang het verslag geldig is en wanneer er dus sprake is van een (nieuwe) melding van de hulpvraag. Zijn er volgens het college echter geen gewijzigde feiten of omstandigheden, dan neemt het college het ‘eerste’ verslag van het onderzoek als uitgangspunt. Om administratieve lasten te voorkomen, kan het verslag ook als aanvraag worden aangemerkt als de jeugdige en/of zijn ouder(s) dat op voorgeschreven wijze aangeeft. Wordt de aanvraag ook daadwerkelijk ingediend, dan kan de jeugdige en/of zijn ouder(s) eventuele opmerkingen aan het verslag toevoegen. Het college weegt de opmerkingen mee bij de beslissing op de aanvraag.

 

Vierde en vijfde lid

De beslistermijn voor de aanvraag is acht weken (art. 4:13 van de Awb). Het kan echter voorkomen dat het college in verband met de zorgvuldige voorbereiding van dat besluit een extra deskundigenadvies nodig heeft (zie art. 2.8 van de verordening). Doorgaans zal het college niet over een dergelijk advies kunnen beschikken binnen de beslistermijn van acht weken. Het college heeft daarom de bevoegdheid de beslistermijn van de aanvraag te verlengen onder toepassing van artikel 4:15, eerste lid, van de Awb. Mocht het college binnen de genoemde termijn toch nog geen besluit kunnen nemen, dan mag de beslistermijn alleen worden verlengd met toestemming van de jeugdige en/of zijn ouder(s). Het college kan de beslistermijn ook opschorten als de jeugdige en/of zijn ouder(s) niet de benodigde gegevens of bescheiden heeft aangeleverd of medewerking heeft verleend aan het onderzoek, voor zover dat van belang is voor het beoordelen van de aanspraak. In die gevallen is artikel 4:15, tweede lid onder b, van de Awb van toepassing. Wanneer de gevraagde medewerking niet wordt verleend, kan het college het recht op jeugdhulp niet vaststellen (CRVB:2019:276, CRVB:2021:410, CRVB:2021:510).

Artikel 2.7 Vervallen

 

G. Artikel 2.8

Artikel 2.8 Advisering bij melding of aanvraag

Artikel 2.8 Advisering

 

H. Artikel 4.1

Tweede lid

Heeft het college een indicatie voor een individuele voorziening vastgesteld, dan kan het voorkomen dat de jeugdige en/of zijn ouder(s) het college verzoekt om een pgb met terugwerkende kracht te verstrekken. Dit lid regelt dat het college zo’n verzoek weigert als de individuele voorziening al voor de melding van de hulpvraag is gerealiseerd. Dit geldt ook als de voorziening is gerealiseerd ná de melding van de hulpvraag, maar voordat het college heeft beslist op de aanvraag, tenzij zij de jeugdige en/of zijn ouder(s) schriftelijk toestemming heeft verleend. Verder wordt opgemerkt dat het college in ieder geval niet gehouden is een individuele voorziening, dan wel pgb te verstrekken in het geval die al is gerealiseerd (vergelijk CRVB:2017:433).

Tweede lid

Heeft het college een indicatie voor een individuele voorziening vastgesteld, dan kan het voorkomen dat de jeugdige en/of zijn ouder(s) het college verzoekt om een pgb met terugwerkende kracht te verstrekken. Dit lid regelt dat het college zo’n verzoek weigert als de individuele voorziening al voor het indienen van de aanvraag is gerealiseerd. Dit geldt ook als de voorziening is gerealiseerd ná het indienen van de aanvraag, maar voordat het college daarop heeft beslist, tenzij zij de jeugdige en/of zijn ouder(s) schriftelijk toestemming heeft verleend. Verder wordt opgemerkt dat het college in ieder geval niet gehouden is een individuele voorziening, dan wel pgb te verstrekken in het geval die al is gerealiseerd (vergelijk CRVB:2017:433).

 

 

Naar boven