Besluit tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Nijmegen

De raad van de gemeente Nijmegen, bijeen in zijn vergadering van21 december 2022 ;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 december 2022;

 

gelet op de artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 151b van de Gemeentewet en 2.2., lid 1 aanhef en onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

 

 

besluit

 

vast te stellen de volgende wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Nijmegen. 

 

 

 

 

Artikel I

De Algemene plaatselijke verordening gemeente Nijmegen wordt als volgt gewijzigd:

A. Aan artikel 2:33, eerste lid worden twee nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:

  • g.

    redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvrage vermelde in overeenstemming zal zijn;

  • h.

    redelijkerwijs moet worden aangenomen dat een of meer van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde verboden zal worden overtreden of daar gestelde verplichtingen niet worden nagekomen of dat in strijd zal worden gehandeld met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften.

B. Artikel 2:47a, komt te luiden:

Artikel 2:47a Gevaarlijk drinkgerei en verpakkingen

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door de burgemeester aangewezen gebied, drinkgerei van glas of geopende glazen verpakkingen, kennelijk bestemd voor het bewaren van dranken, bij zich te hebben of met zich mee te voeren.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:

  • a.

    een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet of in artikel 2:31;

  • b.

    de plaats waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet.

  • 3.

    Het is de exploitant van een inrichting als bedoeld in artikel 2:27 en degene die het winkelbedrijf of slijtersbedrijf uitoefent, welke inrichting, winkel of slijterij is gelegen aan een door de burgemeester aangewezen gebied, verboden dranken in door de burgemeester aangewezen verpakkingen, en/of drinkgerei van glas of blik te verstrekken gedurende een door de burgemeester aangewezen periode. De burgemeester wijst het gebied, verpakkingen en drinkgerei en de periode aan in het belang van de openbare orde en/of veiligheid indien en voor zover de genoemde belangen dit dringend noodzakelijk maken en dat ook in een aantoonbaar verband staat tot deze aanwijzing.

C. Artikel 2:48a komt te luiden:

Artikel 2:48a Verboden lachgasgebruik

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.

  • 2.

    Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.

  • 3.

    Het college kan in het aanwijzingsbesluit het in het tweede lid bedoelde verbod beperken tot bepaalde tijden.

D. Artikel 4:10 komt te luiden:

Artikel 4:10 Definities

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    houtopstand: één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen.

  • b.

    bosplantsoen: houtopstand, bestaande uit hoofdzakelijk bomen of boomvormers met of zonder onderbegroeiing met een stamdiameter < 95 cm en met een oppervlakte van minimaal 150m2.

  • c.

    bijzondere bomen: monumentale of waardevolle bomen, herdenkingsbomen of bomen van een bijzondere soort.

  • d.

    dunning: velling van een houtopstand ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand.

  • e.

    afzetten van bosplantsoen: het afzagen van de stammen dichtbij het maaiveld, met als doel de houtopstand te verjongen en weer te laten uitgroeien.

  • 2.

    In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan kappen, rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben. Hieronder worden ook verstaan snoeiwijzen waarbij de kroon voor meer dan 1/3 wordt ingenomen zoals kandelaberen en kandelaren.

  • 3.

    Voor het bepalen van de te vergunnen houtopstand geldt:

  • a.

    bij bomen wordt de stamomtrek gemeten op 1.30 m. boven het maaiveld;

  • b.

    bij meerstammigheid geldt de stamomtrek van de dikste stam.

  • c.

    bij een bosplantsoen dient het aantal vierkante meters van de houtopstand te worden aangevraagd.

  • d.

    Bomen in een bos of bosplantsoen > 95 cm stamomtrek dienen separaat als boom te worden aangevraagd .

E. Artikel 4:11 komt te luiden:

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college een houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd op grond van:

  • a.

    de natuurwaarde van de houtopstand;

  • b.

    de landschappelijke waarde van de houtopstand;

  • c.

    de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;

  • d.

    de beeldbepalende waarde van de houtopstand;

  • e.

    de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;

  • f.

    de vitaliteit van de houtopstand;

  • g.

    de monumentale waarde van de houtopstand; of

  • h.

    de positieve invloed van de houtopstand op het lokale klimaat.

  • 3.

    Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende de in het tweede lid genoemde belangen.

  • 4.

    Het verbod is niet van toepassing op:

  • a.

    dode bomen;

  • b.

    bomen die een stamomtrek hebben van minder dan 95 centimeter, tenzij de boom onderdeel is van een herplantplicht;

  • c.

    bosplantsoen met een oppervlakte kleiner dan 150 vierkante meter;

  • d.

    wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit niet-geknotte populieren of wilgen;

  • e.

    fruitbomen die deel uitmaken van een bedrijfsmatige exploitatie en windschermen om boomgaarden;

  • f.

    naaldbomen, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in bijzonder bestemde terreinen;

  • g.

    kweekgoed;

  • h.

    houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld;

  • i.

    houtopstand in een bosplantsoen die bij wijze van dunning of afzetten wordt geveld;

  • j.

    houtopstand die gelegen is buiten een bebouwde kom Wet natuurbescherming, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:

  • een oppervlak beslaat van maximaal 10 are

  • ofwel bestaat uit een rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen;

  • k.

    houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van het college;

  • l.

    toestemming van de burgemeester voor het vellen van een houtopstand in verband met een spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen;

F. Artikel 4:12, lid 3 komt als volgt te luiden:

  • 3.

    Het college verbindt aan de vergunning het voorschrift verbinden dat niet eerder wordt geveld dan nadat de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, is verleend en er zes weken na bekendmaking van de omgevingsvergunning zijn verstreken en er gedurende die periode geen voorlopige voorziening bij de voorzieningenrechter is aangevraagd ter schorsing van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Indien er gedurende deze periode van zes weken wel een verzoek om voorlopige voorziening is aangevraagd dan mag pas van de vergunning worden gebruik gemaakt nadat op het verzoek negatief is beslist dan wel bij toewijzing van het verzoek, de schorsing is beëindigd.

G. Artikel 4:12A, lid 3 komt als volgt te luiden:

  • 4.

    Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen en de eerdere groeiomstandigheden worden hersteld.

H. Artikel 4:12C komt als volgt te luiden:

Artikel 4:12C Bestrijding boomziekten

  • 1.

    Indien zich op een terrein een of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van iepziekte, een andere boomziekte of een waardboom zijn voor ziekteverspreiders zoals de iepenspintkever, kan het college de rechthebbende aanschrijven om:

  • a.

    de bomen te vellen indien deze in de grond staan;

  • b.

    de bomen te ontschorsen en de schors te vernietigen;

  • c.

    niet ontschorste bomen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2.

    Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan, met uitzondering van geheel ontschorst iepenhout en iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 cm, te hebben. Het college kan ontheffing verlenen van dit verbod.

I. In artikel 2:46a, lid 3, artikel 2:60, lid 1 en artikel 4:16, lid 1 wordt ‘opheffing’ vervangen door ‘beëindiging’.

J. In de Artikelsgewijze toelichting wordt de gehele toelichting van het artikel “artikel 2:48a gevaarlijk drinkgerei en verpakkingen” verwijderd en vervangen door het volgende:

2:48a Verboden lachgasgebruik

Een algemeen, voor de gehele gemeente geldend gebruiksverbod stuit op belangrijke juridische bezwaren en is vanuit oogpunt van proportionaliteit ook niet te verdedigen. Daarmee zou er geen evenredigheid meer zijn tussen middel en doel, en dat zou in strijd met artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Daarom beperkt het verbod in het eerste lid zich tot concrete situaties van oneigenlijk lachgasgebruik, voorbereidingen of het bij zich hebben van hulpmiddelen voor dat gebruik, die gepaard gaan met verstoring van de openbare orde, nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat of anderszins hinder tot gevolg hebben. Bij de handhaving moet de gemeente kunnen aantonen dat genoemde situaties de oorzaak zijn van de overlast en dergelijke.

Op grond van het tweede lid kan het college openbare plaatsen aanwijzen waar het oneigenlijk lachgasgebruik, voorbereidingen of het bij zich hebben van hulpmiddelen voor dat gebruik op voorhand verboden is, los van de vraag of dat in de concrete situatie tot ordeverstoring en dergelijke leidt. In het aanwijzingsbesluit moet het college motiveren waarom het verbod in dat specifieke gebied geldt (het belang van de openbare orde of bescherming van het woon- of leefklimaat). Uit politierapportages kan bijvoorbeeld blijken dat op bepaalde openbare plaatsen sprake is van aantoonbare en structurele overlast door lachgas. Het college kan – als dat afdoende lijkt te zijn – in het aanwijzingsbesluit opnemen dat het verbod op bepaalde tijden geldt, bijvoorbeeld tijdens de uitgaansavonden (derde lid).

 

 

K. In de Artikelsgewijze toelichting wordt de gehele toelichting van het artikel 2:47a verwijderd en vervangen door het volgende:

Artikel 2:47a Gevaarlijk drinkgerei en verpakkingen

Doel van dit artikel is het gevaar dat de aanwezigheid van glas op straat met zich meebrengt, te verminderen. De risico’s van glas op straat in uitgaansgebieden zijn evident. Regelmatig doen zich incidenten voor in Nederland met verwondingen door glaswerk. Ook in Nijmegen zijn er in het verleden ernstige verwondingen ontstaan door gebroken bierglazen. Binnen een inrichting kan en mag van het personeel verwacht worden dat men ingrijpt bij onwenselijke situaties, maar in de openbare ruimte is er niet altijd toezicht aanwezig waardoor ingrijpen niet altijd mogelijk is. Voorkomen is dan de beste optie.

Het verbod van lid 1 is een aanvulling op het verbod om alcohol te nuttigen op straat. Het tweede lid maakt een uitzondering voor terrassen. Hier is immers toezicht aanwezig die voorkomt dat glaswerk wordt meegenomen op straat.

Het derde lid geeft de burgemeester de bevoegdheid de verstrekking van alle soorten drank in bepaalde aangewezen risicovolle verpakkingen te verbieden gedurende een bepaalde tijd in een bepaald gebied. De burgemeester kan de verkoop van alle verpakte dranken, al dan niet alcoholhoudend, voor gebruik elders dan ter plaatse verbieden, maar heeft ook de mogelijkheid om slechts bepaalde soorten verpakkingen te verbieden. Hierdoor kan maatwerk geleverd worden, om de beperking in voorkomende gevallen zo gering mogelijk te houden. De burgemeester baseert zijn oordeel, of beperking dringend noodzakelijk is in het kader van de openbare orde en veiligheid of andere belangen, o.a. op een advies van de politie.

Artikel II

  • 1. Dit besluit treedt op de dag na bekendmaking in werking.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 december 2022.

raadsgriffier

drs. S.J. Ruta

burgemeester

drs. H.M.F. Bruls

Naar boven