Besluit tot 2e wijziging van de Gemeenschappelijke regeling BghU 2020

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bunnik, De Bilt, Houten, Lopik, Nieuwegein, Stichtse Vecht, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug en Zeist, en het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Gelet op

hoofdstuk V van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

Besluiten

vast te stellen de:

Tweede wijziging van de Gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht 2020 (Stcrt. 2019, nr. 67125), zoals laatstelijk gewijzigd bij de eerste wijziging (Stcrt. 2020, nr. 60767)

ARTIKEL I

In de gemeenschappelijke regeling worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

Artikel 3, eerste lid komt te luiden:

Er is een bedrijfsvoeringsorganisatie Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht.

B

Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:

Elk van de colleges wijst uit zijn midden een lid aan dat hem in het bestuur vertegenwoordigt.

C

De artikelen 6, 7, 8, 9, 10 en 11 komen te vervallen.

D

In artikel 12, eerste lid onder b, worden de woorden “, niet zijnde de voorzitter,” geschrapt.

E

De artikelen 13 en 14 komen te vervallen.

F

Artikel 15 komt te luiden:

  • 1.

    De vergaderingen van het bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het bestuur niet anders heeft bepaald.

  • 2.

    Het reglement van orde voor de vergaderingen van het bestuur kan regels geven omtrent de openbaarheid van de vergaderingen van het bestuur.

  • 3.

    Het bestuur maakt zijn vergaderstukken en verslagen uit eigen beweging openbaar, tenzij de artikelen 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 van de Wet open overheid daaraan in de weg staan.

G

De artikelen 16 en 17 komen te vervallen.

H

In artikel 18 komt de laatste volzin te vervallen.

I

Artikel 19, eerste en tweede lid, komen te luiden:

  • 1.

    Het bestuur wijst uit het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, niet zijnde het door dit college aangewezen lid in het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie, een voorzitter aan.

  • 2.

    De voorzitter heeft in de vergaderingen van het bestuur een raadgevende stem en kan zodoende aan de beraadslagingen deelnemen.

J

In artikel 20 eerste lid wordt het woord ‘benoemd’ vervangen door ‘aangewezen’.

K

Artikel 32 komt te vervallen.

L

In artikel 35 komt het derde lid te vervallen. Het vierde tot en met zesde lid worden omgenummerd tot het derde tot en met vijfde lid.

M

Artikel 37 komt te vervallen.

N

Artikel 38 komt te vervallen.

O

In artikel 39 komen het derde en het vierde lid te vervallen.

P

In artikel 50, vierde lid komen de woorden “en 27” te vervallen.

Q

In artikel 52, eerste lid, wordt “het openbaar lichaam” vervangen door “het samenwerkingsverband”.

R

In artikel 57 komen de woorden “artikel 62 a, tweede lid, van” te vervallen.

S

Artikel 59 komt te vervallen.

 

ARTIKEL II

In de gemeenschappelijke regeling worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

Met inachtneming van artikel I onder F worden aan artikel 15 een nieuw vierde en vijfde lid toegevoegd, luidende:

4. Besluiten van het bestuur worden niet aan zienswijzen van de vertegenwoordigende organen onderworpen, tenzij de Wet gemeenschappelijke regelingen of deze regeling dat expliciet voorschrijft.

5. Ingezetenen van de gemeenten respectievelijk het waterschap en andere belanghebbenden kunnen via de reguliere procedures bij de colleges en de vertegenwoordigende organen betrokken worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.

B

Met inachtneming van artikel I onder L wordt aan artikel 35 een nieuw zesde lid toegevoegd, luidende:

6. Het bestuur geeft de vertegenwoordigende organen schriftelijk alle inlichtingen die deze organen nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

C

In artikel 42 wordt “15 april” vervangen door “30 april”.

D

1. In artikel 44, eerste lid, wordt “acht weken” vervangen door “twaalf weken”.

2. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt na het derde lid een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:

4. Het bestuur stelt de vertegenwoordigende organen voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het derde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

E

In artikel 45, tweede en vijfde lid, wordt “1 augustus” vervangen door “15 september”.

F

In artikel 46, vierde lid, wordt “15 april” vervangen door “30 april”.

G

Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Aan het vierde lid worden aan het eind twee volzinnen toegevoegd luidende: “Het college zendt zijn besluit tot uittreding, alsmede het toestemmingsbesluit van het vertegenwoordigend orgaan, aan het bestuur. De procedure voor uittreding vangt aan de dag nadat het bestuur de besluiten heeft ontvangen.”

  • 2.

    Het vijfde tot en met het achtste lid komen te vervallen.

  • 3.

    Het nieuwe vijfde lid komt te luiden: “Ter voorbereiding op de besluitvorming van het bestuur, inventariseert het bestuur met inachtneming van het bepaalde in deze regeling de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding en legt deze vast in een concept-uittredingsplan. Onder de gevolgen van de uittreding worden verstaan de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die het directe gevolg zijn van de uittreding.

  • 4.

    Het nieuwe zesde lid komt te luiden: “De vertegenwoordiger van de uittredende deelnemer in het bestuur houdt gedurende de periode van het besluit tot uittreding tot de daadwerkelijke uittreding bij de beraadslaging in en besluitvorming door het bestuur rekening met de belangen van het samenwerkingsverband zoals deze zich kunnen voordoen vanaf het moment van daadwerkelijke uittreding. Indien nodig neemt deze vertegenwoordiger geen deel aan de beraadslaging en stemmingen van het bestuur.

  • 5.

    Het nieuwe zevende lid komt te luiden: “Indien de uittreding een wijziging van de gemeenschappelijke regeling noodzakelijk maakt, stelt het bestuur, ter voorbereiding op zijn besluitvorming, een voorstel op voor wijziging van deze regeling. Artikel 50 is onverkort van toepassing.”

H

Na artikel 49 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 49a Procedure voor vaststelling uittredingsplan

  • 1.

    Wanneer toepassing wordt gegeven aan artikel 49, vierde lid, stelt het bestuur het uittredingsplan vast. De in het uittredingsplan omschreven financiële verplichtingen zijn voor de uittredende deelnemer bindend.

  • 2.

    Het uittredingsplan bepaalt met inachtneming van het bepaalde in deze regeling de systematiek voor de berekening van de financiële gevolgen van de uittreding te betalen door de uittredende deelnemer.

  • 3.

    Het uittredingsplan bevat een voorlopige berekening van de financiële gevolgen van de uittreding, te betalen door de uittredende deelnemer, hierna te noemen: de voorlopige uittreedsom.

  • 4.

    Ten minste acht maanden voorafgaand aan het moment van uittreding, stelt het bestuur het voorlopige uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom vast. Het bestuur baseert de berekening van de voorlopige uittreedsom op de systematiek als bedoeld in het tweede lid en op de jaarrekening van het meest recent verstreken boekjaar.

  • 5.

    Uiterlijk zes maanden voorafgaand aan het moment van uittreding, stelt het bestuur het definitieve uittredingsplan en de definitieve uittreedsom vast. Het bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek als bedoeld in het tweede lid en op de jaarrekening van het meest recent verstreken begrotingsjaar.

  • 6.

    Nadat het uittredingsplan is vastgesteld is de uittredende deelnemer gehouden om binnen zes maanden de daarin voor hem omschreven financiële verplichtingen aan het samenwerkingsverband te voldoen.

  • 7.

    De kosten van het opstellen van het uittredingsplan komen voor rekening van de deelnemer die het voornemen heeft om uit te treden.

  • 8.

    De leden van het bestuur kunnen het uittredingsplan op de voor hen gebruikelijke wijze voor consultatie toezenden aan hun vertegenwoordigend orgaan.

  • 9.

    De ondernemingsraad van het samenwerkingsverband wordt in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over de personele en organisatorische gevolgen die voortvloeien uit het uittredingsplan, overeenkomstig de bepalingen in de Wet op de ondernemingsraden.

Artikel 49b Onafhankelijke externe deskundige

  • 1.

    Na ontvangst van de in artikel 49, tweede lid, vermelde kennisgeving wordt een in overleg met de uittredende deelnemer aan te wijzen onafhankelijke externe deskundige opdracht verleend een uittredingsplan op te stellen als ware tot opheffing van de regeling besloten.

  • 2.

    Ter voorbereiding op de besluitvorming van het bestuur, stelt het bestuur een projectgroep samen die onder leiding van de onafhankelijke externe deskundige het concept-uittredingsplan voorbereid.

  • 3.

    Het bestuur geeft een onafhankelijke financieel deskundige, niet zijnde de onafhankelijk externe deskundige bedoeld in het eerste lid, opdracht om het door de projectgroep voorbereide concept-uittredingsplan te toetsen, nadat voor de opdracht instemming is verkregen van de uittredende deelnemer.

  • 4.

    De kosten voor het inschakelen van een onafhankelijke externe financieel deskundige zijn voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 5.

    Het tarief van de onafhankelijke externe financieel deskundige dient in overeenstemming te zijn met hetgeen voor dit soort werkzaamheden in de desbetreffende adviesbranche gebruikelijk is.

Artikel 49c Uittreedsom

  • 1.

    De voorlopige respectievelijk definitieve uittreedsom bestaat uitsluitend uit een vergoeding ter compensatie van de directe kosten van uittreding (frictiekosten en desintegratiekosten), verminderd met het aandeel van de uittredende deelnemer in het eigen vermogen minus de bestemmingsreserves van het samenwerkingsverband op de datum van uittreding.

  • 2.

    De frictiekosten en desintegratiekosten worden berekend op basis van de principes van goed koopmanschap en de principes van accounting, met dien verstande dat:

    • a.

      Onder frictiekosten worden verstaan alle incidentele kosten te maken door het samenwerkingsverband die het directe gevolg van de beslissing tot uittreding van een deelnemer, zoals inhuur externe deskundigen, een accountant en een advocaat.

    • b.

      Onder desintegratiekosten worden verstaan kosten te maken door en de schade voor het samenwerkingsverband die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.

    • c.

      Het bepaalde in het tweede lid onder b is van overeenkomstige toepassing op kosten te dragen door het samenwerkingsverband die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan binnen een periode van vijf jaar vanaf het moment van uittreding als direct gevolg van de uittreding. Voor de periode van vijf jaar is aansluiting gezocht bij de termijn van de begrotingssystematiek.

  • 3.

    Het samenwerkingsverband brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom.

  • 4.

    Kosten die de uittredende deelnemer maakt ter voorbereiding op of als gevolg van de beslissing tot uittreding komen voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 5.

    De waarde van de personeelsformatie die de uittredende deelnemer als gevolg van de uittreding eventueel overneemt van het samenwerkingsverband wordt gekapitaliseerd en in mindering gebracht op de uittreedsom.

  • 6.

    Het samenwerkingsverband is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande hoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het bestuur van het besluit tot uittreding.

  • 7.

    Het samenwerkingsverband en de uittredende deelnemer zijn gehouden om in het kader van de bepaling van de inhoud van het uittredingsplan alle relevante informatie over en weer te verstrekken.

Artikel 49d Overige bepalingen rond uittreding

  • 1.

    De raming en berekening van de kosten voor uittreding wordt gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend zijn tot aan het moment van de daadwerkelijke uittreding.

  • 2.

    Beleidswijzigingen, wijziging van economische omstandigheden en wijziging van inzichten die zich zullen voordoen of opkomen na het moment van de daadwerkelijke uittreding kunnen niet worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.

  • 3.

    Feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het moment van daadwerkelijke uittreding kunnen niet leiden tot wijziging van de hoogte van de uittreedsom, tenzij de uittredende deelnemer danwel het Bestuur kan aantonen dat de hoogte van de uittreedsom anders zou zijn bepaald indien:

    • a.

      De wederpartij onjuiste inlichtingen heeft verstrekt waarvan deze diende aan te nemen dat de hoogte van de uittreedsom anders zou luiden indien deze onjuiste inlichtingen niet zouden zijn verstrekt;

    • b.

      De wederpartij inlichtingen die hem op het moment van het bepalen van de uittreedsom bekend waren niet heeft verstrekt terwijl de wederpartij redelijkerwijs had moeten aannemen dat deze inlichtingen van invloed zouden kunnen zijn op de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.

  • 4.

    Bij de voorbereiding van het concept-uittredingsplan biedt het bestuur de uittredende deelnemer de keuze tussen betaling van een uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in één keer. In het definitieve uittredingsplan bepaalt het bestuur conform de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittreedsom in een daarbij te bepalen aantal termijnen of in één keer dient te betalen.

 

I

Met inachtneming van artikel I onder T wordt na artikel 58 een nieuw artikel 59 ingevoegd, luidende:

Artikel 59: Evaluatie

  • 1.

    Het bestuur evalueert in het jaar voorafgaande aan reguliere gemeenteraadsverkiezingen de samenwerking en gaat daarbij in elk geval in op het functioneren van het samenwerkingsverband.

  • 2.

    De resultaten van de evaluatie, bedoeld in het eerste lid, worden uiterlijk in januari van het jaar van de gemeenteraadsverkiezing aangeboden aan de colleges en de vertegenwoordigende organen.

 

ARTIKEL III

  • 1.

    Deze wijziging treedt in werking op 1 januari 2023.

  • 2.

    Artikel II treedt in werking op het moment dat het bij koninklijke boodschap van 1 juli 2020 aanhangig gemaakte voorstel van wet tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enige andere wetten in verband met het versterken van de democratische legitimatie van gemeenschappelijke regelingen (35513) tot wet wordt verheven en in werking treedt.

  • 3.

    Mocht het wetsvoorstel, bedoeld in het tweede lid, in werking treden voor de in het eerste lid genoemde datum, dan treden betreffende bepalingen in werking op de in het eerste lid genoemde datum.

 

Aldus besloten en akkoord door:

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik, dd. 15 november 2022.

De secretaris, De burgemeester,

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt, dd. 11 oktober 2022.

De secretaris, De burgemeester,

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten, dd. 17 mei 2022.

De secretaris, De burgemeester,

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik, dd. 8 november 2022.

De secretaris, De burgemeester,

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein, dd. 18 juli 2022.

De secretaris, De burgemeester,

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht, dd. 17 mei 2022.

De secretaris, De burgemeester,

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, dd. 18 oktober 2022.

De secretaris, De burgemeester,

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, dd. 10 mei 2022.

De secretaris, De burgemeester,

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, dd. 31 mei 2022.

De secretaris, De burgemeester,

Het dagelijks bestuur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, dd. 23 augustus 2022.

De secretaris, De dijkgraaf,

Naar boven