Verordening Subsidie Leefbaarheidsfonds Sociaal domein 2023

De raad van de gemeente Tubbergen,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 8 november 2022

 

gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet,

 

gelet op artikel 2, artikel 3 en artikel 5 van de Algemene Subsidieverordening 2018 gemeente Tubbergen,

 

overwegende dat het gewenst is activiteiten te stimuleren die bijdragen aan de zelf- en samenredzaamheid van kwetsbare inwoners.

 

Besluit:

Vast te stellen de verordening: Subsidie Leefbaarheidsfonds Sociaal domein 2023.

 

Toelichting: Subsidie wordt in de basis verleend aan activiteiten die van maatschappelijke betekenis zijn voor de lokale samenleving en specifiek kwetsbare inwoners waarvoor op dit moment nog onvoldoende en/of passend aanbod beschikbaar is. Er wordt gestreefd naar voldoende en toegeruste algemene (maatschappelijke) voorzieningen.

 

Hoofdstuk 1. Algemene Bepalingen

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

Wmo:

de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

b.

College:

het college van burgemeester en wethouders.

c.

ASV:

Algemene subsidie verordening gemeente Tubbergen.

d.

Leefbaarheidsfonds:

het Leefbaarheidsfonds sociaal domein.

e.

Wet:

de Algemene wet bestuursrecht.

f.

Kwetsbare inwoners:

Onder kwetsbare inwoners verstaan we alle inwoners die het moeilijk vinden om goed de weg te vinden en/of mee te doen in onze huidige maatschappij.

Artikel 2. Leefbaarheidsfonds sociaal domein

  • 1.

    Ten laste van dit Leefbaarheidsfonds worden subsidies verstrekt met inachtneming van deze verordening;

  • 2.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester, wethouders en raad, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen.

Artikel 3. Voorwaarden en voorschriften

  • 1.

    In afwijking op de ASV worden de volgende voorwaarden en voorschriften vastgesteld:

  • 2.

    Het college en de raad zijn bevoegd om voorwaarden en voorschriften aan een beschikking tot verstrekken van subsidie te verbinden;

  • 3.

    De raad stelt jaarlijks, bij het vaststellen van de begroting, het subsidieplafond vast. Dit plafond wordt vastgesteld voor aanvragen tot een maximumbedrag van €15.000,- per aanvraag (artikel 4.3 en 4.4: categorie één t/m drie);

  • 4.

    Het college is bevoegd te besluiten omtrent alle subsidieaanvragen op grond van deze verordening tot een maximumbedrag van € 15.000,- per aanvraag;

  • 5.

    De subsidie wordt verdeeld op basis van volgorde van ontvangst van de aanvragen, totdat het subsidieplafond is bereikt;

  • 6.

    Wanneer het subsidieplafond is bereikt kan de raad tussentijds besluiten het subsidieplafond incidenteel te verhogen;

  • 7.

    Subsidies hoger dan €15.001,- euro komen ten laste van de begroting. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen;

  • 8.

    De raad is bevoegd te besluiten omtrent alle subsidieaanvragen hoger dan € 15.001,- (artikel 4.3: categorie vier).

Hoofdstuk 2. Subsidiering

Artikel 4. Subsidiering

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt aan een rechtspersoon of aan een natuurlijke persoon;

  • 2.

    Subsidie wordt verleend aan activiteiten die van maatschappelijke betekenis zijn voor de lokale samenleving en specifiek kwetsbare inwoners waarvoor op dit moment nog onvoldoende en/of passend en/of kwalitatief aanbod beschikbaar is;

  • 3.

    De subsidie is opgedeeld in vier categorieën die verschilt van een buurtactiviteit tot aan gezamenlijk sociaal ondernemerschap. Per categorie geldt een ander maximaal te verstrekken subsidiebedrag. Oftewel, de maximale hoogte van de subsidie is afhankelijk van de categorie;

  • 4.

    In aanmerking voor een subsidie komt een activiteit binnen het sociaal domein die zich richt op:

    • 4.1

      Categorie één: € 0,- tot en met (t/m) € 2.000,-. Initiatieven van, voor en door de buurt die ontmoeting stimuleren of bijdragen aan de verbetering of het opknappen van de buurt. Denk daarbij aan een gezamenlijke moestuin waarbij de oogst wordt gedeeld met alle bewoners in de buurt of een zang- en theaterclub die gratis voorstellingen aanbiedt aan kinderen en of ouderen in de buurt. Vaak is er een voorzitter of organisator die de leiding heeft;

    • 4.2

      Categorie twee: € 2.001,- t/m 7.500,-. Buurtinitiatieven als mogelijk makers: Nieuwe initiatieven gericht op ontmoeting en het (helpen) organiseren van maatschappelijke activiteiten die gemist worden. Hierbij worden bestaande of nieuwe locaties/ruimten benut. Deze initiatieven leveren ook eigen inkomsten op (vrijwillige bijdrage deelnemers, cursusgeld). Daarnaast is financiering/ subsidie nodig (ouderencafé in wijkcentrum, Dorpshuiskamer in buurthuis). Vrijwilligers zijn hierbij onmisbaar en hebben, eventueel ondersteund door betaalde krachten, een belangrijke taak;

    • 4.3

      Categorie drie: € 7.501,- t/m € 15.000,-. Nieuwe initiatieven gericht op ontmoeting en het (helpen) organiseren van maatschappelijke activiteiten die gemist worden of bijdragen aan een maatschappelijk (gemeentelijk) probleem. De initiatieven leveren eigen inkomsten op zodat het initiatief (uiteindelijk) zonder incidentele subsidie en/ of fondsen verder kan. Vrijwilligers zijn hierbij onmisbaar en hebben, eventueel ondersteund door betaalde krachten, een belangrijke taak;

    • 4.4

      Categorie vier: € 15.001,- en meer. Ondernemende lokale gezamenlijke dorps- of gemeentelijke initiatieven: hebben het verlangen om door te groeien en willen een blijvend aanbod doen en dit beheren met een financieel duurzaam model. Het aanbod moet inkomsten opleveren zodat het initiatief (uiteindelijk) zonder incidentele subsidie en/ of fondsen verder kan. De dienst of het product beantwoordt altijd een lokaal maatschappelijk (gemeentelijk) probleem en of is een dienst of product dat gemist wordt. Vaak is een (nog op te richten) zelfstandige vereniging of stichting de initiatiefnemer. De maatschappelijke waarde van het initiatief moet middels een ondernemersplan of haalbaarheidsonderzoek aangetoond en onderbouwd te worden.

  • 5.

    De volgende kosten komen niet in aanmerking voor subsidie:

    • 5.1

      reguliere personeels- en organisatiekosten;

    • 5.2

      aanvullingen op individuele voorzieningen die worden verstrekt op grond van de Wmo 2015.

  • 6.

    Activiteiten beschreven zoals in de categorieën één en twee kunnen maximaal met één jaar verlengd worden nadat de subsidieperiode is afgelopen. Daarnaast kan een dergelijke subsidie maximaal twee keer door eenzelfde rechtspersoon of natuurlijk persoon worden aangevraagd voor eenzelfde activiteit.

Hoofdstuk 3. Aanvraag van de subsidie

Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    Uit de aanvraag moet duidelijk worden welke activiteiten worden verricht. Hierin moeten in ieder geval de volgende punten zijn opgenomen:

    • a.

      de startdatum en de duur van de activiteit;

    • b.

      welke doelen beoogd worden en welke activiteiten hiervoor verricht zullen worden;

    • c.

      de doelgroep(en);

    • d.

      wie de subsidieaanvrager is en welke overige participanten deelnemen aan het initiatief;

    • e.

      waaruit medeparticipatie van inwoners uit de gemeente Tubbergen blijkt;

    • f.

      hoe het initiatief geborgd/ gecontinueerd wordt.

  • 2.

    Bij de aanvraag, zoals bedoeld in lid één moet een begroting zijn opgenomen. Uit de begroting moet blijken wat naast de aangevraagde subsidie de andere verwachte inkomsten zijn en van wie deze afkomstig zijn;

  • 3.

    Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het eerste en tweede lid genoemde gegevens op te vragen, indien het die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag nodig acht.

Artikel 6. Beslistermijn

Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 7. Eisen

  • 1.

    Bij de uitvoering van de activiteit dient actieve betrokkenheid, in de vorm van medeparticipatie, van de samenleving (inwoners, doelgroepen) plaats te vinden;

  • 2.

    Cofinanciering is verplicht. Dit mag bestaan uit de inzet van vrijwilligersuren (uurtarief € 30,-). De minimale cofinanciering bedraagt 25% van de aangevraagde subsidie.

Hoofdstuk 4. Weigering van de subsidie

Artikel 8. Weigeringsgronden

  • 1.

    Naast de in artikel 4:35 van de wet genoemde gevallen kan het college een aanvraag voor subsidie weigeren indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      de activiteit na de periode waarvoor subsidie wordt ontvangen geen continuïteit kent;

    • c.

      de subsidieontvanger niet een zodanige werkwijze toepast en de activiteiten niet zodanig toegankelijk zijn dat de door hem of gemeentelijk beoogde beleidsdoelstellingen redelijkerwijs kunnen worden bereikt;

    • d.

      met inbegrip van de aangevraagde subsidie de benodigde financiële middelen niet ter beschikking staan om realisering van de doelstellingen te verwerkelijken;

    • e.

      de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • f.

      in die activiteiten op een naar het oordeel van het college toereikende wijze anders wordt voorzien;

    • g.

      de activiteit een winstoogmerk heeft;

    • h.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde.

  • 2.

    Een subsidie kan voorts worden geweigerd indien:

    • a.

      de aanvraag in strijd is met regels bij of krachtens deze verordening gesteld;

    • b.

      de aanvraag is ingediend nadat de activiteit heeft plaatsgevonden of het tijdvak waarvoor subsidie wordt aangevraagd is verstreken.

Hoofdstuk 5. Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 9. Verplichtingen

  • 1.

    De subsidieontvanger doet direct melding aan het college zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt:

    • a.

      niet of niet geheel zullen worden verricht;

    • b.

      of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 2.

    De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt;

    • b.

      ontbinding van de rechtspersoon;

    • c.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhoudingen met derden;

    • d.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de subsidie verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • e.

      wijzigingen van de statuten wanneer het de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en/of het doel van de rechtspersoon betreft.

Hoofdstuk 6. Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 10. Vaststelling en verantwoording subsidies

  • 1.

    Voor de vaststelling en verantwoording van subsidies geldt dat:

    • a.

      De subsidieontvanger uiterlijk zes weken na afloop van de activiteit een aanvraag tot vaststelling van de subsidie indient bij het college.

  • 2.

    De verantwoording en aanvraag tot vaststelling bestaat uit:

    • a.

      Categorie één: het aanleveren van een kort tekstueel verslag van de activiteit met foto’s. Daarnaast geldt de verplichting dat wordt meegewerkt aan de promotie van het fonds;

    • b.

      Categorie twee: het aanleveren van een kort tekstueel verslag van de activiteit met foto’s (voor promotiedoeleinden) én het aanleveren van een eenvoudig overzicht van de gemaakte kosten in de vorm van een financieel verslag op basis van de vooraf bepaalde afspreken en resultaten. Daarnaast geldt de verplichting dat wordt meegewerkt aan de promotie van het fonds;

    • c.

      Categorie drie: jaarlijks aanleveren van een tekstueel verslag op basis van de vooraf gezamenlijk bepaalde afspraken en resultaten, foto’s (voor promotiedoeleinden) én het aanleveren van een kosten-baten overzicht in de vorm van een financieel verslag en/of jaarrekening. Daarnaast vindt ieder kwartaal een voortgangs-/evaluatiegesprek plaats ter borging van de activiteit en geldt de verplichting dat wordt meegewerkt aan de promotie van het fonds;

    • d.

      Categorie vier: jaarlijks aanleveren van een tekstueel verslag op basis van de vooraf gezamenlijk bepaalde afspraken en resultaten, foto’s (voor promotiedoeleinden) én het aanleveren van een kosten-baten overzicht in de vorm van een financieel verslag en/of jaarrekening. Daarnaast vindt ieder kwartaal een voortgangs-/evaluatiegesprek plaats ter borging van de activiteit en geldt de verplichting dat wordt meegewerkt aan de promotie van het fonds.

  • 3.

    In het verslag wordt aangegeven of en hoe de uitgangspunten van de aanvraag zijn gerealiseerd;

  • 4.

    Het college kan bij de verlening nadere eisen stellen aan de verantwoording van de subsidie;

  • 5.

    Het college stelt de subsidie uiterlijk zes weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling vast.

Artikel 11. Wijze van verstrekken

  • 1.

    Subsidies tot en met €2.000,- worden direct beschikt;

  • 2.

    Subsidies met een waarde vanaf €2.001,- betreffen een voorschot;

  • 3.

    Het voorschot bedraagt maximaal 100% van de verleende subsidie;

  • 4.

    Het voorschot wordt binnen vier weken na de subsidieverlening betaalbaar gesteld.

Hoofdstuk 7. Overige bepalingen

Artikel 12. Nadere regels

Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van deze verordening.

Artikel 13. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen een artikel of artikelen bij of krachtens deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken wanneer de toepassing van deze artikelen leidt tot onredelijk nadelige gevolgen gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger.

Artikel 14. Inwerkingtreding

  • 1.

    De verordening Stimuleringsfonds sociaal domein 2018 komt vanaf de inwerkingstelling van deze verordening te vervallen;

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2023.

Artikel 15. Citeerregel

Deze regeling wordt aangehaald als: “Verordening subsidie Leefbaarheidsfonds Sociaal domein 2023”

Aldus besloten in de openbare vergadering van 20 december 2022

De waarnemend raadsgriffier,

drs. J.B. Zijlstra MMC

De waarnemend voorzitter,

J.H.M. Hermans-Vloedbeld

Naar boven