Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2023

Bekendmaking

Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat de gemeenteraad in zijn openbare vergadering van 22 december 2022 de Verordening precariobelasting Breda 2023 heeft vastgesteld.

 

Inwerkingtreding

De verordening wordt van kracht met ingang van de eerste dag na die van deze bekendmaking.

 

Rechtsmiddelen

Tegen het besluit tot vaststelling van de verordening is geen bezwaar of beroep mogelijk.

 

Tekst verordening

De raad van de gemeente Breda;

 

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

 

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

 

Besluit:

 

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2023

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    dag: een periode van 24 uur, aanvangende om 0.00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • b.

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • c.

    maand: een kalendermaand;

  • d.

    jaar: een kalenderjaar:

  • e.

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

  • f.

    reserveringskalender: een jaarlijks vastgestelde kalender met evenementen op grond van artikel 2.11 lid 10 van de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2018.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • c.

    borden, masten, palen en dergelijke, die in verband met de verkiezingen van publiekrechtelijke lichamen zijn aangebracht;

  • d.

    wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond A.N.W.B. en van andere overeenkomstige instellingen;

  • e.

    ten behoeve van postverzending aangebrachte brievenbussen, postzegelautomaten en niet tot reclame dienende aanwijzingen voor het publiek;

  • f.

    voorwerpen en werken, welke ingevolge een wettelijk voorschrift moeten worden gedoogd;

  • g.

    voorwerpen krachtens verpachting, verhuring of een ander privaatrecht of krachtens een concessie;

  • h.

    voorwerpen, welker sloop, verplaatsing of verandering door plaatsing op de monumentenlijst verboden is;

  • i.

    borden tot verhuur of verkoop van woningen of percelen, in het geval deze borden aan de te verhuren of te verkopen woningen op percelen zijn bevestigd;

  • j.

    borden, die geen grotere oppervlakte dan 0,30 m² en geen grotere afmeting dan 1 strekkende meter hebben en welke de naam en verdere bijzonderheden vermelden van beroep of bedrijf van de persoon of onderneming, welke in het perceel, waartegen die borden zijn aangebracht, woont, is gevestigd of waar het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend;

  • k.

    afvoerbuizen van hemelwater of van faecale stoffen, welke aan een gebouw zijn aangebracht en niet meer dan 0,10 meter buiten de gevel uitsteken;

  • l.

    voorwerpen van nutsbedrijven;

  • m.

    een zonnescherm of markies, voor zover aanwezig aan woonhuizen welke uitsluitend voor bewoning in gebruik zijn;

  • n.

    ten hoogste twee bloembakken en ten hoogste twee bankjes, voor zover deze zijn geplaatst binnen de afstand van maximaal 60 centimeter uit de gevel, geen deel uitmaken van een terras, niet zijn voorzien van reclame-uitingen en niet in gebruik zijn ten behoeve van de uitstalling van goederen;

  • o.

    voorzieningen aangebracht ten behoeve van mindervaliden en deze voorziening uitsluitend dient tot het toegankelijk maken van een eigendom;

  • p.

    het gebruik van openbare gemeentegrond bij evenementen vermeld op de reserveringskalender;

  • q.

    rijwielrekken.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven aan de hand van en naar de maatstaven en tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1.

    Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2.

    Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3.

    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4.

    Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbare feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan.

    In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1.

    In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2.

    In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de aaneengesloten periode gedurende welke het belastbare feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    Indien van gemeentewege voor een tijdvak van ten hoogste één jaar vergunning wordt verleend voor een belastbaar feit als bedoeld in artikel 2, wordt de belasting in afwijking van het eerste lid geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting

  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    In de gevallen bedoeld in artikel 7, tweede lid, is de precariobelasting verschuldigd bij het einde van het belastingtijdvak.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.

  • 5.

    Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven.

    Voor toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde belastingen en/of heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990:

    • a.

      moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand na de dagtekening van het aanslagbiljet;

    • b.

      Moet de precariobelasting worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 8, tweede lid schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending ervan, binnen 14 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Overgangsbepaling

De ‘Verordening precariobelasting Breda 2022’, vastgesteld bij raadsbesluit van 23 december 2021, sedertdien gewijzigd, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande, dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2023.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening precariobelasting Breda 2023’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 december 2022

,voorzitter.

,griffier.

Bijlage 1 Tarieventabel 2023

(behorende bij de ‘Verordening precariobelasting Breda 2023’)

 

Indeling tarieventabel

 

Hoofdstuk 1

Algemeen

 

 

Hoofdstuk 2

Bouwmaterialen en dergelijke

 

 

Hoofdstuk 3

Terrassen c.a.

 

 

Hoofdstuk 4

Goederen, materialen, kiosken, wagens, kramen, enz.

 

 

Hoofdstuk 5

Installaties motorbrandstoffen, olie, lucht of water en aanverwante voorwerpen

 

 

Hoofdstuk 6

Reclame en verlichting

 

 

Hoofdstuk 7

Overige voorwerpen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

 

 

 

1.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, voor zover daarvoor in de volgende hoofdstukken géén afzonderlijk tarief is opgenomen, per m¹, m² of m³:

 

 

 

1.1.1

  • per dag

 

0,29

1.1.2

  • per week

 

0,75

1.1.3

  • per maand

 

2,24

1.1.4

  • per jaar

 

22,68

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 Bouwmaterialen en dergelijke

 

 

 

2.1

Het tarief bedraagt terzake van de uitvoering van enig bouwwerk:

 

 

 

2.1.1

voor het hebben van een schutting of afrastering, per m² van de door deze schutting of afrastering van de openbare dienst onttrokken gemeentegrond, per maand of korter

 

2,61

2.1.2.1

voor het hebben van (verplaatsbaar) materiaal en/of materieel ten dienste van bouw- en onderhoudswerkzaamheden of van de daartoe betrokken personen, zoals bijvoorbeeld steigers, puinbakken, containers, (bouw)keten, verhuisliften, pompinstallaties, eco-toiletten, stenen, cement, zand en tegels, hetzij opgeslagen op de openbare gemeentegrond of op daarop staande voertuigen, voor de eerste 5 m², per m², per maand of korter

 

4,51

2.1.2.2

het in onderdeel 2.1.2.1 vermelde bedrag wordt boven 5 m², per m², per maand of korter, vermeerderd met

 

1,33

2.1.3.

voor het hebben van een hei-installatie of een bouwlift:

 

 

 

2.1.3.1

  • per week of korter

 

5,45

2.1.3.2

  • per maand

 

16,48

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 3 Terrassen c.a.

 

 

 

3.1

Het tarief bedraagt voor het op of boven een terras hebben van banken, tafeltjes, stoelen en parasols, alsmede het hebben van plankieren, tochtschermen , bloem- of plantenbakken:

 

 

 

 

 

 

 

 

3.1.1

in de binnenstad (postcodegebied 4811 en 4835) in het tijdvak 1 maart tot 1 november, per m²:

 

 

 

3.1.1.1

  • per maand of korter

 

4,75

3.1.1.2

  • per seizoen of korter, doch langer dan een maand

 

28,77

 

 

 

 

 

3.1.2

op een andere plaats dan de binnenstad in het tijdvak 1 maart tot 1 november, per m²:

 

 

 

3.1.2.1

  • per maand of korter

 

2,94

3.1.2.2

  • per seizoen of korter, doch langer dan een maand

 

17,75

 

 

 

 

 

3.1.3

in het tijdvak 1 november tot 1 maart per m² per maand of korter:

 

1,10

 

 

 

 

 

3.1.4

ter gelegenheid van openbare feestelijkheden e.d. per week of korter per m²

 

2,75

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 4 Goederen, materialen, kiosken, wagens, kramen, enz.

 

 

 

4.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van kiosken, wagens, tenten, kramen, kisten, bakken, tonnen en dergelijke, uitgezonderd het hebben daarvan op de marktplaatsen gedurende de aangewezen marktdagen:

 

 

 

4.1.1

voor commerciële doeleinden per m²:

 

 

 

4.1.1.1

  • per week of korter

 

2,66

4.1.1.2

  • per maand

 

7,54

4.1.1.3

  • per jaar

 

75,98

4.1.2

voor niet-commerciële doeleinden per m²:

 

 

 

4.1.2.1

  • per week of korter

 

0,93

4.1.2.2

  • per maand

 

2,65

4.1.2.3

  • per jaar

 

26,51

4.2

Het tarief bedraagt voor het hebben van een uitstalling of een opslag van goederen, materialen en dergelijke, uitgezonderd het hebben daarvan op de marktplaatsen gedurende de aangewezen marktdagen en mits 4.1 tot en met 4.1.2.3 van dit hoofdstuk niet van toepassing is, per m² van de oppervlakte van de grootste zijde van het voorwerp of van de grondoppervlakte:

 

 

 

4.2.1

  • per week of korter

 

2,24

4.2.2

  • per maand

 

6,33

4.2.3

  • per jaar

 

63,53

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 5 Installaties motorbrandstoffen, olie, lucht of water en aanverwante voorwerpen

 

 

 

5.1

Voor benzine- en olieverkooppunten bedraagt het tarief voor het hebben van:

 

 

 

5.1.1

toevoerleidingen – al dan niet omgeven door een mantel – voor levering van benzine, olie of persgas, per toevoerleiding, per jaar

 

271,33

5.1.2

een verplaatsbare pompinstallatie, per aftappunt, per jaar

 

271,33

5.1.3

aftappunten – al dan niet omgeven door een mantel – voor levering van lucht of water, per aftappunt, per jaar

 

136,87

5.1.4

een vulput met vulleidingen, per vulleiding, per jaar

 

90,10

5.1.5

benzine- en olietanks, per m³, per jaar

 

18,31

5.1.6

bedieningshuisjes en dergelijke per m², met inbegrip van luifel, per jaar

 

36,52

5.1.7

een perron, overkapping, een ombouw en dergelijke, per m², per jaar

 

36,52

5.1.8

lichtmasten, per stuk, per jaar

 

14,86

 

 

 

 

 

5.2

Het tarief bedraagt voor het hebben van:

 

 

 

5.2.1

een slib-, vetvang- of vulput per m³, per jaar of korter

 

9,03

5.2.2

een olie- of gastank ten behoeve van een centrale verwarming, per m³, per jaar of korter

 

9,03

5.2.3

een filter voor onttrekking van water uit het openbaar water, per m³ filter-inhoud, per jaar of korter

 

15,03

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 6 Reclame en verlichting

 

 

 

6.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van een reclamebord, uithangbord, uithangteken, reclamevlag, letteropschrift, letterreclame en dergelijke voorwerpen, zonder kunstverlichting:

 

 

 

6.1.1

indien bevestigd aan een gebouw met de grootste zijde van het voorwerp evenwijdig aan de gevel van dat gebouw: per ½ m² van de oppervlakte van de grootste zijde van het voorwerp, per jaar of korter

 

9,74

6.1.2

indien bevestigd aan een gebouw op een andere wijze dan onder 6.1.1 van dit hoofdstuk bedoeld; per ½ m² van de oppervlakte van de grootste zijde van het voorwerp, per jaar of korter

 

9,74

6.1.3

in andere dan onder 6.1.1 en 6.1.2 van dit hoofdstuk genoemde gevallen bedraagt het tarief per ½ m² van de oppervlakte van de grootste zijde van het voorwerp:

 

 

 

6.1.3.1

per week of korter

 

3,34

6.1.3.2

per maand

 

10,83

6.1.3.3

per jaar

 

65,67

6.1.4

 

In afwijking van artikel 6.1.3 bedraagt het tarief voor vlaggen bevestigd aan vlaggenmasten en bedoeld voor de aankondiging van een evenement of ter promotie van Breda en de aankondiging niet in hoofdzaak een product of bedrijfsactiviteit betreft:

 

 

 

6.1.4.1

per week of korter

 

0,59

6.1.4.2

per maand

 

2,09

6.1.4.3

per jaar

 

12,56

6.2

Het tarief bedraagt voor het hebben van spandoeken per m², per week of korter

 

9,06

 

 

 

 

 

6.3

Het tarief bedraagt voor het hebben van een, al dan niet met neonlicht uitgevoerde, lichtbak, letter-lichtreclame, een aangelichte reclame, een lantaarn met opschrift of reclame en dergelijke voorwerpen:

 

 

 

6.3.1

Indien bevestigd aan een gebouw met de grootste zijde van het voorwerp evenwijdig aan de gevel van dat gebouw: per ½ m² van de oppervlakte van de grootste zijde van het voorwerp, per jaar of korter

 

13,64

6.3.2

Indien bevestigd aan een gebouw op een andere wijze dan bedoeld onder 6.3.1 van dit hoofdstuk, per ½ m² van de oppervlakte van de grootste zijde van het voorwerp, per jaar of korter

 

13,64

6.3.3

In alle andere dan de onder 6.3.1 en 6.3.2 genoemde gevallen; per ½ m² van de oppervlakte van de grootste zijde van het voorwerp, per jaar of korter

 

110,45

 

 

 

 

 

6.4.

Het tarief bedraagt voor het hebben van neonbuizen of dergelijke lichtapparaten, per jaar of korter:

 

 

 

6.4.1

voor de eerste vijf m¹ of gedeelte daarvan

 

14,28

6.4.2

voor elke volgende m¹

 

2,75

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 7 Overige voorwerpen

 

 

 

7.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van een ligplaats met:

 

 

 

 

 

 

 

 

7.1.1

Een kleinschalig recreatief vaartuig met een lengte tot maximaal 4,5 meter (gemeten langs de grootste lengte van het vaartuig), per vaartuig, per jaar of korter

 

140,45

7.1.2

Een woonboot of woonschip, per strekkende meter (gemeten langs de grootste lengte van het woonschip of vaartuig) of recreatieve vaartuigen groter dan 4,5 meter als bedoeld in 7.1.1., per vaartuig, per jaar of korter

 

19,51

7.1.3

Het tarief bedraagt voor het hebben van een steiger, vlonder of losplaats in het water voor recreatief gebruik, per m per jaar

 

18,34

7.1.4

Het tarief voor het in gebruik nemen van een deel van het water voor het exploiteren van een commerciële activiteit, zoals passantenhaven, sloepenhaven, verhuur van boten of kano’s, rondvaarten, horecaboot of watersport bedraagt per m2 per jaar

 

4,80

 

 

 

 

 

7.2

Het tarief bedraagt voor het hebben van rails, met uitzondering van die voor openbare middelen van vervoer, per m¹ spoor, per jaar

 

8,98

 

 

 

 

 

7.3

Het tarief bedraagt voor het hebben van een los- of laadinstallatie, per m², per jaar

 

8,98

 

 

 

 

 

7.4

vervallen

 

 

 

7.4.1

vervallen

 

 

 

 

 

 

 

 

7.5

Het tarief bedraagt voor het hebben van wachthuisjes, weeghuisjes en dergelijke, mits niet elders in deze tarieventabel genoemd, per m², per jaar

 

13,34

 

 

 

 

 

7.6

vervallen

 

 

 

 

 

 

 

 

7.7

Het tarief bedraagt voor het hebben van een automatisch verkoop-, weeg- of ander toestel per ½ m² frontoppervlakte, per jaar

 

26,62

 

 

 

 

 

7.8

Het tarief bedraagt voor het hebben van een menu- of prijzenkastje en dergelijke per ½ m² van de oppervlakte van de grootste zijde, per jaar of korter

 

8,98

 

 

 

 

 

7.9

Het tarief bedraagt voor het hebben van een luifel, erker, uitbouw, overbouwing en dergelijke onderdelen van bouwwerken, voorzover aanwezig aan bedrijfspanden en kantoren en voor zover meer dan 1 m¹ buiten de rooilijn uitstekend, per 10 m² per jaar

 

33,03

 

 

 

 

 

7.10

Het tarief bedraagt voor het hebben van een zonnescherm, markies, zonnekap en dergelijke voor zover aanwezig aan bedrijfspanden en kantoren per m¹, per jaar

 

13,34

 

 

Behorende bij raadsbesluit d.d. 22 december 2022

 

Voor eensluidend afschrift,

 

 

,de griffier.

 

 

Naar boven