Verordening op de heffing en de invordering Afvalstoffenheffing en Reinigingsrechten 2023

 

De raad van de gemeente Montfoort;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 november 2022, zaaknummer 76825,

 

gelet op artikel 229 eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer,

 

BESLUIT:

 

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en de invordering Afvalstoffenheffing en Reinigingsrechten 2023.

(verordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsrechten 202 3 )

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

a. een afvalstoffenheffing;

b. reinigingsrechten.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

‘gebruik maken’ in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer;

Grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.

Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

1. Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1994,80).

2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruikmaken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Voorwerp van de belasting

1. Voorwerp van de belasting is een perceel.

2. Als een perceel wordt aangemerkt:

a. de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f van de Wet waardering onroerende zaken;

b. de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

c. een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

d. een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar horen;

e. het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.

Artikel 6 Maatstaf van heffing en belastingtarief

1. De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar:

a. indien dat perceel wordt gebruikt door meer dan één persoon € 398,- voor 1 restafval container en 1 GFT container van 140 of 240 liter.

b. indien dat perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon € 244,- voor 1 restafval container en 1 GFT container van 140 of 240 liter.

2. Per perceel kan er maximaal 1 extra restafval container beschikbaar worden gesteld. En per perceel wordt maximaal 1 gratis tweede GFT beschikbaar gesteld. De in het eerste lid vermelde tarieven worden verhoogd met de volgende bedragen:

a. Maximaal 1 extra restafvalcontainer van 140/240 liter € 164,-;

b. Maximaal 1 extra GFT container van 140/240 liter € 0,-;

c. Elke derde en volgende GFT container van 140/240 liter € 164,- per stuk per jaar.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1. De belasting als bedoeld in artikel 5 is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting als bedoeld in artikel 5 verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog kalendermaanden overblijven, waarbij:

a. de lopende kalendermaand ten volle wordt meegerekend, indien de belastingplicht is aangevangen voor de zestiende van die maand;

b. de lopende kalendermaand ten volle buiten beschouwing blijft, indien de belastingplicht is aangevangen na de vijftiende van die maand.

3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, voor het einde van de belastingplicht, kalendermaanden zijn verstreken, waarbij:

a. de lopende kalendermaand ten volle wordt meegerekend, indien de belastingplicht is beëindigd na de vijftiende van die maand;

b. de lopende kalendermaand ten volle buiten beschouwing blijft, indien de belastingplicht is beëindigd voor de zestiende van die maand.

4. Belastingbedragen van minder dan € 5,- worden niet geheven.

5. Het bepaalde in het vierde lid vindt geen toepassing indien het totaal van de op één biljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 5,-.

Artikel 10 Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

2. In afwijking van het eerste lid geldt dat betaling via automatische incasso in acht termijnen mogelijk is, mits wordt voldaan aan de daaraan verbonden en in het Incasso Reglement van Belastingsamenwerking Rivierenland (BSR) opgenomen voorwaarden.

3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk III Reinigingsrechten

Artikel 11 Belastbaar feit

Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 12 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 13 Maatstaf van heffing en belastingtarief

1. Het recht bedraagt inclusief omzetbelasting per belastingjaar € 663,-.

2. Het in het eerste lid vermelde tarief wordt verhoogd met een bedrag van € 245,- voor iedere extra beschikbaar gestelde container.

3. Het aanvragen van een afvalpas, ten behoeve voor toegang tot de ondergrondse container bedraagt € 25,-.

Artikel 14 Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 15 Wijze van heffing

Het recht bedoeld in artikel 13, lid 1, wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

1. Het recht bedoeld in artikel 13, lid 1, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog kalendermaanden overblijven, waarbij:

a. de lopende kalendermaand ten volle wordt meegerekend, indien de belastingplicht is aangevangen voor de zestiende van die maand;

b. de lopende kalendermaand ten volle buiten beschouwing blijft, indien de belastingplicht is aangevangen na de vijftiende van die maand.

3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, is het recht verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, voor het einde van de belastingplicht, kalendermaanden zijn verstreken, waarbij:

a. de lopende kalendermaand ten volle wordt meegerekend, indien de belastingplicht is beëindigd na de vijftiende van die maand;

b. de lopende kalendermaand ten volle buiten beschouwing blijft, indien de belastingplicht is beëindigd voor de zestiende van die maand.

Artikel 17 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

De rechten bedoeld in artikel 13, lid 1, zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvraag van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 18 Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

2. In afwijking van het eerste lid geldt dat betaling via automatische incasso in acht termijnen mogelijk is, mits wordt voldaan aan de daaraan verbonden en in het Incasso Reglement van Belastingsamenwerking Rivierenland (BSR) opgenomen voorwaarden.

3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen

Artikel 19 Overgangsrecht

1. De ‘verordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsrechten 2022’ van 13 december 2021 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 19, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 20 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2023.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsrechten 2023’.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Montfoort, gehouden op 12 december 2022.

 

 

 

 

de griffier,

S. Meijer

de voorzitter,

Mr. P.J. van Hartskamp-de Jong

Naar boven