Verordening persoonlijk minimabudget Dordrecht

De RAAD van de gemeente Dordrecht;

 

gezien het voorstel van het college van 01-11-2022;

 

gelet op artikel 8 lid 1 onderdeel b en 36 van de Participatiewet;

 

BESLUIT:

 

vast te stellen de navolgende Verordening persoonlijk minimabudget Dordrecht.

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsomschrijvingen

Bij de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Participatiewet;

  • b.

    inkomen: totaal van het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet. Algemene bijstand wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op het persoonlijk minimabudget als inkomen gezien;

  • c.

    peildatum: de datum waartegen een persoon om individuele inkomenstoeslag verzoekt;

  • d.

    referteperiode: de periode van twaalf maanden voorafgaand aan de peildatum;

  • e.

    persoonlijk minimabudget (PMB): de individuele inkomenstoeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de wet;

  • f.

    de van toepassing zijnde norm:

    • 1.

      de norm die geldt op de peildatum, zoals staat vermeld in artikel 21 onder a van de wet voor een alleenstaande of alleenstaande ouder; of

    • 2.

      de norm die geldt op de peildatum, zoals staat vermeld in artikel 21 onder b van de wet voor de gehuwden gezamenlijk; of

    • 3.

      de norm die geldt op de peildatum, zoals staat vermeld in artikel 23, eerste en derde lid van de wet bij verblijf in een inrichting als bedoeld in artikel 1 onder f, 1 en 2 van de wet.

 

Hoofdstuk 2. Persoonlijk minimabudget

Artikel 2.1. Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de wet wordt ingediend middels een door of krachtens het college vastgesteld aanvraagformulier ‘PMB’.

 

Artikel 2.2. Langdurig laag inkomen

Een persoon heeft een langdurig laag inkomen, zoals bedoeld in artikel 36, eerste lid van de wet, als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 120% van de van toepassing zijnde norm.

 

Artikel 2.3. Hoogte van de toeslag

  • 1.

    Het persoonlijk minimabudget bedraagt per kalenderjaar 40% van de van toepassing zijnde norm.

  • 2.

    Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op persoonlijk minimabudget ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid van de wet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een persoonlijk minimabudget naargelang de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 3.

    Voor de toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 4.

    De bedragen van het persoonlijk minimabudget worden naar boven afgerond op het eerstvolgende veelvoud van € 5.

  • 5.

    Gehuwden en alleenstaanden met een of meerdere inwonende kinderen in de leeftijd van 13 tot 18 jaar ontvangen een bedrag van € 100 bovenop het bedrag genoemd in lid 1.

 

Artikel 2.4 Geen recht

Geen recht op een persoonlijk minimabudget heeft de persoon die:

  • 1.

    het jaar voorafgaand aan de peildatum gezien zijn/haar krachten en bekwaamheden uitzicht had op inkomensverbetering. Iemand heeft zicht op inkomensverbetering als er zicht is op het verwerven van een baan of inkomsten hoger dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

  • 2.

    het jaar voorafgaand aan de peildatum onvoldoende inspanningen heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Voor het beoordelen van de inspanningsverplichting wordt uitgegaan van al dan niet opgelegde maatregelen of sancties. Als gedurende de referteperiode geen maatregel of sanctie is opgelegd, heeft belanghebbende aan de inspanningsverplichting voldaan;

  • 3.

    op de peildatum een opleiding volgt als bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS), dan wel in de periode van een jaar voorafgaand aan de peildatum een studie heeft gevolgd of op de peildatum volgt als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) dan wel in dat jaar ander uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs heeft gevolgd of op de peildatum volgt;

  • 4.

    op de peildatum geen recht heeft op algemene bijstand op grond van artikel 13, tweede lid, onderdeel d van de wet;

  • 5.

    op de peildatum op grond van artikel 2, derde lid van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) bijstand ontvangt op grond van de wet maar zich niet beschikbaar stelt voor arbeid in dienstbetrekking omdat hij voornemens is een eigen bedrijf te starten en zich hierop aan het voorbereiden is;

  • 6.

    als statushouder gedurende de referteperiode onder de verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) viel.

 

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 3.1. Inwerkingtreding

  • 1.

    De Verordening persoonlijk minimabudget Dordrecht, vastgesteld d.d. 01-02-2022, wordt ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van deze verordening.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023.

 

Artikel 3.2. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening persoonlijk minimabudget Dordrecht.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 29 november 2022.

De griffier, De voorzitter,

A.E.T. Wepster, A.W. Kolff

Naar boven