Verordening van de raad van de gemeente Amsterdam tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 in verband met het indexeren van enkele tarieven, het schrappen van niet-professionele tarief Pgb dagbesteding en een aantal tekstuele verscherpingen (Eerste wijzigingsverordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015)

De raad van de gemeente Amsterdam,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 november 2022,

gelet op artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015,

 

besluit:

Artikel I  

De Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 als volgt te wijzigen:

 

  • A.

    Artikel 1.2, tweede lid, komt te luiden:

    • 2.

      In afwijking van het bepaalde in het eerste lid richt de verordening zich wat betreft de maatwerkvoorzieningen maatschappelijke opvang en beschermd wonen op ingezetenen van Nederland die in Amsterdam ondersteuning zoeken.

  • B.

    Artikel 4.1, tweede lid, komt te luiden:

    • 2.

      Alle mogelijkheden van de cliënt om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene of andere voorzieningen zijn zelfredzaamheid of participatie te verbeteren of te regelen dat hij geen behoefte meer heeft aan maatwerkvoorzieningen, worden in het onderzoek beoordeeld.

  • C.

    Artikel 4.2, vijfde lid, komt te luiden:

    • 5.

      De tarieven van het persoonsgebonden budget zijn:

      • a.

        voor aanvullende individuele ondersteuning en ambulante ondersteuning € 48,33 per uur;

      • b.

        voor dagbesteding € 41,08 per dagdeel;

      • c.

        [Vervallen per 01-01-2019]

      • d.

        voor beschermd wonen geldt een tarief dat is gebaseerd op de geïndiceerde onderdelen van de GGZ-C Zorgzwaartepakketten (ZZP) 3 tot en met 5 conform de AWBZ 2014;

      • e.

        toeslag op het tarief voor beschermd wonen voor een gezamenlijk wooninitiatief € 4.000,00;

      • f.

        voor logeeropvang € 119,93 per etmaal;

      • g.

        voor woonvoorzieningen geldt het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte;

      • h.

        voor hulp bij huishouden € 4,93 per punt;

      • i.

        voor vervoersvoorzieningen geldt het volgende:

        • i.

          Bij koop van een individuele vervoersvoorziening wordt het persoonsgebonden budget vastgesteld op basis van de goedkoopst adequate voorziening. Het budget wordt indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud of verzekering.

        • ii.

          De hoogte van het Pgb voor gebruik taxi of vervoer door derden bedraagt € 1.653,12 of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen € 1.239,56 ieder, op jaarbasis.

        • iii.

          De hoogte van het Pgb voor gebruik rolstoeltaxi of vervoer door derden bedraagt € 2.544,16 of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen € 1.908,44 ieder, op jaarbasis.

        • iv.

          De hoogte van het Pgb voor gebruik taxi of vervoer door derden naast gebruik van fiets, scootmobiel of (elektrische) rolstoel bedraagt € 620,36 of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen € 465,60 ieder, op jaarbasis.

        • v.

          In het geval van een maatwerkbedrag taxi of vervoer door derden kan de daarvoor geïndiceerde aanvrager ook kiezen voor een tegemoetkoming op declaratiebasis (maatwerkbedrag).

          Uitbetaling vindt plaats op basis van declaratie. Als de declaratie niet voldoet aan in de beschikking gestelde verplichtingen en voorwaarden zal deze niet uitbetaald worden.

        • vi.

          De maximumhoogte van het bedrag als bedoeld onder v. bedraagt per jaar:

          • a.

            voor vervoer als bedoeld in lid ii € 5.672,04 of € 4.254,04 voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder;

          • b.

            voor vervoer als bedoeld in lid iii € 4.283,56 of € 3.212,96 voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder;

          • c.

            voor vervoer als bedoeld in lid iv € 2.127,00 of € 1.595,28 voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder.

        • vii.

          De hoogte van het Pgb voor aanpassing aan de eigen auto wordt vastgesteld op het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

        • viii.

          Voor een rolstoel wordt het persoonsgebonden budget vastgesteld op de hoogte van de goedkoopst adequate voorziening. Het budget wordt indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud of verzekering.

  • D.

    Artikel 4.2, zesde lid, komt te luiden:

    • 6.

      De hoogte van een persoonsgebonden budget voor niet-professionele ondersteuning bedraagt voor zover deze afwijkt van het bepaalde in het derde lid voor aanvullende individuele ondersteuning en ambulante ondersteuning € 21,43 per uur;

  • E.

    Artikel 4.11 komt te luiden:

    Artikel 4.11 Financiële tegemoetkoming

    • 1.

      Het college kan ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie op aanvraag een financiële tegemoetkoming verstrekken.

    • 2.

      De hoogte van de financiële tegemoetkomingen bedraagt voor:

      • a.

        De kosten van verhuizing en inrichting: € 2.773,39;

      • b.

        Gebruik van een eigen gesloten buitenwagen of een gesloten buitenwagen in bruikleen: per jaar € 255,24, of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder € 191,44;

      • c.

        Gebruik van een eigen personenauto of een personenauto in bruikleen: per jaar € 740,90, of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder € 555,39;

      • d.

        Gebruik van een eigen personenbus of een personenbus in bruikleen: per jaar € 1.072,97, of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder € 804,73.

    • 3.

      De hoogte van de financiële tegemoetkomingen voor:

      • a.

        De tegemoetkoming tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijke huur van de nog aan te passen woonruimte;

      • b.

        De tegemoetkoming bij huurderving is gelijk aan de kale huur;

      • c.

        Stallingskosten voor een scootmobiel zijn gelijk aan het bedrag van de werkelijk gemaakte kosten;

      • d.

        De aanleg van een parkeerplaats is gelijk aan de kosten daarvoor zoals bepaald bij de legesverordening;

      • e.

        Vervoer naar dagbesteding is per jaar gelijk aan het aantal dagen dat de dagbestedingslocatie per week wordt bezocht maal 52.

        • i.

          € 7,28 voor een cliënt met een psychiatrische beperking;

        • ii.

          € 8,59 voor een cliënt met een lichamelijke, niet-aangeboren lichamelijke of verstandelijke beperking of leeftijdgerelateerde problematiek, en

        • iii.

          € 20,74 ingeval van rolstoelvervoer.

  • F.

    Artikel 5.1.2, eerste lid, onder a komt te luiden:

    • a.

      voor het gebruik van consumpties en maaltijden bij de kortdurende opvang en het passantenpension, en

  • G.

    Artikel 5.2.1, tweede lid, komt te luiden:

    • 2.

      De bijdrage in de kosten voor kortdurende opvang bedraagt:

      • a.

        € 5,- per nacht voor personen in de kortdurende opvang;

      • b.

        € 7,50 per nacht voor personen die gebruik maken van een trajectbed;

      • c.

        € 0,- voor personen zonder inkomen.

Artikel II  

De toelichting op de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • A.

    In de toelichting op artikel 4.1, wordt het eerste tekstblok gewijzigd en komt te luiden:

     

    In dit artikel is verwoord dat, alvorens wordt overgegaan tot de verstrekking van een maatwerkvoorziening, mede wordt gekeken naar andere mogelijkheden om de cliënt te helpen met zijn beperkingen. Dat kan bijvoorbeeld een verwijzing zijn naar een voorliggende voorziening, zoals de Wet langdurige zorg of Zorgverzekeringswet, het helpen bij het inzetten van het eigen netwerk, ondersteuning door het buurtteam, ondersteuning via het Sociaal Wijkteam in postcodegebied Weesp en een verwijzing naar een algemene voorziening. De maatwerkvoorziening vormt het sluitstuk.

     

  • B.

    In de toelichting op artikel 4.2, wordt het vierde tekstblok gewijzigd en komt te luiden:

     

    In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 39) is vermeld dat een gemeente kan bepalen dat het persoonsgebonden budget niet hoger mag zijn dan een percentage van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan het verlenen van adequate ondersteuning in natura. Gemeenten hebben daarmee ook de mogelijkheid om differentiatie aan te brengen in de hoogte van het persoonsgebonden budget. Amsterdam kan dan ook verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners. Gemeenten kunnen bij het vaststellen van tarieven in de verordening bijvoorbeeld onderscheid maken tussen professionele ondersteuning waarbij wordt gewerkt volgens de toepasselijke kwaliteitsstandaarden en niet-professionele ondersteuning.

    In een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 mei 2017 heeft de rechter in een zaak van de gemeente Emmen bepaald dat essentialia van het voorzieningenpakket in de verordening dienen te worden vastgelegd. Hieronder valt ook de tariefdifferentiatie van het Pgb.

    De gemeente heeft in april 2017 een opdracht gegeven aan onderzoeksbureau KPMG en gevraagd om objectief en onafhankelijk advies uit te brengen over passende en goed onderbouwde Pgb-tarieven voor hulp bij het huishouden, aanvullende individuele ondersteuning, dagbesteding en logeeropvang. Dit onderzoek getiteld ‘Doorontwikkeling Pgb-tarieven Wmo-voorzieningen’ is op 8 juni 2017 gepubliceerd. De Pgb-tarieven voor deze voorzieningen zijn gebaseerd op dit onderzoek.

    Voor aanvullende individuele ondersteuning, dagbesteding en logeeropvang zijn de tarieven afgeleid van de vastgestelde tarieven die gelden voor de maatwerkvoorziening in natura, minus een afslagpercentage voor kostencomponenten die slechts gedeeltelijk van toepassing zijn op de Pgb-tarieven.

    Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt berekend via een puntensysteem. Het aantal vastgestelde punten maal het per punt geldende tarief bepaalt het budget. Aan de hand van de maatstaf voor hulp bij het huishouden worden aan de activiteiten en de frequentie ervan punten toegekend. Op basis van het aantal punten per jaar wordt de hoogte van het budget per week bepaald. Bij het bepalen van het tarief per punt is uitgegaan van het Pgb-tarief per uur. Het Pgb-uurtarief en het tarief per punt zijn hierdoor automatisch aan elkaar gekoppeld. Het niet-professionele tarief voor aanvullende individuele ondersteuning is vastgesteld op basis van de Wet Minimum Loon en minimumvakantiebijslag en een benchmark met diverse andere grote gemeenten.

     

  • C.

    De toelichting op artikel 4.4 komt te luiden:

     

    Dagbesteding biedt de Amsterdammer zingeving, activiteiten en sociaal verkeer en ondersteunt de cliënt bij het bevorderen, behouden en begeleiden van achteruitgang hiervan. Dagbesteding kenmerkt zich door de op de cliënt aangepaste aard en inhoud van activiteiten. De begeleiding is deskundig in het bieden van passende ondersteuning, structuur, toezicht en/of zorg. Dagbesteding wordt aangeboden in een groep of is gericht op het hebben van contact met meerdere personen.

    Er is bij de cliënt sprake van een langdurige beperking of er is sprake van een specifieke omstandigheid die aan de ondersteuningsbehoefte van de cliënt ten grondslag ligt. Behalve bij het bieden van passende ondersteuning kan de cliënt tijdens de dagbesteding ook begeleiding nodig hebben bij persoonlijke verzorging en/of communicatie. Tevens is het ontlasten van de mantelzorger en het voorkomen van diens overbelasting een beoogd resultaat.

    Als de cliënt de dagbesteding niet zelf of met behulp van zijn netwerk kan bereiken dan neemt de aanbieder passende maatregelen om dat mogelijk te maken. In geval van een persoonsgebonden budget en de cliënt geen eigen mogelijkheden heeft voor vervoer, het niet via het netwerk kan organiseren en de aanbieder niet in staat is het vervoer te regelen is hiervoor een financiële tegemoetkoming mogelijk.

Artikel III  

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

Artikel IV  

Deze verordening wordt aangehaald als Eerste wijzigingsverordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 21 december 2022.

De voorzitter

Femke Halsema

De raadsgriffier

Jolien Houtman

Toelichting  

 

Algemeen deel

De belangrijkste wijziging in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 is het indexeren van enkele tarieven en het schrappen van het niet-professionele tarief persoonsgebonden budget dagbesteding als gevolg van het collegebesluit van 27 oktober 2020 over Pgb beleid dagbesteding.

 

Artikelsgewijze toelichting

In artikel 1.2, tweede lid, is ter verduidelijking toegevoegd dat het hier maatwerkvoorzieningen betreft.

 

In artikel 4.1, tweede lid, is ‘eerste’ verwijderd. Het onderzoek naar de eigen kracht van de aanvrager voor een maatwerkvoorziening is één van de te nemen stappen.

 

Artikel 4.2, vijfde lid, is aangepast ingevolge indexering van de Pgb tarieven

 

In artikel 4.2, zesde lid, is onderdeel b geschrapt, daarin stond het niet-professionele tarief voor persoonsgebonden budget dagbesteding. Dit is geschrapt als gevolg van het collegebesluit van 27 oktober 2020 over Pgb beleid dagbesteding.

 

In artikel 4.11 zijn de geïndexeerde tarieven opgenomen van financiële tegemoetkomingen.

 

In artikel 5.1.2, eerste lid, onder a is ‘dag- en nachtopvang’ vervangen door ‘kortdurende opvang’. We spreken niet meer over dag- en nachtopvang, maar over kortdurende opvang.

 

In artikel 5.2.1, tweede lid, is ‘dag- en nachtopvang’ vervangen door ‘kortdurende opvang’ en is het wel of niet zitten in een instroomtraject verwijderd. We spreken niet meer van dag- en nachtopvang maar van kortdurende opvang. In de kortdurende opvang wordt €5,- gevraagd, ongeacht of je wel of niet in een instroomtraject zit. Een traject bed is €7,50, ongeacht of je in een instroomtraject zit.

Naar boven