Wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018

De Raad van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 november 2022 (raadsvoorstel nr. 22bb007069/22bo6096);

 

gelet op:

  • -

    de artikelen 2.1.3, eerste, tweede en vierde lid, 2.1.4, 2.1.4.a, 2.1.4.b, 2.3.6 en 2.6.6, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • -

    de artikelen 3.8 en 5.4, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015; en

  • -

    de artikelen 2.9, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;

overwegende dat;

 

het vanwege nieuwe contracten voor jeugdhulp, jurisprudentie en wetgeving, alsmede vanwege nieuw beleid ten aanzien van ondersteuning bij sportbeoefening gewenst is een aantal bepalingen van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018 te wijzigen;

 

besluit:

Artikel I  

De Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De definities van «algemene voorziening», «eigen bijdrage» en «periode» vervallen.

  • 2.

    In de definitie van «beperking» wordt na ‘zintuigelijke’ ingevoegd ‘, geestelijke’ en wordt ‘normaal’ vervangen door ‘gezond’.

  • 3.

    In de definitie van CAV wordt ‘bedoeld voor het vervoer van’ vervangen door ‘bestaande uit individueel en collectief vervoer voor’.

  • 4.

    De definitie van «hulpvraag» komt te luiden:

    • -

      hulpvraag: vastgestelde behoefte van een cliënt aan ondersteuning;

  • 5.

    In de definitie van «melding» vervalt ‘, of een melding van een behoefte aan jeugdhulp’.

  • 6.

    In de definitie van «ondersteuningsplan» wordt na ‘bevat van’ ingevoegd ‘het onderzoek,’.

  • 7.

    In de definitie van «opvang» wordt ‘onderdak’ vervangen door ‘crisisopvang’ en wordt na ‘huiselijk geweld en’ ingevoegd ‘onderdak voor’.

  • 8.

    De definitie van «verstandelijke beperking» komt te luiden:

    • -

      verstandelijke beperking: beperkte zelfredzaamheid op cognitief of intellectueel gebied die al vanaf de jeugd bestaat, al dan niet gepaard gaand met gedragsproblematiek;

  • 9.

    De definitie van «wijkteam» komt te luiden:

    • -

      wijkteam: uitvoerend team van beroepskrachten binnen het sociaal domein dat onder verantwoordelijkheid van het college, op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet, interdisciplinair werkt en basishulp en kortdurende ondersteuning biedt aan niet- of beperkt zelfredzame inwoners bij hun vraagstukken en sociale problematiek, waar nodig casusregie voerend bij jeugdhulp en toeleidend naar gespecialiseerde hulp, zorg en ondersteuning;

  • 2.

    De volgende definities worden in alfabetische volgorde ingevoegd:

    • -

      bijdrage: bijdrage als bedoeld in de artikelen 2.1.4 en 2.1.4a van de Wmo 2015;

    • -

      centrumgemeente: de gemeente Rotterdam, in de hoedanigheid van aanbestedende en uitvoerende gemeente voor intramurale arrangementen voor cliënten in de (O)GGZ en slachtoffers huiselijk geweld voor de centrumgemeenteregio, bestaande uit de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Ridderkerk en Rotterdam;

    • -

      dagbesteding: groepsgewijs aangeboden activiteiten onder begeleiding van een aanbieder of pgb-hulpverlener op een daarvoor aangewezen locatie, ten behoeve van de ondersteuning van de client of ter ontlasting van de mantelzorger;

    • -

      onderwijszorgarrangementen: laagdrempelige jeugdhulp in een schoolsetting;

    • -

      sociaal-recreatief vervoer: lokaal vervoer in het kader van zelfredzaamheid en participatie ten behoeve van:

      • a.

        het bereiken van een bestemming, anders dan een locatie waar de cliënt op basis van een maatwerkvoorziening dagbesteding of dagbehandeling ontvangt; of

      • b.

        recreatie;

    • -

      sporten: uitvoeren van activiteiten bestaande uit lichamelijke beweging, gebruikmakend van kenmerken als kracht, snelheid en behendigheid, anders dan bewegen in het kader van vervoer;

    • -

      sporthulpmiddel: hulpmiddel dat specifiek gemaakt en bedoeld is voor mensen met een beperking om mee te sporten;

B

Artikel 1.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het tweede lid komt te luiden:

  • 2.

    Deze verordening heeft betrekking op jeugdhulp voor jeugdigen als bedoeld in artikel 1.1, van de Jeugdwet die in Rotterdam hun woonadres hebben, of die onmiddellijk voorafgaand aan hun verblijf bij een jeugdhulpaanbieder, pleegouder, instelling of inrichting in Rotterdam hun woonadres hadden, of volgens het derde of vierde onderdeel van de begripsbepaling ‘woonplaats’ in dat artikel onder verantwoordelijkheid van de gemeente Rotterdam vallen.

  • 2.

    Het derde lid vervalt.

C

In artikel 1.3, onderdeel b, wordt na ‘en de’ ingevoegd ‘eventuele’.

 

D

Artikel 2.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      Ingezetenen die een beroep wensen te doen op een overige voorziening of een algemene voorziening, kunnen zich rechtstreeks wenden tot een aanbieder van deze voorziening, tenzij het gaat om kortdurende ondersteuning door het wijkteam.

  • 2.

    Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

    • f.

      onderwijszorgarrangementen.

  • 3.

    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 3.

      Algemene voorzieningen omvatten in ieder geval:

      • a.

        onafhankelijke cliëntondersteuning;

      • b.

        mantelzorgondersteuning;

      • c.

        dagbestedingsactiviteiten en andere activiteiten die worden aangeboden door de welzijnsaanbieders in de gemeente;

      • d.

        kortdurende ondersteuning door het wijkteam;

      • e.

        niet-individueel vervoer via het CAV voor personen van 75 jaar of ouder tussen 19.00 en 7.00 uur, waarbij de aanvullende faciliteiten, genoemd in artikel 3.2.13, niet van toepassing zijn;

      • f.

        vervoer met de wijkbus.

E

Artikel 2.2, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c.

    bij het stedelijk loket Centraal Onthaal;

F

Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het opschrift wordt ‘Gesprek’ vervangen door ‘Onderzoek’.

  • 2.

    Het tweede lid, onderdeel a, onder 7°, komt te luiden:

    • of de cliënt een bijdrage in de kosten verschuldigd zal zijn.

G

In artikel 2.4, tweede lid, vervalt ‘of dat hem ondersteuning moet worden geweigerd’ en wordt na ‘in het eerste lid bedoelde’, ‘gespreksverslag’ vervangen door ‘ondersteuningsverslag’.

 

H

Artikel 2.5 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onder vernummering van het eerste lid tot het tweede lid wordt voor het tweede lid (nieuw) een lid ingevoegd, luidende:

    • 1.

      Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening of individuele voorziening kan via een daartoe op de website https://www.rotterdam.nl/ wonen-leven, onder ‘Mijn Loket’ ter beschikking gesteld aanvraagformulier worden ingediend.

  • 2.

    In het tweede lid (nieuw) wordt ‘of individuele voorziening wordt’ vervangen door ‘kan ook worden’.

  • 3.

    Het tweede lid (oud) vervalt.

  • 4.

    Het vijfde lid komt te luiden:

    • 5.

      De cliënt die voor basishulp door het wijkteam in aanmerking komt, ontvangt een beschikking indien deze in het gesprek uitdrukkelijk kenbaar heeft gemaakt zich niet te kunnen verenigen met een beslissing strekkende tot verwijzing naar deze basishulp.

I

Artikel 3.1.1 komt te luiden:

Artikel 3.1.1 Beschikbare individuele voorzieningen jeugdhulp

Het college stelt de volgende specialistische tweedelijns jeugdhulp beschikbaar:

  • a.

    multidisciplinaire jeugd-ggz;

  • b.

    wijkgerichte generalistische enkelvoudige basis-ggz;

  • c.

    hulp bij ernstige enkelvoudige dyslexie;

  • d.

    pleegzorg;

  • e.

    opname in de zin van bed en behandeling;

  • f.

    ambulante hulp in de thuissituatie;

  • g.

    hulp bij blijvende psychische problemen en beperkingen;

  • h.

    crisishulp;

  • i.

    daghulp voor het jonge kind, ontwikkelingsgerichte of schoolterugkeergerichte daghulp;

  • j.

    forensische jeugdhulp opgelegd door de kinderrechter.

J

Artikel 3.1.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      onderdeel a komt te luiden:

      • a.

        R1 ondersteuning;

    • b.

      onderdeel b komt te luiden:

      • b.

        R2 behandeling;

    • c.

      onderdeel c komt te luiden:

      • c.

        R3 begeleiding van ouders en omgeving.

  • 2.

    Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      in onderdeel a wordt voor ‘vervangende opvoeding’ ingevoegd ‘O1’;

    • b.

      onderdeel b komt te luiden:

      • b.

        O2 dagprogramma;

    • c.

      in onderdeel c wordt voor ‘mantelzorgondersteuning’ ingevoegd: ‘O3’.

  • 3.

    Er wordt een vierde lid toegevoegd dat luidt:

    • 4.

      Het college kan voor bepaalde arrangementen bij nadere regels de omvang van de voorziening, bedoeld in het eerste lid, en de ondersteuningselementen, bedoeld in het tweede lid, vaststellen in intensiteitstreden met een gemiddelde urenindicatie, afhankelijk van de omvang van de ondersteuningsbehoefte en de zorgzwaarte van de cliënt.

K

Artikel 3.1.4 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het opschrift komt te luiden:

    Artikel 3.1.4 Aanvullende criteria voor het resultaatgebied ondersteuning

  • 2.

    In de aanhef wordt ‘sociaal en persoonlijk functioneren’ vervangen door ‘ondersteuning’.

L

In artikel 3.1.5 wordt in het opschrift en in de aanhef ‘herstel, vermindering, stabilisatie stoornis jeugdige’ vervangen door ‘behandeling’.

 

M

Artikel 3.1.6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het opschrift en in de aanhef wordt ‘opvoeding en versterking mogelijkheden ouders’ vervangen door ‘begeleiding ouders en omgeving’.

  • 2.

    In de aanhef wordt na ‘als zijn ouders’ ingevoegd ’en omgeving’.

N

In het opschrift van artikel 3.1.7 vervalt ‘jeugdige’

 

O

Artikel 3.1.8 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het opschrift wordt ‘dagbehandeling of dagbesteding’ vervangen door ‘dagprogramma’.

  • 2.

    In de aanhef wordt ‘Het college zet ondersteunende dagbehandeling of dagbesteding in’ vervangen door ‘Het college zet een ondersteunend dagprogramma in’.

P

In artikel 3.1.9 wordt in de aanhef ‘omringende opvoeders’ vervangen door ‘ouders,’.

 

Q

In artikel 3.2.1, derde lid, wordt ‘zorgzwaarte’ vervangen door ‘problematiek’.

 

R

In artikel 3.2.10, eerste lid, wordt na ‘nachtelijk toezicht, als’ ingevoegd ‘er professioneel’ en vervalt ‘dit’.

 

S

Artikel 3.2.13, zestiende lid, vervalt.

 

T

Artikel 3.2.16 komt als volgt te luiden:

Artikel 3.2.16 Aanvullende criteria sporthulpmiddelen

  • 1.

    Het college kan een financiële maatwerkvoorziening voor sporthulpmiddelen verstrekken als deze middelen in verband met de beperkingen van de cliënt noodzakelijk zijn om te kunnen sporten.

  • 2.

    Een cliënt kan in aanmerking komen voor een financiële maatwerkvoorziening voor sporthulpmiddelen voor de beoefening van één sport.

  • 3.

    Voordat het college een financiële maatwerkvoorziening verstrekt, kan het college de cliënt als voorwaarde voor de verstrekking verplichten om eerst een sporthulpmiddel te gebruiken van het Fonds Gehandicaptensport om te ontdekken:

    • a.

      of de sport passend is; of

    • b.

      welke eigenschappen van het sporthulpmiddel voor hem van belang zijn.

  • 4.

    Een financiële maatwerkvoorziening voor een sporthulpmiddel wordt alleen verstrekt als de cliënt het hulpmiddel:

    • a.

      regelmatig en met name in Nederland gebruikt; en

    • b.

      niet inzet voor het beoefenen van topsport, tenzij het college van oordeel is dat hierop door bijzondere omstandigheden een uitzondering kan worden gemaakt.

  • 5.

    De financiële maatwerkvoorziening is uitsluitend bestemd voor:

    • a.

      de aanschaf van een sporthulpmiddel dat iemand zonder beperking niet gebruikt;

    • b.

      de meerkosten van een aangepast sporthulpmiddel in vergelijking met een niet aangepaste versie van dit sportmiddel; of

    • c.

      de kosten van aanpassing van een sportmiddel zodat dit ook met de beperking van de cliënt kan worden gebruikt; en

    • d.

      het onderhoud van het sporthulpmiddel.

  • 6.

    Het college bepaalt de hoogte van de financiële maatwerkvoorziening door de door de client ingediende offerte te vergelijken met de gebruikelijke kosten die een persoon zonder beperking maakt voor de aanschaf of het onderhoud van het sporthulpmiddel.

  • 7.

    Het college kan aanvullend onderzoek doen of laten doen om te bepalen of het door cliënt aangevraagde sporthulpmiddel het goedkoopst adequate sporthulpmiddel is.

  • 8.

    Het college betaalt de financiële maatwerkvoorziening op verzoek van cliënt aan cliënt zelf of aan de leverancier, na overlegging van een offerte.

U

Artikel 3.4.2, derde lid ,wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    onderdeel 1 komt te luiden:

    • behandeling;

  • 2.

    onderdeel 2 komt te luiden:

    • begeleiding ouders en omgeving;

  • 3.

    onderdeel 4 komt te luiden:

    • dagprogramma of dagbesteding;

  • 4.

    onderdeel 6 komt te luiden:

    • mantelzorgondersteuning met verblijf.

  • 5.

    onderdeel 7° vervalt.

V

Artikel 3.5.3 komt als volgt te luiden:

Artikel 3.5.3 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening herzien of intrekken op de in de Jeugdwet of Wmo 2015 genoemde gronden.

  • 2.

    Onder terugvordering op de in de Jeugdwet en Wmo 2015 opgenomen grond dat een pgb niet of voor een ander doel is gebruikt dan waarvoor het is bestemd, wordt mede verstaan dat het pgb niet binnen een redelijke termijn na het beschikbaar zijn van het budget is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

W

In het opschrift van paragraaf 4.1 wordt ‘eigen bijdragen Wmo 2015’ vervangen door ‘vergoeding algemeen gebruikelijke kosten’.

 

X

Artikel 4.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het opschrift wordt ‘bijdrage’ vervangen door ‘vergoeding’.

  • 2.

    In het eerste lid wordt ‘bijdrage’ vervangen door ‘vergoeding’, wordt na ‘college en aanbieder’ ingevoegd ‘vooraf schriftelijk’ en vervalt onderdeel a onder verlettering van de onderdelen b tot en met f tot a tot en met e.

  • 3.

    In het tweede lid wordt ‘bijdrage’ vervangen door ‘hoogte van de vergoeding’.

  • 4.

    In het derde lid wordt ‘bijdrage’ vervangen door ‘vergoeding’ en wordt ‘schriftelijk’ vervangen door ‘zichtbaar’.

IJ

Na artikel 4.1.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.1.2 Verschuldigdheid bijdrage algemene voorzieningen

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage verschuldigd ter hoogte van het volle tarief openbaar vervoer voor het gebruik van:

    • a.

      de wijkbus;

    • b.

      het CAV, bedoeld in artikel 2.1, derde lid, onderdeel e.

  • 2.

    De bijdrage wordt geïnd door de aanbieder van het vervoer.

  • 3.

    Een client is geen bijdrage verschuldigd voor overige algemene voorzieningen.

Z

Artikel 4.1.3 komt te luiden:

Artikel 4.1.3 Verschuldigdheid bijdrage maatwerkvoorziening en pgb Wmo 2015

  • 1.

    Een cliënt is voor een maatwerkvoorziening of pgb een bijdrage verschuldigd, voor zover dat bij of krachtens de Wmo 2015 mogelijk is.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is geen bijdrage verschuldigd voor:

    • a.

      opvang, indien er sprake is van opvang zonder een maatwerkarrangement;

    • b.

      de eerste acht weken crisisopvang slachtoffers huiselijk geweld;

    • c.

      de aanpassing van een gemeenschappelijke ruimte in een wooncomplex;

    • d.

      een maatwerkvoorziening die is verstrekt ten behoeve van een jeugdige die op dat moment minderjarig was;

    • e.

      een maatwerkvoorziening die in het kader van een gezinsarrangement ten behoeve van een jeugdige is verstrekt, tot het moment dat de jeugdige 18 jaar is geworden;

    • f.

      ondersteuning die ambtshalve is verstrekt, als bedoeld in artikel 2.5, derde lid;

    • g.

      spoedeisende ondersteuning als bedoeld in artikel 2.7;

    • h.

      een financiële maatwerkvoorziening;

    • i.

      een tegemoetkoming.

  • 3.

    De bijdrage wordt in rekening gebracht:

    • a.

      voor een maatwerkvoorziening: zolang de cliënt gebruik maakt van de voorziening en, voor zover van toepassing, de bijdrage de kostprijs niet overstijgt;

    • b.

      voor een pgb: zolang de cliënt gebruik maakt van het pgb onderscheidenlijk gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verleend en, voor zover van toepassing, de bijdrage de kostprijs niet overstijgt

  • 4.

    Een cliënt wordt geacht gebruik te maken van de maatwerkvoorziening of het pgb zolang het besluit tot verlening van de maatwerkvoorziening of pgb niet is ingetrokken.

  • 5.

    Indien een cliënt een maatwerkvoorziening ontvangt waar het resultaatgebied huisvesting onderdeel van uitmaakt, is de bijdrage voor beschermd wonen van toepassing.

  • 6.

    Afwezigheid uit de instelling wordt voor de verschuldigdheid van de eigen bijdrage buiten beschouwing gelaten.

  • 7.

    Een cliënt is voor crisisopvang voor slachtoffers van huiselijk geweld vanaf de negende week van de opvang een bijdrage verschuldigd ter hoogte van het laagste bedrag, genoemd in artikel 3.12, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 8.

    De bijdrage voor het CAV is gelijk aan de kosten van het toepasselijk tarief met het openbaar vervoer en wordt vastgesteld en geïnd door de vervoerder.

AA

Artikel 4.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Aan het opschrift wordt toegevoegd ‘en algemene voorziening CAV’.

  • 2.

    In het eerste lid vervalt ‘anders dan voor dienstverlening,’.

  • 3.

    Het tweede lid komt te luiden:

    • 2.

      De kostprijs van een rit met het CAV wordt vastgesteld op de gemiddelde vergoeding die de gemeente per rit verschuldigd is aan de aanbieder van het CAV.

AB

Artikel 5.5.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      De aanbieders van een voorziening en de voorziening zelf voldoen aan de kwaliteitseisen die daaraan op grond van de wet en in hun branche worden gesteld.

  • 2.

    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 6.

      Het college kan aan hulpverleners die werken op basis van een pgb eisen stellen die aansluiten bij de eisen die aan aanbieders worden gesteld, teneinde de kwaliteit, veiligheid en doelmatigheid van de te leveren ondersteuning te waarborgen.

AC

Artikel 5.5.2, vijfde lid, vervalt.

 

AD

Artikel 5.5.3 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid wordt ‘de Verordening klachtbehandeling Rotterdam 2013’ vervangen door ‘het Concernkader Klachtbehandeling’.

  • 2.

    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 3.

      Als de klacht in relatie tot de verlening van maatwerkondersteuning voor diensten niet naar tevredenheid van de aanbieder of de cliënt kan worden opgelost, stelt het college een dispuutprocedure ter beschikking.

AE

Artikel 5.5.7 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel b vervalt ‘maatwerk- of individuele’ en ‘die een subsidie- of contractrelatie met de gemeente Rotterdam onderhouden en’.

  • 2.

    In onderdeel d wordt na ‘beperkt’ ingevoegd ‘waar nodig’, wordt ‘of’ vervangen door ‘en’ en vervalt ‘langlopende’.

  • 3.

    Aan onderdeel e wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:

    • de kwaliteit van de door de cliënt in te schakelen hulpverlener;

  • 4.

    In onderdeel g wordt na ‘cliënten’ ingevoegd ‘en locaties’.

  • 5.

    De aanduiding “j.” voor onderdeel j vervalt.

  • 6.

    Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

    • j.

      Het college kan, bij een gegrond vermoeden van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e van de Wmo 2015 of artikel 8.1.4, eerste lid, onder a, d of e van de Jeugdwet, de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke onderbreking van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken.

AF

Artikel 6.3 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede lid tot het eerste lid.

  • 2.

    Er wordt een lid ingevoegd, luidende:

    • 2.

      Bezwaarschriften gericht tegen besluiten die zijn genomen voor de inwerkingtreding van de vierde wijziging van deze verordening, worden behandeld op grond van het recht dat gold voor de inwerkingtreding van die wijziging.

  • 3.

    Het derde lid komt te luiden:

    • 3.

      Een besluit tot toekenning van een maatwerkvoorziening of individuele voorziening dat is genomen op grond van een bepaling die met de vierde wijziging van deze verordening is vervallen, blijft van kracht tot er een nieuw besluit is genomen of de maatwerkvoorziening is vervangen.

  • 4.

    Het vierde en vijfde lid vervallen, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot het vierde en vijfde lid.

  • 5.

    In het vierde lid (nieuw) wordt ‘in de voorgaande genoemde leden genoemde verordeningen’ vervangen door ‘Verordening maatschappelijk ondersteuning Rotterdam 2015 of de Verordening jeugdhulp Rotterdam 2015’.

  • 6.

    In het vijfde lid (nieuw) wordt ‘de voorgaande leden’ vervangen door ’het voorgaande lid’

Artikel II  

De toelichting bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

De toelichting bij artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het begrip ‘eigen bijdrage’ en de toelichting daarop wordt vervangen door de volgende tekst:

    Bijdrage

    Het begrip “bijdrage” is in deze verordening gerelateerd aan de bijdrage die het college kan vragen voor geleverde algemene voorzieningen, maatwerkvoorzieningen of een pgb o.g.v de artikelen 2.1.4, 2.1.4a en 2.14b van de Wmo 2015.

    De bijdrage is iets anders dan de bijdrage die aanbieders van algemene of maatwerkvoorzieningen kunnen vragen voor kosten die algemeen gebruikelijk zijn. Voorbeelden zijn een bijdrage voor een maaltijd op de dagbesteding, gebruik van materialen of de kosten die een cliënt bespaart door gebruik te maken van de collectieve wasservice van een aanbieder.

  • 2.

    In de toelichting op het begrip ‘melding’ wordt na ‘in deze verordening opgenomen’ ingevoegd ‘en markeren het begin van de aanvraagfase’.

  • 3.

    De volgende begrippen, inclusief de toelichting op de begripsbepalingen, vervallen:

    • a.

      periode;

    • b.

      indicatieprotocol.

  • 4.

    Na de toelichting op de begripsbepaling ‘overige voorziening‘ wordt ingevoegd:

     

    Sociaal-recreatief vervoer

    De definitie sociaal-recreatief bepaalt dat dit vervoer gericht kan zijn op 2 onderdelen:

    • het bereiken van een bestemming, anders dan dagbehandeling of dagbesteding. Te denken valt aan het bezoeken van een winkel, familie, vrienden of een ziekenhuis;

    • vervoer om te recreëren: zich verplaatsen in een natuurgebied en een luchtje scheppen bijvoorbeeld.

  • Hiermee onderscheidt sociaal-recreatief vervoer zich van bewegen in het kader van sporten. Bij sporten staat de prestatie voorop.

     

    Sporten

    Sporten is gericht op het intensief bewegen. Kracht, snelheid of behendigheid trainen staan hierbij op de voorgrond. Sporten onderscheidt zich hierdoor van de definitie bewegen of recreëren. Een fietstocht maken, zonder dat het tot doel heeft deze zo snel mogelijk te volbrengen, maar die primair gericht is op in beweging blijven of genieten en recreëren, valt in deze verordening niet onder sporten maar onder vervoer.

     

    Sporthulpmiddel

    Aan een sporthulpmiddel worden eisen gesteld die voor andere hulpmiddelen niet gelden (bijv. zo hard mogelijk fietsen i.p.v. recreatief fietsen).

    Een sporthulpmiddel is hiervoor gemaakt. Daarmee is het sporthulpmiddel niet of nauwelijks geschikt om te gebruiken voor andere doeleinden, zoals bijvoorbeeld het doen van boodschappen of recreëren.

B

De toelichting op artikel 1.2 komt te luiden:

Artikel 1.2 Reikwijdte verordening

Om in aanmerking te kunnen komen voor maatschappelijke ondersteuning op grond van deze verordening, moet iemand ingezetene zijn van Rotterdam.

Iemand is ingezetene als hij zijn woonplaats heeft in de gemeente Rotterdam. Het gaat hierbij blijkens vaste jurisprudentie om de feitelijke verblijfplaats, waarbij de inschrijving in de basisregistratie personen van de gemeente belangrijk is, maar niet doorslaggevend.

 

In het tweede lid wordt het begrip ingezeten voor de doelgroep jonger dan 18 jaar (jeugdigen) nader uitgewerkt. Hierbij is het woonplaatsbeginsel bepalend voor de vraag welke gemeente voor de jeugdhulp aan een specifieke jeugdige verantwoordelijk is.

Per 1 januari 2022 is het nieuwe woonplaatsbeginsel opgenomen in de Jeugdwet. Hierbij wordt voor de bepaling welke gemeente verantwoordelijk is voor de jeugdhulp, de woonplaats waar een jeugdige stond ingeschreven direct voorafgaand aan de zorg met verblijf, centraal gesteld. Dit moet leiden tot meer duidelijkheid en lagere uitvoeringslasten. Daarnaast sluit het nieuwe woonplaatsbeginsel beter aan bij de uitgangspunten van de Jeugdwet. De oorspronkelijke gemeente blijft verantwoordelijk voor een jeugdige waardoor die gemeente gestimuleerd wordt om te investeren in preventie.

 

C

De toelichting op artikel 2.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de tweede alinea wordt ‘tweede lid’ vervangen door ‘derde lid’.

  • 2.

    De tekst ‘Hetzelfde geldt voor (…) van de gemeente hiervan gebruik maken’ wordt vervangen door

    ‘Hetzelfde geldt voor de in het derde lid vermelde algemene voorzieningen in het kader van de Wmo 2015. Ook hiervoor wordt geen beschikking verstrekt en kunnen ingezetenen zonder tussenkomst van de gemeente hiervan gebruik maken.

    De welzijnsaanbieders bieden in de Huizen van de Wijk of op andere locaties waar de doelgroep graag komt laagdrempelige ondersteuning aan, zoals cursussen (bijvoorbeeld valpreventie), dagbesteding voor ouderen en gezamenlijke maaltijden voor ouderen in ouderencomplexen.

    Voor de kortdurende ondersteuning door het wijkteam kan de cliënt zich niet direct tot het wijkteam wenden. Tijdens het onderzoek wordt globaal getoetst of cliënt (eerst) voor deze algemene voorziening in aanmerking kan komen.

     

    Een inwoner van Rotterdam van 75 jaar of ouder die niet voldoet aan de criteria om in aanmerking te kunnen komen voor een maatwerkvoorziening voor sociaal/recreatief vervoer, kan in de avonduren toch gebruik maken van het CAV. De achterliggende gedachte is dat veel ouderen zich vaak niet veilig voelen in het openbaar vervoer in de avonduren, waardoor hun participatiemogelijkheden worden beperkt.

    Behalve de leeftijd van de bewoner zijn er verder geen aanvullende, individuele toegangscriteria.

     

    Voor deze algemene voorziening gelden niet de aanvullende faciliteiten die opgesomd zijn in artikel 3.2.13, zevende t/m negende lid, zoals het recht op een meereizende begeleider of speciale begeleiding. Omdat het een algemene voorziening betreft, kan niet gekozen worden voor een pgb. Ook bestaat er geen recht op individueel vervoer. Als cliënt individueel vervoer nodig heeft, moet een aanvraag voor een maatwerkvoorziening worden ingediend.’

D

De toelichting op artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de eerste alinea vervalt ‘Voor deze verordening is het begrip “melding” op dezelfde wijze van toepassing op jeugdhulp.’

  • 2.

    De zin ‘Voor de doelgroep (…) de aangewezen weg.’ wordt vervangen door ‘

    ‘Voor de doelgroep van de opvang en beschermd wonen is een melding bij het stedelijk loket de aangewezen weg. ‘

E

Het opschrift van de toelichting op artikel 2.3 komt te luiden:

Artikel 2.3 Onderzoek naar aanleiding van melding

 

F

In de toelichting op artikel 2.5 wordt in de eerste alinea ‘Het eerste lid (…) in het tweede lid’ vervangen door

‘Het eerste lid regelt dat een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 of een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet kan worden aangevraagd via een op de gemeentelijke website beschikbaar gesteld digitaal aanvraagformulier.

Een cliënt kan een aanvraag voor maatwerkondersteuning ook indienen door middel van ondertekening van het ondersteuningsverslag, zoals aangegeven in het tweede lid.’

 

G

In de toelichting op artikel 3.1.1 wordt ‘(zie ook artikel 3.1.2)’ vervangen door ‘(zie artikel 3.1.2)’

 

H

De toelichting op artikel 3.1.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De tweede zin van de toelichting komt te luiden: ‘Bijvoorbeeld het resultaatgebied ‘behandeling’ (R2).’.

  • 2.

    In de vierde zin vervalt de zinsnede ‘in de praktijk ook wel aangeduid met ‘verblijf’’(O1)’..

I

Het opschrift van de toelichting op artikel 3.1.4 komt te luiden:

Artikel 3.1.4. Aanvullende criteria voor het resultaatgebied ondersteuning

 

J

Het opschrift van de toelichting op artikel 3.1.5 komt te luiden:

Artikel 3.1.5. Aanvullende criteria voor het resultaatgebied behandeling

 

K

Het opschrift van de toelichting op artikel 3.1.6 komt te luiden:

Artikel 3.1.6. Aanvullende criteria voor het resultaatgebied begeleiding ouders en omgeving

 

L

In het opschrift van de toelichting op artikel 3.1.7 vervalt ‘kind’.

 

M

De toelichting op artikel 3.1.8 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het opschrift komt te luiden:

    Artikel 3.1.8 Aanvullende criteria voor het ondersteuningselement dagprogramma

  • 2.

    In de eerste zin wordt ‘Het college kan ondersteunende dagbehandeling of dagbesteding inzetten’ vervangen door ‘Het college kan een ondersteunend dagprogramma inzetten’.

N

De toelichting bij artikel 3.1.9 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de eerste zin vervalt ‘of opvoeders’ en wordt voor ‘netwerk’ ingevoegd ‘sociaal’.

  • 2.

    In de tweede zin vervalt ‘of opvoeders en het gezin’.

O

De toelichting op artikel 3.2.3, tweede lid, vervalt.

 

P

In de toelichting op artikel 3.2.13, zestiende lid, vervalt de tekst ‘‘Een inwoner van Rotterdam van 75 jaar.’...... ‘financiële maatwerkvoorziening of pgb’.

 

Q

De toelichting op artikel 3.2.16 komt te luiden:

 

Artikel 3.2.16 Aanvullende criteria sporthulpmiddelen

Eerste lid

Uit de definitie in artikel 1.1 volgt dat een sporthulpmiddel alleen bedoeld is om mee te sporten. Aan een sporthulpmiddel worden eisen gesteld die voor andere hulpmiddelen niet gelden. Bijvoorbeeld zo hard mogelijk fietsen (sport) in plaats van recreatief fietsen (vervoer).

Door de bouw van bijvoorbeeld een sportrolstoel of een sporttandem is deze in de praktijk ook niet geschikt voor het dagelijks gebruik, zoals voor het doen van boodschappen.

 

Het college kan voor een sporthulpmiddel een financiële maatwerkvoorziening verstrekken.

Sporthulpmiddelen zijn vaak zeer persoonsgebonden en volledig aangepast aan de specifieke beperkingen van de cliënt. Sporthulpmiddelen worden om die reden niet ingekocht door de gemeente.

 

Tweede lid

Een sporthulpmiddel wordt verstrekt voor de beoefening van één sport. Dat betekent dat gedurende de afschrijvingsperiode van het sporthulpmiddel cliënt niet in aanmerking kan komen voor een sporthulpmiddel voor een andere sport. De afschrijvingsperiode vangt aan op het moment dat de financiële maatwerkvoorziening is uitbetaald. Het college bepaalt wat een redelijke afschrijvingsperiode is voor het betreffende sportmiddel.

Wél kan het zijn dat er voor één sport meerdere hulpmiddelen noodzakelijk zijn.

 

Derde lid

In het derde lid is geregeld dat het college cliënt eerst kan verwijzen naar het Fonds Gehandicaptensport (Programma Uniek Sporten) voordat het een financiële maatwerkvoorziening verstrekt. Samen met de mensen die daar werkzaam zijn kan cliënt ontdekken of de door hem gekozen sport voor hem passend is én kan hij ervaren (en geadviseerd worden over) wat voor hem belangrijk is bij de aanschaf van een sporthulpmiddel.

Een verwijzing naar het Fonds Gehandicaptensport is niet altijd nodig. Een verwijzing kan bijvoorbeeld overbodig zijn als het een vervanging betreft van een sporthulpmiddel of als de cliënt in een revalidatiecentrum, met een therapeut of bij een sportvereniging het sporthulpmiddel al uitgebreid heeft uitgeprobeerd en duidelijk is:

  • -

    dat de sport die hij heeft gekozen de juiste is;

  • -

    aan welke eisen het sporthulpmiddel minimaal moet voldoen.

Vierde lid

Een sporthulpmiddel wordt alleen verstrekt als cliënt op regelmatige basis gaat sporten. Anders is er geen sprake meer van sport maar van recreatie en mist ook het participatiedoel.

Een sporthulpmiddel dat alleen of vooral tijdens vakanties wordt gebruikt, zoals een aangepast snowboard voor de wintersport, wordt ook om die reden niet vergoed.

 

Ook een sporthulpmiddel dat bedoeld is voor topsportbeoefening valt buiten de vergoedingsmogelijkheden. Hiervoor zal cliënt andere financieringsbronnen moeten zoeken, zoals het NOC-NSF of sponsoren. In zeer bijzondere omstandigheden kan het college hiervan afwijken.

 

Vijfde lid

Er zijn 3 verschillende mogelijkheden waarvoor de financiële maatwerkvoorziening bestemd kan zijn, namelijk:

  • a.

    de aanschaf van een sporthulpmiddel dat iemand zonder beperking niet gebruikt. Hierbij kan gedacht worden aan een blade om atletiek te kunnen beoefenen of een rolstoel voor rolstoelbasketbal;

  • b.

    de meerkosten van een aangepast sporthulpmiddel ten opzichte van een niet aangepaste versie van dit sportmiddel. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan over het verschil tussen een aangepaste of gewone racefiets; of

  • c.

    de kosten van aanpassing van een sporthulpmiddel zodat dit ook met de beperking van cliënt kan worden gebruikt.

Daarnaast wordt een bedrag voor het onderhoud verstrekt.

 

Zesde lid

Het college bepaalt de hoogte van de financiële maatwerkvoorziening op basis van een offerte. Daarbij kijkt het college naar de redelijkheid van de offerte. Hierbij kan het college marktonderzoek doen of advies inwinnen bij het Fonds gehandicaptensport of andere deskundigen.

In de situatie, bedoeld in het vorige lid onder b (vergoeding meerkosten) worden de kosten vervolgens afgezet tegen de kosten die een persoon zonder beperking moet maken voor de aanschaf of onderhoud van zijn sportuitrusting.

 

Zevende lid

Net als bij andere maatwerkvoorzieningen gaat het college ook bij de toekenning van een sporthulpmiddel uit van de goedkoopst adequate oplossing.

Deze goedkoopst adequate oplossing ziet enerzijds op de keuze van het sporthulpmiddel. Als de keuze voor een bepaald sporthulpmiddel is gemaakt, wordt eveneens gekozen voor de goedkoopst adequate oplossing.

Dat wil zeggen dat het college bijvoorbeeld kijkt naar de geschiktheid van het sporthulpmiddel voor de cliënt. Daarnaast beoordeelt het college in hoeverre het gekozen adequate sporthulpmiddel ook in de voor cliënt goedkoopste uitvoering wordt aangeschaft.

“Goedkoopst adequaat” gaat niet zover dat het college de cliënt verplicht de goedkoopst mogelijke sport te kiezen. Wel kan het college grenzen stellen in relatie tot de kosten van het sporthulpmiddel, mits cliënt nog mogelijkheden heeft om uit meerdere sporten te kiezen.

 

 

Achtste lid

Omdat het gaat om een financiële maatwerkvoorziening, hoeft de cliënt over de besteding geen verantwoording af te leggen.

Het college betaalt rechtstreeks aan de cliënt, indien deze een factuur heeft overgelegd òf aan de leverancier van het sporthulpmiddel.

 

R

De toelichting op hoofdstuk 4 komt te luiden:

 

Hoofdstuk 4 Bijdragen en kostprijs maatwerkvoorzieningen en pgb Wmo 2015

 

Paragraaf 4.1 Vergoedingen en eigen bijdragen

 

Artikel 4.1.1 Vergoeding algemeen gebruikelijke kosten

Als een cliënt gebruik maakt van een algemene of maatwerkvoorziening in het kader van de Wmo 2015, dan kan de aanbieder van deze voorziening een vergoeding vragen voor de kosten die onderdeel uitmaken van de voorziening maar feitelijk algemeen gebruikelijk zijn en ook niet worden vergoed door de gemeente.

 

Het gaat daarbij om kosten van bijvoorbeeld boodschappen doen ten behoeve van het verzorgen van maaltijden, het doen van de was, kosten van vervoer, een reguliere toegangs- of lidmaatschapsprijs of bijdrage aan materiaalkosten bij een creatieve activiteit in het Huis van de Wijk. Het college maakt hierover afspraken met de aanbieder van de voorziening.

De aanbieder moet transparant zijn over de kosten die hij in rekening brengt en dit op een duidelijke en begrijpelijke manier kenbaar maken aan de cliënt die gebruik maakt van de voorziening. Dit kan op een bord in de instelling, op een website, met een brief of op een andere duidelijke wijze.

De aanbieder mag geen kosten in rekening brengen die hij al vergoed krijgt vanuit de gemeente.

 

Artikel 4.1.2 Verschuldigdheid bijdrage algemene voorzieningen

Een cliënt is voor het gebruik van een algemene voorziening geen bijdrage verschuldigd. De enige uitzondering op deze regel is de algemene vervoersvoorziening. Het gaat daarbij om:

  • -

    de wijkbus;

  • -

    het gebruik van het CAV door cliënten van 75 jaar of ouder in de avonduren.

Net als bij de maatwerkvoorziening voor vervoer, bedraagt de bijdrage de kosten van het regulier openbaar vervoer voor de rit.

De vervoerder int de bijdrage voor het CAV, bedoeld in artikel 2.1, derde lid, onderdeel e.

 

Artikel 4.1.3 Verschuldigdheid bijdrage maatwerkvoorziening en pgb Wmo 2015

De algemene regel is dat een cliënt voor een maatwerkvoorziening of pgb in het kader van de Wmo 2015 een bijdrage is verschuldigd, voor zover dat bij of krachtens de Wmo 2015 mogelijk is. In artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is een aantal situaties en voorzieningen genoemd waarbij een bijdrage niet mogelijk is. Voorbeelden hiervan zijn de rolstoel, als er al sprake is van een bijdrage op grond van de Wet langdurige zorg, voor cliënten die jonger zijn dan 18 jaar, als er sprake is van gehuwden en ten minste één van hen de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt.

Aanvullend hierop staat in het tweede lid een aantal situaties genoemd waarin evenmin een bijdrage wordt gevraagd. Het gaat om:

  • Opvang, zolang er in combinatie met de opvang geen ondersteuningsarrangement wordt geboden. Te denken valt aan dagopvang of crisisopvang;

  • De eerste acht weken van crisisopvang voor slachtoffers huiselijk geweld. Het niet opleggen van de bijdrage over deze periode geeft voor cliënt ruimte om de financiën op orde te brengen. Na 8 weken verlaat cliënt in principe de crisisopvang. Is dat door omstandigheden niet mogelijk, dan is cliënt vanaf dat moment wel een bijdrage verschuldigd.

  • Voor voorzieningen in een algemene ruimte, zoals deurdrangers in de hal, wordt geen bijdrage gevraagd, omdat van dergelijke voorzieningen door meerdere bewoners gebruik wordt gemaakt.

  • Als ondersteuning ambtshalve wordt verstrekt of in de vorm van spoedondersteuning, is een bijdrage niet opportuun. Er is òf geen sprake van een bijdrage òf door de spoedeisendheid is geen regulier onderzoek verricht.

  • Voor een financiële maatwerkvoorziening is geen bijdrage verschuldigd, omdat dit niet past bij het karakter van een financiële maatwerkvoorziening, die niet persé kostendekkend hoeft te zijn.

Cliënt is de bijdrage verschuldigd zolang de cliënt gebruik (kan) ma(a)k(t)en) van de voorziening en de kostprijs van de voorziening niet wordt overschreden. Deze kostprijs speelt geen rol bij maatwerkondersteuning in de vorm van dienstverlening, maar alleen bij bepaalde overige voorzieningen, zoals woonvoorzieningen en hulpmiddelen.

Onder gebruikmaken wordt verstaan dat het besluit tot verlening van de maatwerkvoorziening of het pgb niet is ingetrokken. Zolang de indicatie loopt, wordt de voorziening dus geacht te worden gebruikt. Dat betekent dat als er een scootmobiel of een traplift is verstrekt, maar cliënt gebruikt deze niet, hij toch de bijdrage is verschuldigd. Als cliënt wil voorkomen dat hij betaalt voor iets dat hij niet gebruikt, zal hij het college moeten verzoeken het besluit in te trekken en de maatwerkvoorziening terug te halen.

 

De hoogte van de bijdrage voor een maatwerkvoorziening is wettelijk vastgelegd en bedraagt het zogenaamde abonnementstarief.

Voor beschermd wonen is in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 een inkomensafhankelijke systematiek opgenomen. Voor toepassing hiervan wordt de maatwerkvoorziening waar huisvesting onderdeel van uitmaakt, gelijkgesteld met beschermd wonen.

 

Voor opvang kan het college op grond van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 zelf de hoogte van de bijdrage vaststellen.

Dit is alleen van toepassing op de bijdrage voor opvang van slachtoffers huiselijk geweld. De hoogte van de bijdrage is vanaf de negende week van verblijf gelijk aan de lage bijdrage die geldt voor beschermd wonen op grond van artikel 3.12, derde lid, van dit uitvoeringsbesluit.

 

Het CAK is aangewezen door de wetgever om de bijdrage vast te stellen en te innen. Een gemeente kan voor de vaststelling en inning van de bijdrage voor opvang ervoor kiezen dat dit gebeurt door bijvoorbeeld de aanbieder van de opvang. Dat geldt in Rotterdam voor de opvang.

 

Het abonnementstarief is niet van toepassing op de bijdrage voor het CAV. Ook int het CAK de bijdrage niet in dat geval. De bijdrage voor het CAV is gelijk aan de kosten van het toepasselijke tarief met het openbaar vervoer en wordt vastgesteld en geïnd door de vervoerder. Toepasselijk wil zeggen het volle of gereduceerde tarief openbaar vervoer.

 

Paragraaf 4.2 Vaststelling kostprijs maatwerkvoorzieningen en pgb Wmo 2015

 

Artikel 4.2.1 Vaststelling kostprijs pgb

De kostprijs van een voorziening waarvoor een pgb wordt verstrekt is gelijk aan de hoogte van het pgb. Bij woonvoorzieningen en hulpmiddelen is alleen sprake van een eenmalig pgb. De bijdrage die op grond van de vorige paragraaf wordt gevraagd zal in relatie tot het pgb nooit hoger kunnen zijn dan de hoogte van het pgb dat is verstrekt.

 

Artikel 4.2.2 Vaststelling kostprijs maatwerkvoorziening en algemene voorziening

Voor hulpmiddelen, woningaanpassingen en het sociaal vervoerssysteem CAV is het van belang dat de bijdrage de kostprijs van de voorziening niet overschrijdt. Om die reden is het wettelijk noodzakelijk de kostprijs van deze voorzieningen bij verordening te regelen.

Bij een maatwerkvoorziening zijn diverse situaties mogelijk. Er kan sprake zijn van een eenmalig verstrekte maatwerkvoorziening. Bijvoorbeeld voor een woonvoorziening. Als de gemeente de maatwerkvoorziening inkoopt, dan is de kostprijs gelijk aan de laagste inkoopprijs die de gemeente verschuldigd is voor de maatwerkvoorziening. Hier kunnen ook de onderhoudskosten bij inbegrepen zijn. In dat geval wordt de kostprijs derhalve afgeleid van de contracten die de gemeente heeft met leveranciers. Als de gemeente de maatwerkvoorziening huurt, zoals bij hulpmiddelen, dan wordt de kostprijs per periode vastgesteld en is deze gelijk aan de huurprijs die de gemeente per periode betaalt.

 

Onderhoudskosten die beschikbaar gesteld worden in de vorm van een pgb worden niet doorgegeven aan het CAK. Echter, dit geldt niet voor hulpmiddelen die door de gemeente worden gehuurd. Om deze rechtsongelijkheid op te lossen wordt bij hulpmiddelen die door de gemeente worden gehuurd 65% van de huurkosten (aanschafkosten) doorgegeven aan het CAK voor de berekening van de eigen bijdrage en 35% (onderhoudskosten) buiten beschouwing gelaten.

Wanneer er sprake is van een voorziening voor dienstverlening, opvang of huisvesting, wordt deze over meerdere perioden verstrekt, waardoor er geen eenmalig bedrag aan is op te hangen.

 

De kostprijs van een rit met het CAV wordt vastgesteld op de gemiddelde vergoeding die de gemeente per rit verschuldigd is aan de aanbieder van het CAV voor een rit. Deze kostprjjs is voor het CAK niet relevant, omdat de bijdrage voor het gebruik van het CAV niet door het CAK wordt vastgesteld en geïnd.

 

S

In de toelichting op artikel 5.5.3 wordt ‘In artikel 4 van de Verordening klachtbehandeling Rotterdam 2013’ vervangen door ‘In het Concernkader Klachtbehandeling uit 2021’.

 

T

Aan de toelichting op artikel 5.5.7 wordt een nieuwe alinea toegevoegd, luidende:

 

Onderdeel d is bedoeld om duidelijk te maken dat er nader onderzoek kan worden gedaan als er een gegrond vermoeden is dat er sprake is van een vermoeden dat sprake is van onjuiste of onvolledige verstrekking van gegevens, het niet voldoen aan verplichtingen die verbonden zijn aan de maatwerkvoorziening of het pgb of het pgb of de maatwerkvoorziening voor een ander doel zijn gebruikt.

 

U

De toelichting op artikel 6.3 komt te luiden:

Artikel 6.3 Overgangsbepalingen

Het is noodzakelijk om duidelijke overgangsbepalingen te stellen voor met name de situatie dat er sprake is van:

  • Een verstrekte voorziening op grond van een bepaling die niet meer geldend is;

  • Een bezwaarschrift over een besluit dat betrekking heeft op een periode waar afwijkende regelgeving gold dan op het moment van indiening van het bezwaarschrift;

  • Terugvordering.

Dat is met deze bepaling geregeld, in aanvulling op het overgangsrecht dat ook in de Wmo 2015 en Jeugdwet is opgenomen.

 

Een besluit voor een verstrekte maatwerkvoorziening of individuele voorziening blijft gehandhaafd totdat het besluit wordt ingetrokken of de looptijd van het besluit is verstreken.

Bij de behandeling van een bezwaarschrift of terugvordering wordt de regelgeving toegepast die gold op het moment waarop het besluit is genomen cq de periode waarop de terugvordering betrekking heeft.

Artikel III  

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 15 december 2022.

De griffier,

I.C.M. Broeders

De voorzitter,

A. Aboutaleb

Toelichting

Algemeen

Deze vierde wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018 (hierna: Verordening) ziet op diverse onderdelen:

 

  • Inkoop Jeugdhulp

Op 1 januari 2023 treden nieuwe contracten in werking voor de verlening van jeugdhulp. Hierin staan diverse nieuwe bepalingen waarvoor in de Verordening de grondslag moet worden gecreëerd of worden gewijzigd. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanduiding van de resultaatgebieden en de ondersteuningselementen die de aanbieders moeten leveren.

 

  • Aanvraagprocedure jeugdhulp

Door een uitspraak van de rechtbank Rotterdam moet de meldingsprocedure, die ook voor de jeugdhulp in de Verordening was opgenomen, worden aangemerkt als de start van de aanvraagprocedure.

 

  • Wijziging van het woonplaatsbeginsel voor jeugdhulp

Per 1 januari 2022 is het nieuwe woonplaatsbeginsel opgenomen in de Jeugdwet. Dit leidt tot een wijziging in de verordening. Zie verder ook de toelichting bij artikel 1.2.

 

  • Invoering van het abonnementstarief

De invoering van het abonnementstarief voor de Wmo 2015 en daarmee ook de gewijzigde eisen over het opnemen van de kostprijs van voorzieningen in de verordening, heeft ertoe geleid dat het volledige hoofdstuk 4 is herschreven.

 

  • Gewijzigd beleid sporthulpmiddelen

Het college wenst meer burgers met een beperking te laten sporten. Daarom wordt de mogelijkheid om een sporthulpmiddel aan te schaffen verruimd en wordt de cliënt ook in staat gesteld om eerst een sport uit te proberen. Het hele artikel over sporthulpmiddelen is daarom gewijzigd.

 

Daarnaast worden met deze wijziging diverse kleinere wijzigingen aangebracht, zoals bijvoorbeeld:

  • Het aanscherpen en aanvullen van definities en laten vervallen van definities die al wettelijk zijn geregeld.

  • Het net als bij de jeugdhulp opsommen van de algemene voorzieningen die het college in ieder geval ter beschikking stelt;

  • Aanscherping van de kwaliteitseisen voor aanbieders;

  • Het formaliseren in de verordening van het dispuut als mogelijkheid van geschillenbeslechting als cliënt en aanbieder er in een klachtenprocedure niet uitkomen.

  • Het schrappen van de mogelijkheid om tarieven te korten in verband met overschrijding van de normen uit de Wet normering topinkomens;

  • Actualisering van de overgangsbepalingen.

Artikelsgewijs

 

A

In artikel 1.1 zijn diverse definities en begrippen aangevuld of gewijzigd.

  • bijdrage

    Het begrip ‘bijdrage’ vervangt het begrip ‘eigen bijdrage’, omdat deze term beter aansluit bij de tekst van de Wmo 2015. Het begrip ziet op bijdragen voor zowel de algemene als de maatwerkvoorzieningen.

  • CAV

    Met de wijziging van de definitie van CAV wordt duidelijk gemaakt dat het CAV zowel collectief georganiseerd als individueel vervoer kan omvatten. Welk soort vervoer cliënt geïndiceerd krijgt is afhankelijke van de situatie van de cliënt.

  • centrumgemeente

    Rotterdam is centrumgemeente voor zowel de inkoop/subsidiëring van intramurale ondersteuning als de uitvoering daarvan voor een aantal gemeenten in de regio (de centrumgemeenteregio). De betreffende gemeenten staan in deze definitie benoemd.

  • dagbesteding

    De definitie van dagbesteding is opgenomen om duidelijk te maken waar dit om gaat. Hierin zijn een aantal elementen cruciaal:

    • -

      op locatie, dus niet bij cliënt thuis;

    • -

      in een groep: de ondersteuning wordt groepsgewijs aangeboden;

    • -

      de dagbesteding vindt plaats onder leiding van de hulpverlener/aanbieder

  • onderwijszorgarrangementen:

    Het college biedt op speciaal geselecteerde scholen een pakket aan jeugdhulp aan, dat bestaat bestaande uit een collectief ondersteunings - aanbod op scholen en een individueel ondersteuningsaanbod aan afzonderlijke jeugdigen. Hiermee wil het college het onderwijs- en zorgaanbod nauwer op elkaar laten aansluiten.

  • sociaal/recreatief vervoer:

    De definitie van sociaal/recreatief vervoer is aangescherpt, om duidelijk het onderscheid te kunnen maken met sporten. Bij sociaal/recreatief vervoer gaat het primair om het bereiken van een bestemming òf om recreëren. Bij sporten gaat het om het leveren van een prestatie.

  • sporten:

    Zoals hierboven aangegeven gaat het bij sporten om het leveren van een prestatie: snelheid, kracht, behendigheid. Daarmee is sporten wezenlijk anders dan recreëren.

  • sporthulpmiddel:

    Een sporthulpmiddel is volgens de definitie specifiek gemaakt en bedoeld om te sporten voor mensen met een beperking.

B

De wijziging van artikel 1.2 heeft allereerst betrekking op de wijziging van de wijziging van het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet.

Hierbij wordt voor de bepaling welke gemeente verantwoordelijk is voor de jeugdhulp, de woonplaats waar een jeugdige stond ingeschreven direct voorafgaand aan de zorg met verblijf, centraal gesteld. Dit moet leiden tot meer duidelijkheid en lagere uitvoeringslasten. Daarnaast sluit het nieuwe woonplaatsbeginsel beter aan bij de uitgangspunten van de Jeugdwet. De oorspronkelijke gemeente blijft verantwoordelijk voor een jeugdige waardoor die gemeente gestimuleerd wordt om te investeren in preventie.

Het tweede lid wordt in verband hiermee aangepast

 

Daarnaast is het derde lid geschrapt. Het is overbodig om de regionale taak in de verordening te regelen.

 

C

Het betreft hier een technische wijziging van artikel 1.3, onder b, omdat niet bij iedere financiële maatwerkvoorziening een trede-indeling wordt toegepast.

 

D

Inherent aan algemene voorzieningen (Wmo 2015) en overige voorzieningen (Jeugdwet) is, dat deze zonder of met slechts een geringe toetsing zoals bijvoorbeeld een leeftijdsgrens, vrij toegankelijk zijn. Daarom kan de cliënt zich rechtstreeks tot deze voorzieningen wenden.

Voor de kortdurende ondersteuning door het wijkteam kan de cliënt zich niet direct tot het wijkteam wenden. Tijdens het onderzoek wordt globaal getoetst of cliënt (eerst) voor deze algemene voorziening in aanmerking kan komen. Dit is toegevoegd in artikel 2.1, eerste lid.

 

In artikel 2.1, derde lid is, analoog aan de opsomming in het tweede lid voor jeugdhulp, een opsomming gegeven van de algemene voorzieningen die in het kader van de Wmo 2015 worden geboden. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om kortdurende ondersteuning via het wijkteam, onafhankelijke cliëntondersteuning en (niet individueel) vervoer via het CAV in de avonduren voor personen van 75 jaar en ouder. Als deze personen door een beperking geen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer, kunnen zij een maatwerkvoorziening voor vervoer aanvragen. Deze algemene voorziening is bedoeld voor ouderen die in principe wel met het openbaar vervoer kunnen reizen, maar die dat niet durven in de avonduren.

 

Daarnaast zijn in het tweede lid de onderwijszorgarrangementen toegevoegd aan de opsomming van overige voorzieningen voor de Jeugdwet. Zie ook de toelichting bij artikel 1.1.

 

E

De wijziging van artikel 2.2, eerste lid, onder c, betreft een technische wijziging in verband de nieuwe naam van het stedelijk loket.

 

F

Behalve de titel van artikel 2.3 (technische wijziging) is ook het tweede lid onder a, sub 7o gewijzigd om duidelijk te maken dat een bijdrage niet altijd aan de orde hoeft te zijn.

 

G

De wijziging van artikel 2.4, tweede lid, is technisch van aard.

 

H

Artikel 2.5 is gewijzigd, zodat deze voor jeugdhulp voldoet aan recente jurisprudentie en wettelijke eisen. Het gaat dan met name om de wijziging van het tweede lid, waarin de mogelijkheid van het indienen van een aanvraag via het ondersteuningsverslag is geschrapt. Immers, er is nog geen sprake van een ondersteuningsverslag omdat de melding wordt aangemerkt als aanvraag en daarna pas het onderzoek plaatsvindt.

 

In het vijfde lid is geregeld dat een cliënt ook als hij alleen in aanmerking komt voor een overige voorziening een beschikking kan ontvangen als hij dat aangeeft.

 

I

Artikel 3.1.1 is gewijzigd in verband met de nieuwe contracten voor lokale jeugdhulp per 1 januari 2023. De namen van de specialistische jeugdhulp die kan worden geboden zijn hierop aangepast.

 

J

Ook artikel 3.1.2 is gewijzigd in verband met de nieuwe contracten voor lokale jeugdhulp per 1 januari 2023. Dit heeft geleid tot nieuwe resultaatgebieden en ondersteuningselementen (eerste en tweede lid) en daarnaast is de indicatie in treden vervallen.

 

K

De wijzigingen met betrekking tot de artikelen 3.1.4 t/m 3.1.9 zijn technisch van aard. Er wordt aangesloten bij de nieuwe terminologie van de nieuwe contracten jeugdhulp per 1 januari 2023 en tegelijk is een aantal onvolkomenheden geschrapt.

 

L

De toevoeging van ‘professioneel’ in het eerste lid van artikel 3.2.10 is opgenomen om te verduidelijken dat toezicht een veel zwaardere vorm is dan het op elkaar letten, zoals men pleegt te doen binnen een huishouden. Er moet echt een noodzaak zijn om preventief of corrigerend op te kunnen treden bij ernstige problematiek

 

M

In artikel 3.2.13 over sociaal/recreatief vervoer is de algemene voorziening voor vervoer in de avonduren voor personen van 75 jaar en ouderen geschrapt, omdat deze nu is opgenomen in de opsomming van algemene voorzieningen in artikel 2.1.

 

N

Artikel 3.2.16 over sporthulpmiddelen is volledig herschreven. Dit heeft meerdere doelen:

  • -

    verduidelijking en verwijderen van tegenstrijdigheden;

  • -

    het persoonsgebonden budget is gewijzigd in een financiële maatwerkvoorziening, omdat dit meer passend is in deze situatie, onder andere omdat een sporthulpmiddel geen maatwerkvoorziening in natura kent én de vergoeding uitgaat van de meerkosten van de voorziening ten opzichte van een persoon zonder beperkingen. Immers, iemand met een beperking hoeft niet in een financieel gunstiger positie te worden gebracht dan iemand zonder beperking;

  • -

    er wordt duidelijk gemaakt waaraan de financiële maatwerkvoorziening allemaal kan worden besteed;

  • -

    er wordt een verplichting opgenomen om, als dit naar het oordeel van het college wenselijk is, de cliënt eerst een sporthulpmiddel te laten uitproberen. Dit kan bij Uniek Sporten.

O

Artikel 3.5.3 is sterk vereenvoudigd door onderdelen die wettelijk al zijn bepaald te schrappen. Hiermee wordt voorkomen dat de verordening niet aansluit bij wettelijke bepalingen als deze bijvoorbeeld gewijzigd wordt. Maar ook wordt voorkomen dat het college zich hierdoor onnodig beperkt in de mogelijkheden tot bijvoorbeeld terugvordering.

 

P

Hoofdstuk 4 is nagenoeg volledig herschreven in verband met invoering van het abonnementstarief in de Wmo 2015. Hierdoor kunnen de bepalingen in dit hoofdstuk vereenvoudigd worden, omdat een aantal onderdelen, zoals de hoogte van de bijdrage voor de maatwerkvoorzieningen reeds wettelijk geregeld zijn.

Wat overblijft zijn bepalingen over:

  • -

    vergoeding voor algemeen gebruikelijke kosten. Dit was ook reeds in de oude tekst opgenomen. Het gaat om kosten die iedereen moet maken, ook als iemand geen beperking heeft. Voorwaarde is wel, dat deze kosten niet vanuit de gemeente worden gefinancierd en de kosten duidelijk kenbaar zijn voor de gebruiker van de voorziening;

  • -

    de bijdrage voor algemene voorzieningen. Hiervan is alleen sprake bij de algemene voorzieningen voor vervoer (wijkbus en vervoer met het CAV voor personen van 75 jaar of ouder in de avonduren);

  • -

    de bijdrage voor maatwerkvoorzieningen. Met name om te bepalen:

  • -

    voor welke maatwerkvoorzieningen geen bijdrage wordt gevraagd. Bijvoorbeeld spoedvoorzieningen;

  • -

    dat ondersteuning inclusief het resultaatgebied huisvesting gelijkgesteld wordt met beschermd wonen. Hiervoor geldt immers een afwijkende bijdragesystematiek;

  • -

    hoe de bijdrage voor vervoer en opvang wordt bepaald. Hiervoor geldt namelijk geen abonnementstarief.

Met de wetswijziging voor het abonnementstarief is het ook niet langer nodig om voor alle voorzieningen aan te geven wat de kostprijs is. Immers, de bijdrage zal bijvoorbeeld voor ondersteuning voor diensten nooit hoger uitkomen dan de wettelijke bijdrage van € 19,- per maand (tarief per 1 juli 2023). Daarom is alleen voor vervoer, woonvoorzieningen en hulpmiddelen opgenomen hoe de kostprijs van de voorziening wordt vastgesteld.

 

Q

Artikel 5.5.1 wordt op twee punten gewijzigd:

  • -

    In het eerste lid stond het voldoen aan kwaliteitseisen geformuleerd als een opdracht aan het college. Dit is gewijzigd, zodat is bepaald dat aanbieders hieraan moeten voldoen.

  • -

    In het nieuwe zesde lid is bepaald dat ook pgb-hulpverleners aan kwaliteitseisen moeten voldoen. Het college bepaalt welke eisen dat zijn en sluit hierbij zoveel mogelijk aan bij de eisen die aan aanbieders worden gesteld.

R

Het zesde lid in artikel 5.5.2 bevatte de zogenaamde WNT-bepaling: als aanbieders qua bezoldiging of ontslagvergoeding niet voldoet aan de eisen die daarvoor worden gesteld in de Wet normering topinkomens, kon het college de vergoedingen voor geleverde ondersteuning korten. In het kader van de Aanbestedingswet 2012 is dit niet correct. Door het vervallen van het overgangsrecht is deze bepaling bovendien overbodig geworden. Het schrappen van het zesde lid sluit ook aan bij de afdoening van een eerder ingediende motie over dit onderwerp (Motie 9bb22306 Geen gegraai in de zorg).

 

S

De wijziging van het eerste lid van artikel 5.5.3 is noodzakelijk doordat de Verordening klachtbehandeling Rotterdam 2013 inmiddels is ingetrokken. Daarom wordt nu verwezen naar het Concernkader Klachtbehandeling.

Daarnaast wordt een nieuw lid toegevoegd waarin de dispuutprocedure is opgenomen, die kan worden aangevraagd als een aanbieder van maatwerkondersteuning voor diensten of de cliënt niet tevreden zijn over de afhandeling van de klacht of er gezamenlijk niet uitkomen.

 

T

De wijziging van artikel 5.5.7 is grotendeels technisch van aard.

Onderdeel j formaliseert de bevoegdheid van het college om de Sociale verzekeringsbank te verzoeken een betaling uit het pgb tijdelijk op te schorten. Dit kan als er sprake is van een gegrond vermoeden dat één van de volgende situaties van toepassing is:

  • -

    Verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens en de verstrekking van juiste of volledige gegevens zou tot een andere beslissing hebben geleid;

  • -

    Er wordt niet voldaan aan de aan de maatwerkvoorziening, individuele voorziening of het persoonsgebonden budget verbonden voorwaarden;

  • -

    De cliënt heeft de maatwerkvoorziening of het pgb gebruikt voor een ander doel.

De opschorting kan plaatsvinden voor maximaal 13 weken. In deze periode wordt onderzocht of de maatwerkvoorziening of pgb weer (al dan niet) kan worden hervat of definitief moet worden beëindigd.

 

U

Het is noodzakelijk om duidelijke overgangsbepalingen te stellen voor met name de situatie dat er sprake is van:

  • Een verstrekte voorziening op grond van een bepaling die niet meer geldend is;

  • Een bezwaarschrift over een besluit dat betrekking heeft op een periode waar afwijkende regelgeving gold dan op het moment van indiening van het bezwaarschrift;

  • Terugvordering.

De bestaande overgangsbepalingen in artikel 6.3 waren deels nog gebaseerd op de inwerkingtreding van deze verordening en zelfs de verordeningen daarvoor.

Met deze bepaling zijn de bepalingen geactualiseerd, in aanvulling op het overgangsrecht dat ook in de Wmo 2015 en Jeugdwet is opgenomen.

 

Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl

Naar boven