Nadere regels standplaatsen Súdwest-Fryslân 2022

Het college van burgemeester en wethouders van Súdwest-Fryslân;

 

Gelet op artikel 5:18, lid 2, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2021 gemeente Súdwest-Fryslân:

 

besluit vast te stellen

 

de Nadere regels standplaatsen Súdwest-Fryslân 2022

 

Inleiding

 

Deze regeling is bedoeld om duidelijkheid te geven over standplaatsen binnen de gemeente Súdwest-Fryslân. Door het vastleggen van heldere regels is getracht duidelijkheid en zekerheid te bieden aan ondernemers, vergunningverleners en andere belanghebbenden tijdens het besluitvormingsproces. In deze regeling staat beschreven welke locaties zijn aangewezen voor standplaatsen en is de procedure voor het aanvragen van een standplaatsvergunning vastgelegd.

Deze regels gelden voor jaarrond standplaatsen en seizoenstandplaatsen. Omdat standplaatsvergunningen schaarse vergunningen zijn, zijn er regels opgesteld over de verdeling en geldigheidsduur van de vergunningen. Uitleg over de toepassing van deze nadere regels zijn te vinden in de toelichting.

 

  • 1.

    Inhoudsopgave

  • 2.

    Nadere regels

    • Hoofdstuk 1 Definities

    • Hoofdstuk 2 Stanplaatsen

    • Hoofdstuk 3 Vergunningverlening

    • Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

  • 3.

    Toelichting (als bijlage opgenomen)

  •  

  • Bijlage

  • 1.

    Lijst standplaatsen

 

Hoofdstuk 1. Definities

 

 

Artikel 1 Definities

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvrager: degene die een vergunning aanvraagt.

  • b.

    APV: de geldende Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Súdwest-Fryslân.

  • c.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân.

  • d.

    Dag(en): de dag(en) waarop de standplaats wordt ingenomen.

  • e.

    Standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel, zoals bedoeld in artikel 5:17 van de APV.

  • f.

    Jaarrond standplaats: een vaste standplaats op een vaste locatie die door verschillende vergunninghouders gedurende één of meerdere dagen per week worden ingenomen.

  • g.

    Seizoenstandplaats: een vaste standplaats op een vaste locatie voor het aanbieden van goederen en diensten die gebonden zijn aan een bepaalde periode/seizoen met een vergunning voor een bepaalde periode (enkele weken of maanden per jaar).

  • h.

    Seizoenstandplaats voor een oliebollenkraam: jaarlijks terugkerende seizoenstandplaats voor de verkoop van oliebollen voor maximaal 14 weken vanaf 1 oktober.

  • i.

    Incidentele standplaats: standplaatsen waarvoor de vergunning per aanvraag wordt verleend en die worden ingenomen op maximaal twee aaneengesloten vastgestelde dagen, zonder een regelmaat.

  • j.

    Ideële of maatschappelijke standplaats: standplaats voor het promoten van een goed doel of ten behoeve van een algemeen maatschappelijk doel zonder commercieel oogpunt.

  • k.

    Vergunning: de vergunning tot het innemen van een standplaats als bedoeld in artikel 5:18, eerste lid van de APV.

  • l.

    Vergunninghouder: degene die in het bezit is van een standplaatsvergunning.

  • m.

    Markt: markt zoals aangewezen in de geldende Marktverordening.

  • n.

    Vrije standplaats: standplaats waarvoor geen standplaatsvergunning is verleend.

  • o.

    Venten: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis, zoals bedoeld in artikel 5:14 van de APV.

 

Hoofdstuk 2. Standplaatsen

 

 

Artikel 2 Jaarrond standplaatsen

  • a.

    Het college kan een vergunning zoals bedoeld in artikel 5:18, eerste lid van de APV verlenen voor het innemen van een standplaats gedurende een of meer dagen/dagdelen voor een jaarrond standplaats.

  • b.

    Ter bescherming van de openbare orde en openbare veiligheid en ter voorkoming van overlast is het aantal jaarrond standplaatsen gelimiteerd. Een vergunning voor een jaarrond standplaats kan alleen worden verleend voor de locaties zoals aangegeven in bijlage 1 van deze nadere regels.

  • c.

    In afwijking van het gestelde in artikel 2, lid b van deze nadere regels is één nieuwe standplaats toegestaan per kern die niet is aangegeven in bijlage 1, mits wordt voldaan aan de specifieke plaatsingsvoorwaarden (artikel 6) en er zich geen weigeringsgronden voordoen (artikel 1:8 APV).

  • d.

    Het college kan voor een jaarrond standplaats een bepaalde branche(s) toekennen of uitsluiten om daarmee het voorzieningenniveau in een kern in stand te laten.

  • e.

    Een jaarrond standplaats dient, naast de regels uit de APV, te voldoen aan de in artikel 6 opgenomen specifieke plaatsingsvoorwaarden.

  • f.

    Een jaarrond standplaats wordt aan het einde van de dag ontruimd.

  • g.

    Een vergunning voor een jaarrond standplaats kan worden verleend voor een periode van maximaal 15 jaar.

  • h.

    De standplaatsvergunning is persoonsgebonden. De vergunning is niet overdraagbaar. Er kan één andere leidinggevende worden bijgeschreven op de vergunning. De vergunninghouder of leidinggevende is verplicht om persoonlijk aanwezig te zijn op de tijdstippen dat de standplaats wordt ingenomen.

  • i.

    Jaarrond standplaatsen kunnen niet worden ingenomen wanneer op de betreffende locatie werkzaamheden plaatsvinden en/of in de periode wanneer deze gereserveerd is voor een seizoenstandplaats voor een oliebollenkraam, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze nadere regels.

  • j.

    Jaarrond standplaatsen kunnen niet worden ingenomen indien er een evenement wordt georganiseerd op de betreffende locatie. Er kan samen met de gemeente gezocht naar een alternatief. Is dat er niet, dan kan geen standplaats worden ingenomen.

  • k.

    Op een aanvraag om een vergunning voor een jaarrondstandplaats is hoofdstuk 3 van deze nadere regels van toepassing.

 

Artikel 3 Seizoenstandplaats

  • a.

    Een vergunning voor een seizoenstandplaats kan worden verleend voor een periode van maximaal enkele weken of maanden per jaar en is seizoensgebonden.

  • b.

    Een vergunning voor een seizoenstandplaats wordt verleend voor de aangevraagde periode, met een maximumperiode van 15 jaar.

  • c.

    Ter bescherming van de openbare orde en openbare veiligheid en ter voorkoming van overlast is het aantal seizoenstandplaatsen gelimiteerd. Een vergunning voor een seizoenstandplaats kan alleen worden verleend voor de locaties zoals aangegeven in bijlage 1 van deze nadere regels.

  • d.

    In afwijking van het gestelde in artikel 2, lid b van deze nadere regels is één nieuwe standplaats toegestaan per kern die niet is aangegeven in bijlage 1, mits wordt voldaan aan de specifieke plaatsingsvoorwaarden (artikel 6) en er zich geen weigeringsgronden voordoen (artikel 1:8 APV).

  • e.

    Het college kan voor een seizoenstandplaats een bepaalde branche(s) toekennen of uitsluiten om daarmee het voorzieningenniveau in een kern in stand te laten.

  • f.

    De standplaatsvergunning is persoonsgebonden. De vergunning is niet overdraagbaar. Er kan één andere leidinggevende worden bijgeschreven op de vergunning. De vergunninghouder of leidinggevende is verplicht om persoonlijk aanwezig te zijn op de tijdstippen dat de standplaats wordt ingenomen.

  • g.

    Seizoenstandplaatsen kunnen niet worden ingenomen wanneer op de betreffende locatie werkzaamheden plaatsvinden en/of deze gereserveerd is door een jaarrond standplaats zoals opgenomen in bijlage 1 van deze nadere regels.

  • h.

    Seizoenstandplaatsen kunnen niet worden ingenomen indien er een evenement wordt georganiseerd op de betreffende locatie. Er kan samen met de gemeente gezocht naar een alternatief. Is dat er niet, dan kan geen standplaatsvergunning worden ingenomen.

  • i.

    Op een aanvraag om een vergunning voor een seizoenstandplaats is hoofdstuk 3 van deze nadere regels van toepassing.

 

Artikel 4 Seizoenstandplaats voor een oliebollenkraam

  • a.

    Een vergunning voor een seizoenstandplaats voor een oliebollenkraam kan worden verleend voor een periode van maximaal 14 aaneengesloten weken, vanaf 1 oktober.

  • b.

    Een vergunning voor een seizoenstandplaats voor een oliebollenkraam wordt verleend voor de aangevraagde periode, met een maximumperiode van 15 jaar.

  • c.

    Ter bescherming van de openbare orde en openbare veiligheid en ter voorkoming van overlast is het aantal seizoenstandplaatsen voor oliebollenkramen gelimiteerd. Een vergunning voor een seizoenstandplaats voor een oliebollenkraam kan alleen worden verleend voor de locaties zoals aangegeven in bijlage 1 van deze nadere regels.

  • d.

    De standplaatsvergunning is persoonsgebonden. De vergunning is niet overdraagbaar. Er kan één andere leidinggevende worden bijgeschreven op de vergunning. De vergunninghouder of leidinggevende is verplicht om persoonlijk aanwezig te zijn op de tijdstippen dat de standplaats wordt ingenomen.

  • e.

    Seizoenstandplaatsen voor een oliebollenkraam kunnen niet worden ingenomen wanneer op de betreffende locatie werkzaamheden plaatsvinden.

  • f.

    Seizoenstandplaatsen voor een oliebollenkraam kunnen niet worden ingenomen indien er een evenement wordt georganiseerd op de betreffende locatie. Er kan samen met de gemeente gezocht naar een alternatief. Is dat er niet, dan kan geen standplaatsvergunning worden ingenomen.

  • g.

    Op een aanvraag om een vergunning voor een seizoenstandplaats voor een oliebollenkraam is hoofdstuk 3 van deze nadere regels van toepassing.

 

Artikel 5 Incidentele standplaats

  • a.

    Het college kan een vergunning zoals bedoeld in artikel 5:18, eerste lid, van de APV verlenen voor het innemen van incidentele of tijdelijke commerciële standplaats voor maximaal 2 aaneengesloten dagen.

  • b.

    Het is niet toegestaan dat op een locatie gelijktijdig meerdere standplaatsen worden ingenomen.

 

Artikel 6 Specifieke plaatsingsvoorwaarden

De standplaats dient te voldoen aan de volgende plaatsingsvoorwaarden:

  • a.

    er zijn maximaal twee statafels toegestaan en deze dienen binnen twee meter van de wagen te worden geplaatst.

  • b.

    luifels, sandwichborden, vuilnisbakken, vlaggen en andere objecten ten behoeve van de verkoop worden binnen twee meter van de wagen gesitueerd.

  • c.

    vrije doorgang van het publiek en het verkeer mag niet worden gehinderd.

  • d.

    een standplaats wordt niet op een parkeerterrein of parkeerplaats gesitueerd, tenzij vaststaat dat er voldoende overschot aan parkeerruimte is.

  • e.

    er mag geen gebruik worden gemaakt van luidsprekers, versterkers of andere middelen ter versterking van het geluid. Het aanwezig hebben van radiotoestellen en dergelijke objecten andere dan voor verkoop is niet toegestaan.

  • f.

    het veroorzaken van schade, hinder of overlast is niet toegestaan.

  • g.

    de minimale afstand tussen een standplaats en overige bebouwing bedraagt in ieder geval 5 meter en wordt zo gesitueerd dat woningen, winkels en overige gebouwen toegankelijk en bereikbaar zijn.

  • h.

    het verkoopmiddel waarmee standplaats wordt ingenomen moet in een goede staat van onderhoud verkeren en steeds over een zodanig uiterlijk beschikken, dat het uiterlijk aanzien van de omgeving niet verstoort.

  •  

Hoofdstuk 3. Vergunningverlening

 

 

Artikel 7 Vergunningaanvraag

  • a.

    Een aanvraag voor een standplaats zoals bedoeld in de artikelen 2, 3, 4 moet schriftelijk worden ingediend. Daarvoor is een aanvraagformulier beschikbaar. De aanvrager dient in ieder geval de gegevens te verstrekken die op dit aanvraagformulier worden gevraagd. Bij de aanvraag dienen tevens te worden verstrekt:

    • 1.

      een geldig legitimatiebewijs van de aanvrager(s);

    • 2.

      één of meer foto’s van de standplaatskar met opgave van lengte, breedte en hoogte;

    • 3.

      een gedetailleerde situatieschets/tekening (op schaal) van de standplaatslocatie, inclusief objecten zoals bedoeld in artikel 5;

    • 4.

      een bewijs van inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, niet ouder dan 6 maanden;

    • 5.

      bij gebruik van particuliere grond: een schriftelijke toestemming van de eigenaar voor het gebruik van de grond.

 

Artikel 8 Procedure

  • a.

    De bekendmaking van een vrijgekomen standplaats zoals bedoeld in artikel 2, 3 en 4 geschiedt door openbare kennisgeving in het digitale gemeenteblad van de gemeente Súdwest-Fryslân. Hierin wordt in ieder geval aangegeven:

    • 1.

      binnen welk tijdvak geïnteresseerden een aanvraag kunnen indienen;

    • 2.

      op welke wijze, met gebruikmaking van een digitaal aanvraagformulier, een aanvraag kan worden ingediend;

    • 3.

      welke gegevens bij de aanvraag moeten worden gevoegd om als volledig te worden aangemerkt;

    • 4.

      op welke wijze de selectie plaats zal vinden;

    • 5.

      een omschrijving van de vrijgekomen standplaats naar locatie, dag/dagdelen, tijdstippen en branche. Hierbij wordt een kaartje van de locatie bijgevoegd met daarop aangegeven de maximale afmeting van de vrijgekomen standplaats;

    • 6.

      plaats en tijdstip van de loting.

  • b.

    Alleen binnen het tijdvak kan een volledige aanvraag worden ingediend of kan een onvolledige aanvraag worden aangevuld tot een volledige aanvraag. Na sluiting van het tijdvak kan een ingediende aanvraag niet meer worden aangevuld of gewijzigd en kan ook geen nieuwe vergunningaanvraag meer worden ingediend.

  • c.

    Onvolledige aanvragen die zijn ingediend minimaal één week voor afloop van het tijdvak, worden hiervan in kennis gesteld en krijgen de gelegenheid om de aanvraag aan te vullen voor afloop van het tijdvak.

  • d.

    Een vergunning wordt aangevraagd door een natuurlijk persoon.

  • e.

    Bij meerdere aanmeldingen voor een standplaats voor dezelfde tijdstippen vindt selectie van de aanvragen plaats door middel van loting. Alleen aanvragen die volledig zijn en waar geen weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 10 aanwezig is, zullen meedoen aan de loting.

  • f.

    Voor vaste standplaatsen geldt dat aanvragen die voor dezelfde locatie zijn ingediend en elkaar in tijd overlappen, allemaal meedoen aan dezelfde loting.

  • g.

    De loting gaat als volgt:

    • 1.

      De loting wordt in het openbaar verricht. Aanvragers kunnen een waarnemer sturen om de loting bij te wonen. De uitkomst van de loting wordt schriftelijk vastgelegd.

    • 2.

      De aanvrager van wie het eerste lot wordt getrokken, komt in aanmerking voor een vergunning;

    • 3.

      Van de overige aanmeldingen wordt, indien een overloop van tijd gevraagd wordt, ook de volgorde van trekking vastgelegd.

    • 4.

      Wanneer de eerst gelote aanvrager niet tot een vergunning komt, komt alsnog de eerstvolgende van de lotingsuitslag in aanmerking voor de vergunning;

    • 5.

      Er wordt geen wachtlijst bijgehouden.

  • h.

    Indien tot vergunningverlening wordt overgegaan, worden de overige aanmeldingen afgewezen.

 

Artikel 9 Vrije standplaatsen

  • a.

    Wanneer geen aanvraag is ingediend of geen standplaatsvergunning is verleend voor een vaste standplaats dan wordt deze standplaats aangemerkt als vrije standplaats. Op de website van de gemeente Súdwest-Fryslân wordt een overzicht gepubliceerd van de vrije standplaatsen.

  • b.

    Een aanvraag voor een vrije standplaats kan op elk moment van het jaar worden ingediend. Deze aanvragen worden verleend op volgorde van binnenkomst.

 

Artikel 10 Weigeringsgronden standplaatsvergunning

Een vergunning voor een standplaats wordt in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    een weigeringsgrond zoals opgenomen in artikel 1:8 of artikel 5:18 van de APV van toepassing is;

  • b.

    niet voldaan kan worden aan de specifieke plaatsingsvoorwaarden zoals opgenomen in artikel 6 van deze nadere regels;

  • c.

    meerdere aanvragen zijn ingediend door of in relatie tot dezelfde natuurlijke persoon.

 

Artikel 11 Intrekken van een vergunning

  • a.

    Het college kan de vergunning intrekken in gevallen zoals bedoeld in artikel 1:6 en artikel 5:18, derde lid van de APV;

  • b.

    Als redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 1:6, lid d van de APV wordt voor jaarrond standplaatsen een termijn van 8 weken aangehouden.

 

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

 

 

Artikel 12 Vervanging

  • a.

    Het college kan op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder maximaal één persoon als vervanger van de aanvrager op de standplaatsvergunning vermelden. Voor vermelding als vervanger op de vergunning komen uitsluitend in aanmerking:

    • de echtgenoot of echtgenote van de aanvrager;

    • de geregistreerde partner van de aanvrager;

    • een meerderjarig kind van de aanvrager;

    • de vennoot van de aanvrager;

    • een meerderjarige medewerker van de aanvrager.

  • b.

    Bij het in het vorige lid bedoelde verzoek wordt ten aanzien van elke vervanger de volgende stukken overgelegd:

    • een door de vervanger ondertekende verklaring waarin hij of zij verklaart voor de aanvrager als vervanger werkzaam te zijn en verklaart in te stemmen met vermelding als vervanger op de standplaatsvergunning.

 

Artikel 13 Voorzieningen bij een standplaats

  • a.

    Bij een standplaatslocatie kunnen (nuts)voorzieningen worden aangebracht, waarbij alle kosten van aanleg en verwijdering van de voorzieningen voor rekening van de vergunninghouder komen.

  • b.

    Indien een nieuwe vergunninghouder niet bereid is de voorzieningen over te nemen of als er geen gegadigden voor de standplaats zijn, dient de standplaatshouder de locatie in principe geheel ontruimd en schoon op te leveren.

  • c.

    De standplaatslocatie dient in dezelfde staat te worden opgeleverd als waarin zij is uitgegeven, tenzij het college instemt de gerealiseerde voorzieningen in stand te laten.

 

Artikel 14 Afwijken nadere regels

Aanvragen voor een standplaatsvergunning zullen conform deze nadere regels worden beoordeeld, tenzij dat voor één of meerdere belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen.

 

Artikel 15 Overgangsrecht

  • a.

    Vergunningen die zijn verleend vóór inwerkingtreding van deze nadere regels, blijven gelden.

  • b.

    Vergunninghouders die ten tijde van de vaststelling van deze nadere regels over een vergunning beschikken kunnen eenmaal een verzoek tot verlenging van de vergunning indienen.

  • c.

    De vergunningen als bedoeld onder lid a kunnen worden gewijzigd door nieuwe voorschriften toe te voegen en/of de situering van de standplaats te wijzigen, voor zover dit nodig is om aan deze nadere regels te kunnen voldoen.

  • d.

    Deze nadere regels zijn van toepassing op aanvragen die na inwerkingtreding van deze regels worden ontvangen alsmede op standplaatsen die na inwerkingtreding van deze regels vrij zijn of vrij komen.

  • e.

    Aanvragen waarop nog niet is beslist of besluiten die nog niet onherroepelijk zijn, worden afgehandeld volgens het oude recht, met uitzondering van de termijn waarvoor de vergunning wordt verleend.

 

Artikel 16 Slotbepalingen

  • a.

    Deze nadere regels treden in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • b.

    Deze nadere regels worden aangehaald als Nadere regels standplaatsen Súdwest-Fryslân 2022.

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 6 december 2022,

mr. drs. J.A. de Vries, burgemeester

drs. E.K. Strijker, gemeentesecretaris

Naar boven