Raadsbesluit (de negende wijziging) van de Algemene Plaatselijke Verordening Waddinxveen 2009 (Alcoholwet en andere onderwerpen)

De raad van de gemeente Waddinxveen;

 

gelezen het voorstel van college van burgemeester en wethouders van 8 november 2022;

 

gezien het advies van de commissie van 6 december 2022;

 

 

besluit:

Artikel I  

De Algemene Plaatselijke Verordening Waddinxveen 2009 wordt als volgt gewijzigd:

 

Artikel 2:24 (begripsbepaling), eerste lid, onder d, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

  • d.

    het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

Nieuwe tekst

  • d.

    het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;

 

Artikel 2:28 (Exploitatievergunning openbare inrichting), zesde lid, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

  • 6.

    Indien voor de openbare inrichting tevens een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet is vereist, houdt de burgemeester, in afwijking van artikel 1:2, zijn beslissing aan tot dat op de aanvraag op een vergunning als bedoeld in de Drank- en Horecawet is beslist.

Nieuwe tekst

  • 6.

    Indien voor de openbare inrichting tevens een vergunning op grond van de Alcoholwet is vereist, houdt de burgemeester, in afwijking van artikel 1:2, zijn beslissing aan tot dat op de aanvraag op een vergunning als bedoeld in de Alcoholwet is beslist.

 

Artikel 2:28a en 22:28b worden toegevoegd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.28a Intrekkingsgronden

  • 1.

    Een exploitatievergunning kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:6, worden ingetrokken:

    • a.

      indien zich in of in de nabijheid van de openbare inrichting feiten hebben voorgedaan, die – naar het oordeel van de burgemeester – de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, de veiligheid, de volksgezondheid, het woon- en leefklimaat of de zedelijkheid.

    • b.

      indien voor de exploitatie van een horeca-inrichting tevens een vergunning op basis van de Alcoholwet is vereist en deze vergunning is ingetrokken.

    • c.

      een leidinggevende niet langer voldoet aan de eisen, zoals die zijn vermeld in artikel 2:28 vijfde lid

    • d.

      in een openbare inrichting de functie van leidinggevende wordt uitgeoefend door een persoon, die niet op de vergunning met betrekking tot dat bedrijf als zodanig is vermeld.

  • 2.

    Ten aanzien van openbare inrichtingen waarvan de exploitatievergunningen ingevolge het eerste lid van dit artikel wordt ingetrokken kan tevens worden bepaald dat een exploitatievergunning voor de desbetreffende locatie gedurende een bepaalde termijn van maximaal vijf jaar zal worden geweigerd.

Artikel 2.28b Vervallen vergunning

De exploitatievergunning vervalt wanneer:

  • a.

    zes maanden zijn verlopen na het onherroepelijk worden van de exploitatievergunning, zonder dat van deze vergunning gebruik is gemaakt.

  • b.

    gedurende één jaar anders dan wegens overmacht geen gebruik is gemaakt van de exploitatievergunning.

 

De titel ‘Afdeling 8a Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank en Horecawet’ wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 8a

Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank en Horecawet 

Nieuwe tekst

Afdeling 8a

Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Alcoholwet

 

Artikel 2:34a, achtste lid, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

  • 8.

    Op grond van artikel 9 van de Drank- en Horecawet inzake het vaststellen van een bestuursreglement moeten de dagen en tijdstippen waarop bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt duidelijk zichtbaar in de horecalokaliteit worden aangegeven.

Nieuwe tekst

  • 8.

    Op grond van artikel 9 van de Alcoholwet inzake het vaststellen van een bestuursreglement moeten de dagen en tijdstippen waarop bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt duidelijk zichtbaar in de horecalokaliteit worden aangegeven.

 

Artikel 2:48 (Verboden drankgebruik), derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

  • 3.

    Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:

    • a.

      een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;

    • b.

      de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet.

Nieuwe tekst

  • 3.

    Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:

    • a.

      een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet;

    • b.

      de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet.

 

Artikel 3:5 (gedragseisen exploitant en beheerder), tweede lid, onder c wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

  • c.

    binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

    • -

      bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeidvreemdelingen;

Nieuwe tekst

  • c.

    binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

    • -

      bepalingen gesteld bij of krachtens de Alcoholwet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeidvreemdelingen;

 

Artikel 4:3 (Kennisgeving incidentele festiviteiten) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

  • 1.

    Het is een inrichting toegestaan maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2:17a, 2.19, 2:19a en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 2.

    Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 3.

    Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.

  • 4.

    De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

  • 5.

    De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

  • 6.

    Het equivalente geluidsniveau gemeten over 1 minuut, LAeq, 1 min, veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan 60 dB(A), gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen.

  • 7.

    De geluidswaarde als bedoeld in het zesde lid is inclusief onversterkte muziek. Bij de beoordeling van de geluidswaarde wordt de muziektoeslag van 10 dB, vanwege muziekgeluid, en de bedrijfsduurcorrectie niet toegepast. Het niet toepassen van de muziektoeslag is in afwijking van hetgeen is aangegeven in het Activiteitenbesluit.

  • 8.

    e geluidsnorm als bedoeld in het zesde lid geldt zowel voor het bebouwde als voor het onbebouwde gedeelte van de inrichting.

  • 9.

    en 10. (vervallen)

Nieuwe tekst

  • 1.

    Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden in het bebouwde gedeelte van de inrichting, waarvan ten hoogste 6 maal inclusief de buitenruimte, waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2:17a, 2.19, 2:19a en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 2.

    Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 3.

    Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.

  • 4.

    De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

  • 5.

    De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

  • 6.

    Het equivalente geluidsniveau gemeten over 1 minuut, LAeq, 1 min, veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan 60 dB(A), gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen.

  • 7.

    De geluidswaarde als bedoeld in het zesde lid is inclusief onversterkte muziek. Bij de beoordeling van de geluidswaarde wordt de muziektoeslag van 10 dB, vanwege muziekgeluid, en de bedrijfsduurcorrectie niet toegepast. Het niet toepassen van de muziektoeslag is in afwijking van hetgeen is aangegeven in het Activiteitenbesluit.

  • 8.

    De geluidsnorm als bedoeld in het zesde lid geldt zowel voor het bebouwde als voor het onbebouwde gedeelte van de inrichting.

  • 9.

    Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening – van zondag tot en met donderdag – uiterlijk om 24.00 uur beëindigd en op vrijdag en zaterdag uiterlijk om 01.00 uur beëindigd. Festiviteiten in de buitenruimte eindigen om 24.00 uur. Deze eindtijden gelden ook voor de dagen bedoeld in het tweede lid.

 

Artikel II  

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking in het Gemeenteblad.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 december 2022,

De voorzitter,

De griffier,

Naar boven