Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Eindhoven 2021

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de raad van de gemeente Eindhoven in zijn vergadering van 22 september 2021 heeft vastgesteld:

 

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Eindhoven 2021

 

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

 

Artikel 1. Begripsbepalingen.

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. begraafplaats(en):

Gemeentelijke algemene begraafplaats Stratum;

Gemeentelijke begraafplaats Roostenhof;

Gemeentelijke wijkbegraafplaats Woensel;

Gemeentelijke begraafplaats Woensel "De oude Toren";

b. graf: een zandgraf of keldergraf;

c. kindergraf: een graf waarin lijken van doodgeboren c.q. als levenloos aangegeven kinderen en/of kinderen beneden 12 jaar worden begraven;

d. grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet; grafkelders kunnen onderdeel zijn van een bovengrondse muur of wand;

e. asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

f. urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

g. particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

1. het doen begraven en begraven houden van lijken;

2. het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

3. het doen verstrooien van as;

h. bijzonder graf: een graf waarvan de situering zich onderscheidt van andere graven en waarbij tevens de mogelijkheid bestaat voor het aanbrengen van een grafkelder;

i. algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

j. particulier urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

1. het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

2. het doen verstrooien van as;

k. algemeen urnengraf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

I. particuliere urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

m. columbarium: bouwwerk waarin urnen in aparte elementen worden geplaatst;

n. urnentuin en urnenveld: speciaal ingerichte tuin waarin urnen bovengronds of ondergronds worden geplaatst;

o. particuliere gedenkplaats: een plaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend om overledenen te gedenken;

p. verstrooiingsplaats: een plaats waarop as wordt verstrooid;

q. grafbedekking: grafteken en grafbeplanting op een graf, gedenkplaats of verstrooiingsplaats;

r. beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats(en) of degene die hem vervangt;

s. rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, een particulier urnengraf of een particuliere gedenkplaats, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

t. gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf of een algemeen urnengraf is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden.

u. ossuarium: locatie op een begraafplaats waar restanten van doodgeboren en onvoldragen vruchten worden bijgezet.

 

Artikel 2. Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf.

1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder ’particulier graf’ mede verstaan: particulier urnengraf, particuliere urnennis en particuliere gedenkplaats.

2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder ’algemeen graf’ mede verstaan: algemeen urnengraf.

 

Hoofdstuk 2. Openstelling, orde en rust op de begraafplaats.

 

Artikel 3. Openstelling begraafplaats(en).

1. De begraafplaats(en) is (zijn) voor eenieder dagelijks toegankelijk gedurende door het college bij nadere regels vast te stellen tijden. Het college maakt deze tijden openbaar bekend.

2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats(en) kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats(en) niet voor het publiek geopend is (zijn), zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

 

Artikel 4. Ordemaatregelen.

1. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats(en) hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

2. De beheerder kan personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

3. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats(en) te rijden:

a. elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen; motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

b. sneller dan 10 km per uur.

4. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van het derde lid.

 

Artikel 5. Plechtigheden.

1. Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van graftekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

 

Artikel 6. Opgravingen en ruimen.

Bij het opgraven van lijken en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

 

Hoofdstuk 3. Voorschriften voor lijkbezorging.

 

Artikel 7. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf.

1. Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

2. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

 

Artikel 8. Gebouwen en muziekinstallatie.

1. Het gebruik van de ontvangstruimten, de aula alsmede van de muziekinstallatie moet uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop van de ruimte of de aula gebruik zal worden gemaakt, worden aangevraagd bij de beheerder.

2. De ruimten en de muziekinstallatie staan voor iedere plechtigheid gedurende een per keer vooraf te bepalen tijdsduur ter beschikking van de aanvrager.

3. De beheerder is niet verantwoordelijk voor de bediening en werking van de muziekinstallatie.

 

Artikel 9. Over te leggen stukken.

1. Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

2. Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

3. Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn (10 jaar). De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

4. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

5. De beheerder onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.

 

Artikel 10. Tijden van begraven en asbezorging.

1. De tijd van begraven en het bezorgen van as is: op werkdagen en op zaterdag van 09:00 tot 16:00 uur.

2. Het college kan in bijzondere gevallen van deze dagen / tijden afwijken.

 

Hoofdstuk 4. Indeling en uitgifte van de graven.

 

Artikel 11. Indeling graven en asbezorging.

1. Op de begraafplaats(en) kunnen worden uitgegeven:

a. particuliere graven en particuliere urnengraven;

b. algemene graven;

c. kindergraven;

d. bijzondere graven;

e. particuliere urnennissen;

f. particuliere gedenkplaatsen;

g. urnengraven;

h. columbarium;

i. verstrooiingsplaatsen;

j. ossuarium.

2. Regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in particuliere graven:

Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel Asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de particuliere graven en hoeveel verstrooiingen van as er op de particuliere graven kunnen plaatshebben.

Het college bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de particuliere graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging. Zie artikel 15.

 

Artikel 12. Aantal overledenen in algemene graven.

1. In de algemene graven kan een door het college nader vast te stellen regels te bepalen aantal lijken worden begraven.

 

Artikel 13. Volgorde van uitgifte.

1. De particuliere graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

2. Het college kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats(en) niet bezwaarlijk is.

 

Artikel 14. Categorieën.

Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

 

Artikel 15. Termijnen

a. Particuliere graven.

1. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van tien of twintig jaar recht op een particulier graf en voor de tijd van 30 jaar voor een bijzonder graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf of het bijzonder graf is uitgegeven.

2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van vijf, tien of twintig jaar, mits de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend. Er kan voor verlenging van grafrecht geen kwijtschelding worden aangevraagd/toegekend.

b. Algemene graven

1. De uitgiftetermijn van een algemeen graf en een algemeen kindergraf bedraagt 10 jaar zonder de mogelijkheid tot verlenging.

2. De uitgiftetermijn voor Ossuarium is voor onbepaalde tijd

3. De uitgifte termijn van een algemeen graf voor een begraving krachtens artikel 21 van de Wet op de lijkbezorging bedraagt 10 jaar zonder de mogelijkheid tot verlenging.

 

Artikel 16. Reserveren particulier graf

1. Burgemeester en wethouders kunnen bij vastgestelde regels gedeeltes van de begraafplaats aanwijzen waarop een particulier graf kan worden gereserveerd, tenzij dit uit het oogpunt van goed beheer bezwaarlijk is.

2. Reservering eindigt bij:

- opzegging;

- overlijden.

3. Voor het onderhoud door de gemeente aan het gereserveerde graf wordt jaarlijks een vergoeding geïnd.

4. Betaling voor de reservering geschiedt per kalenderjaar.

5. Opzegging van de reservering dient 1 maand voorafgaand aan de ingang van het nieuwe reserveringsjaar (kalenderjaar) te geschieden.

6. Pas ter gelegenheid van een begraving in het gereserveerde graf worden de grafrechten verleend.

7. Na een begraving vindt geen restitutie plaats van de voor dat jaar reeds betaalde reserveringskosten.

8. Het is niet toegestaan op of bij een gereserveerd graf objecten te plaatsen of aanpassingen te maken.

 

Artikel 17. Grafkelder

Het college kan aan de rechthebbende op een bijzonder graf toestemming verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen of verwijderen van een grafkelder overeenkomstig de door het college nader vast te stellen regels.

 

Artikl 18. Overschrijving van verleende rechten.

1. Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

3. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn van zes maanden, is het college bevoegd het recht op het particuliere graf te doen vervallen.

4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van zes maanden kan het college het particuliere graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is geruimd.

 

Artikel 19. Afstand doen van graven.

1. Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

2. In de afstandsverklaring wordt de mogelijkheid opgenomen of de rechthebbende wil beschikken over het grafteken en de beplanting. Het eventueel op het graf aanwezige grafteken en/of beplanting kan vóór het einde van het betreffende jaar nadat afstand is gedaan van de grafrechten door de rechthebbende van het graf worden verwijderd. Het op het graf aanwezige grafteken en de beplanting kunnen daarna namens het college worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding.

 

Artikel 20. vervallen en vervallen verklaren van grafrechten.

1. De grafrechten vervallen:

a. Door het verlopen van de termijn;

b. Indien de rechthebbende afstand doet van het recht;

c. Indien de begraafplaats wordt opgeheven;

2. Het college kan de grafrechten vervallen verklaren:

a. Indien de betaling van het grafrecht niet binnen zes maanden na aanvang van de gestelde termijn is voldaan en/of andere financiële verplichtingen betreffende het graf of de begraafplaatsen niet zijn voldaan binnen de gestelde termijnen;

b. Indien de rechthebbende van een graf is overleden en het recht niet binnen één jaar is overgeschreven.

3. In geen van de gevallen als bedoeld in het eerste en in het tweede lid vindt terugbetaling plaats van (een deel van) de kosten van het grafrecht of van eventuele andere kosten. Evenmin kan aanspraak worden gemaakt op enige vergoeding. Het doen van afstand ontslaat evenmin van de verplichting tot het betalen van de kosten voor de lopende termijn.

 

Hoofdstuk 5. Grafbedekkingen.

 

Artikel 21. Grafbedekking

Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking geschiedt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende of de gebruiker.

 

Artikel 22. Grafteken

Het college stelt nadere regels vast omtrent de aard en de afmetingen van het grafteken en de wijze van aanbrengen. Het plaatsen van een grafteken dient altijd in afstemming met en na goedkeuring van de begraafplaatsbeheerder te geschieden.

 

Artikel 23. Onderhoud door de gemeente.

1. Het college voorziet indien noodzakelijk in het één maal per jaar schoonmaken van het grafteken en in de zorg voor de winterharde beplantingen.

2. Onderhoud van grafbeplanting of van los materiaal behoort niet tot de gemeentelijke onderhoudsplicht.

 

Artikel 24. Onderhoud door rechthebbende of gebruiker.

1. De rechthebbende of de gebruiker is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

2. Indien de rechthebbende of de gebruiker nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de rechthebbende of de gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

3. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de gebruiker door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

4. Het college kan de rechthebbende of de gebruiker per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de dertien weken indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.

 

Artikel 25. Niet-blijvende grafbeplanting.

Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende dertien weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, van de belanghebbende indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

 

Artikel 26. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn.

1. Na het verlopen van de graftermijn vervalt ook het recht op het hebben van een grafteken. De grafbedekking kan na het verstrijken van de termijn van uitgifte van het graf door het college worden verwijderd.

2. Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college tenminste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats en middels een advertentie in het plaatselijke dagblad bekend.

3. Indien de grafbedekking niet binnen dertien weken na de verwijdering is afgehaald, vervalt deze aan de gemeente, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

 

Hoofdstuk 6. Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen .

 

Artikel 27. Ruiming, verzoek tot opgraving

1. Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord en middels een advertentie in het plaatselijke dagblad bekend.

2. De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd.

3. De rechthebbende op een particulier graf of de nabestaanden van een overledene in een algemeen graf (met uitzondering van het ossuarium) kunnen bij de burgemeester een verzoek indienen om de menselijke resten te doen verzamelen om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven. Uitvoering geschiedt door een zgn. Gravendienst; bij de opgraving mogen alleen de personen aanwezig zijn die met deze werkzaamheden zijn belast.

De rechthebbende op een particulier urnengraf of particuliere urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien. Dit geldt ook voor de nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf.

 

Hoofdstuk 7. Gedeelte voor kerkgenootschap.

 

Artikel 28. Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven.

1. Het college kan na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 3, eerste lid, 11, tweede lid, 14, van deze verordening.

2. Het college stelt het bestuur van het kerkgenootschap schriftelijk ervan in kennis dat de grafbedekking van een of meer graven onderhoud en herstel behoeft, wanneer het kerkgenootschap schriftelijk om een dergelijke kennisgeving heeft verzocht.

 

Hoofdstuk 8. In stand houden historische graven en opvallende grafbedekking.

 

Artikel 29. Lijst.

1. Het college kan een lijst bijhouden van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

2. Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

3. De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

 

Hoofdstuk 9. Inrichting register.

 

Artikel 30. Voorschriften.

Het college stelt in nadere regels voorschriften vast voor het register van de begraven lijken.

 

Hoofdstuk 10. Slotbepalingen.

 

Artikel 31. Intrekking oude regeling.

De verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen van de gemeente Eindhoven 2000, vastgesteld op 15 november 1999 en de op 1 december 2009 vastgestelde wijziging van de Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Eindhoven 2000 worden ingetrokken.

 

Artikel 32. Overgangsbepaling.

1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen van de gemeente Eindhoven 2000 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen van de gemeente Eindhoven 2000 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

 

Artikel 33. Hardheidsclausule.

In gevallen, waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van deze verordening, beslissen burgemeester en wethouders.

 

Artikel 34. Strafbepaling.

1. Hij die handelt in strijd met de artikel 3, lid 3, artikel 4, leden 1,2 en 3, artikel 5, lid 2 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

2. Overtreding van artikel 5 lid 2 van de verordening kan worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

 

Artikel 35. Inwerkingtreding.

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin zij is geplaatst.

 

Artikel 36. Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als "Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Eindhoven 2021".

 

Eindhoven, 22 september 2021.

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

,burgemeester

,secretaris

Naar boven