Gemeenschappelijke regeling Gemeentebelastingen Baarn en Eemnes

 

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Baarn en Eemnes

ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,

 

Overwegende dat

 

  • 1.

    samenwerking op het gebied van heffing en invordering van gemeentelijke belastingen alsmede de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken meerwaarde biedt;

  • 2.

    intergemeentelijke samenwerking leidt tot een vermindering van kwetsbaarheid en een verbetering van de continuïteit en de kwaliteit van de uitvoering; de raden van Baarn en Eemnes voor het treffen van deze gemeenschappelijke regeling toestemming hebben verleend, overeenkomstig artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • 3.

    een centrumgemeenteconstructie de voorkeur verdient voor de vormgeving van de samenwerking;

  • 4.

    de beleidsbepaling ter zake van de hoogte van de gemeentelijke belastingen geheel bij de deelnemende gemeenten zelf blijft berusten;

     

 

Gelet op 

het bepaalde in hoofdstuk I van de Wet gemeenschappelijke regelingen, artikel 232, tweede lid, van de Gemeentewet, artikel 30, zevende lid, van de Wet waardering onroerende zaken en de afdeling 10.1.1 en 10.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

Besluiten

de navolgende gemeenschappelijke regeling te treffen:

de Gemeenschappelijke Regeling Gemeentebelastingen Baarn en Eemnes

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen  

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

 

a. belastingambtenaar: de ambtenaar van de centrumgemeente, als bedoeld in artikel 232, tweede lid onder c, en artikel 231, tweede lid onder d, van de Gemeentewet;

b. belastingdeurwaarder: de ambtenaar van de centrumgemeente, als bedoeld in artikel 232, tweede lid onder d, en artikel 231, tweede lid onder e, van de Gemeentewet;

c. belastingverordeningen: de verordeningen van de gastgemeente tot heffing en invordering van belastingen als bedoeld in artikel 216 van de Gemeentewet;

d. college: het college van burgemeester en wethouders;

e. gastgemeente: de gemeente Eemnes;

f. centrumgemeente: de gemeente Baarn;

g. gemeenten: de centrumgemeente en de gastgemeente gezamenlijk;

h. heffingsambtenaar: de ambtenaar van de centrumgemeente, als bedoeld in artikel 232, tweede lid onder a, en artikel 231, tweede lid onder b van de Gemeentewet en als bedoeld in artikel 30, zevende lid, en artikel 1, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken;

i. invorderingsambtenaar: de ambtenaar van de centrumgemeente, als bedoeld in artikel 232, tweede lid, onder b en artikel 231, tweede lid, onder c, van de Gemeentewet;

j. kwijtscheldingsregels: de door de raad van de gemeenten vastgestelde regels als bedoeld in artikel 255, derde en vierde lid, van de Gemeentewet;

k. nadere regels: nadere regels ter uitvoering van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, van de Invorderingswet 1990 en van de belastingverordeningen;

l. regeling: deze Gemeenschappelijke Regeling.

m. Dienstverleningsovereenkomst: de overeenkomst die de deelnemers afsluiten ter uitvoering van deze gemeenschappelijke regeling;

 

 

Artikel 2 Belang  

  • 1.

    De regeling wordt getroffen ten behoeve van het vormen van een gemeenschappelijke belastingorganisatie die belast is met de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen alsmede de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken.

     

  • 2.

    De gemeenschappelijke belastingorganisatie heeft tot doel om een kwalitatief goede, doelmatige en toekomstbestendige uitvoering van de taken van de gemeenten op de in lid 1 genoemde gebieden en zoals nader uitgewerkt in de dienstverleningsovereenkomst te bewerkstelligen.

 

Hoofdstuk 2 Centrum-regeling
Algemeen

 

Artikel 3 Centrumgemeente, portefeuillehoudersoverleg  

  • 1.

    De gemeente Baarn wordt aangewezen als centrumgemeente, bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    De beleidsbepalende bevoegdheden voor de uitvoering van de in artikel 5 vermelde regelgeving blijft berusten bij de deelnemende gemeenten zelf. De gemeenten streven naar gemeenschappelijk beleid.

  • 3.

    Ter bevordering van een goede uitvoering door de centrumgemeente en ten behoeve van de beleidsafstemming vindt tenminste tweemaal jaarlijks een portefeuillehoudersoverleg plaats. In de dienstverleningsovereenkomst op grond van artikel 6 wordt dit nader uitgewerkt, inclusief de ondersteuning van dit overleg door de deelnemers.

 

Artikel 4 Werkgeverschap  

  • 1.

    De centrumgemeente biedt de vier werknemers, die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst zijn bij de Gemeenschappelijke Regeling BEL Combinatie en aan wie thans de belastingentaken van gemeenten Blaricum, Eemnes en Laren, zijn opgedragen, welke taken op grond van deze Regeling (deels) aan de centrumgemeente worden overgedragen, een arbeidsovereenkomst aan, die voldoet aan artikel 4 leden 2 tot en met 4. De werknemers die het aanbod van de centrumgemeente accepteren treden in dienst bij de centrumgemeente. De centrumgemeente neemt daarmee maximaal 4 werknemers over. Werknemers die het aanbod afwijzen treden niet in dienst bij de centrumgemeente.

  • 2.

    De centrumgemeente zal die werknemers die over willen stappen naar de centrumgemeente zoveel als mogelijk in de functie, die zij thans bij de Gemeenschappelijke Regeling BEL Combinatie vervullen, tewerkstellen. Indien dat onmogelijk is zal de centrumgemeente een andere passende functie binnen belastingen aanbieden en zo nodig de werknemer de benodigde scholing en begeleiding aanbieden om aan de nieuwe eisen te kunnen voldoen. Indien en voor zover deze functie lager is ingeschaald zal de Centrumgemeente aan de medewerker een pensioengevende en meegroeiende toeslag toekennen zodat de werknemer het huidige salarisperspectief (treden en indexeringen) volledig behoudt.

  • 3.

    De centrumgemeente zal de arbeidsovereenkomsten met deze werknemers in dezelfde aard en omvang, tegen gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden en zonder enige onderbreking voortzetten. De centrumgemeente zal met deze werknemers (voor zover vereist) een arbeidsovereenkomst aangaan en de arbeidsovereenkomst schriftelijk vastleggen.

  • 4.

    De centrumgemeente zal de diensttijd van de werknemers die zij bij de Gemeenschappelijke Regeling BEL Combinatie en haar rechtsvoorgangers heeft opgebouwd integraal overnemen en tot haar eigen diensttijd maken. De startdatum voor de diensttijd zal in de arbeidsovereenkomst worden vastgelegd en nadien voor alle relevante situaties worden gehanteerd als ‘eerste datum indiensttreding’.

 

Artikel 5 Overdracht uitvoering gemeentelijke belastingen  

  • 1.

    Door de centrumgemeente worden met inwerkingtreding van deze regeling de in de dienstverleningsovereenkomst genoemde gemeentelijke belastingen, alsmede de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken, uitgevoerd voor zover de uitvoering is overgedragen of niet is ingetrokken, een en ander conform de dienstverleningsovereenkomst als bedoeld in artikel 6.

 

Artikel 6 Dienstverleningsovereenkomst  

In de dienstverleningsovereenkomst, te sluiten door de colleges van de gemeenten, wordt

nadere uitwerking gegeven aan deze regeling. In de dienstverleningsovereenkomst wordt in

ieder geval geregeld:

 

a. de uit te voeren gemeentelijke belastingen;

b. de specifieke taken inzake de te heffen en in te vorderen belastingen;

c. de uitvoeringskaders;

d. de werkwijze, frequentie en ondersteuning van het portefeuillehouders- en regieoverleg;

e. de kwaliteitseisen waaraan de taakuitoefening door de centrumgemeente moet voldoen;

f. de verplichtingen tussen de colleges van de gemeenten;

g. de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de informatieplichten, bedoeld in de artikelen 9 t/m 12 van deze regeling;

h. de kostenverdeling tussen de gemeenten.

 

Bevoegdheden

 

Artikel 7 Mandaat collegebevoegdheden  

  • 1.

    Het college van de centrumgemeente wordt mandaat verleend om namens het college van de gastgemeente alle besluiten te nemen ter uitvoering van de artikelen 230 tot en met 257 van de Gemeentewet in samenhang met de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Wet waardering onroerende zaken en de door de raden van de gastgemeenten vastgestelde belastingverordeningen, voor zover deze besluiten betrekking hebben op belastingen waarvan de heffing of invordering krachtens artikel 5 van deze regeling, is opgedragen aan de ambtenaren van de centrumgemeente.

  • 2.

    Het college van de centrumgemeente wordt mandaat verleend om namens het college van de gastgemeente alle feitelijke handelingen en rechtshandelingen te verrichten ter voorbereiding en uitvoering van de beslissingen van het college van de gastgemeente als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Ten aanzien van de bevoegdheden die in dit artikel in mandaat worden opgedragen aan het college van de centrumgemeente, kan dit college ondermandaat verlenen.

 

Artikel 8 Ambtelijke bevoegdheden  

  • 1.

    Het college van de gastgemeente wijst, met inachtneming van artikel 232, tweede lid onder a van de Gemeentewet en artikel 30, zevende lid, van de Wet waardering onroerende zaken de door de centrumgemeente aangewezen ambtenaar zoals bedoeld in artikel 231, tweede lid onder b van de Gemeentewet én zoals bedoeld in artikel 1, tweede lid van de Wet waardering onroerende zaken, aan alsheffingsambtenaar van hun gemeente.

  • 2.

    Het college van de gastgemeente wijst, met inachtneming van artikel 232, tweede lid onder b van de Gemeentewet de door de centrumgemeente aangewezen ambtenaar zoals bedoeld in artikel 231, tweede lid onder c van de Gemeentewet, aan als invorderingsambtenaar van hun gemeente.

  • 3.

    Het college van de gastgemeente wijst, met inachtneming van artikel 232, tweede lid onder c van de Gemeentewet de door de centrumgemeente aangewezen ambtenaren zoals bedoeld in artikel 231, tweede lid onder d van de Gemeentewet, aan als belastingambtenaren van hun gemeente.

  • 4.

    Het college van de gastgemeente wijst met inachtneming van artikel 232, tweede lid onder d van de Gemeentewet de door de centrumgemeente aangewezen gemeenteambtenaren zoals bedoeld in artikel 231, tweede lid onder e van de Gemeentewet, aan als belastingdeurwaarder van hun gemeente.

  • 5.

    Het college van de gastgemeente kan bepalen dat voor de toezending of uitreiking van aanslagbiljetten ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, een andere ambtenaar van de centrumgemeente in de plaats treedt van de in artikel 231, tweede lid onder c van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar.

  • 6.

    Dit artikel is slechts van toepassing op de heffing en invordering van belastingen zoals die in artikel 6 en de dienstverleningsovereenkomst zijn opgenomen.

  •  

Informatievoorziening

 

Artikel 9 Informatievoorziening door gastgemeente  

Het college van de gastgemeente geeft het college van de centrumgemeente alle inlichtingen die het college of een ambtenaar van de centrumgemeente voor de uitoefening van de taken, bedoeld in de artikelen 5, 7 en 8 nodig heeft.

 

Artikel 10 Informatievoorziening colleges  

  • 1.

    Het college van de centrumgemeente geeft het college van de gastgemeente schriftelijk de door een of meer leden van de colleges van de gastgemeenten gevraagde inlichtingen.

  • 2.

    Het college van de centrumgemeente geeft het college van de gastgemeente alle inlichtingen die het college van de gastgemeente voor de uitoefening van zijn taken nodig heeft.

  • 3.

    Het college van de centrumgemeente geeft het college van de gastgemeente vooraf inlichtingen over de uitoefening van bevoegdheden, indien het college van de gastgemeente daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gastgemeente. In het laatste geval neemt het college van de centrumgemeente geen besluit dan nadat het college van de gastgemeente in de gelegenheid is gesteld om binnen een termijn van 30 dagen zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college van de centrumgemeente te brengen.

 

Artikel 11 Ambtelijke informatievoorziening  

De ambtenaren van de centrumgemeente verstrekken alle door de regiefunctionaris en bij het proces betrokken ambtenaren gevraagde inlichtingen omtrent de uitoefening van de hen opgedragen taken en bevoegdheden voor zover deze de gastgemeente betreft en onverminderd de verantwoordelijkheden van het college van de centrumgemeente krachtens de wet of deze regeling.

 

Artikel 12 Overige informatievoorziening  

  • 1.

    De rekenkamer van de gastgemeente is bevoegd alle documenten die berusten bij het gemeentebestuur van de centrumgemeente te onderzoeken voor zover zij dat ter vervulling van hun taak als bedoeld in artikel 182, eerste lid, van de Gemeentewet nodig acht.

  • 2.

    Het gemeentebestuur van de centrumgemeente verstrekt desgevraagd alle inlichtingen die de rekenkamer van de gastgemeente ter vervulling van haar taak als bedoeld in artikel 182, eerste lid, van de Gemeentewet nodig acht.

  • 3.

    De artikelen 155a tot en met 155e zijn van overeenkomstige toepassing op ambtenaren of gewezen ambtenaren werkzaam door of vanwege het gemeentebestuur van de centrumgemeente aangesteld of daaraan ondergeschikt, wanneer de raad van de gastgemeente besluit een onderzoek in te stellen, als bedoeld in artikel 155a, eerste lid, van de Gemeentewet.

 

Hoofdstuk 3 Uitvoering ambtelijke bevoegdheden  

Artikel 13 Heffingsambtenaar

  • 1.

    De heffingsambtenaar heeft de bevoegdheden en verplichtingen die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Gemeentewet, de Wet milieubeheer en de Wet waardering onroerende zaken zijn toegekend aan de inspecteur, respectievelijk de ambtenaar belast met de heffing van gemeentelijke belastingen.

  • 2.

    Bij de uitoefening van zijn bevoegdheden en verplichtingen als bedoeld in het eerste lid, neemt de heffingsambtenaar de nadere regels van het college van de gastgemeente in acht en houdt hij rekening met de beleidsregels die dat college heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheden.

     

 

Artikel 14 Invorderingsambtenaar  

  • 1.

    De invorderingsambtenaar heeft de bevoegdheden en verplichtingen die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen en de Gemeentewet zijn toegekend aan de ontvanger, respectievelijk de ambtenaar belast met de invordering van gemeentelijke belastingen.

  • 2.

    Bij de uitoefening van de bevoegdheden en verplichtingen als bedoeld in het eerste lid, neemt de invorderingsambtenaar de kwijtscheldingsregels van de gastgemeente en de nadere regels van het college van de gastgemeente in acht, alsmede houdt hij rekening met de beleidsregels die dat college heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheden.

 

Artikel 15 Belastingambtenaren

  • 1.

    De belastingambtenaren oefenen de bevoegdheden en verplichtingen uit die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de

    Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Wet milieubeheer en de Wet waardering onroerende zaken, zijn toegekend aan de ambtenaren van de

    Rijksbelastingdienst, respectievelijk de ambtenaren belast met de heffing of invordering van gemeentelijke belastingen.

  • 2.

    Bij de uitoefening van de bevoegdheden en verplichtingen als bedoeld in het eerste lid, nemen de belastingambtenaren de kwijtscheldingsregels van de gastgemeente en de nadere regels van het college van de gastgemeente in acht, alsmede houden zij rekening met de beleidsregels van dat college ter zake van de uitoefening van haar bevoegdheden.

 

Artikel 16 Belastingdeurwaarder  

  • 1.

    De belastingdeurwaarder oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen en de Gemeentewet zijn toegekend aan de belastingdeurwaarder.

  • 2.

    Bij de uitoefening van de bevoegdheden en verplichtingen als bedoeld in het eerste lid neemt de belastingdeurwaarder de kwijtscheldingsregels van de gastgemeente en de nadere regels van het college van de gastgemeente in acht en houdt hij rekening met de beleidsregels die dat college heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

 

Hoofdstuk 4 Financiering  

Artikel 17 Kostenverdeelsleutel  

  • 1.

    De kostenverdeling tussen de gemeenten wordt vastgelegd in de in artikel 6 van deze regeling bedoelde dienstverleningsovereenkomst.

  • 2.

    In die dienstverleningsovereenkomst wordt een specifieke verdeelsleutel voor de vaste kosten opgenomen.

  • 3.

    De variabele kosten worden op nacalculatiebasis aan de gastgemeente in rekening gebracht.

 

Hoofdstuk 5 Wijziging, toetreding, uittreding en opheffing  

Artikel 18 Wijziging van de regeling  

  • 1.

    Een college van de ene gemeente kan een voorstel tot wijziging van de regeling indienen bij het college van de andere gemeente.

  • 2.

    Deze regeling kan door de colleges van de gemeenten worden gewijzigd, nadat zij hiertoe onderling overeenstemming hebben bereikt.

  • 3.

    Een wijziging van de regeling is tot stand gekomen wanneer de colleges van de gemeenten op de wijze als vermeld in het tweede lid hiermee hebben ingestemd.

  • 4.

    De wijziging van de regeling treedt, tenzij anders bepaald, in werking op de dag volgend op die waarop de wijziging door de centrumgemeente is bekendgemaakt.

 

Artikel 19 Toetreding  

  • 1.

    Een college, niet zijnde een college van de gemeenten, kan een verzoek tot toetreding richten aan het college van de centrumgemeente.

  • 2.

    Het college van de centrumgemeente zendt het verzoek, als bedoeld in het eerste lid, aan het college van de gastgemeente.

  • 3.

    Toetreding geschiedt nadat de colleges van de gemeenten met het verzoekende college, bedoeld in het eerste lid, overeenstemming hebben bereikt over de voorwaarden voor toetreding.

  • 4.

    De toetreding tot de regeling geschiedt, tenzij anders bepaald, per 1 januari van het kalenderjaar volgend op het besluit tot toetreding en de bekendmaking daarvan door de colleges van de gemeenten, alsmede het verzoekende college, als bedoeld in het eerste lid.

     

 

Artikel 20 Uittreding  

  • 1.

    Het college van een van de deelnemende gemeenten kan een verzoek tot uittreding uit de regeling indienen bij het college van de centrumgemeente.

  • 2.

    Gedurende de eerste vier (4) jaren na inwerkingtreding van de regeling kan niet worden uitgetreden.

  • 3.

    Uittreding geschiedt nadat de colleges van de gemeenten overeenstemming hebben bereikt over de voorwaarden voor uittreding. Frictiekosten zijn voor rekening van de uittredende partij.

  • 4.

    De uittreding uit de regeling geschiedt, tenzij anders bepaald, per 1 januari van het kalenderjaar volgend op het besluit tot uittreding en de bekendmaking daarvan door de colleges van de gemeenten. Tussen het besluit tot uittreding en de feitelijke uittreding moeten ten minste 2 jaren gelegen zijn.

 

Artikel 21 Opheffing  

  • 1.

    Deze regeling wordt opgeheven bij gelijkluidend besluit van de colleges van de gemeenten.

  • 2.

    Opheffing is behoudens bijzondere omstandigheden niet mogelijk in de eerste vier (4) jaren na het treffen van deze regeling. Van bijzondere omstandigheden is slechts sprake als hierover tussen de colleges van de gemeenten overeenstemming bestaat.

  • 3.

    Een voorstel tot opheffing dient twaalf maanden tevoren te worden ingediend.

  • 4.

    Indien een besluit tot opheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt genomen, geven de colleges van de gemeenten gezamenlijk een onafhankelijke registeraccountant opdracht om een opheffingsplan op te stellen.

  • 5.

    Het opheffingsplan, bedoeld in het derde lid, voorziet in ieder geval in de verplichtingen van de gastgemeenten tot deelneming in de financiële en in de personele gevolgen van de opheffing.

  • 6.

    Het college van de centrumgemeente is belast met de uitvoering van het opheffingsplan, bedoeld in het derde lid.

  • 7.

    Een besluit tot uittreding door het college van de centrumgemeente leidt tot opheffing van de regeling. Het tweede tot en met het vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

     

 

Artikel 22 Archief  

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn is belast met de zorg voor de archiefbescheiden die worden gevormd krachtens de aan de gemeenschappelijke regeling gemandateerde taken.

  • 2.

    De aangewezen archivaris van de gemeente Baarn is belast met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 3.

    Bij opheffing van de gemeenschappelijke regeling wordt ten aanzien van de archiefbescheiden een voorziening getroffen conform artikel 4, lid 1 van de Archiefwet 1995.

  • 4.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, lid 1 en artikel 13 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde bestuursorganen is aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Baarn.

 

Artikel 23 Verwerken van persoonsgegevens  

  • 1.

    Daar waar het college van de centrumgemeente bij de uitvoering van deze regeling dan wel de te sluiten dienstverleningsovereenkomst of eventueel andere te sluiten overeenkomsten die onder deze regeling vallen, persoonsgegevens in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) verwerkt, treedt het college van de centrumgemeente op als ‘verwerker’ voor verwerkingen van de gegevens van belastingplichtige van gastgemeente. Het college van de gemeente Eemnes treedt op als ‘verwerkingsverantwoordelijke’.

  • 2.

    Partijen komen nadere afspraken daaromtrent overeen in een verwerkersovereenkomst zoals bedoeld in artikel 28 AVG.

 

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen  

Artikel 24 Duur van de regeling  

De regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd.

 

Artikel 25 Evaluatie  

Deze regeling, alsmede de dienstverleningsovereenkomst bedoeld in artikel 6, en de uitvoering van deze regeling worden 2-jaarlijks geëvalueerd. Het eerstvolgende moment vindt plaats voor 1 september 2024 de evaluaties hierna vinden 2-jaarlijks aansluitend voor 1 juli van dat betreffende jaar plaats.

 

Artikel 26 Inwerkingtreding  

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2023.

 

Artikel 27 Citeerwijze  

Deze regeling wordt aangehaald als Gemeenschappelijke regeling Gemeentebelastingen Baarn-Eemnes 2023.

 

 

 

Aldus besloten op 6 december 2022 door het college van burgemeester en wethouders van gemeente Baarn en Eemnes (instemming raden resp. 28 en 26 september 2022)

Namens deze,

Drs. C. Creveld, gemeentesecretaris gemeente Baarn, M.A. Röell, burgemeester gemeente Baarn

Mevrouw M.B.E. van den Berg, gemeentesecretaris Eemnes, de heer R. van Benthem, burgemeester gemeente Eemnes

Naar boven