Bijlage 1 Tarieventabel legesverordening Alkmaar 2023
Tarieventabel behorende bij de Legesverordening Alkmaar 2023.
Indeling tarieventabel
Titel 1 Algemene dienstverlening
Hoofdstuk 1 Burgerlijke stand
Hoofdstuk 2 Reisdocumenten
Hoofdstuk 3 Rijbewijzen
Hoofdstuk 4 Verstrekkingen uit de basisregistratie personen en basisregistratie niet ingezetenen
Hoofdstuk 5 Bestuurs- en andere stukken
Hoofdstuk 6 Vastgoedinformatie
Hoofdstuk 7 Overige publiekszaken
Hoofdstuk 8 (vervallen)
Hoofdstuk 9 Kansspelen
Hoofdstuk 10 Kabels en leidingen (telecommunicatie)
Hoofdstuk 11 Verkeer en vervoer
Hoofdstuk 12 Prostitutiebedrijven
Hoofdstuk 13 Leegstandswet
Hoofdstuk 14 Huisvestingswet
Hoofdstuk 15 Diversen
Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning
Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen
Hoofdstuk 2 Advies vooruitlopend op een aanvraag voor omgevingsvergunning (principeverzoek)
Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning
Hoofdstuk 4 Teruggaaf/reductie (vermindering)
Hoofdstuk 5 Wijziging omgevingsvergunning als gevolg van wijziging project
Hoofdstuk 6 Bestemmingswijzigingen zonder activiteiten
Titel 3 Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn
Hoofdstuk 1 Horeca
Hoofdstuk 2 Organiseren evenementen of markten
Titel 1 Algemene dienstverlening
1.1.1
|
Het tarief bedraagt voor de voltrekking van een huwelijk of registratie van een partnerschap op een andere tijd en/of andere wijze dan waarop zij op grond van artikel 4 van de Wet rechten burgerlijke stand (Stb. 1879, 72) kosteloos plaats heeft, of het omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk als daarbij gebruik wordt gemaakt van de in dit artikel genoemde ruimten op de daarbij vermelde tijden:
|
|
1.1.1.1
|
maandag tot en met vrijdag
|
|
|
- a.
in de raadzaal (inclusief locatiekosten)
|
680,15
|
|
- b.
in de Polderkamer (inclusief locatiekosten)
|
554,65
|
|
- c.
in de overige aangewezen trouwlocaties (exclusief locatiekosten)
|
204,15
|
|
- d.
vrije locatie incidenteel aangewezen (exclusief locatiekosten)
|
371,45
|
1.1.1.2
|
op zaterdag
|
|
|
- a.
in de raadzaal (inclusief locatiekosten)
|
811,00
|
|
- b.
in de Polderkamer (inclusief locatiekosten)
|
668,70
|
|
- c.
in de overige aangewezen trouwlocaties (exclusief locatiekosten)
|
305,60
|
|
- d.
vrije locatie (exclusief locatiekosten)
|
408,25
|
1.1.1.3
|
op dinsdagmiddag in de Schagenkamer op het stadhuis (inclusief locatiekosten)
|
309,70
|
1.1.1.4
|
op zondag op een vrije locatie incidenteel aangewezen (exclusief locatiekosten)
|
628,90
|
1.1.2.1
|
Als er sprake is van een locatie zoals genoemd onder 1.1.1.1 onder c of 1.1.1.2 onder c wordt het basistarief verhoogd met een toeslag voor de huurkosten van die locatie zoals deze aan de gemeente in rekening worden gebracht.
|
|
1.1.3
|
De omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk in het Stadskantoor.
|
163,20
|
1.1.4
|
Het tarief bedraagt voor het verstrekken van;
|
|
1.1.4.1
|
een trouwboekje of partnerschapsboekje
|
38,75
|
1.1.4.2
|
een Bode-getuige: per getuige
|
94,15
|
1.1.4.3
|
Eenmalige benoeming buitengewoon ambtenaar burgerlijke stand
|
81,65
|
1.1.5
|
Het tarief bedraagt voor het op verzoek van aanvrager aanwijzen van een zogenaamde vrije locatie als incidentele huwelijkslocatie
|
146,50
|
1.1.6
|
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een stuk als bedoeld in artikel 2 van de Wet rechten burgerlijke stand (Stbl. 1879, 72) geldt het tarief zoals dat is opgenomen in het Legesbesluit akten burgerlijke stand (Stbl. 1969, 36) of zoals dit besluit laatstelijk is vervangen of gewijzigd.
|
|
Hoofdstuk 2 Reisdocumenten
1.2.1
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:
|
|
1.2.1.1
|
tot het verstrekken van een nationaal paspoort, een Nederlandse Identiteitskaart, een faciliteitenpaspoort voor de duur van 5 jaar, en een tweede paspoort voor de duur van 2 jaar voor personen < 18 jaar:
en het verstrekken van reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen aan een persoon ongeacht de leeftijd (max. 5 jaar geldig):
en het verstrekken van een vervangende Nederlandse Identiteitskaart voor personen met een uitreisverbod voor de duur van 5 jaar, ongeacht de leeftijd.
|
|
|
- a.
Nationaal paspoort, vluchtelingen, vreemdelingen en faciliteitenpaspoort
|
58,89
|
|
- b.
Nederlandse identiteitskaart
|
37,99
|
|
|
58,89
|
|
|
58,89
|
|
- e.
Vervangende Nederlandse identiteitskaart
|
37,99
|
|
- f.
Toeslag voor versnelde uitreiking voor zaken genoemd onder 1.2.1.1 a t/m e
|
53,01
|
1.2.1.2
|
tot het verstrekken van een nationaal paspoort, een Nederlandse identiteitskaart, een faciliteitenpaspoort voor de duur van 10 jaar, en een tweede paspoort voor de duur van 2 jaar, voor personen 18 jaar en ouder
|
|
|
- a.
Nationaal paspoort en faciliteitenpaspoort
|
77,87
|
|
- b.
Nederlandse identiteitskaart
|
70,38
|
|
|
77,87
|
|
|
77,87
|
|
e.
|
|
|
- f.
Toeslag voor versnelde uitreiking voor zaken genoemd onder 1.2.1.2 a t/m d
|
53,01
|
1.2.1.3
|
voor het bezorgen van in de onderdelen 1.2.1.1 a t/m e en 1.2.1.2 a
t/m e genoemde documenten.
|
|
1.2.1.3.1
|
bezorgen één paspoort of identiteitskaart
|
0,00
|
1.2.1.3.2
|
bezorgen meerdere paspoorten en/of identiteitskaarten tegelijk op
één adres
|
0,00
|
Hoofdstuk 3 Rijbewijzen
1.3.1
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afgeven, vernieuwen of omwisselen van een rijbewijs
|
44,65
|
1.3.2
|
Het tarief genoemd in onderdeel 1.3.1 wordt bij spoedlevering vermeerderd met een bedrag van (wettelijk tarief RBW)
|
34,10
|
Hoofdstuk 4 Verstrekkingen uit de Basisregistratie personen / Registratie niet ingezetenen
1.4.1
|
Voor de toepassing waarvoor de basisregistratie personen / basisregistratie niet ingezetene of andere persoonsregistraties moeten worden geraadpleegd.
|
|
1.4.2
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag
|
|
1.4.2.1
|
tot het verstrekken van gegevens omtrent één of meerdere leden van een huishouding of het verstrekken van gegevens van een persoon per verstrekking
|
12,35
|
1.4.2.2
|
tot het verstrekken van een uittreksel uit de Registratie Niet-Ingezetenen (RNI) van een persoon per verstrekking:
|
17,50
|
1.4.2.3
|
voor een afschrift van een akte uit de burgerlijke stand
|
15,70
|
1.4.2.4
|
voor een uittreksel van een geboorte- huwelijks- partnerschaps- of overlijdensakte
|
15,70
|
1.4.2.5
|
Afgifte meertalig modelformulier voor afschriften uit artikel 1.4.2.2 en 1.4.2.3 conform artikel 11 Verordening openbare documenten
|
15,70
|
1.4.2.6
|
Voor een verklaring omtrent de huwelijksbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 49a van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek
|
27,50
|
1.4.2.7
|
Afgifte meertalig modelformulier voor de verklaring uit artikel 1.4.2.5 conform artikel 11 Verordening openbare documenten en wet rechten burgerlijke stand.
|
21,20
|
1.4.2.8
|
tot het verstrekken van gegevens, meertalig, per verstrekking
|
15,70
|
1.4.2.9
|
tot het verstrekken van een bewijs van aanmelding voor opneming in de basisregistratie personen gegevens inzake zijn/haar voorgenomen vestiging
|
12,35
|
1.4.3
|
Het tarief bedraagt voor het op verzoek maken van selecties met als doel verstrekkingen uit de basisregistratie personen voor ieder daaraan bestede 10 minuten
|
29,00
|
1.4.4
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een afschrift van de persoonslijst
|
29,00
|
1.4.5
|
In afwijking van de voorgaande onderdelen bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het schriftelijk verstrekken van gegevens bedoeld in artikel 17, tweede lid, van het Besluit basisregistratie personen
|
7,75
|
1.4.6
|
Administratiekosten voor het innen van leges bij het weigeren van de eenmalige machtiging
|
50,05
|
1.4.7
|
Het tarief bedraagt voor het, op verzoek van een persoon of organisatie, doornemen van de Basisregistratie Personen, per afgifte van Staat van inlichtingen.
|
31,30
|
Hoofdstuk 5 Bestuurs- en andere stukken
1.5.1
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van:
|
|
1.5.1.1
|
een exemplaar van de begroting/meerjarenraming, van de productenraming, van de rekening of productenrealisatie, van de beleidsrapportage of van de managementrapportage
|
34,55
|
1.5.1.2
|
fotokopieën of op andere wijze gereproduceerde afschriften, aangevraagd op basis van de Wet openbaarheid van bestuur en anderszins:
|
|
|
1. per bladzijde A-0 formaat in kleur
|
17,40
|
|
2. per bladzijde A-0 formaat zwart/wit
|
8,60
|
|
3. per bladzijde A-1 formaat in kleur
|
11,60
|
|
4. per bladzijde A-1 formaat zwart/wit
|
5,82
|
|
5. per bladzijde A-2 formaat in kleur
|
8,60
|
|
6. per bladzijde A-2 formaat zwart/wit
|
4,35
|
|
7. per bladzijde A-3 formaat in kleur
|
2,30
|
|
8. per bladzijde A-3 formaat zwart/wit
|
1,25
|
|
9. per bladzijde A-4 formaat in kleur
|
1,25
|
|
10. per bladzijde A-4 formaat zwart/wit
|
0,65
|
1.5.1.3
|
Verstrekking van gemeentelijke bestanden op digitale wijze.
Bij een tijdsbesteding < 15 minuten
|
14,50
|
|
Bij een tijdsbesteding > 15 minuten treedt het tarief op grond van art. 1.15.12 van deze tabel in werking.
|
|
Hoofdstuk 6 Vastgoedinformatie
1.6.1
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van inlichtingen omtrent de kadastrale, of de plaatselijke aanduiding, per object
|
Zie Besluit Kadastrale tarieven
|
1.6.2
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een hypothecair uittreksel, per object
|
Zie Besluit Kadastrale tarieven
|
1.6.3
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een uittreksel kadastrale kaart
|
Zie Besluit Kadastrale tarieven
|
1.6.4
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een uittreksel uit het schepenregister, per schip
|
Zie Besluit Kadastrale tarieven
|
1.6.5
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een afschrift van of uittreksel uit het gemeentelijke beperkingenregister of de gemeentelijke beperkingenregistratie, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a en b, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken, of tot het verstrekken van een aan die registratie ontleende verklaring, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder c, van die wet
|
10,25
|
1.6.6
|
Het tarief bedraagt voor het verkrijgen van een afschrift van een sonderingsrapportage, per adres of object
|
91,65
|
Hoofdstuk 7 Overige publiekszaken
1.7.1
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:
|
|
1.7.1.1
|
tot het verkrijgen van een verklaring omtrent het gedrag
|
Het maximum (wettelijk) tarief zoals vastgesteld door het Ministerie van Justitie en Veiligheid
|
1.7.1.2
|
tot het verkrijgen van een bewijs van Nederlanderschap
|
12,35
|
1.7.1.3
|
tot het verkrijgen van een legalisatie van een handtekening of het waarmerken van een foto of andere stukken
|
14,65
|
1.7.1.4
|
tot het verkrijgen van een attestatie de vita (artikel 19k van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek)
|
15,70
|
1.7.2
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot naturalisatie (zie Wettelijk tarief volgens Min. v. Justitie en Veiligheid)
|
|
1.7.2.1
|
Enkelvoudig standaard
|
970,00
|
1.7.2.2
|
Enkelvoudig verlaagd
|
722,00
|
1.7.2.3
|
Gemeenschappelijk standaard
|
1.238,00
|
1.7.2.4
|
Gemeenschappelijk verlaagd
|
991,00
|
1.7.2.5
|
Mee-naturaliserend minderjarig kind
|
143,00
|
1.7.3
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot naturalisatie met gebruikmaking van de optieregeling
|
|
1.7.3.1
|
Enkelvoudig standaard
|
206,00
|
1.7.3.2
|
Meervoudig standaard
|
351,00
|
1.7.3.3
|
Mee-opterend minderjarig kind
|
23,00
|
Hoofdstuk 8 (vervallen)
Hoofdstuk 9 Kansspelen
1.9.1
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een aanwezigheidsvergunning op grond van artikel 30b van de Wet op de kansspelen (Stb. 1964, 483):
|
|
1.9.1.1
|
voor een periode van twaalf maanden voor de eerste speelautomaat
|
Zie maximale tarief Speelauto-maten-besluit 2000
|
1.9.1.2.
|
voor een periode van twaalf maanden voor de tweede en voor iedere daarop volgende speelautomaat
|
Zie maximale tarief Speelauto-maten-besluit 2000
|
1.9.2
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de Kansspelen (loterijvergunning)
|
29,00
|
Hoofdstuk 10 Kabels & Leidingen
1.10.
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een instemmingsbesluit omtrent tijdstip, plaats en werkwijze van uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in artikel 5,4. eerste lid, van de Telecommunicatiewet of voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 5 van de Verordening werkzaamheden kabels en leidingen:
|
|
1.10.1
|
|
347,30
|
1.10.2
|
Voor een tracé van 250m1 tot 1.000 m1
|
500,40
|
1.10.3
|
Voor een tracé van 1.000m1tot 2.500 m1
|
694,30
|
Hoofdstuk 11 Verkeer en vervoer
1.11
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een ontheffing voor:
|
|
ONTHEFFINGEN VERKEER
Ontheffingen op grond van artikel 87 RVV 1990 en het Ontheffingenbeleid 2021
|
|
1.11.1
|
Ontheffing 1 a: onbeperkt toegang en parkeren buiten de vakken
|
|
1.11.1.1
|
0-5 dagen
|
6,60
|
1.11.1.2
|
per maand
|
21,90
|
1.11.1.3
|
per jaar
|
13,70
|
1.11.2
|
Ontheffing 1 b: onbeperkt toegang
|
|
1.11.2.1
|
per dag
|
3,30
|
1.11.2.2
|
per maand
|
21,90
|
1.11.2.3
|
per jaar
|
13,70
|
1.11.3
|
Ontheffing 2 a: onbeperkt toegang bewonersgebied afgesloten binnenstad en beperkt toegang kernwinkelgebied (van 17.00-11.00 uur) en parkeren buiten de vakken
|
|
1.11.3.1
|
0-5 dagen
|
3,30
|
1.11.4
|
Ontheffing 2 b: onbeperkt toegang bewonersgebied afgesloten binnenstad en beperkt toegang kernwinkelgebied (van 17.00-11.00 uur)
|
|
1.11.4.1
|
0-5 dagen
|
3,30
|
1.11.4.2
|
per maand
|
21,90
|
1.11.4.3
|
per jaar
|
13,70
|
1.11.5
|
Ontheffing 3 a: onbeperkt toegang bewonersgebied afgesloten binnenstad en parkeren buiten de vakken
|
|
1.11.5.1
|
0-5 dagen
|
3,30
|
1.11.5.2
|
Per maand
|
21,90
|
1.11.5.3
|
Per jaar
|
13,70
|
1.11.6
|
Ontheffing 3 b: onbeperkt toegang bewonersgebied afgesloten binnenstad
|
|
1.11.6.1
|
0-5 dagen
|
3,30
|
1.11.6.2
|
Per maand
|
21,90
|
1.11.6.3
|
Per jaar
|
13,70
|
1.11.7
|
Fietsontheffing, voor voetgangersgebied
|
|
1.11.7.1
|
Per 5 jaar
|
40,50
|
1.11.7
|
Het verstrekken van een duplicaat-ontheffing bij verlies of diefstal van een papieren ontheffing
|
20,92
|
1.11.8
|
Kenteken wijziging bij papieren ontheffing
|
13,70
|
GEHANDICAPTENPARKEREN EN ARTSENPLAATSEN
|
|
1.11.9
|
Het verkrijgen van een gehandicaptenparkeerkaart (GPK) als bedoeld in artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer
|
|
1.11.9.1
|
per kaart met een geldigheidsduur van vijf jaar, voor het eerste jaar een instaptarief van
|
23,98
|
1.11.9.2
|
Per opvolgend jaar dat de kaart geldig is, maar met een maximum van 4 jaar, wordt leges in een aanvullend tarief in rekening gebracht van
|
7,96
|
1.11.9.3
|
Het verstrekken van een duplicaat-ontheffing bij verlies of diefstal van een GPK
|
20,92
|
1.11.10
|
Aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats of een artsenparkeerplaats op kenteken (betreft doorberekening kosten ogv WVW art. 156 / BABW art. 29),
als voor de te reserveren parkeerplaats geen vakmarkering behoeft te worden aangebracht:
|
311,15
|
1.11.11
|
Aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats of een artsenparkeerplaats op kenteken,
indien voor de te reserveren parkeerplaats vakmarkering moet worden aangebracht:
|
446,95
|
1.11.12
|
Verplaatsing van een gehandicaptenparkeerplaats of een artsenparkeerplaats op kenteken,
als voor de te reserveren parkeerplaats geen vakmarkering behoeft te worden aangebracht
|
124,00
|
1.11.13
|
Verplaatsing van een gehandicaptenparkeerplaats of een artsenparkeerplaats op kenteken,
als voor de te reserveren parkeerplaats vakmarkering moet worden aangebracht
|
271,60
|
1.11.14
|
vervanging kentekenplaat voor het onder 1.11.10 t/m 1.11.13 genoemde:
|
25,12
|
FIETSSTALLINGEN
|
1.11.15
|
Aanschaf elektronische pas (eenmalig)
|
22,40
|
1.11.16
|
Vervangen elektronische pas bij verlies of diefstal
|
22,40
|
Hoofdstuk 12 Prostitutiebedrijven
1.12.1
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot de afgifte van een vergunning als bedoeld in artikel 3.5 Apv. voor:
|
|
1.12.1.1
|
een raamprostitutie-inrichting
|
466,50
|
1.12.1.2
|
vermeerderd met
|
66,65
|
|
per werkplek
|
|
1.12.1.3
|
een andere seksinrichting
|
517,15
|
1.12.1.4
|
het wijzigen niet zijnde een wijziging tenaamstelling, van een vergunning als bedoeld in artikel 3.5 Apv. op een andere naam, als de inrichting door de nieuwe vergunninghouder op dezelfde manier wordt voortgezet
|
275,50
|
Hoofdstuk 13 Leegstandswet
1.13.1
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor de afgifte van een vergunning voor tijdelijke verhuur van leegstaande woonruimte als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Leegstandswet.
|
87,00
|
1.13.2
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor de verlenging van een vergunning voor tijdelijke verhuur van leegstaande woonruimte als bedoeld in artikel 15, zesde lid, van de Leegstandswet.
|
52,20
|
Hoofdstuk 14 Huisvestingswet
1.14.1
|
Onttrekkingsvergunning
|
|
1.14.1.1
|
De leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning tot geheel of gedeeltelijke onttrekking van woonruimte aan de bestemming tot bewoning als bedoeld in artikel 21, onderdeel a, Huisvestingswet bedragen per woning die verloren gaat
|
1.084,25
|
1.14.1.2
|
met een maximum tot 5 stuks:
|
5.421,20
|
1.14.2
|
Omzettingsvergunning
|
|
1.14.2.1
|
De leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning tot omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte als bedoeld in artikel 21, onderdeel c, van de Huisvestingswet bedragen per woning die verloren gaat:
|
1.084,25
|
1.14.3
|
Woningvormingsvergunning
|
|
1.14.3.1
|
De leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning voor het verbouwen van een woonruimte tot twee of meer woonruimten als bedoeld in artikel 21, onderdeel d, van de Huisvestingswet bedragen per woning die wordt toegevoegd:
|
1.084,25
|
1.14.4
|
Legalisatie
|
|
1.14.4.1
|
Als sprake is van legalisatie door de in 1.14.1, 1.14.2 en 1.14.3 genoemde vergunning, wordt dit tarief verhoogd met:
|
50%
|
1.14.5
|
Teruggaaf
|
|
1.14.5.1
|
Als na het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning op grond van de Huisvestingswet als bedoeld in de onderdelen 1.14.1, 1.14.2 en 1.14.3 maar nog niet is beschikt, deze aanvraag wordt ingetrokken of als de gevraagde vergunning niet wordt verleend, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt:
|
40%
|
|
van de op grond van die onderdelen voor de betreffende vergunning verschuldigde leges.
|
|
1.14.5.2
|
Op de eventuele toeslag volgens 1.14.4 wordt geen teruggaaf verleend.
|
|
Hoofdstuk 15 Diversen
1.15.
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor de afgifte van:
|
|
1.15.1
|
een vergunning voor het afleveren van vuurwerk als bedoeld in artikel 21 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.
|
65,60
|
1.15.2
|
een ontheffing voor het opslaan en verkopen van consumentenvuurwerk als bedoeld in de Verordening fysieke leefomgeving.
|
65,60
|
1.15.3
|
een vergunning voor een vaste (commerciële) verkoopstandplaats als bedoeld in de Verordening fysieke leefomgeving.
|
213,30
|
1.15.3.1
|
een vergunning voor een incidentele standplaats met een maatschappelijk doeleinde.
|
18,60
|
1.15.4
|
een vergunning voor het innemen van een standplaats met huurauto (taxi) per maand of gedeelte daarvan
|
47,40
|
1.15.5
|
een vergunning voor de exploitatie van een speelautomatenhal als bedoeld in artikel 3 van de Verordening op de Kansspelen.
|
531,50
|
1.15.6
|
het wijzigen niet zijnde een wijziging in tenaamstelling van een vergunning voor de exploitatie van een speelautomatenhal als bedoeld in artikel 3 van de Verordening op de Kansspelen
|
287,60
|
1.15.7
|
een ligplaatsvergunning als bedoeld in artikel 3:3 van de Verordening fysieke leefomgeving, geldig ten hoogste:
|
|
1.15.7.1
|
1. een zomer- of winterseizoen als bedoeld in artikel 2 van de Verordening Havengelden
|
8,00
|
1.15.7.2
|
2. een periode van 5 jaar
|
57,10
|
1.15.8
|
een vergunning voor het plaatsen van voorwerpen of stoffen op, aan of boven een openbare plaats als bedoeld in de Verordening fysieke leefomgeving geldig voor:
|
|
1.15.8.1
|
1. ten hoogste één jaar
|
8,60
|
1.15.8.2
|
2. voor meer dan één jaar, per jaar
|
8,60
|
|
met een maximum van
|
51,80
|
|
Als voorwerpen of stoffen als bedoeld in de Verordening fysieke leefomgeving al zijn aangebracht voor verlening van de vergunning, wordt het tarief voor de vergunning verhoogd met
|
63,80
|
1.15.9
|
Het tarief bedraagt voor een lijkschouwing door de gemeentelijke lijkschouwer, anders dan ingeval van een niet natuurlijke dood
|
47,00
|
1.15.10
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een verklaring als bedoeld in artikel 2 van het Crematiebesluit
|
47,00
|
1.15.11
|
een ontheffing geluidhinder als bedoeld in artikel 4:5 van de Verordening fysieke leefomgeving. m.u.v. evenementen als bedoeld in 3.2.1 / artikel 8.3, lid 2 Bouwbesluit 2012
|
65,60
|
1.15.12
|
Het tarief bedraagt voor in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken of vergaren van gegevens, het doen van onderzoek in gemeentelijke gegevens bestanden aan particulieren, bedrijven, instellingen, niet zijnde publiekrechtelijke lichamen ongeacht het onderwerp,
per iedere daaraan bestede 15 minuten of een gedeelte daarvan:
|
31,30
|
1.15.13
|
een ontheffing tot het houden van een collecte of inzameling anders dan genoemd in artikel 4 onder m van de legesverordening.
|
41,40
|
1.15.14
|
een vergunning op grond van de Wet Luchtvaart
|
87,00
|
1.15.15
|
een vergunning voor het organiseren van een schaatstocht op natuurijs bedraagt
|
14,10
|
1.15.15.1
|
Als een schaatstocht op natuurijs waarvoor vergunning is verleend, doorgang heeft wordt er een naheffing in rekening gebracht, deze naheffing bedraagt:
|
43,90
|
1.15.16
|
een vergunning of ontheffing op grond van de Apv of de Verordening fysieke leefomgeving, voor zover daarvoor ergens anders in de legestabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per vergunning of ontheffing
|
58,00
|
1.15.17
|
Een ontheffing op grond van de Winkeltijdenwet/Winkeltijdenverordening, per vergunning of ontheffing
|
58,00
|
Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/ omgevingsvergunning
Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen
2.1.1
|
Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:
|
|
2.1.1.1
|
Bouwkosten (Omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit):
de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012; Stcrt. 2012, 1567), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt, het bedrag waarvoor de aannemer zich heeft verbonden het werk tot stand te brengen (de aannemingssom), de omzetbelasting daarin niet opgenomen, of voor zover deze ontbreekt een raming van de kosten die voortvloeien uit aangegane verplichtingen voor de fysieke realisatie (het bouwen) van de bouwwerken, de omzetbelasting daarin niet opgenomen en als het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, de omzetbelasting daarin niet opgenomen;
Als de opgegeven bouwkosten niet of onvolledig overeenkomstig de hierboven genoemde manier zijn bepaald, dan worden de bouwkosten ambtshalve vastgesteld op basis van het BouwkostenKompas 2022 of zoals het BouwkostenKompas laatstelijk is vervangen of gewijzigd, zoals deze voor eenieder openbaar en raadpleegbaar is.
De meest recente uitgave van ‘Bouwkostenkompas Woning- en Utiliteitsbouw’ ligt ter inzage op het stadskantoor van de gemeente Alkmaar.
|
|
2.1.1.2
|
Aanlegkosten:
de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012; Stcrt 2012, 1567), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt, het bedrag waarvoor de aannemer zich heeft verbonden het werk tot stand te brengen (de aannemingssom), de omzetbelasting daarin niet opgenomen, of voor zover deze ontbreekt, een raming van de kosten die voortvloeien uit de aangegane verplichtingen voor de fysieke realisatie (het aanleggen) van de werken of de werkzaamheden, de omzetbelasting daarin niet opgenomen, en als de werken of werkzaamheden geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschieden de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van de werken of de werkzaamheden waarop de aanvraag betrekking heeft, de omzetbelasting daarin niet opgenomen;
Als de opgegeven bouwkosten niet of onvolledig overeenkomstig de hierboven genoemde manier zijn bepaald, dan worden de bouwkosten ambtshalve vastgesteld op basis van het BouwkostenKompas 2022 of zoals het BouwkostenKompas laatstelijk is vervangen of gewijzigd, zoals deze voor eenieder openbaar en raadpleegbaar is.
De meest recente uitgave van ‘Bouwkostenkompas Grond-, Weg- & Waterbouw’ ligt ter inzage op het stadskantoor van de gemeente Alkmaar.
|
|
2.1.1.3
|
Wabo
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
|
|
2.1.1.4
|
Drempelbedrag
Het minimale tarief dat wordt geheven voor een aanvraag van een activiteit uit het omgevingsrecht en ook voor een principeverzoek.
|
|
2.1.1.5
|
Duurzaamheidsmaatregelen
Maatregelen die het duurzame karakter van de gemeente ondersteunen.
Te denken valt aan:
- -
Zonnepanelen / -boiler op een bouwwerk, mits dit bij dat bouwwerk bijdraagt aan een verbeterde energieprestatie (ten minste 25% lager)
- -
Meer of betere isolatie van wanden en daken, mits dit bijdraagt aan een verbeterde energieprestatie (ten minste 25% lager) van dit gebouw.
- -
Zonneweides (mimimaal 0,1 Mwp)
- -
Windturbines, de installatie.
- -
Bio-maatregelen voor duurzame energie opwekking
en andere nieuw te ontwikkelen technieken.
Als gevolg van legesheffing op de toegevoegde duurzame onderdelen wordt het rendement ernstig gedrukt waardoor de duurzaamheidsmaatregel teniet wordt gedaan. De investering is dan niet rendabel en zal daarom niet worden gedaan.
|
|
2.1.2
|
In deze titel voorkomende begrippen die in de Wabo zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als bij of krachtens de Wabo bedoeld.
|
|
2.1.3
|
In deze titel voorkomende begrippen die niet nader in de Wabo zijn omschreven en die betrekking hebben op activiteiten waarvoor het toetsingskader in een ander wettelijk voorschrift is uitgewerkt, hebben dezelfde betekenis als in dat wettelijk voorschrift bedoeld.
|
|
Hoofdstuk 2 Verzoek voor advies vooruitlopend op een aanvraag voor omgevingsvergunning (hierna ook Principeverzoek)
2.2
|
Principeverzoek
|
|
2.2.1
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een principeverzoek voor een éénmalige beoordeling van een concept aanvraag omgevingsvergunning voor zover het om de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en/of c, van de Wabo gaat:
|
352,25
|
2.2.2
|
Er vindt geen teruggaaf plaats van de op grond van artikel 2.2.1 in rekening gebrachte leges.
|
|
Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning
2.3
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project:
de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van deze titel. In afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd.
|
|
2.3.1
|
Bouwactiviteiten
|
|
2.3.1.1
|
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief:
|
|
|
als de bouwkosten niet de € 2.500 te boven gaan, het drempeltarief:
|
178,60
|
2.3.1.2.
|
als de bouwkosten minder dan € 250.000 bedragen:
|
178,60
|
|
vermeerderd met
|
2,42%
|
|
van de bouwkosten voor zover die de € 2.500 te boven gaan
|
|
|
maar tot aan € 250.000;
|
|
2.3.1.3
|
als de bouwkosten € 250.000 tot € 1.650.000 bedragen:
|
6.168,10
|
|
vermeerderd met:
|
2,82%
|
|
van de bouwkosten zover die de € 250.000 te boven gaan
|
|
|
maar tot aan € 1.650.000;
|
|
2.3.1.4
|
als de bouwkosten € 1.650.000 tot € 5.125.000 bedragen:
|
45.648,10
|
|
vermeerderd met:
|
2,73%
|
|
van de bouwkosten zover die de € 1.650.000 te boven gaan
|
|
|
maar tot aan € 5.125.000;
|
|
2.3.1.5
|
als de bouwkosten € 5.125.000 tot € 7.175.000 bedragen:
|
140.515,60
|
|
vermeerderd met:
|
2,60%
|
|
van de bouwkosten zover die de € 5.125.000 te boven gaan
|
|
|
maar tot aan € 7.175.000;
|
|
2.3.1.6
|
Als de bouwkosten € 7.175.000 of meer bedragen:
|
193.815,60
|
|
vermeerderd met:
|
2,47%
|
|
van de bouwkosten zover die de € 7.175.000 te boven gaan.
|
|
2.3.1.7
|
Het maximum aan te heffen leges voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo bedraagt:
|
531.553,30
|
2.3.1.8
|
De tarieven volgens onderdelen 2.3.1.1 t/m 2.3.1.7, 2.5.3 en 2.5.4 worden bij elke extra beoordeling door welstand, met uitzondering van de eerste twee beoordelingen, vermeerderd met:
|
178,60
|
2.3.1.9
|
Gecertificeerde bouwplantoetsing
|
|
2.3.1.9.1
|
VERVALLEN
|
|
2.3.1.9.2
|
VERVALLEN
|
|
2.3.2
|
Civieltechnische werken
|
|
|
In afwijking van het bepaalde onder 2.3.1 bedraagt het drempeltarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo voor een civieltechnisch werk zoals een brug, tunnel, viaduct e.d.:
|
178,60
|
|
vermeerderd met:
|
0,70%
|
|
van de op een veelvoud van € 500 naar boven afgeronde bouwkosten.
|
|
2.3.3
|
Achteraf ingediende aanvraag
|
|
|
Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1, 2.3.2 en 2.3.11 bedraagt het tarief, als de in dat onderdeel bedoelde aanvraag wordt ingediend na aanvang of gereedkomen van de betreffende activiteit:
|
150%
|
|
van de op grond van dat onderdeel verschuldigde leges.
|
|
2.3.4
|
Aanlegactiviteiten
|
|
2.3.4.1
|
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo, bedraagt het drempeltarief:
|
178,60
|
2.3.4.1.1
|
vermeerderd met:
|
0,70%
|
2.3.4.1.2
|
van de op een veelvoud van € 500 naar boven afgeronde aanlegkosten.
|
|
2.3.4.2
|
Als de aanvraag betrekking heeft op werken of werkzaamheden, waarvoor in het kader van archeologisch onderzoek in samenhang met bepalingen uit het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten moet worden verleend, bedraagt het tarief:
|
309,30
|
2.3.5
|
Planologisch strijdig gebruik waarbij ook sprake is van een bouwactiviteit
|
|
|
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en ook sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1:
|
|
2.3.5.1
|
als artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1º, van de Wabo (binnenplanse afwijking) van toepassing is:
|
178,60
|
2.3.5.2
|
als artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wabo (buitenplanse kleine afwijking) van toepassing is:
|
178,60
|
2.3.5.3
|
als artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo (ingrijpende buitenplanse afwijking) van toepassing is, en:
|
|
2.3.5.3.1
|
als de bouwkosten berekend volgens 2.3.1. van deze verordening lager zijn dan € 2.000.000
|
12.827,45
|
2.3.5.3.2
|
als de bouwkosten, berekend volgens artikel 2.3.1 van deze verordening € 2.000.000 of hoger bedragen
|
19.194,80
|
2.3.5.4
|
[vervallen]
|
|
2.3.5.5
|
als artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo
(afwijking van exploitatieplan) van toepassing is:
|
352,25
|
2.3.5.6
|
als de aanvraag een project van provinciaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van provinciale regelgeving):
|
704,50
|
2.3.5.7
|
als de aanvraag een project van nationaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en bij toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo (afwijking van nationale regelgeving):
|
704,50
|
2.3.5.8
|
als artikel 2.12, eerste lid, onder d, van de Wabo
(afwijking van voorbereidingsbesluit) van toepassing is:
|
352,25
|
2.3.6
|
Planologisch strijdig gebruik waarbij geen sprake is van een bouwactiviteit
|
|
|
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en niet ook sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief:
|
|
2.3.6.1
|
als artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1º, van de Wabo (binnenplanse afwijking) van toepassing is:
|
352,25
|
2.3.6.2
|
als artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wabo
(buitenplanse kleine afwijking) van toepassing is:
|
352,25
|
2.3.6.3
|
als artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo
(buitenplanse afwijking) van toepassing is:
|
16.162,35
|
2.3.6.4
|
[vervallen]
|
|
2.3.6.5
|
als artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo
(afwijking van exploitatieplan) van toepassing is:
|
352,25
|
2.3.6.6
|
als de aanvraag een project van provinciaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en bij toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo (afwijking van provinciale regelgeving):
|
704,50
|
2.3.6.7
|
als de aanvraag een project van nationaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en bij toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo (afwijking van nationale regelgeving):
|
704,50
|
2.3.6.8
|
als artikel 2.12, eerste lid, onder d, van de Wabo
(afwijking van voorbereidingsbesluit) van toepassing is:
|
352,25
|
2.3.7
|
Verklaring van geen bedenkingen
|
|
2.3.7.1
|
Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, als een bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen bestuursorgaan een verklaring van geen bedenkingen moet worden gevraagd voordat een omgevingsvergunning kan worden verleend, als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo:
|
1.159,20
|
2.3.8
|
In gebruik nemen of gebruiken van bouwwerken en tijdelijke bouwwerken in relatie tot brandveiligheid
|
|
2.3.8.1
|
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d, van de Wabo, bedraagt het tarief:
|
704,50
|
|
vermeerderd met:
|
352,25
|
|
als in de inrichting meer dan 500 personen per dag aanwezig zijn.
|
|
2.3.8.2
|
Als de aanvraag betrekking heeft op een onderwijsgebouw dan worden de tarieven zoals genoemd in onderdeel 2.3.8 van deze legestabel gereduceerd tot:
|
50%
|
|
met een minimum van:
|
352,25
|
2.3.9
|
Sloopactiviteiten anders dan bij monumenten of in beschermd stads- of dorpsgezicht
|
|
2.3.9.1
|
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het slopen van een bouwwerk in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g, van de Wabo bedraagt het tarief
|
178,60
|
2.3.10
|
Uitweg/inrit
|
|
|
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het maken, hebben, veranderen of veranderen van het gebruik van een uitweg/inrit waarvoor een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo, bedraagt het tarief
|
178,60
|
2.3.11
|
Reclamevergunning
|
|
2.3.11.1
|
Als de aanvraag omgevingsvergunning betrekking heeft op het voeren van reclame op of aan de gevel in een door het college aangewezen gebied, op grond van de Verordening fysieke leefomgeving bedraagt het tarief:
|
704,50
|
2.3.11.2
|
Als de aanvraag omgevingsvergunning betrekking heeft op het voeren van reclame op of aan de gevel buiten een door het college aangewezen gebied of binnen een door het rijk aangewezen beschermd stads- en dorpsgezicht, op grond van de Verordening fysieke leefomgeving bedraagt het tarief:
|
352,25
|
2.3.12
|
Omgevingsvergunning in twee fasen
|
|
|
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning op verzoek in twee fasen plaatsvindt, als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, van de Wabo, bedraagt het tarief:
|
|
2.3.12.1
|
voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een beschikking voor de eerste fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activiteiten waarop de aanvraag voor de eerste fase betrekking heeft, met dien verstande dat wat betreft de activiteit bouwen er 1/3 deel van de onder 2.3.1 berekende leges worden meegenomen met een opslag van:
|
352,25
|
2.3.12.2
|
voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een beschikking voor de tweede fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activiteiten waarop de aanvraag voor de tweede fase betrekking heeft, met dien verstande dat wat betreft de activiteit bouwen er 2/3 deel van de onder 2.3.1 berekende leges worden meegenomen met een opslag van:
|
352,25
|
2.3.13
|
Natura 2000- en Flora- en fauna-activiteiten
|
|
2.3.13.1
|
Als de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2aa, aanhef en onder a, van het Besluit omgevingsrecht (Natura 2000-activiteit) bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere onderdelen van dit hoofdstuk als ook sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten:
|
352,25
|
2.3.13.2
|
Als de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2aa, aanhef en onder b, van het Besluit omgevingsrecht (flora- en fauna-activiteit) bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere onderdelen van dit hoofdstuk als ook sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten:
|
352,25
|
|
per vergunning/ontheffing.
|
|
2.3.14
|
Andere activiteiten
|
|
|
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het verrichten van een andere activiteit of handeling dan in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedoeld en die activiteit of handeling behoort tot:
|
|
2.3.14.1
|
een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo, bedraagt het tarief:
|
352,25
|
2.3.14.2
|
een bij provinciale verordening, gemeentelijke verordening of waterschapsverordening aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving, als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, van de Wabo, bedraagt het tarief:
|
352,25
|
2.3.14.2.1
|
en voor zover het een gemeentelijke verordening betreft: het bedrag dat op grond van deze tarieventabel voor die vergunning of ontheffing verschuldigd is als de activiteit zou worden uitgevoerd zonder omgevingsvergunning. Als de activiteit nooit kan worden uitgevoerd zonder omgevingsvergunning bedraagt het tarief:
|
178,60
|
2.3.14.2.2
|
en voor zover het een provinciale of waterschapsverordening betreft: het bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag om een omgevingsvergunning aan de aanvrager meegedeelde kosten, blijkend uit een begroting die door het college van burgemeester en wethouders is opgesteld. Als een begroting als bedoeld in de eerste volzin is uitgebracht, wordt een aanvraag in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.
|
|
2.3.15
|
Advies
|
|
2.3.15.1
|
Onverminderd het bepaalde in dit hoofdstuk bedraagt het tarief, als een bij wettelijk voorschrift aangewezen bestuursorgaan of andere instantie advies moet uitbrengen over de aanvraag of het ontwerp van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning:
|
352,25
|
2.3.15.2
|
Verplicht advies agrarische beoordelingscommissie
|
|
2.3.15.2.1
|
Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1 en 2.3.2 bedraagt het tarief, als voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een advies van de agrarische commissie nodig is en wordt beoordeeld:
|
352,25
|
|
verhoogd met de werkelijke kosten van de Agrarische beoordelingscommissie. Deze worden afzonderlijk achteraf in rekening gebracht.
|
|
2.3.15.2.2
|
[vervallen]
|
|
2.3.15.3
|
Beoordeling bodemrapport
|
|
2.3.15.3.1
|
Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, als krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een bodemrapport wordt beoordeeld:
|
|
2.3.15.3.2
|
voor de beoordeling van een milieukundig bodemrapport voor een bouwterrein waarvan de oppervlakte niet meer dan 1.000 m² bedraagt
|
172,20
|
2.3.15.3.3
|
voor een bouwterrein met een oppervlakte van meer dan 1.000 m²
|
239,50
|
2.3.15.3.4
|
voor de beoordeling van een archeologisch bodemrapport
|
gratis
|
2.3.16
|
Kappen bomen, vellen houtopstanden
|
|
2.3.16.1
|
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op kappen van particuliere bomen en/of het vellen van particuliere houtopstanden, tenzij dit door stormschade, ouderdom of ziekte noodzakelijk is en waarvoor een vergunning is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo, bedraagt het tarief:
|
178,60
|
2.3.17
|
Hogere grenswaarde
|
|
2.3.17.1
|
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwwerk waarvoor een hogere grenswaarde procedure dient plaats te vinden, bedraagt het tarief:
|
352,25
|
Hoofdstuk 4 Teruggaaf / Reductie
2.4.1
|
Teruggaaf als gevolg van intrekking aanvraag op verzoek van de aanvrager van de omgevingsvergunning voor bouw- of aanlegactiviteiten en voor zover nog niet verleend of het buiten behandeling stellen van een aanvraag als gevolg van het niet tijdig aanleveren van ontbrekende gegevens
|
|
|
Als een aanvrager zijn aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw- of aanlegactiviteiten, als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2 en 2.3.4, intrekt terwijl deze reeds in behandeling is genomen door de gemeente, maar nog niet is beschikt, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt:
|
|
2.4.1.1
|
als de aanvraag wordt ingetrokken binnen een termijn van 6 weken na het in behandeling nemen ervan en voor zover hierop nog niet is beschikt
|
75%
|
|
van de op grond van die onderdelen voor die activiteit verschuldigde leges, gerekend vanaf
|
352,25
|
|
per activiteit.
|
|
2.4.1.2
|
als de aanvraag wordt ingetrokken na 6 weken en binnen 12 weken na het in behandeling nemen ervan en voor zover hierop nog niet is beschikt
|
50%
|
|
van de op grond van die onderdelen voor die activiteit verschuldigde leges, gerekend vanaf het drempelbedrag van
|
352,25
|
|
per activiteit.
|
|
2.4.1.3
|
Als een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw- of aanlegactiviteiten, als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2, 2.3.4, 2.3.5.3 en 2.3.6.3 buiten behandeling wordt gesteld als gevolg van het niet tijdig aanleveren van ontbrekende gegevens (als bedoeld in art. 4:5 van de Awb) worden de leges voor die onderdelen gereduceerd tot:
|
40%
|
2.4.2
|
Teruggaaf op verzoek van de aanvrager als gevolg van intrekking verleende omgevingsvergunning voor bouw- of aanlegactiviteiten binnen 2 jaar na onherroepelijk worden van de vergunning
|
40%
|
|
van de op grond van die onderdelen voor die activiteiten verschuldigde leges, gerekend vanaf het drempelbedrag van
|
352,25
|
|
per activiteit.
|
|
2.4.3
|
Teruggaaf als gevolg van het weigeren van een omgevingsvergunning voor bouw-, civiel- of aanlegactiviteiten
|
|
2.4.3.1
|
Als de gemeente een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, civiel- of aanlegactiviteiten als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2, en 2.3.4 weigert, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges nadat is gebleken dat de weigering een onherroepelijk karakter heeft verkregen en voor zover de legesheffing is voldaan. De teruggaaf bedraagt:
|
50%
|
|
van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges gerekend vanaf het drempelbedrag:
|
352,25
|
|
per activiteit.
|
|
2.4.3.2
|
Onder een weigering bedoeld in onderdeel 2.4.3.1 wordt ook verstaan een vernietiging van de beschikking bij rechterlijke uitspraak.
|
|
2.4.3.3
|
Een verzoek tot teruggaaf als bedoeld in onderdeel 2.4.3.1 dient uitsluitend schriftelijk en binnen 6 maanden nadat de weigering onherroepelijk is, te worden gedaan.
|
|
2.4.4
|
Geen teruggaaf legesdeel advies of verklaring van geen bedenkingen
|
|
|
Van de leges verschuldigd op grond van de onderdelen 2.3.5.1, 2.3.5.2, 2.3.6.1. 2.3.6.2, 2.3.7, 2.3.14 en 2.3.15 wordt geen teruggaaf verleend.
|
|
2.4.5
|
Minimumbedrag voor teruggaaf
|
|
|
Het minimumbedrag voor teruggaaf bedraagt:
|
68,15
|
2.4.6
|
Regelingen alleen behorend bij duurzaamheidsmaatregelen
|
|
2.4.6.1
|
Reductie leges bij activiteit Bouwen
Alleen als het (vergunningplichtige) project past in de door de gemeente gestelde duurzaamheidsprogramma kan aanspraak gemaakt worden op een reductie van de leges voor de activiteit bouwen, door het verlagen van de bouwkosten volgens onderdeel 2.1.1.1 en 2.1.1.5. De verlaging van de bouwkosten betreft alleen het in mindering brengen van die onderdelen die als toegevoegde waarde zijn opgenomen in de bouwkosten en alleen bedoeld zijn voor het verhogen van het duurzame karakter van het project.
Voorbeeld: de zonnepanelen bij zonneweides. Hierin zijn bijv. de onderliggende constructieve onderdelen wel legesplichtig maar de zonnepanelen niet, terwijl het een onlosmakelijk onderdeel is.
|
|
2.4.6.2
|
Uitstelregeling
Alleen als de aanvrager een vergunning volgens onderdeel 2.3.1 nodig heeft voor het verkrijgen van duurzaamheidssubsidies van hogere overheden, kan de aanvrager een verzoek doen voor het uitstellen van de betaling van de te heffen leges. Het schriftelijke verzoek dient tegelijk met de aanvraag ingediend te worden. Het verzoek bestaat ten minste uit:
- •
opgave van duurzaamheidsmaatregelen
- •
kopie van die subsidieaanvraag
- •
opgave termijn waarbinnen de subsidie toegekend zal gaan worden
- •
bouwkosten, gesplitst naar:
- o
bouwkundige werken volgens onderdeel 2.1.1.1
- o
de extra duurzaamheidsonderdelen
De aanvrager krijgt schriftelijk mededeling of de aanvraag voor de uitstelregeling in aanmerking komt. Aan deze mededeling kunnen voorwaarden worden verbonden.
|
|
2.4.7
|
Regelingen alleen behorend bij combinatie met de (gemeentelijke of provinciale) monumentenvergunning volgens artikel
2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo.
|
|
2.4.7.1
|
Alleen als er een vergunning wordt verleend voor de activiteit bouwen in combinatie met een monumentenvergunning volgens art. 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo en die activiteit bouwen heeft alleen betrekking op het constructieve herstel vanwege het behoud van het monument, bestaat er een mogelijkheid voor reductie van de leges volgens onderdeel 2.3.1. De reductie bedraagt:
|
60%
|
|
van de volgens onderdeel 2.3.1. te heffen leges, gerekend vanaf:
|
178,60
|
Hoofdstuk 5 Wijziging omgevingsvergunning als gevolg van wijziging project
2.5.1
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van de tenaamstelling van een verleende omgevingsvergunning:
|
178,60
|
2.5.2
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van een omgevingsvergunning als gevolg van een, naar de omstandigheden beoordeeld, geringe wijziging in het project waarvoor geen welstandelijke toetsing nodig is, waarvoor geen nieuwe constructieve gegevens hoeven te worden beoordeeld en die ook niet hoeft te worden gepubliceerd:
|
178,60
|
2.5.3
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van een omgevingsvergunning als gevolg van een, naar de omstandigheden beoordeeld, geringe wijziging in het project waarvoor wel een (éénmalige) welstandelijke toetsing nodig is of waarvoor nieuwe constructieve gegevens moeten worden beoordeeld.
|
352,25
|
2.5.4
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van een omgevingsvergunning als gevolg van een, naar de omstandigheden beoordeeld, geringe wijziging in het project waarvoor een éénmalige welstandelijke toetsing nodig is en waarvoor nieuwe constructieve gegevens moeten worden beoordeeld en die past binnen het bestemmingsplan:
|
704,50
|
2.5.5
|
Als de wijziging naar de omstandigheden beoordeeld van ingrijpende aard is dan gelden onverminderd de tarieven volgens de onderdelen zoals genoemd in Hoofdstuk 3.
|
|
2.5.6
|
Als grondslag voor het vaststellen van de leges in Hoofdstuk 5 geldt de datum van aanvraag verzoek tot wijziging omgevingsvergunning.
|
|
Hoofdstuk 6 Bestemmingswijzigingen zonder activiteiten
2.6
|
Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het vaststellen van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening voor zover het de kosten van ambtelijke begeleiding betreft, bedraagt:
|
12.650,75
|
|
vermeerderd met de kosten voor het feitelijk opstellen van het bestemmingsplan, als de gemeente hiervoor opdracht geeft. Hiervoor zal een separate begroting aan aanvrager worden overgelegd.
|
|
2.6.1
|
Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het wijzigen of uitwerken van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening voor zover het de kosten van ambtelijke begeleiding betreft, bedraagt:
|
7.479,10
|
|
vermeerderd met de kosten voor het feitelijk opstellen van bijbehorende regels, toelichting etc.. Hiervoor wordt een begroting aan de aanvrager overgelegd.
|
|
2.6.2
|
Als een aanvrager gebruik maakt van de coördinatieregeling volgens artikel 3.30 t/m 3.32 van de Wro dan wordt het tarief volgens onderdeel 2.6 verhoogd met de leges volgens onderdeel 2.3 voor zover die van toepassing is.
|
|
Einde Titel 2 van de Legesverodening Alkmaar 2023 (totdat de Omgevingswet is ingevoerd doch uiterlijk t/m 31-12-2023).
Titel 3 Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn
Hoofdstuk 1 Horeca
3.1.
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor:
|
|
3.1.1.
|
een vergunning op grond van artikel 3, eerste lid, van de Alcoholwet
|
284,20
|
3.1.2
|
een ontheffing van artikel 35 van de Alcoholwet
|
24,35
|
3.1.3
|
een vergunning tot het exploiteren van een horecabedrijf als bedoeld in de Apv.
|
379,60
|
3.1.4
|
een vergunning tot het exploiteren van een terras bij een horecabedrijf als bedoeld in de Apv.
|
126,00
|
3.1.5
|
het wijzigen, verlengen, niet zijnde een wijziging tenaamstelling, van een vergunning tot het exploiteren van een horecabedrijf of drank en horecavergunning en de daarbij behorende bijlage(n).
|
86,15
|
3.1.6
|
een enkele aanvraag terrasvergunning behorend bij een winkel zoals bedoeld in de Apv.
|
86,15
|
Hoofdstuk 2 Organiseren evenementen of markten
3.2.1
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor:
|
|
3.2.1.1
|
een ontheffing van het verbod tot het maken van akoestische muziek (niet versterkt) als bedoeld in de Verordening fysieke leefomgeving, voor zover het betreft een ontheffing geldig voor:
|
|
3.2.1.1.1
|
één dag
|
10,50
|
3.2.1.1.2
|
niet langer dan 14 al dan niet achtereenvolgende dagen
|
22,35
|
3.2.1.1.3
|
één jaar
|
72,10
|
|
|
|
3.2.1.1.1
|
een ontheffing van het verbod tot het maken van versterkte muziek (bijvoorbeeld het plaatsen van boxen voor achtergrondmuziek) als bedoeld in de Apv, voor zover het betreft een ontheffing geldig voor:
|
|
3.2.1.1.1.1
|
één dag
|
22,35
|
3.2.1.1.1.2
|
niet langer dan 14 al dan niet achtereenvolgende dagen
|
44,75
|
3.2.1.1.1.3
|
één jaar
|
100,80
|
|
|
|
3.2.1.1.2
|
een ontheffing van het verbod tot het maken van live- muziek (bijvoorbeeld een band of DJ) als bedoeld in de Apv, voor zover het betreft een ontheffing geldig voor:
|
|
3.2.1.1.2.1
|
één dag
|
100,80
|
3.2.1.1.2.2
|
niet langer dan 14 al dan niet achtereenvolgende dagen
|
156,80
|
3.2.1.1.2.3
|
één jaar
|
235,25
|
|
|
|
3.2.1.2
|
een ontheffing sluitingsuur als bedoeld in de Apv.
per dag dat de ontheffing geldig is:
|
12,00
|
3.2.1.3
|
een klein evenement (<500 bezoekers) als bedoeld in de Apv.
|
24,35
|
3.2.1.4
|
een groot evenement met gevolgen voor de openbare orde/woon- en leefmilieu (>= 500 bezoekers) als bedoeld in de Apv.
|
172,50
|
|
Als de aanvraag voor een evenementvergunning als bedoeld in 3.2.1.3 en 3.2.1.4, minder dan 8 weken voorafgaand aan het evenement wordt aangevraagd wordt het tarief voor de vergunning verdubbeld
|
|
3.2.1.5
|
het houden van een snuffelmarkt of themamarkt (< 500 bezoekers) als bedoeld in de Apv.
|
24,35
|
3.2.1.6
|
het houden van een snuffelmarkt of themamarkt (>= 500 bezoekers) als bedoeld in de Apv.
|
172,50
|
|
Als de aanvraag voor een snuffelmarkt of themamarkt als bedoeld in 3.2.1.5 en 3.2.1.6, minder dan 8 weken voorafgaand aan het evenement wordt aangevraagd wordt het tarief voor de vergunning verdubbeld.
|
|
3.2.1.7
|
Een ontheffing van de Zondagswet
|
58,05
|
Vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad van Alkmaar van 15 december 2022
mw. drs. A.M.C.G. Schouten, burgemeester
mw. mr. V.H. Hornstra, griffier
Bijlage 2.
Toelichting op de Legesverordening Alkmaar 2023
A Algemeen
1 Wettelijke basis
De leges worden geheven op basis van artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet. De legesheffing voor reisdocumenten en de Nederlandse identiteitskaart berust niet op artikel 229 van de Gemeentewet, maar op artikel 7 van de Paspoortwet, in samenhang met artikel 2, tweede lid, van die wet (wijziging Paspoortwet per 9 maart 2014).
In 1995 is het begrip “leges” komen te vallen onder het begrip “rechten” (artikel 229 Gemeentewet). In de verordening is ervoor gekozen de rechten ‘leges’ te blijven noemen, omdat het hier gaat om een ingeburgerd en herkenbaar begrip. Bovendien gaat het in vrijwel alle gevallen om het in behandeling nemen van aanvragen voor vergunningen e.d. en om het verstrekken van documenten.
In de verordening en tarieventabel is gekozen is voor een zogenaamd ‘aangekleed’ model, dat wil zeggen dat de tekst van hogere wettelijke regelingen, waar nodig voor de duidelijkheid, is overgenomen. Daarmee kan de aanvrager de wettelijke grondslag direct natrekken.
Vanwege artikel 10 van de Legesverordening Alkmaar 2017 (overdracht van bevoegdheden) is in de aanhef ook artikel 156, eerste en tweede lid, onder h, van de Gemeentewet genoemd.
Opzet
De Legesverordening Alkmaar bestaat uit twee gedeelten, namelijk de verordening zelf met de formele en materiële bepalingen en de tarieventabel met een omschrijving van de belastbare feiten, de heffingsmaatstaven en de tarieven.
Zowel voor de verordening als voor de tarieventabel is de gemeenteraad het bevoegd gezag.
Voordeel van deze opzet is dat wijzigingen van tarieven op eenvoudige manier in de tarieventabel zijn te verwerken zonder dat de onderlinge samenhang van de artikelen in de verordening verloren gaat.
De indeling van de tarieventabel is als volgt:
Titel I, Algemene dienstverlening.
Hieronder vallen alle diensten op verzoek van aanvragers te verstrekken voor zover niet vallend onder de navolgende titels
Titel II. Dienstverlening op grond van de Wet Algemene bepalingen omgevingsvergunning, de fysieke leefomgeving.
Dit heeft geen verdere toelichting. In Alkmaar is voor de eenduidigheid daaraan toegevoegd de dienstverlening op grond van de Brandbeveiligingsverordening, materieel gelijk te stellen aan onderdelen van de Wabo, feitelijk een vangnet.
Titel III dienstverlening vallend onder de Europese Dienstenrichtlijn.
De mogelijkheden tot kruissubsidiëring zijn door de komst van de Europese Dienstenrichtlijn (EDR) beperkter geworden.
De EDR maakt kruissubsidiëring binnen een cluster van samenhangende vergunningstelsels mogelijk. Dit betreft alleen de diensten aan dienstverrichters waarop de EDR van toepassing is. De wetgever heeft hierin geen aanleiding gezien om artikel 229b van de Gemeentewet te wijzigen. De EDR doorkruist daarmee de wettelijke regeling van artikel 229b Gemeentewet.
De tarieven
Het staat elke gemeente in beginsel vrij voor haar diensten zelf de tarieven vast te stellen. Alleen voor een aantal taken die de gemeente in medebewind voor bijvoorbeeld de provincie of het rijk uitvoert, kan bij of krachtens de wet de hoogte van de te heffen tarieven zijn bepaald. Daar is de vrijheid van de gemeente dus ingeperkt. Bijvoorbeeld reisdocumenten of legitimatiebewijzen, maar ook de kosten van kadastrale uittreksels als die door de gemeente worden verstrekt.
Maar de heffingsvrijheid zoals in de eerste zin beschreven is ook overigens niet onbeperkt. Het ministerie van Binnenlandse zaken heeft in de “Handleiding model kostentoerekening leges” aangegeven binnen welke marges de gemeente haar tarieven kan en mag vaststellen.
Een basisuitgangspunt is maximaal kostendekkend. Een gemeente is geen commerciële onderneming maar monopolist voor te verlenen diensten. De legestarieven mogen dus niet meer dan kostendekkend worden berekend. Die berekening van de kostendekkendheid vindt niet plaats per geleverde dienst maar voor clusters van geleverde diensten. Binnen door het rijk gedefinieerde samenhangende clusters van diensten kan zelfs sprake zijn van zogenoemde kruissubsidiëring. Dat wil zeggen dat als voor de ene dienst niet kostendekkend wordt geheven, het tekort op de uitvoering dan in een méér dan kostendekkend tarief binnen hetzelfde cluster mag worden gecompenseerd. Maar ook daar zijn weer grenzen aan. De op te leggen leges moet wel in enige redelijke verhouding staan tot de geleverde dienst en het individuele voordeel dat een aanvrager met deze dienst kan bereiken.
Stel dat de behandeling van een aanvraag voor een collecte en een aanvraag voor een optreden als straatartiest allebei € 75,= aan behandelingskosten hebben. Voor de collecte wordt € 10 geheven maar voor de vergunning straatartiest € 140, zodat het totaal bij gelijke aantallen nog kostendekkend is. Maar de opbrengst die de straatartiest met zijn vergunning denkt te kunnen behalen zal waarschijnlijk voor 100% door de leges worden afgeroomd. En dat zal niet de bedoeling zijn. Het uitgangspunt van kostendekkendheid kan dus haaks staan op het maatschappelijk doel dat met het verstrekken en gebruik maken van een vergunning wordt nagestreefd. Vaak is duidelijk dat de voor deze zaken vastgestelde tarieven voor < 20% kostendekkend zijn terwijl kruissubsidiëring niet echt voor de hand ligt. Feitelijk is er dan sprake van een vorm van indirecte subsidie. Door echter van te voren per product te berekenen wat de kosten zijn die met vergunningverlening gepaard gaan, wordt de hoogte van de verborgen subsidie ook duidelijk.
Voorafgaand aan de verlening van diensten moet ook worden meegenomen of de deregulering niet tot de mogelijkheid behoort. Daarmee kan er zowel bij de gemeente kosten worden bespaard als bij de potentiële aanvrager.
Titel 2 van de tarieventabel, alle diensten voortvloeiend uit de Wet algemene bepalingen omgevingsvergunning, wordt door het ministerie als één cluster aangemerkt. Daarin kan de gemeente geen wijziging brengen.
Als er voor dienstverlening wettelijk vastgestelde maximumtarieven zijn, staan deze in de tarieventabel vermeld. Deze tarieven zijn niet alleen niet kostendekkend, ook kan er sprake zijn van een rijkskostendeel dat de gemeente aan het rijk moet afdragen. In dergelijke situaties geldt in theorie dat de gemeente voor het deel dat niet kostendekkend is in de Algemene uitkering gemeentefonds is of wordt gecompenseerd. In ieder geval mag voor de legesheffing op deze taken geen kruissubsidiëring worden toegepast ten laste van andere heffingen.
Voor diensten waarvoor op grond van het bepaalde in artikel 4 van de Legesverordening géén leges wordt geheven geldt dat deze voor de berekening kostendekkendheid volledig buiten beschouwing moeten blijven. Het gemis aan opbrengsten mag niet worden gecompenseerd met andere legesheffingen.
Zie ook de toelichting op artikel 5 en de tarieventabel.
Het begrip ‘dienst’
Er kan leges worden geheven voor door de gemeente verstrekte diensten (artikel 229 eerste lid, onderdeel b van de Gemeentewet). Als de gemeente op verzoek van een aanvrager een dienst verleent, moet er in beginsel sprake zijn van een individueel belang van aanvrager bij die dienst. Voor een dienst die de gemeente uit eigen initiatief verleent kan geen leges worden geheven.
Een ander kenmerk is dat leges geheven wordt voor het louter in gang zetten van de dienstverlening (het in behandeling nemen van een aanvraag), dus voor de inspanningsverplichting en niet voor een resultaatverplichting. Dus ook als de dienst uiteindelijk wordt geweigerd blijft er leges verschuldigd. Er kan dan wel sprake zijn van een gedeeltelijke teruggave.
Leges kunnen dus alleen geheven worden voor door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Dit blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 9 december 1987 (nr. 24.892, BNB 1988/117, Belastingblad 1988, blz. 65).
Het begrip ‘dienst’ is niet nader gedefinieerd in de wet. Wel is in de jurisprudentie invulling gegeven aan het begrip ‘dienst’. Op grond van de jurisprudentie is het antwoord op de vraag of er sprake is van een dienst dat doorslaggevend is of degene te wiens behoeve de dienst wordt verleend een individueel belang heeft bij die dienst. Dit individuele belang is in beginsel altijd aanwezig als de dienstverlening wordt gevraagd.
Als de dienst ambtshalve wordt verleend, is er naar het oordeel van de wetgever geen sprake van een dienst (Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 591, nr. 3, blz. 78). Dit betekent dat vanaf 1 januari 1995 voor het ongevraagd verlenen van diensten geen legesheffing meer mogelijk is.
Is het algemene belang groter dan het individuele belang van de aanvrager of van degene te wiens behoeve de dienst wordt verleend, dan is er geen sprake van een dienst die legesheffing rechtvaardigt.
Ten slotte merken wij op dat het ‘verlenen’ van een dienst, zoals geformuleerd in de legesverordening, alleen betrekking heeft op het in gang zetten van de dienstverlening, dus van een inspanningsverplichting.
Geen leges kan worden geheven voor het in behandeling nemen van een verzoek om informatie gebaseerd op de Wet openbaarheid van bestuur. De openbaarheid van gemeentelijke informatie is namelijk geen individualiseerbaar belang maar rust op het algemene belang. Wel kan de gemeente leges heffen voor het maken van kopieën, voor de tijdsbesteding die nodig is voor het opzoeken van de informatie. Daarmee is namelijk een particulier belang gediend.
Leges kan ook niet worden geheven voor het afdoen van meldingen, van kennisgevingen die als gevolg van enige wettelijke regeling bij de gemeente worden ingediend. Er volgt namelijk geen te leveren dienst, geen besluit. De afgelopen jaren is juist vanwege de insteek van vermindering van administratieve lasten een aantal vergunningen omgezet in een melding, voor aanvragers een veel lichtere procedure.
B Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in de tarieventabel voorkomende begrippen is daarvan een omschrijving opgenomen in artikel 1.
Artikel 2 Belastbaar feit
De omschrijving van het belastbaar feit valt in tweeën uiteen. Aan de ene kant betreft het belastbaar feit het genot van verleende diensten, anderzijds betreft het belastbaar feit het verrichten van handelingen voor een aanvraag van een reisdocument of een Nederlandse identiteitskaart.
De verordening kent zeer uiteenlopende diensten waarvoor leges worden geheven. Daarom is naast de in artikel 2 opgenomen algemene omschrijving van het belastbare feit voor iedere dienst afzonderlijk een verdere omschrijving van het belastbare feit in de tarieventabel opgenomen. Dat is dan ook de reden dat in artikel 2 wordt gesproken van ‘een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel’. Omdat artikel 217 van de Gemeentewet bepaalt dat het voorwerp van de belasting en het tarief moeten zijn vermeld in de belastingverordening, mag er geen twijfel over bestaan dat de tarieventabel deel uitmaakt van de verordening. Vandaar dat de woorden ‘daarbij behorende’ zijn gebruikt. In de tarieventabel en in de bij de verordening en de tarieventabel behorende bijlagen wordt dit ook uitdrukkelijk aangegeven.
De omschrijving van het belastbare feit is van belang voor de vraag of en wanneer de materiële belastingschuld ontstaat..
In deze verordening is het belastbare feit in het algemeen het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een vergunning. Dit heeft als voordeel dat leges al verschuldigd zijn op het moment van het in behandeling nemen van de aanvraag. Niet bepalend is het moment waarop de vergunning wordt verleend. Ook is niet van belang of de vergunning wordt verleend of geweigerd. Zou het belastbare feit zijn ‘het verlenen van de vergunning’ dan heeft op het moment van het in behandeling nemen van de aanvraag het belastbare feit zich nog niet voorgedaan. Ook kan dan niet worden geheven als de vergunning wordt geweigerd, hoewel de gemeente wel op verzoek van aanvrager de kosten van behandeling heeft gemaakt. En deze kosten kunnen, vooral bij een aanvraag Omgevingsvergunning, aanzienlijk zijn. Alleen bij diensten zoals benoemd onder hoofdstuk 11 van Titel I is sprake van een resultaatsverplichting
Overigens kan op grond van wettelijke bepalingen niet in alle gevallen het belastbare feit worden omschreven als ‘het in behandeling nemen van een aanvraag’. Zo kan alleen voor het voltrekken van een huwelijk, en niet voor het in behandeling nemen van de aanvraag daarvan, leges geheven worden, dit op grond van de Wet rechten burgerlijke stand.
Artikel 3 Belastingplicht
De belastingverordening moet vermelden wie de belastingplichtige is (artikel 217 van de Gemeentewet). Vanwege het uiteenlopende karakter van de verschillende diensten is gekozen voor een ruime omschrijving van de belastingplicht, om te voorkomen dat in bepaalde situaties geen belastingplichtige aangewezen zou kunnen worden.
Het gebruik van de woorden ‘dan wel’ is bedoeld om te voorkomen dat voor dezelfde dienst van twee belastingplichtigen, te weten de aanvrager en degene te wiens behoeve de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht, leges worden geheven.
Vanuit de systematiek van de verordening ligt het voor de hand in eerste instantie de aanvrager in de heffing te betrekken. Als het niet mogelijk is een aanvrager als belastingplichtige aan te wijzen, bijvoorbeeld als de aanvrager duidelijk niet de belanghebbende is, dan kan degene voor wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht als belastingplichtige aangemerkt worden. Dit laatste zal zich niet snel voordoen omdat, zoals al eerder is geconstateerd, de aanvrager per definitie een belang heeft bij de dienstverlening of de handelingen.
Artikel 4 Vrijstellingen
Onderdeel a
In onderdeel a is een (verplichte) vrijstelling opgenomen voor diensten waarvan de kosten krachtens afdeling 6.4 (grondexploitatie) van de Wet ruimtelijke ordening dienen te worden verhaald. Deze vrijstelling houdt verband met de zogenaamde Grondexploitatiewet die op 1 juli 2008 in werking is getreden en onderdeel uitmaakt van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Het uitgangspunt is dat er voor een en dezelfde zaak maar één keer kan worden geheven.
Het verplichtende karakter van het kostenverhaal op grond van 6.4 Wro houdt ook in, dat het niet toegestaan is voor de gemeente om af te zien van het kostenverhaal van verleende diensten via het stelsel van 6.4 Wro, om deze kosten vervolgens alsnog via de leges te verhalen. De gemeente heeft dus geen keuzevrijheid om de kosten voor verleende diensten via 6.4 Wro, of via de leges te verhalen, maar moet verplicht het stelsel van 6.4 Wro gebruiken.
Per 1 november 2010 zijn op bovengenoemde verplichting tot kostenverhaal via het exploitatieplan drie uitzonderingen van kracht geworden. De gemeente hoeft geen exploitatieplan vast te stellen en kan, als het kostenverhaal ook niet heeft plaatsgehad via een privaatrechtelijke overeenkomst, alsnog overgaan tot het heffen van leges voor de geleverde diensten (Stb. 2010, 684; artikel 6.2.1a Besluit ruimtelijke ordening).
Onderdeel b
Onderdeel b heeft betrekking op het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een (milieu-)inrichting of mijnbouwwerk (artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Hiervoor kunnen geen leges worden geheven op grond van artikel 2.9, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Dit is dus ook een wettelijke vrijstelling, die voor een goed begrip is opgenomen in de legesverordening. Dat heeft tot gevolg dat de voor het in behandeling nemen van die aanvraag de te maken kosten niet in de berekening van kostendekkendheid voor Titel 2 mogen worden meegenomen. Ook hier geldt dat deze te maken kosten in theorie destijds via een verhoging van de Algemene uitkering gemeentefonds zijn verdisconteerd.
Onderdelen c en d.
Het algemeen belang is gediend bij het in stand houden van monumentale panden. Om die reden wordt in Alkmaar geen leges geheven voor aanvragen omgevingsvergunning voor het wijzigen van een monument, er rekening mee houdend dat voor die wijziging al leges verschuldigd is voor de activiteit bouwen.
Onderdeel e.
Het kappen van bomen dient te worden gereguleerd. Om te voorkomen dat voor het aanvragen van een vergunning een te grote financiële drempel wordt opgeworpen waardoor het kappen mogelijk illegaal gebeurt is een zogenoemd nul tarief opgelegd voor de niet-particuliere bomen en houtopstanden, particuliere bomen en houtopstanden als dit door stormschade, ouderdom of ziekte noodzakelijk is.
Onderdelen f en g.
Dit als gevolg van wettelijk voorschrift
Onderdeel h.
Het is in het belang van de gemeente om de communicatie met de media zonder financiële belemmeringen te laten verlopen.
Onderdelen i, j en k
Het gaat hier om activiteiten die wel enige regulering behoeven maar waar legesheffing, ook in verhouding tot het algemene belang dat met deze activiteiten, die vooral gericht zijn op het bevorderen van de sociale samenhang in buurten en wijken, is gediend, een nul tarief met zich meebrengt.
Onderdeel l.
De huisvestingsvergunning dient de toets op inkomen en maatschappelijke/economische gebondenheid van huurders van woningen onder de huurprijsgrens. Deze toets is noodzakelijk maar wordt gedaan door de sociale verhuurders. Vandaar een nul tarief.
Onderdeel m.
Er moet getoetst worden of inzamelingen/collectes rechtmatig geschieden maar het maatschappelijke doel prevaleert.
Onderdeel n.
De aankleding van de openbare ruimte moet wel worden gereguleerd maar het belang is groter dan dat van zeer beperkt mogelijke legesheffing
Onderdeel o.
Met het ordentelijk afvoeren van incidenteel groot afval is een aanzienlijk maatschappelijk (milieu)belang gediend. Vandaar een nul tarief voor leges, overigens wel precario voor het gebruik van de openbare weg.
Onderdeel p.
Het beleid is gericht op het bevorderen van vrijwilligerswerk. Financiële drempels moeten daarbij zo veel mogelijk worden voorkomen.
In onderdeel d en eventueel volgende onderdelen kan de gemeente andere vrijstellingen opnemen. Een aantal vrijstellingen vloeien rechtstreeks voort uit hogere wet- en regelgeving en hoeven formeel niet in de verordening te worden opgenomen. Voor de volledigheid staan ze wel vermeld. Vrijstellingen passen in beginsel niet bij de aard van de legesheffing. Het gaat namelijk om een heffing voor dienstverlening die op verzoek plaatsvindt en dient ter bestrijding van de gemeentelijke kosten. Het is wel mogelijk om voor algemeen nut beogende of sociaal belang behartigende instellingen vrijstellingen van legesheffing te verlenen voor vergunningen/vrijstellingen uit de Algemene Plaatselijke Verordening te verlenen, bijvoorbeeld voor collectes waarbij de opbrengst bestemd is voor het goede doel of voor buurt- en straatfeesten. Maar ook voor diensten en activiteiten die het algemeen belang anders dienen, zoals het belang van het in standhouden van monumenten, het belang van een goede leefomgeving etc. In al deze situaties is er een generiek nul tarief.
Het is in beginsel niet toegestaan om vrijstelling te verlenen als deze het karakter heeft van inkomenspolitiek, tenzij het gaat om een dienst die aangevraagd moet worden als gevolg van wetgeving. Hiervan is bijvoorbeeld sprake van bij het aanvragen van legitimatiebewijzen. Hierover dient iedereen onder voorwaarden te beschikken. In het kader van het minima beleid kan hiervoor wel individuele vrijstelling van legesheffing worden verleend.
Onderdeel q.
Het belang dat wordt gehecht aan voldoende en kwalitatief hoogwaardige opvang voor jongere kinderen, juist vanwege het positieve effect dat die opvang heeft voor het bevorderen van toetreding tot de arbeidsmarkt van vrouwen, achten wij dermate groot dat wij om die reden geen financiële belemmering willen opwerpen voor de ondernemers in die branche danwel de particulieren die als gastoudergezin optreden. Daarbij speelt in niet geringe mate mee dat de kinderopvang, niet alleen als gevolg van de voortdurende recessie, maar ook op een andere manier, sterk onder druk staat. Verhogen van die druk kan er toe bijdragen dat er te weinig plaatsen worden gerealiseerd waarmee afbreuk kan worden gedaan aan onze primaire doelstelling.
Onderdeel r.
Het gaat hier om niet commerciële activiteiten die wel regulering behoeven maar waar legesheffing, ook in verhouding tot het algemene belang dat met deze activiteiten, natuurlijke personen of organisaties zonder winstoogmerk, die zich volgens haar statuten of op een andere manier de uitoefening ten doel stelt van activiteiten van maatschappelijke, sociale, liefdadige, godsdienstige, culturele aard of tot bevordering van het algemeen belang en waarbij de activiteiten in hoofdzaak worden verricht door vrijwilligers, voor deel een nul tarief met zich meebrengt.
Onderdeel s.
Ter voorkoming van het onterecht betalen van leges omdat een aanvrager te snel een aanvraag heeft ingediend of naast een verzoek voor advies ook een aanvraag voor omgevingsvergunning heeft gedaan daar waar alleen een van de twee bedoeld was.
Onderdeel t.
Toegevoegd om zo vergunningvrij kappen die bij vergissing/onwetendheid is aangevraagd vrij te stellen van leges.
Onderdeel u. en v.
Deze onderdelen zijn toegevoegd om vergunningvrije bouwwerken niet te belasten met leges als een aanvrager toch een aanvraag hiervoor doet.
Onderdeel w.
Het gebeurt wel eens dat op uitdrukkelijk verzoek van het bevoegd gezag een aanvraag wordt ingetrokken. De leges worden dan niet rekening gebracht. Het gaat hier alleen om een aanvraag voor omgevingsvergunning en niet die van een vooroverleg.
Artikel 5 Maatstaven van heffing en tarieven
Eerste lid
Voor de maatstaven van heffing en tarieven wordt in dit artikel verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel die, zoals in de toelichting op artikel 2 al is opgemerkt, integraal deel uitmaakt van de verordening.
Tweede lid
Voor woningbouwprojecten en voor bij algemene maatregel van bestuur aangewezen projecten kan de gemeenteraad op verzoek of ambtshalve een projectuitvoeringsbesluit nemen (artikel 2.9 en 2.10 Crisis- en herstelwet). Het projectuitvoeringsbesluit vervangt de bestaande vergunningen, ontheffingen, vrijstellingen of andere besluiten die zonder de Crisis- en herstelwet (Chw) voor de ontwikkeling en verwezenlijking voor het project nodig zouden zijn. In veel gevallen zal sprake zijn van grondexploitatie, waarop afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van toepassing is.
In verband hiermee is bij de tariefstelling aangesloten bij de in de tarieventabel opgenomen tarieven die voor de vergunningen, ontheffingen en dergelijke verschuldigd zouden zijn geweest als de Chw niet zou gelden. Voor de overzichtelijkheid is de tariefbepaling in artikel 5 opgenomen.
Derde lid
In het tweede lid van dit artikel is een regeling opgenomen voor die diensten, waarbij als maatstaf van heffing het aantal uren, bladzijden en dergelijke is gehanteerd. Door deze bepaling behoeft in de tarieventabel niet steeds te worden vermeld dat gedeelten van bijvoorbeeld uren of bladzijden voor een geheel uur of een gehele bladzijde zullen worden gerekend.
Artikel 6 Manier van heffing
Op grond van artikel 233 van de Gemeentewet kunnen gemeentelijke belastingen worden geheven bij wijze van aanslag, bij wijze van voldoening op aangifte of op andere wijze. In de belastingverordening zal moeten worden geregeld welke wijze van heffing geldt.
In deze verordening is in beginsel gekozen voor de heffing op andere wijze, omdat deze wijze van heffing wordt gekenmerkt door een grote mate van vorm vrijheid, wat goed aansluit bij het karakter van de heffing van leges. Bij heffing moet worden gewezen op de bezwaarmogelijkheid.
Er zijn grosso modo twee wijzen van heffing:
- 1.
Direct aan het (digitale) loket als er sprake is van een zogenaamde transactiehandeling, dan gaat het om vormen van contante betaling, waartoe ook gerekend elektronisch betalen;
- 2.
Via een aanslag/rekening, direct bij het in behandeling nemen van een aanvraag. Deze omschrijving leidt er bij aanvragen omgevingsvergunning en bij andere aanvragen op vergunning die niet onder het transactiemodel vallen, toe dat de leges verschuldigd zijn op het moment van het in behandeling nemen van de aanvraag. Betaling dient dan binnen veertien dagen na het uitbrengen van de rekening te hebben plaatsgevonden. In het algemeen mag bij niet of niet tijdig betalen de behandeling van de aanvraag niet worden gestaakt.
Artikel 7 Termijnen van betaling
Eerste lid
In de praktijk zullen aanvragers van diensten waarvoor leges geheven worden vaak aan het loket verschijnen. Kan de aanvraag onmiddellijk in behandeling worden genomen dan ligt het voor de hand dat de leges onmiddellijk worden betaald. Hierin voorziet het bepaalde in het eerste lid. Als de kennisgeving mondeling wordt gedaan, dan dient er betaald te worden op het moment van het doen van de kennisgeving. Wordt de kennisgeving (bijvoorbeeld een nota) uitgereikt, dan dient er betaald te worden op het moment van het uitreiken van de kennisgeving.
Wordt de kennisgeving toegezonden, dan kan in het eerste lid, onderdeel b, bepaald worden binnen hoeveel dagen betaald moet worden.
De dagtekening van de kennisgeving (bijvoorbeeld een stempelafdruk) is onder andere van belang voor de belastingplichtige vanwege de termijn waarbinnen hij bezwaar kan maken tegen het van hem gevorderde bedrag. Het tijdstip waarop uiterlijk betaald moet worden is van belang voor het eventueel in gang zetten van de dwanginvordering.
Het ontstaan van de (materiële) belastingschuld is overigens niet in de verordening geregeld. Dit hangt samen met het feit dat bij de leges het ontstaan van de belastingschuld samenvalt met het tijdstip waarop het belastbaar feit zich voordoet.
Tweede lid
Deze bepaling is van belang voor het einde van betaaltermijnen. Als de laatste dag voor de betaling een algemeen erkende feestdag, zondag of zaterdag is, schuift deze laatste betaaldag door het bepaalde in het tweede lid niet op naar de eerstvolgende werkdag.
Artikel 8 Vermindering of teruggaaf
De tarieventabel kent vermindering- en teruggaafbepalingen bij parkeer vergunningen en bij de omgevingsvergunning. Voor het parkeren zijn de teruggaafbepalingen opgenomen in hoofdstuk 11 van titel I. In hoofdstuk 4 van titel II zijn teruggaafbepalingen opgenomen voor de situaties dat de vergunningaanvraag voor een bouw-, aanleg- of sloopactiviteit tijdens de behandeling wordt ingetrokken, de vergunning op verzoek wordt ingetrokken zonder dat deze is gebruikt of de vergunning wordt geweigerd of door de rechter wordt vernietigd.
De vermindering of teruggaaf kan ambtshalve worden toegepast (artikel 65 AWR) of op aanvraag worden verleend (artikel 242 Gemeentewet). De verminderingsbeschikking leidt tot een verlaging/neerwaartse aanpassing van de legesschuld. De teruggaafbeschikking laat de legesbeschikking intact, maar leidt er ook toe dat men een deel van de leges terugkrijgt.
Hierin kiezen wij voor een pragmatische benadering. Als de legesrekening nog niet is betaald wordt de openstaande vordering verlaagd met het bedrag van vermindering van leges. Daarvan krijgt aanvrager bericht, hij betaalt dan de nieuwe verlaagde rekening, de eerste is dan vervallen. Is de heffing wel al betaald dan volgt er een teruggave van het te veel betaalde. Dat kan zowel ambtshalve of op verzoek van aanvrager.
Artikel 9. Voorlopige/definitieve aanslag.
Vooral bij aanvragen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, waar de hoogte van de te heffen leges is gekoppeld aan de hoogte van de te realiseren bouwsom, is het ook voor aanvrager en/of de gemeente niet altijd mogelijk van te voren een correcte inschatting te maken van de feitelijke bouwkosten. Daarom kan er bij het indienen van de aanvraag een voorlopige heffing worden opgelegd. Die voorlopige heffing dient dan direct na gereed melding van het bouwwerk en de acceptatie daarvan door de gemeente, te worden gevolgd door een opgave door vergunninghouder van de definitief gemaakte bouwkosten De bevoegdheid tot het opleggen van een naheffingsaanslag vervalt op grond van artikel 20, derde lid, van de AWR vijf jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Ter verificatie zal daarvoor in de regel een accountantsverklaring of een daaraan door het college van burgemeester en wethouders gelijk te stellen verklaring moeten worden overgelegd. Daarna volgt de definitieve heffing. Als die hoger ligt dan de primaire volgt een navordering. Als die lager ligt dan de primaire vordering volgt een terugbetaling van het te veel betaalde. De teruggaaf wordt dan ambtshalve verleend (artikel 65 AWR). Van toepassing is dan de Legesverordening zoals die gold op het moment dat de aanvraag. Voor de toepassing van dit artikel ontstaat de belastingschuld vervolgens op het moment waarop aanvrager zijn afrekening indient, of het moment waarop de gemeente deze afrekening, vanwege het in gebreke blijven van aanvrager, zelf vast stelt. Omdat een naheffing of teruggave meestal geruime tijd tot aan meerdere jaren plaatsvindt nadat de primaire heffing heeft plaatsgevonden en het betreffende begrotingsjaar dan altijd is afgesloten in de jaarrekening, komen de naheffing ten gunste en de teruggave weer ten laste van het jaar waarin de naheffing plaatsvindt. Voor de berekening kostendekkendheid in het naheffing/teruggave jaar blijven deze zaken echter buiten beschouwing omdat anders de gegenereerde inkomsten een vertekend beeld zouden vertonen.
Artikel 10 Overdracht van bevoegdheden
Bij wijzigingen in rijksregelgeving die gevolgen hebben voor de leges, kan de besluitvormingsprocedure voor belastingverordeningen (van ambtelijke voorbereiding tot en met raadsbesluit) belemmerend werken. Ook kan het gewenst zijn een redactionele wijziging op korte termijn door te voeren. Om de gewenste flexibiliteit en de te betrachten spoed te bereiken, kan de raad de bevoegdheid tot vaststelling van de legesverordening onder strikte voorwaarden aan het college overdragen (delegeren). Artikel 156, eerste en tweede lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet maakt dit mogelijk. Artikel 10 van de verordening voorziet in een beperkte overdracht van die vaststellingsbevoegdheid aan het college. In verband met dit artikel hebben wij artikel 156 van de Gemeentewet in de aanhef van de verordening genoemd.
Op grond van artikel 10 is het college bevoegd tot wijziging van de legesverordening als sprake is van een zuiver redactionele wijziging (tekstuele wijzigingen die geen materiële gevolgen hebben) en bij wijzigingen in rijksregelgeving die direct moeten worden vertaald in de Verordening en/of de tarieventabel. Dan dient de implementatieperiode na bekendmaking in het Staatsblad of de Staatscourant korter te zijn dan drie maanden. Het moet bovendien gaan om tariefbepalingen waarbij een rijkskostendeel onderdeel uitmaakt van het tarief of waarvoor bij of krachtens een wet een (maximum)tarief is gesteld. Daarnaast moet de raad niet zelf al met deze wijzigingen rekening heeft gehouden.
Implementatieperiode gewijzigde rijksregelingen.
De implementatieperiode van drie maanden is de termijn die gemeenten doorgaans nodig hebben om een belastingverordening te wijzigen (van ambtelijke voorbereiding tot en met raadsbesluit). De implementatieperiode van drie maanden is ook opgenomen in aanwijzing 174 van de Aanwijzingen voor de regelgeving en in de zogenaamde Code Interbestuurlijke Verhoudingen (een afspraak tussen het kabinet, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) over hoe overheden met elkaar willen samenwerken, januari 2005). Voor wijzigingen in rijksregelgeving die meer dan drie maanden voor de inwerkingtreding officieel worden bekendgemaakt, blijft de raad altijd bevoegd.
De beperking tot de situaties waarin de centrale overheid de hoogte van de tarieven (ook) is opgenomen in de verordening zelf.
Een voorwaarde voor de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheid is verder dat de raad nog niet zelf bij het vaststellen van de verordening de wijziging heeft aangebracht of met de wijziging rekening heeft gehouden (‘een en ander voor zover met deze wijzigingen niet al bij het vaststellen of latere wijziging van deze verordening bij raadsbesluit rekening is gehouden’).
Artikel 11. Overgangsrecht
Voor de vraag welke legesverordening van toepassing is geldt de algemene regel, “die van het jaar waarin een aanvraag die aan legesheffing onderworpen is ingediend”. Dat geldt dan tot aan de definitieve afwikkeling ( betaling, naheffing, bezwaar en beroep). Om dat die zaak over de jaargrens heen kan schieten is dit overgangsrecht noodzakelijk.
Artikel 12 Inwerkingtreding
.
Vanaf 1 januari 2014 is bekendmaking langs elektronische weg verplicht voor de decentrale overheden en dus voorwaarde voor de inwerkingtreding. Daarnaast geldt op grond van artikel 140 Gemeentewet en artikel 7, derde lid, van de Europese Dienstenrichtlijn dat de legesverordening elektronisch beschikbaar en raadpleegbaar moet zijn.