Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting 2023

De gemeenteraad van Vlaardingen,

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 november 2022;

 

Gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

 

Besluit:

 

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting 2023

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

Artikel 3 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • 1.

    van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f. van de Wet Toelating Zorginstellingen.

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voorzover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van deze verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

  • 3.

    op vaartuigen.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingtijdvak. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.

Artikel 5 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

    • b.

      kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen geheel of nagenoeg geheel ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

    • c.

      vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de plaatsing van eenzelfde kampeermiddel gedurende een seizoen of een jaar;

    • d.

      volgtijdige standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de volgtijdige plaatsing van verschillende kampeermiddelen.

  • 2.

    Voor kampeermiddelen op vaste of volgtijdige standplaatsen kan het aantal overnachtingen op een bij de aangifte gedaan verzoek van de belastingplichtige forfaitair worden vastgesteld.

  • 3.

    Bij de forfaitaire berekening voor kampeermiddelen op vaste of volgtijdige standplaatsen wordt per standplaats:

    • a.

      het aantal overnachtende personen gesteld op 2,5 personen;

    • b.

      het aantal nachten gesteld op 50, als een kampeermiddel in het belastingtijdvak geschikt is voor gebruik of alleen mag worden gebruikt gedurende de periode van 15 maart tot 1 november;

    • c.

      het aantal nachten gesteld op 70, als een kampeermiddel in het belastingtijdvak geschikt is voor gebruik of mag worden gebruikt gedurende de periode van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 6 Belastingtarief

Per overnachting bedraagt het tarief € 3,09 (2022: € 3,05) per persoon.

Artikel 7 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan een kalenderkwartaal.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de toeristenbelasting worden betaald in vier termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van het eerste kwartaal van het kalenderjaar waarin de aanslag is opgelegd. De tweede termijn vervalt op de laatste dag van het tweede kwartaal van het kalenderjaar waarin de aanslag is opgelegd. De derde termijn vervalt op de laatste dag van het derde kwartaal van het kalenderjaar waarin de aanslag is opgelegd. De vierde termijn vervalt op de laatste dag van het vierde kwartaal van het kalenderjaar waarin de aanslag is opgelegd.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 10 Aanmeldingsplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 2, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de aangewezen gemeenteambtenaar, bedoeld in artikel 232, vierde lid, sub a van de Gemeentewet.

  • 2.

    De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor de belastingplichtige die met betrekking tot het jaar voorafgaand aan het belastingjaar in de heffing van de toeristenbelasting betrokken is.

Artikel 11 Registratieplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 2, eerste lid, is gehouden verblijfshoudenden te registreren in een daarvoor bestemd en door de gemeente beschikbaar gesteld papieren of digitaal nacht(verblijf)register.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt een model van genoemd nacht(verblijf)register kosteloos beschikbaar.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de inrichting en het gebruik van het nacht(verblijf)register.

  • 4.

    De verplichting als bedoeld in lid 1 tot en met 3 geldt niet als in de eigen registratiesystemen dezelfde gegevens worden vastgelegd als die in het gemeentelijk nacht(verblijf)register verplicht zijn gesteld, dit ter beoordeling aan de heffingsambtenaar.

  • 5.

    De verplichting als bedoeld in lid 1 tot en met 3 geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van de forfaitaire berekeningswijze van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 5.

Artikel 12 Aangifte

  • 1

    Het uitnodigen tot het doen van aangifte kan naast de op de in artikel 237, eerste lid van de Gemeentewet aangegeven wijze geschieden door het invullen van een elektronisch aangiftebiljet. In dat geval geschiedt, in afwijking van de in artikel 237, tweede lid, van de Gemeentewet aangegeven wijze, de aangifte door het invullen en verzenden van het elektronische aangiftebiljet op de website van de Regionale Belasting Groep (RBG).

  • 2

    Indien het eerste lid toepassing vindt, worden de gevraagde bescheiden afzonderlijk ingeleverd of –als bijlage- met de elektronische aangifte meegezonden.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de derde dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De ‘Verordening toeristenbelasting Vlaardingen 2022’, vastgesteld bij raadsbesluit van 16 december 2021 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2023.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening toeristenbelasting Vlaardingen 2023'.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Vlaardingen, gehouden op 15 december 2022.

De griffier,

drs. J. Mimpen

De voorzitter,

drs. B. Wijbenga - van Nieuwenhuizen

Naar boven