1. CLIËNTNIVEAU
|
Criteria
|
Uitwerking
|
1.1 Ondersteuningsplan en zelfregie
|
- a)
De zorgaanbieder kan aantonen dat iedere cliënt een ondersteuningsplan heeft. Dit plan is samen met de cliënt en het gebiedsteam opgesteld en besproken. Dit is door de cliënt of zijn vertegenwoordiger ondertekend. Voor het bereiken van de doelen of resultaten wordt gekeken naar de eventuele betrokkenheid of samenwerking met de cliënt zijn (sociale) netwerk.
- b)
In het ondersteuningsplan zijn de hulpvraag, de behoefte(n), de wens(en), hoe (acties of methodieken) het resultaat en de (SMART)doelen tijdspad (wanneer de resultaten behaald dient te worden) van de cliënt vastgelegd. Tijdens de evaluaties wordt dit plan samen met het gebiedsteam besproken.
- c)
De verleende ondersteuning draagt bij aan het behalen van de opgestelde resultaten en (SMART)doelen.
- d)
De cliënt wordt respectvol bejegend en de zelfredzaamheid van de cliënt wordt ondersteund en geactiveerd en niet overgenomen door de zorgaanbieder. Dit geldt tevens voor de financiën van de cliënt. De zorgaanbieder heeft een begeleidende en ondersteunende rol.
- e)
De zorgaanbieder kan aantonen dat er met het gebiedsteam en de cliënt afspraken zijn gemaakt over hoe en wanneer er wordt of is geëvalueerd. De evaluaties vinden door middel van een driehoek gesprek plaats: cliënt, zorgaanbieder en gebiedsteam. Het is van belang dat voorafgaand aan deze evaluatie een rapportage aangeleverd wordt vanuit de zorgaanbieder richting de cliënt en het gebiedsteam.
|
1.2 Directe en indirecte zorg
|
- a)
De zorgaanbieder kan aantonen dat er afspraken zijn gemaakt met de cliënt over de start -en einddatum en de invulling van de ondersteuning (zoals welke dagen en aantal minuten of uren ondersteuning en hoe te handelen wanneer een ondersteuningsmoment niet door kan gaan, bijvoorbeeld bij ziekte of vakantie van cliënt en/of zorgaanbieder). Digitale, telefonische ondersteuning of beeldbellen mag onderdeel zijn van de ondersteuning mits dat passend is voor het behalen van het resultaat en in lijn is met de afgegeven beschikking.
- b)
De omvang van de ondersteuning komt overeen met de afgegeven beschikking.
- c)
De zorgaanbieder kan aantonen dat de cliënt bij start van de ondersteuning wordt gewezen op diens rechten en plichten (o.a. het veilig melden van klachten, incidenten/calamiteiten en de mogelijkheid om een vertrouwenspersoon te betrekken en de keuzevrijheid van de cliënt).
|
1.3 Bijstellen individueel plan
|
- a)
Wanneer tijdens een evaluatiemoment of eerder in de ondersteuning (zie 1.1.e) geconstateerd wordt dat de doelen bijgesteld moeten worden, dan wordt dit door de zorgaanbieder in samenspraak met de cliënt gerealiseerd en vastgelegd.
- b)
Van de zorgaanbieder wordt verlangd dat zij een proactieve houding hebben en vroeg signalering toepassen op de mogelijkheden en ontwikkelingen rondom de resultaten van de cliënt. Een voorbeeld hiervan is dat de zorgaanbieder in samenspraak met de cliënt, contact met het gebiedsteam opneemt wanneer de gestelde resultaten niet haalbaar blijken.
|
1.4 Werkwijze
|
- a)
Er wordt door de zorgaanbieder resultaatgericht gewerkt waarbij er door de zorgaanbieder tevens wordt gekeken naar voorliggende voorzieningen of wetgeving (Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg) of afschalen van Wmo-ondersteuning, dit kan o.a. door vermindering aantal uren en/of afschalen naar een lagere intensiteit van ondersteuning. De eigen kracht van de cliënt staat voorop. Dit is tevens onderwerp van gesprek bij de tussenevaluaties. Bij bepaalde doelgroepen, bijvoorbeeld bij dementie is het stabiliseren van de situatie ook een resultaat.
- b)
Er is sprake van een samenwerking; De zorgaanbieder werkt intensief samen met het gebiedsteam. Het gebiedsteam is de regiehouder en heeft de mogelijkheid om in samenspraak met de cliënt aanpassingen door te voeren wanneer de ondersteuningsdoelen onvoldoende efficiënt en/of effectief zijn. Hiervan is sprake wanneer er geen zichtbare resultaten worden bereikt en/of doelen niet voldoende SMART geformuleerd zijn. Wanneer aanpassingen in doelen herhaaldelijk niet tot resultaat leiden kan het gebiedsteam de ondersteuning/zorgverlening overdragen naar een andere gecontracteerde aanbieder. Indien het gebiedsteam zich zorgen maakt over de kwaliteit van de zorgverlening wordt er een melding gedaan worden bij de Toezichthouder Wmo.
- c)
De zorgaanbieder of budgetbeheerder zorgt ervoor dat de gebiedsteam-medewerker alle relevante informatie (zoals wijzigingen in de hulpvraag, de behoefte, de wens, het resultaat, de (SMART)doelen en/of mogelijkheden tot afschalen) ontvangt die de gebiedsteammedewerker nodig heeft om de regie te voeren en de voortgang van de ondersteuning te monitoren.
- d)
De zorgaanbieder of budgetbeheerder werkt samen met het gebiedsteam op de volgende momenten:
- -
Bij aanvang van de ondersteuning (het samen opstellen van een ondersteuningsplan)
- -
Tussenevaluatie (zie ook 1.4) dient voorafgaand het gesprek te worden aangeleverd bij het gebiedsteam.
- -
Eindevaluatie: voorafgaand aan de beëindiging van de ondersteuning vindt een evaluatie met het gebiedsteam plaats inclusief eindrapportage die voorafgaand vanuit de zorgaanbieder wordt aangeleverd bij de cliënt en het gebiedsteam. Op basis van deze evaluatie vindt een definitieve overweging door het gebiedsteam plaats of de ondersteuning gestopt kan worden. Wanneer er sprake is van een aflopende Maatwerkvoorziening dient de zorgaanbieder dit minimaal 8 (of 20 in geval van Pgb) weken voor de einddatum bij het gebiedsteam te melden.
- -
Er signalen en/of zorgen zijn over onveiligheid van de cliënt of zorgverleners
- -
Tijdens het gebiedsteam geplande overleggen (zoals multidisciplinaire overleggen)
|