Gemeenteblad van Best
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Best | Gemeenteblad 2022, 563840 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Best | Gemeenteblad 2022, 563840 | beleidsregel |
Paragraaf 1.1 – Begripsbepalingen
Artikel 1.1 - Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
De raad hanteert voor wat betreft zijn reguliere bijeenkomsten zo veel mogelijk een cyclus van vijf weken, die als volgt is samengesteld tenzij het presidium anders besluit:
Week 1: Beeldvormende sessie (zoals bedoeld in GW artikel 82, lid 1)
Week 3: Oordeelsvormende sessie (zoals bedoeld in GW artikel 82, lid 1)
Paragraaf 1.2 - Toehoorders en pers
Artikel 1.4 - Geluid- en beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal tijdens een vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.
Hoofdstuk 2 – De samenstelling van de raad
Paragraaf 2.1 - Algemene bepalingen
De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.
Paragraaf 2.2 - Toelating van nieuwe raadsleden, benoemingen en fracties
Artikel 2.7 - Benoeming wethouders
De burgemeester geeft voor de aanvang van iedere ambtstermijn opdracht om de kandidaat-wethouders aan een risicoanalyse integriteit te onderwerpen. De burgemeester brengt over het eindresultaat daarvan verslag uit aan de raad. De risicoanalyse en bijbehorende documenten zijn niet openbaar met uitzondering van de openbare rapportage voor publicatie.
Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.
Indien één of meer leden van één of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden, twee of meer fracties als één fractie gaan optreden of indien één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter door tussenkomst van de griffier. Voor het splitsen dan wel het vormen van nieuwe fracties is geen toestemming vereist van de raad.
Hoofdstuk 3 - De raadsvergadering
Paragraaf 3.1 - Voorbereiding van de raadsvergadering
Artikel 3.4 - Ter beschikking stellen van stukken
Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met de oproep, conform artikel 3.2 van dit reglement, voor de leden beschikbaar gesteld. Indien na het publiceren van de schriftelijke oproep stukken ter beschikking worden gesteld, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.
Paragraaf 3.2 - De orde van de vergadering
Artikel 3.12 - Handhaving orde; schorsing
Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.
Paragraaf 3.3 - Procedures bij stemmingen
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn stemgedrag te motiveren.
Artikel 3.17 - Algemene bepalingen over stemming
Indien er nadrukkelijk door één of meer leden om hoofdelijke stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling aan de raad. Bij hoofdelijke stemming roept de griffier de leden van de raad bij naam om hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het daarvoor bij loting aangewezen raadslid. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
Artikel 3.19 - Stemming over personen
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
Artikel 3.20 - Herstemming over personen
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
Paragraaf 3.4 - Verslaglegging en ingekomen stukken
De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien het conceptverslag onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor de aanvang van de vergadering bij de griffier te worden ingediend.
de genomen besluiten, alsmede een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;
Paragraaf 3.5 - Besloten vergadering
Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.
Artikel 3.27 - Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen dan wel niet te bekrachtigen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, daarover in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
Paragraaf 3.6 - Bevoegdheden en instrumenten
Artikel 3.31 - Initiatiefvoorstel
Een voorstel wordt, nadat het college schriftelijk wensen of bedenkingen ter kennis van de raad heeft gebracht of kenbaar heeft gemaakt hiertoe niet te zullen overgaan, dan wel nadat de in het derde lid gestelde termijn is verlopen, op de agenda geplaatst van de eerstvolgende vergadering, tenzij de oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.
Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
Artikel 3.34 - Schriftelijke vragen
Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn ingediend. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college of de burgemeester de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.
De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, tijdens de behandeling van de ingekomen stukken nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.
Artikel 3.35 – Technische vragen
Technische vragen over geagendeerde raadsvoorstellen die zijn ingediend bij de griffie uiterlijk donderdag vóór 12.00 uur na de beeldvormende sessie, worden door het college uiterlijk donderdag voor de oordeelsvormende sessie vóór 12.00 uur beantwoord. De antwoorden van het college worden door de griffie op het raadsinformatiesysteem geplaatst bij het agendapunt van de desbetreffende sessie.
Het lid van de raad dat tijdens het vragenhalfuur vragen wil stellen, meldt dit schriftelijk onder aanduiding van het onderwerp en de vraag bij de griffier uiterlijk om 12.00 uur op de donderdag voorafgaand aan het vragenhalfuur. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenhalfuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven, het onderwerp in dezelfde raadsvergadering aan de orde komt of het onderwerp niet actueel is.
De vragensteller wordt voor ten hoogste twee minuten het woord verleend om aan een of meer collegeleden dan wel de burgemeester een of meer vragen te stellen en een toelichting te geven. Het collegelid of – indien de vragen aan meer collegeleden zijn gericht – de collegeleden gezamenlijk dan wel de burgemeester wordt voor ten hoogste vijf minuten het woord verleend om de vragen te beantwoorden.
Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad ten hoogste twee minuten het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp. Aan ieder tot wie de (aanvullende) vragen zijn gericht, wordt voor ten hoogste drie minuten het woord verleend om vragen te kunnen beantwoorden.
Paragraaf 3.7 - Lidmaatschap van andere organisaties
Artikel 3.38 - Verslag en verantwoording
Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een gemeenschappelijk orgaan ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen of in een andere organisatie of institutie, heeft het recht om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur of gemeenschappelijk orgaan aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan door de raad worden verwezen naar een raadssessie.
Artikel 4.2 - Oproep en agenda
In spoedeisende gevallen kan de griffier, na overleg met het presidium, na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt met de daarbij behorende stukken aan de leden van de raad verzonden, en openbaar gemaakt.
Voorafgaand aan een thema-avond vindt doorgaans het inwonerspodium plaats waarbij inwoners na aanmelding vooraf bij de griffie in gesprek gaan met raads- en burgerleden over onderwerpen die niet geagendeerd zijn of worden voor besluitvorming. Ook kunnen inzenders van ingekomen stukken door de raad worden uitgenodigd.
Bij een beeldvormende raadssessie kunnen inwoners of organisaties uit Best gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over de geagendeerde onderwerpen. De spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd. Insprekers kunnen daarnaast aan het eind van de beeldvormende sessie kort het woord krijgen om een laatste opmerking mee te geven n.a.v. de beeldvorming, of een vraag te stellen.
Bij een oordeelsvormende raadssessie kunnen inwoners of organisaties uit Best gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over de geagendeerde onderwerpen. De spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.
Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit voor 12.00 uur van de dag waarop de raadsavond plaatsvindt aan de griffie. Hij vermeldt daarbij zijn contactgegevens en het onderwerp, waarover hij het woord wil voeren. Insprekers worden in principe verzocht om bij de beeldvorming in te spreken.
Met dit Reglement van Orde geeft de gemeenteraad invulling aan artikel 16 van de Gemeentewet: ‘De raad stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.’ De bepalingen beogen duidelijkheid en houvast te geven zonder knellend te zijn.
Het Reglement van Orde is opgebouwd uit 5 hoofdstukken:
Dit hoofdstuk bevat de begripsbepalingen en -omschrijvingen, de vergadercyclus, algemene bepalingen over toehoorders en pers en geluid- en beeldregistraties.
Hoofdstuk 2: De samenstelling van de raad
Dit hoofdstuk bevat o.a. bepalingen over de deelnemers aan de raadsavonden en raadsvergaderingen, het presidium en het seniorenconvent.
Hoofdstuk 3: De raadsvergadering
Dit hoofdstuk bevat o.a. bepalingen over de gang van zaken voorafgaand aan en tijdens de openbare en besloten raadsvergaderingen, over stemmen en spreektermijnen en over de instrumenten van de raad.
Dit hoofdstuk bevat bepalingen over de gang van zaken voorafgaand aan en tijdens de raadsavonden.
Dit hoofdstuk bevat bepalingen over de uitleg van het reglement van orde en de inwerkingtreding.
De afzonderlijke paragrafen en artikelen zijn hieronder toegelicht voor zover een verdere uitleg van meerwaarde is.
De vergadercyclus kan bestaan uit de volgende onderdelen:
Deze avond staat in het teken van het vormen van een beeld over onderwerpen die geagendeerd zijn voor besluitvorming.
Tijdens deze avond kunnen één of meerdere informatieve bijeenkomsten gepland worden over actuele thema’s. Deze sessies kunnen plaatsvinden in het gemeentehuis, maar kunnen ook op locatie georganiseerd worden.
Deze avond staat in het teken van het vormen van een mening/oordeel over onderwerpen die geagendeerd zijn voor besluitvorming (voorbereiding van de raadsvergadering)
Een avond die in overleg met het presidium kan worden ingezet voor werkbezoeken en training van de raads- en burgerleden. Tevens vindt op deze avond het presidium plaats.
Iedere cyclus wordt afgesloten met een raadsvergadering waarin besluitvorming over de voorliggende raadsvoorstellen plaatsvindt.
Artikel 1.4 – Geluid en beeldregistraties
Radio- en tv-stations kunnen geluid- en beeldregistraties maken tijdens een openbare raadsvergadering. Wel dient rekening gehouden te worden met de privacy van insprekers of publiek. Raadsleden daarentegen hebben een publieke functie. Het is mogelijk om een aanwijzing te geven dat publiek slechts van af een bepaalde afstand in beeld mag worden gebracht.
Artikel 1.5 – Toehoorders en pers
De hier aangegeven bepalingen worden wat betreft het handhaven van de orde aangevuld door artikel 26 van de Gemeentewet. De voorzitter heeft de bevoegdheid om toehoorders die de orde verstoren, te doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toegang te ontzeggen.
Hoofdstuk 2 – De samenstelling van de raad
De burgemeester is de voorzitter van de raad. Artikel 9 van de Gemeentewet schrijft dit dwingend voor. In artikel 77, eerste lid, is bepaald dat het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als meerdere leden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer.
Artikel 2.6 – Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden
Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde leden kennis van zijn benoeming (artikel V1 Kieswet). De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel V2 Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt, worden aan de raad stukken overlegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken: een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die hij bekleedt, een uittreksel uit de basisregistratie personen met zijn woonplaats, geboorteplaats en – datum, en (indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 10, tweede lid, van de Gemeentewet (artikel V3 Kieswet). Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Bij het onderzoek zal ook de gedragscode (artikel 15, derde lid, Gemeentewet) betrokken worden. In deze code zijn onder meer bepalingen opgenomen over al dan niet toegestane nevenfuncties. De commissie die de geloofsbrieven onderzoekt, brengt verslag uit. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk.
De formulering van het eerste lid benadrukt dat de raad en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht nadat de voorzitter van het centraal stembureau nieuwe leden heeft benoemd.
Het onderzoek van het proces verbaal (onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt door de oude raad vlak voor de eerste samenkomst van de nieuwe raad na de gemeenteraadsverkiezingen. Het onderzoek van het proces-verbaal strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten.
Dit lid ziet op de specifieke taak die de raad heeft na de raadsverkiezingen. Na de gemeenteraadsverkiezingen heeft de commissie voor het geloofsbrievenonderzoek een extra taak, zij adviseert de raad ook over het verloop van de verkiezingen (of dit op wettige wijze is gebeurd) en het vaststellen van de uitslag (is deze juist vastgesteld). Zij doet dit op basis van het proces verbaal van het centraal stembureau. De raad dient op basis van dit advies een besluit te nemen over het verloop van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag. Dit besluit is van belang omdat de raad de bevoegdheid heeft om te besluiten tot het hertellen van de stemmen (eventueel in een deel van de gemeente bij een aantal specifieke stembureaus) en zelfs de bevoegdheid om te besluiten tot een herstemming. Het proces-verbaal vormt de aanleiding tot een besluit tot hertelling of herstemming. Dit dient concrete aanwijzingen te bevatten waarop de raad tot een dergelijk besluit over gaat. Het feit dat een fractie een klein aantal stemmen te weinig heeft om een extra zetel te behalen is geen valide motivering om tot hertelling over te gaan. Een proces-verbaal waaruit blijkt dat kiezers bezwaar hebben gemaakt over de onzorgvuldige wijze waarop het stembureau na sluiting de stemmen heeft geteld, kan dit wel zijn.
Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na een raadsverkiezing kunnen de raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 Gemeentewet vastgelegd.
Afgesproken is dat een wethouder of burgerlid een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) aanvraagt. De VOG is voor burgerleden echter geen toetsings- of weigeringsgrond. Een eventuele weigering van een VOG zou kunnen leiden tot een tweede toetsing of ‘waardering’ door de raad. Dat is een ongewenste situatie. Bij burgerleden vindt in het geval van het ontbreken van een VOG een risicoanalysegesprek plaats met een externe partij, zoals dat ook voor wethouders wordt gedaan. Het resultaat van dit gesprek wordt besproken met de fractievoorzitter. Bij kandidaat-raadsleden kan voorafgaand aan de verkiezingen door de partijen op deze manier getoetst worden, voordat de kieslijst wordt ingeleverd. De afweging na het gesprek is aan de voordragende partij/fractie.
Artikel 2.7 – Benoeming wethouders
Dit artikel geeft invulling aan een leemte in de gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrievenonderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadslidmaatschap (Gemeentewet artikelen 36a, 36b, 41b en 41c). Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. Dit artikel is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten maar uit de raad wordt benoemd, de incompatibiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden. Een integriteitsonderzoek is altijd onderdeel van de procedure tot benoeming van een wethouder.
Een raadslid dat benoemd wordt tot wethouder mag raadslid blijven totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn goedgekeurd (artikel 36b, tweede lid, Gemeentewet).
De Kieswet en de Gemeentewet kennen het begrip fractie niet. In de Gemeentewet in artikel 33, tweede lid, wordt wel uitgegaan van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen. Bij de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe raad na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mede.
In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede. Het is ook mogelijk dat een raadslid zijn lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandig fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie. Ook andere wijzigingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld een fusie van twee fracties. Een andere wisseling in een fractie kan het gevolg zijn van ziekte of zwangerschap van een raadslid. Voor deze gevallen is in de Kieswet een vervangingsregeling opgenomen.
Burgerleden worden op voordracht van een fractievoorzitter benoemd. Daarbij dienen zij aan dezelfde eisen te voldoen als het raadslid.
Om de raadsfractie goed te kunnen ondersteunen in het raadswerk worden burgerleden, voor zover wettelijke bepalingen en het reglement van orde zich daartegen niet verzetten, zoveel als mogelijk gelijkgesteld met raadsleden. Aan burgerleden wordt in beginsel dezelfde informatie ter beschikking gesteld als aan raadsleden. Dit brengt eveneens de plicht met zich mee om, conform artikel 2:5 Algemene Wet Bestuursrecht, geheimhouding te betrachten van de gegevens waarvan het burgerlid het vertrouwelijke of geheime karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden.
Hoofdstuk 3 – De raadsvergadering
Artikel 3.1 – Vergaderfrequentie
Op basis van artikel 17 Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en indien de raadsvoorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste één vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.
In dit artikel worden de basisafspraken weergegeven. In het presidium wordt jaarlijks een vergaderschema voor de raad aan de orde gesteld.
In het artikel is als eindtijd van vergaderingen 22.30 uur opgenomen. Dit is een richttijd en geen harde eindtijd. Op voorstel van de voorzitter beslist de raad over het daadwerkelijk beëindigen van de vergadering en over een eventuele nieuwe vergaderdatum. De eindtijd is in principe 23.00 uur. Bij schorsing wordt in beginsel de vergadering de volgende dag voortgezet.
Artikel 3.5 – Openbare kennisgeving
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en de Verordening elektronische bekendmaking en kennisgeving Best. Daarnaast worden als service aan de inwoners de openbare raadsbijeenkomsten en -vergaderingen via Groeiend Best ter openbare kennis gebracht.
Om te waarborgen dat inwoners en organisaties uit Best betrokken kunnen worden bij de besluitvorming van onderwerpen die in de raad aan de orde komen, is het spreekrecht als standaard onderwerp toegevoegd aan de raadsvergadering. Inwoners kunnen in overleg met de griffie ook petities aanbieden en inspreken over inwonersinitiatieven.
In het tweede lid zijn enkele onderwerpen opgenomen waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de inwoner belanghebbende is, kan de inwoner een bezwaarschrift indienen. Ook kan een inwoner beroep instellen bij de rechtbank. Dit zijn formele procedures die zien op de rechtsbescherming van de inwoner. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van inwoners en organisaties uit Best omdat inspraak over deze onderwerpen de belangen van kandidaten, al dan niet in uitoefening van hun ambt of functie, kunnen schaden.
Inwoners en organisaties uit Best kunnen zich ook niet uitlaten over onderwerpen waar zij op grond van artikel 9:2 Algemene Wet Bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht.
Artikel 3.11 – Aantal spreektermijnen
Het primaire uitgangspunt is dat in de tweede termijn het onderlinge debat plaatsvindt. Met dit artikel heeft de voorzitter de mogelijkheid om de orde van de vergadering te bewaken voor zover dat nodig is. Indien de raad van mening is dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit. In principe voert het college alleen in de eerste termijn het woord waarna de tweede termijn wordt gebruikt voor onderling debat van de raad. Dit behoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de tweede termijn.
De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.
Een stemverklaring dient kort te zijn en moet niet het karakter van een derde termijn krijgen, als reactie op de vorige spreker. Stemverklaringen worden gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden dat de stemming begint.
Artikel 3.17 – Algemene bepalingen over stemming
Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. Als wel stemming wordt verlangd, geschiedt dit in eerste instantie elektronisch.
Wellicht ten overvloede wordt hierbij nog verwezen naar artikel 209, tweede lid, van de Gemeentewet, zijnde gevallen van dringende spoed, welke een hoofdelijke stemming verplicht.
De regeling in het tweede lid is van toepassing, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 van de Gemeentewet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden.
Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
In het vierde lid wordt ingegaan op de procedure van hoofdelijke stemming. De volgorde van stemmen, te starten bij het genoemde lid volgens het volgnummer van de presentielijst en vervolgens op volgorde van de presentielijst, geldt voor de gehele vergadering.
Artikel 3.18 – Stemming over amendementen en moties
Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het onderliggende voorstel. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.
Soms kan een motie dermate zwaar wegen voor een fractie dat de steun voor het gehele voorstel hiervan afhangt. Dan is het nuttig als de raad – in de praktijk op voorstel van de betreffende fractie – kan besluiten om van de voorgeschreven stemvolgorde af te wijken. Die mogelijkheid is gecreëerd met het vierde lid.
Artikel 3.19 – Stemming over personen
Artikel 31, eerste lid, van de Gemeentewet geeft aan dat de stemming over personen geheim dient te zijn. Het is mogelijk om met stemsystemen te werken maar het reglement van orde gaat vooralsnog uit van een stemming door middel van behoorlijk ingevulde stembriefjes. Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje (Kamerstukken II 1985/86, 19 403, nr.3, blz. 86). In geval van een schriftelijke stemming wordt dan ook geen rekening gehouden met blanco stembriefjes. Een blanco of verkeerd ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum. De raad oordeelt of een stembriefje behoorlijk is ingevuld. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld.
Indien raadsleden genomineerd worden voor de functie van wethouder is er sprake van een vrije stemming. Er is geen sprake van een voordracht, maar van een aanbeveling. Een voordracht is voor de raad bindend, de raad heeft slechts keuze tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. De beoogd wethouder mag dus meestemmen over zijn eigen benoeming. Een voorstel tot benoeming gaat hem persoonlijk aan “wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt (artikel 28, eerste lid, onder a, en derde lid van de Gemeentewet). Dat is echter in casu niet aan de orde, omdat er ook op een ander persoon kan worden gestemd. De aard van de stemming is derhalve van belang.
Dit heeft tot gevolg dat raadsleden de mogelijkheid hebben op het stembriefje de naam van de kandidaat die hun voorkeur heeft in te vullen (die van de voorgestelde perso(o)n(en), of die van een ander). Er is in dit geval geen sprake van een voordracht of een anderszins beperkte keuze en aan de stemming mag derhalve ook worden deelgenomen door raadsleden die ter benoeming zijn voorgesteld: zij kunnen immers op het stembriefje een andere naam dan hun eigen naam invullen.
De wetgever heeft nooit de bedoeling gehad de politieke verhoudingen in de raad te beïnvloeden door middel van een verbod op het meestemmen van de kandidaat-wethouder. Los van de formeel-juridische context pleiten de volgende argumenten nog voor bovenstaande zienswijze:
Een democratisch gekozen vertegenwoordiger mag niet te snel het recht op stemming worden ontnomen. Stel: partij X beveelt meneer Janse en meneer Pieterse aan als wethouders. Als deze personen in de raad zitting hebben en niet mee mogen stemmen houdt dit in, dat de partij ineens twee stemmen in de raad minder heeft. Dat is onaanvaardbaar in het licht van de politieke verhoudingen;
Tenslotte is het denkbaar dat een kandidaat-wethouder die voor benoeming wordt aanbevolen, uit moreel-politieke overwegingen en om iedere schijn van belangenverstrengeling te vermijden op eigen initiatief afziet van het meestemmen over de benoeming. Alhoewel het uitgangspunt is dat zeer terughoudend moet worden omgegaan met het inperken van het stemrecht van gekozen volksvertegenwoordigers, laat de wet de betrokkenen de ruimte daarin een eigen afweging te maken.
Artikel 3.28 – Amendementen en subamendementen
Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan in dit artikel. Op basis van artikel 147b van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen.
Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college of op initiatiefvoorstellen indienen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn.
In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip motie gegeven. Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijk, politieke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.
Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp (zogeheten “motie vreemd aan de orde van de dag”) vindt aan het einde van de vergadering plaats.
In de Gemeentewet wordt in artikel 49 één specifiek motie uitgewerkt: de motie van wantrouwen. Hierbij geeft de raad aan het vertrouwen in een wethouder te hebben verloren. Het is een wethouder niet toegestaan om na een aangenomen motie van wantrouwen aan te blijven. Indien de wethouder zelf niet opstapt, kan de raad, blijkens artikel 49, besluiten tot ontslag. In dat geval gaat het ontslag onmiddellijk in.
Artikel 3.31 – Initiatiefvoorstel
Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een besluit of een verordening ter behandeling bij de raad indienen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend.
In artikel 147a, eerste lid, van de Gemeentewet is dit uitgewerkt. Het tweede en derde lid van dit artikel bepalen dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening of beslissing wordt ingediend en behandeld. Daar wordt in deze bepaling uitvoering aan gegeven.
Artikel 3.32 – Collegevoorstel
Dit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel dat het college heeft voorbereid, kan agenderen. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verder behandeling van het voorstel niet wenselijk is (bijvoorbeeld omdat zij een voorstel willen wijzigen). De raad moet hier toestemming voor geven.
Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan de griffie of het presidium overlaten.
Dit artikel stelt nadere regels bij artikel 155, tweede lid, van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig. De raad beslist hierover bij meerderheid. Het recht van interpellatie ligt in het verlengde van het (schriftelijk en mondeling) vragenrecht maar heeft als instrument een zwaarder politiek karakter.
Artikel 3.34 – Schriftelijke vragen
Het vragenrecht (artikel 155, eerste lid, Gemeentewet) geeft aan leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. Op grond van deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al gelang wie verantwoordelijk is.
Hoewel het vragenrecht individueel van aard is, worden de gevraagde antwoorden aan de gemeenteraad als geheel gegeven.
Deze bepaling vormt een invulling van artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht.
In het tweede lid is een aanmeldingstermijn voor vragen opgenomen vanwege het feit dat wethouders in de gelegenheid moeten worden gesteld om beantwoording van de vragen voor te bereiden.
Het vragenhalfuur heeft een lichter politiek karakter dan het recht van interpellatie. Leden worden zo in de gelegenheid gesteld om het college vragen te stellen over het door hem gevoerde bestuur, voor zover dat niet bij geagendeerde onderwerpen aan de orde komt.
Tijdens het vragenhalfuur worden vragen gesteld en antwoorden gegeven. Er vindt geen debat plaats.
In dit artikel wordt een procedurele uitwerking gegeven van de inlichtingenplicht die het college en de burgemeester hebben ten opzichte van de raad. Naast een ingewikkelde inrichting van de bestuursbevoegdheden bevat de Gemeentewet ook behoorlijk aangescherpte regels over de inlichtingenplicht van het college ten opzichte van de raad. Deze regels beogen de politieke verantwoordelijkheid van het college te activeren en de eindverantwoordelijkheid van de raad te bevestigen. Deze regels zijn vastgelegd in artikel 169 en artikel 180 van de Gemeentewet.
Artikel 3.38 – Verslag en verantwoording
Leden van de raad, wethouders, de burgemeester of de gemeentesecretaris, die lid zijn van het algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente.
Voor de wijze waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijk regeling functioneren zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijk regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten.
In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging. In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels daarvoor gesteld in artikel 3.34 van dit reglement. Het derde lid bevat de procedure voor het ter verantwoording roepen die aansluit bij de regels voor inlichtingen. Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties waarin de raad vertegenwoordigers heeft benoemd (bijvoorbeeld privaatrechtelijke rechtspersonen). Hierin voorziet het vierde lid.
Het sessieformulier biedt voor raads- en burgerleden, ambtenaren, college, inwoners en overige geïnteresseerden een kernachtige weergave van het doel, de aanleiding en het programma van de sessie. Dit document wordt als leidraad gebruikt voor de sessie.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-563840.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.