Gemeenteblad van Rotterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2022, 563792 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2022, 563792 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Tweede wijziging van de Havenverordening Rotterdam 2020
De Havenverordening Rotterdam 2020 wordt als volgt gewijzigd.
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
De begripsbepaling van ‘ladingresiduen’ komt te luiden:
ladingresiduen: de restanten van lading die na het laden en lossen op het dek of in ruimen of tanks achterblijven, met inbegrip van overschotten of restanten die het gevolg zijn van morsen bij het laden en lossen, in natte of droge toestand of meegevoerd in waswater, en exclusief ladingstof dat na vegen op het dek achterblijft of stof op de buitenoppervlakken van het schip;
De begripsbepaling van ‘scheepsafval’ komt te luiden:
scheepsafvalstoffen: al het afval van het schip, met inbegrip van ladingresiduen, dat tijdens de exploitatie van een zeeschip of tijdens laad-, los- en schoonmaakactiviteiten ontstaat en binnen het toepassingsgebied van de bijlagen I, II, IV, V en VI bij het MARPOL-verdrag valt, evenals passief opgevist afval;
Artikel 1.7, tweede lid, komt te luiden:
In artikel 3.10, tweede lid, wordt ‘Een zeeschip’ vervangen door ‘De kapitein, de exploitant of de agent van een zeeschip’.
In artikel 4.2, eerste lid, wordt ‘binnenschip’ vervangen door ‘schip’.
Artikel 4.5 wordt als volgt gewijzigd: .
In artikel 4.8 wordt ‘scheepsafval en ladingresiduen’ vervangen door ‘scheepsafvalstoffen’.
In artikel 4.9 wordt ‘scheepsafval en ladingresiduen’ telkens vervangen door ‘scheepsafvalstoffen’.
In artikel 4.11, zevende lid, wordt ‘inrichtingen’ vervangen door ‘een bedrijf waar deze activiteit is toegestaan,’.
Artikel 4.13, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 5.5, onderdeel a, subonderdeel 2°, wordt ‘bij een inrichting waar onmiddellijk brandstof ingenomen wordt’ vervangen door ‘bij een bedrijf waar brandstof ingenomen wordt en dit is toegestaan’.
In artikel 6.2, eerste lid, wordt ‘inrichting’ vervangen door ‘bedrijf waar de activiteit is toegestaan’.
Artikel 8.1 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 8.3, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 8.5 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 8.6, derde lid, wordt na ‘de vergunning kunnen’ ingevoegd ‘onder meer’.
Artikel 11.1.2, tweede lid, komt te luiden:
Artikel 11.2.1 komt te luiden:
Artikel 11.2.1 Vast- en losmaken van zeeschepen
Het eerste lid is niet van toepassing indien:
het een zeeschip betreft waarvan de kapitein of eerste stuurman in het bezit is van een tijdelijke PEC kleine zeeschepen als bedoeld in artikel 21 Loodsplichtbesluit 2021 voor het zeehavengebied Rotterdam-Rijnmond - Zuid-Holland-achterland en dat wordt vastgemaakt of wordt losgemaakt door de eigen bemanning van het zeeschip; of
het een zeeschip betreft met een lengte van minder dan of gelijk aan 160 meter dat wordt losgemaakt en wordt vastgemaakt door de eigen bemanning van dat zeeschip in verband met het verhalen van het zeeschip langs één en dezelfde kade en tijdens het verhalen er geen ander afgemeerd schip wordt gepasseerd.
Het vastmaken of het losmaken van een zeeschip, bedoeld in het eerste lid, mag naast de in het tweede lid, onder a, genoemde bootman, tevens worden verricht door een persoon die, in het kader van de opleiding, bedoeld in artikel 11.2.2, eerste lid, onder verantwoordelijkheid van een bootman werkzaam is.
Artikel 11.2.2 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 11.2.3 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 11.2.4 komt als volgt te luiden:
Artikel 11.2.4 Eisen aan bemanning en schepen die worden gebruikt voor het vast- en losmaken van zeeschepen
Artikel 11.4.2 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 11.4.3, tweede lid, onderdelen a en b, komen te luiden:
Bijlage 2 als bedoeld in artikel 7.1 van de Havenverordening Rotterdam 2020 komt te luiden:
Bijlage 2 als bedoeld in artikel 7.1 van de Havenverordening Rotterdam 2020
Gewichten in deze bijlage gelden voor de stoffen en de verpakking, containergewicht wordt buiten beschouwing gelaten. De totale hoeveelheden van klasse 1 mogen de hoeveelheden zoals genoemd in de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen niet worden overschreden en zijn in Netto Explosieve Massa (NEM)
De Bijlage: Toelichting op de Havenverordening Rotterdam 2020 wordt als volgt gewijzigd:
In de toelichting onder ‘Verhouding tot andere regelgeving’ wordt na ‘omgevingsrecht’ ingevoegd ‘(na invoering van de Omgevingswet en het Activiteitenbesluit Omgevingswet)’.
In de toelichting op artikel 1.1 Begripsomschrijvingen wordt na ‘Scheepsafval (…) definitie.’ ingevoegd:
De definitie is in 2022 gewijzigd als gevolg van een wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door zeeschepen. In de voorgaande wet werd gesproken over ‘scheepsafval’, de nieuwe wet hanteert het begrip ‘scheepsafvalstoffen. De definitie is dezelfde als die de wet gebruikt.
‘Scheepsafvalstoffen’ is gedefinieerd als het afval van een schip met inbegrip van ladingresiduen, dat ontstaat tijdens de exploitatie van een schip of tijdens laad, los- en schoonmaakactiviteiten. Specifiek zijn vermeld: olie-afval uit de machinekamer, huishoudelijk afvalwater, huisvuil, klein gevaarlijk afval en ozon aantastende stoffen, die voorkomen in bijvoorbeeld oude brandblussers. Daarnaast bevat het begrip ‘scheepsafvalstoffen’ ook ladinggebonden afval, zoals stuwhout en verpakkingsmateriaal. Ladingresiduen, zowel droog als nat, zijn stoffen die achterblijven na lossing van de lading en vallen ook onder deze definitie.’
In de toelichting van artikel 1.2 wordt ‘de orde’ vervangen door ‘een efficiënt gebruik van de haven,’.
In de toelichting van artikel 1.7 wordt toegevoegd ‘Het tweede lid geeft de mogelijkheid om in bepaalde situaties hiervan af te wijken.’.
In de toelichting van artikel 1.9 vervalt ‘en het reglement’.
De titel van Paragraaf 3 komt te luiden: Efficiënt gebruik van de haven
Onder Paragraaf 3 wordt ingevoegd ‘In de verordening is als een van de doelen genoemd, naast het milieu en de veiligheid, de ordening in de haven. Er is regelmatig verwarring ontstaan omtrent dit begrip, mede in verband met de burgemeestersbevoegdheden (openbare orde). Daarom is ervoor gekozen het begrip ‘ordening’ te vervangen door ’een efficiënt gebruik’ omdat dat begrip beter aansluit bij wat bedoeld wordt.’.
In de toelichting van artikel 3.1 wordt ‘de ordening in de haven’ vervangen door ‘een efficiënt gebruik van de haven’ en wordt ‘milieu, ordening’ vervangen door milieu, efficiënt gebruik van de haven’.
In de toelichting van artikel 3.5 wordt ‘Indien (…) omgevingsrecht’ vervangen door ‘Indien een schip zich bevindt bij een bedrijf waar deze activiteiten zijn toegestaan geldt het verbod niet, voor zover de activiteiten vallen binnen de werkingssfeer van de vergunning die is afgegeven krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht / de activiteiten zijn toegelaten op basis van het Activiteitenbesluit Omgevingswet.’.
In de toelichting van artikel 3.12 wordt ‘de ordening’ vervangen door ‘het efficiënte gebruik van de haven’.
In de toelichting van artikel 4.3 wordt ‘de ordening’ vervangen door ‘het efficiënte gebruik van de haven’.
In de toelichting van artikel 4.5 wordt ‘Om (…) werkzaamheden’ vervangen door ‘Voorkomen moet worden dat een kleine scheepsreparatie plaatsvindt en uitgroeit tot een reparatie van grote omvang, met inherente veiligheidsrisico's en grote tijdsduur bij een bedrijf waar deze activiteiten niet zijn toegestaan. Daarom is in het eerste lid, onder b, opgenomen dat bij een bedrijf waar deze activiteiten niet zijn toegestaan de reparatieduur ten hoogste zeven dagen aaneengesloten (dus niet in parten van een of meer dagen) mag duren. Het eerste lid is ook van toepassing op de bedrijfsgereedheid van het schip. Werkzaamheden aan bijvoorbeeld de voortstuwingsinstallatie mogen niet leiden tot het belemmeren van de bedrijfsgereedheid voor een periode van meer dan zeven dagen. Verder is het verbod van open vuur en vonkvorming in het petroleumhavengebied, dat elders is geregeld, onverkort van kracht bij het verrichten van werkzaamheden.’.
De toelichting van artikel 4.8 wordt als volgt gewijzigd:
De toelichting van artikel 4.10 wordt als volgt gewijzigd:
In de toelichting van artikel 6.3 wordt in de vierde alinea ‘het vijfde lid’ vervangen door ‘het eerste lid’.
De toelichting van artikel 7.1 komt te luiden:
Artikel 7.1 Verbod ligplaatsinname schip met gevaarlijke stoffen
Geregeld is dat het verboden is met een schip dat geladen is met een in de bijlage 2 genoemde gevaarlijke stof ligplaats te nemen binnen een in de bijlage genoemde veilige afstand van een woonconcentratie. De afstand wordt bepaald vanaf de stuwpositie van de gevaarlijke stoffen aan boord van het schip. Doel van deze ligplaatszonering is dat mocht er onverhoopt een incident plaatsvinden met een schip met een gevaarlijke stof, dat er een voldoende veilige afstand is tussen het schip en tussen bewoning.
De ligplaatszonering is een veiligheidscontour die rondom woonconcentraties wordt getrokken en waarbinnen schepen, die bepaalde hoeveelheden gevaarlijke stoffen aan boord hebben, geen ligplaats mogen nemen. Deze risicomaatregel is aanvullend op de veiligheidsafstanden die gemeenten en provincies moeten aanhouden bij het verlenen van (milieu)vergunningen aan bedrijven met gevaarlijke stoffen. Het eerste lid heeft betrekking op alle schepen, het tweede lid op alleen zeetankschepen.
In 2022 heeft een herijking plaatsgevonden op de veiligheidsafstanden die in bijlage 2 zijn genoemd. De afstanden zijn gebaseerd op de veiligheidsnormen die in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden voorgeschreven en waar gemeenten en provincies aan zijn gehouden bij het verlenen van (milieu)vergunningen aan bedrijven met gevaarlijke stoffen.
In de ligplaatszonering wordt gekeken naar het effect van een incident met de gevaarlijke stoffen aan boord van schepen en wordt de kans dat het incident kan optreden niet meegewogen. Daarmee is deze meetmethode strenger dan de reguliere meetmethode en hierdoor staan in de ligplaatszonering grotere veiligheidsafstanden dan wanneer het Bevi zou worden toegepast. Deze strengere meetmethode draagt bij aan de veiligheid in en in de omgeving van de haven.
Voor het berekenen van de veiligheidsafstanden van de klasse 1 stoffen (explosieven) is het door het RIVM opgestelde Rekenvoorschrift Omgevingsveiligheid, Module VI voor opslag van ontplofbare stoffen uit 2020 gebruikt.
De toelichting van artikel 11.2.1 komt te luiden:
Artikel 11.2.1 Verbod vast- en losmaken zeeschepen
Dit artikel bevat voorschriften over het vast- en losmaken van zeeschepen. Zeeschepen met een lengte van meer dan 75 meter moeten worden vast- en losgemaakt door een bootman. Schepen met een lengte van 75 meter of minder die gevaarlijke stoffen bevatten, moeten eveneens door een bootman worden vast- en losgemaakt. Deze grens van 75 meter hangt samen met voorschriften voor loodsplichtige schepen die zijn opgenomen in het Loodsplichtbesluit 2021.
Voor de plicht gebruik te maken van bootlieden wordt namelijk aangesloten bij de plicht gebruik te maken van een loods: op historische gronden valt de ‘vastmaakplicht’ samen met de loodsplicht. In de haven zijn schepen met een lengte van 75 meter of meer loodsplichtig, onafhankelijk van de plaats in de haven.
Het tweede lid bevat een aantal uitzonderingen op het verbod diensten van bootman te verrichten. De mogelijkheid om los te kunnen maken door bemanningsleden van het schip zelf is opgenomen voor gevallen waarbij geen hulp van derden is vereist, bijvoorbeeld indien vanwege de afmetingen van het schip het voorschrijven van professionele hulp niet redelijk zou zijn (bij aankomst geldt wel een plicht om gebruik te maken van bootlieden). Bij vertrek daarentegen geldt deze plicht niet: de situatie bij vertrek is duidelijker dan bij aankomst. Onder ander het te overbruggen hoogteverschil schip – kade is direct bekend; er mag vanuit worden gegaan dat de trossen goed zijn belegd op de walbolders, omdat dit bij aankomst door bootlieden is gedaan, waardoor bij losmaken de kans op onverwachte verrassingen minimaal zal zijn. ; er kan met een zogenaamde dubbele bocht worden gewerkt voor de laatste trossen, waardoor de bemanningsleden niet van boord hoeven. Wel wordt een lengtegrens van 160 meter ingesteld die aansluit bij de PEC-lengtegrens (PEC C) - verreweg de meeste containerfeeders vallen binnen deze lengtegrens.
Schepen waarvan de kapitein of eerste stuurman in het bezit is van een PEC kleine zeeschepen of een tijdelijke PEC kleine schepen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Loodsplichtregeling 2021 zijn vrijgesteld van de plicht gebruik te maken van bootlieden bij vast- en losmaken. Dit sluit aan bij de genoemde loodsplichtregeling: deze kapiteins of stuurlieden zijn ook vrijgesteld van loodsplicht.
In het derde lid is bepaald dat de uitzonderingen niet gelden indien het een zeeschip betreft met gevaarlijke lading als bedoeld in artikel 1 van het Loodsplichtbesluit 2021. Ook dit sluit aan bij het Loodsplichtbesluit 2021: deze schepen zijn ook niet vrijgesteld van loodsplicht.
In het vierde lid is bepaald dat het college een of meer afmeerlocaties kan aanwijzen waar nader door het college te bepalen categorieën van zeeschepen alleen mogen worden vast- of losgemaakt door een bootman als bedoeld in het tweede lid, onder a. Hierbij moet o.a. worden gedacht aan boei- en palenconfiguraties waar het niet mogelijk is voor de eigen bemanning om zelf veilig vast- en los te maken.
In het vijfde lid is een bevoegdheid voor het college opgenomen ontheffing te kunnen verlenen van het in het eerste lid, van artikel 11.2.1 opgenomen verbod tot het verrichten van de diensten bootman. De uitzondering die wordt gemaakt ziet op exploitanten van veerverbindingen die hoogfrequent de haven aandoen. Op deze veerverbindingen wordt gebruik gemaakt van roll-on-roll-offschepen. Deze schepen zijn goed manoeuvreerbaar en meren af op vaste en veilige afmeerplaatsen. Onder ‘hoogfrequent’ wordt verstaan een frequentie in de door
exploitant vastgestelde dienstregeling van minimaal eenmaal per 48 uur. De kapitein en de bemanning van deze roll-on-roll-offschepen hebben – als gevolg van de hoge aanloopfrequentie – voldoende routine ontwikkeld om deze schepen, onder verschillende omstandigheden, veilig te kunnen los- en vastmaken. Ook het met deze taak belaste personeel aan de wal beschikt - vanwege de hoge frequentie - over voldoende routine. Daarnaast is bepaald dat het moet gaan om roll-on-roll-offschepen die afmeren binnen een vaste afmeerconfiguratie. Vanwege de laad- en losklep is op de afmeerplaats van deze schepen een speciale voorziening (de ramp) aangebracht, als gevolg waarvan er altijd op exact dezelfde plek wordt gemeerd. Vanwege de ramp is er voor het roll-on-roll-offschip altijd voldoende ruimte om af te meren. De afmeerlijnen hebben een vaste volgorde en plaatsing. Als gevolg van deze afmeerconfiguratie is het afmeerproces sterk vereenvoudigd en bestaan
er minder veiligheidsrisico’s. In onderdeel c van het derde lid van artikel 11.2.1 is ten slotte bepaald dat exploitant van de veerverbinding over een ‘ferry-mooring safety procedure’ moet beschikken. Deze procedure wordt ter vaststelling voorgelegd aan het college alvorens een ontheffing wordt verleend.
In de toelichting van artikel 11.2.2 wordt ‘Tevens moet hij zijn aangesloten bij een erkende bootliedenorganisatie.’ vervangen door ‘Tevens moet de bootman aangesloten of in dienst zijn bij een erkende bootliedenorganisatie.’.
In de toelichting van artikel 11.2.3 wordt na ‘kunnen worden vast of losgemaakt.’ ingevoegd ‘In onderdeel d is de verplichting opgenomen dat een bootliedenorganisatie aan alle zeeschepen hun diensten moet aanbieden. Vanuit veiligheidsoogpunt is dit van groot belang. Het is onwenselijk dat door een bootliedenorganisatie bijvoorbeeld bepaalde type zeeschepen of locaties zouden worden uitgezonderd van hun dienstverlening. Dat zou er toe kunnen leiden dat zeeschepen op bepaalde locaties (bijv. op de boeien in de Waalhaven) niet meer (veilig) zouden kunnen afmeren.’
In de toelichting van artikel 11.2.4 wordt ‘Voor de (bestaande) tot en met standaard moet voldoen.’ vervangen door ‘Voor de (bestaande) vastmakersboten geldt dat op het moment dat het schip ingrijpend wordt verbouwd of omgebouwd, deze aan de nieuwe standaard moet voldoen.’.
In de toelichting van 11.4.2 wordt ‘, geboorteplaats en geboortedatum vermeld’ vervangen door ‘en voorletters vermeldt’.
De eerste alinea van de toelichting van artikel 11.4.2 komt te luiden:
Op basis van dit artikel dient de sjorder in de eerste plaats voldoende vakbekwaam te zijn. De sjorder moet zodanig vakbekwaam zijn dat de veiligheid van de sjorder zelf, het schip en de omgeving van het schip is gewaarborgd. Om dit te waarborgen kan het beroep van sjorder uitsluitend worden uitgeoefend door degene die de opleiding Medewerker Havenoperaties MBO2, of de opleiding Assistent logistiek MBO1 met goed gevolg heeft afgesloten. Voor beide opleidingen geldt dat de opleidingen een door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vastgesteld CREBO-nummer hebben.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-563792.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.