Wijzigingsverordening Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Ede 2017

De raad van de gemeente Ede;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, zaaknummer 341524;

gelet op artikel 8 lid 1 onderdeel a van de Participatiewet;

gelezen het advies van de ASDE van 22 september 2022;

besluit vast te stellen de: Wijzigingsverordening Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Ede 2017.

Artikel I  

De Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Ede 2017 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

De aanhef komt te luiden:

Gedragingen van een belanghebbende die het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren of waardoor een verplichting op grond van de artikelen 9, 9a, 17 tweede lid, 55 en 56a van de Participatiewet niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

 

B

Artikel 7 sub a wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    het niet nakomen van de in artikel 56a, tweede lid, van de Participatiewet neergelegde verplichting om gedurende een periode van zes maanden, gerekend vanaf de dag waarop het recht op bijstand ontstaat, mee te werken aan het financieel ontzorgen;

  • 2.

    het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV of het niet tijdig laten verlengen van de registratie.

 

C

Na artikel 14 wordt een artikel 14a toegevoegd:

Artikel 14a Gedragingen in het kader van de Wet Inburgering 2021

  • 1.

    Indien het college voor dezelfde gedraging een boete op grond van de Wet inburgering 2021 kan opleggen en de bijstand op grond van artikel 18 PW kan verlagen dan kiest het college ervoor een boete op te leggen en de bijstand niet te verlagen.

  • 2.

    Het college kan de op grond van de Wet inburgering 2021 opgelegde boete verrekenen met de uitkering op grond van de Participatiewet.

 

Artikel II.  

Deze wijzigingsverordening treedt in werking op de achtste dag na die van bekendmaking.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 8 december 2022, zaaknummer 341524.

De raad voornoemd,

dr. G.H. Hagelstein

de griffier,

mr. L.J. Verhulst

de voorzitter.

Toelichting  

 

Algemeen

Per 1 januari 2022 is de nieuwe Wet Inburgering 2021 ingevoerd. Deze wet kent geen verordeningsplicht, maar heeft wel belangrijke verbindingen met de Participatiewet. Afstemming met betrekking tot het onderdeel financieel ontzorgen (het nieuwe artikel 56a Participatiewet) is verwerkt in deze verordening (artikel 7 aanhef en sub a van de verordening).

Daarnaast kent de Wet Inburgering 2021 een eigen handhavingsregime waarbinnen boetes kunnen worden opgelegd. Waar sprake is van duale trajecten -het college biedt inburgeringsplichtige statushouders die een bijstandsuitkering ontvangen zoveel mogelijk een duaal traject aan bestaande uit een taalcomponent en een activerings- of participatiecomponent- kan éénzelfde gedraging leiden tot samenloop van een bestuurlijke boete en een verlaging. De verordening regelt wat prevaleert (artikel 14a lid 1 van de verordening).

Tot slot is aan de verordening een mogelijkheid toegevoegd om boetes, opgelegd op grond van de Wet Inburgering 2021, te verrekenen als de inburgeraar een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet (artikel 14a lid 2 van de verordening)

 

Artikel 7 aanhef

In de aanhef is het nieuwe artikel 56a Participatiewet toegevoegd.

Het nieuwe artikel 56a Participatiewet draagt het college op om bij bijstandsverlening aan de inburgeraar de verplichting op te leggen gedurende een periode van zes maanden, gerekend vanaf de dag waarop het recht op bijstand ontstaat, mee te werken aan het door het college in naam van de belanghebbende verrichten van betalingen uit de toegekende bijstand van huur, gas, water en stroom en de verplichte zorgverzekering.

 

Artikel 7 sub a

De Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Ede 2017 kent drie categorieën gedragingen, met voor elke categorie een percentage voor de verlaging van de uitkering. Deze percentages zijn respectievelijk 10%, 20% en 100%, afhankelijk van de aard en ernst van de gedragen en het wettelijk voorschrift.

Wanneer een belanghebbende niet wil meewerken aan de verplichte ontzorging kan het college de bijstand verlagen via de afstemmingsverordening. De verlaging voor het niet meewerken aan de verplichte ontzorging is ondergebracht onder sub a. Het betreft hier het verlagingspercentage van 10%. Vanwege de achtergrond en situatie van asielmigranten vormen deze een extra kwetsbare groep. Zij hebben bij aankomst in Nederland geen inkomen en geen vermogen. Verlagingen van 20% of 100% worden disproportioneel geacht. Een verlaging van 10% wordt gezien als een proportionele prikkel tot gedragsverandering, zonder dat deze leidt tot financiële problemen. De in de verordening opgenomen mogelijkheden tot het bieden van maatwerk zijn vanzelfsprekend van toepassing wanneer de individuele situatie daar om vraagt.

 

Artikel 14a lid 1

Op basis van de Wet Inburgering 2021 legt het college een bestuurlijke boete op bij het verwijtbaar niet nakomen van de verplichtingen, zoals genoemd in deze wet. Met het aanbieden van duale trajecten kan er samenloop ontstaan van verplichtingen op basis van de Wet Inburgering 2021 en van de Participatiewet.

Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat de wetgever niet de bedoeling heeft om bij samenloop de mogelijkheid te bieden aan het college om handhavingsmogelijkheden uit de Wet Inburgering 2021 te stapelen op de handhavingsmogelijkheden uit de Participatiewet. Om die reden kiest het college er voor om de bestuurlijke boete op grond van de Wet Inburgering 2021 te laten prevaleren in een situatie waarin zowel een boete als een verlaging mogelijk is. De inburgeraar met een bijstandsuitkering wordt hierdoor hetzelfde behandeld als de inburgeraar zonder een bijstandsuitkering, als sprake is van het niet nakomen van verplichtingen uit het persoonlijk inburgeringsplan (PIP).

 

Artikel 14a lid 2

In het tweede lid is bepaald dat een boete die is opgelegd op grond van de Wet Inburgering 2021 kan worden verrekend met de uitkering als het gaat om een uitkeringsgerechtigde inburgeraar. In gevallen waarin de inburgeraar de opgelegde boete niet ineens kan of wil betalen biedt deze bepaling de mogelijkheid om de boete te verrekenen. Bij de verrekening wordt rekening gehouden met de beslagvrije voet. Deze bepaling is opgenomen omdat verrekening van een boete op grond van de Wet inburgering 2021 alleen mogelijk is als daarin bij wettelijk voorschrift is voorzien. De Afstemmingsverordening is een wettelijk voorschrift in deze zin. Zonder deze bepaling is het niet mogelijk boetes te verrekenen, met de bijbehorende waarborgen van de beslagvrije voet, en zou bij uitblijven van een betaling een deurwaarder ingeschakeld moeten worden om de boete te innen. Dit is niet wenselijk omdat dit tot hogere kosten leidt voor de inburgeraar (de boete wordt verhoogd met deurwaarderskosten) en duurt het langer voordat de boete daadwerkelijk wordt geïnd.

Naar boven