VTH-beleidsplan 2019-2023

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest;

 

gelet op artikel 7.2 en 7.3 Besluit omgevingsrecht

 

B e s l u i t:

De looptijd van het VTH beleidsplan Wabo 2019-2022 te verlengen tot de Omgevingswet in werking treedt;

 

en

 

Het Uitvoeringprogramma Vergunningen, Toezicht en Handhaving Wabo 2023 vast te stellen.

 

1. Inleiding

 

Voor u ligt het beleidsplan voor vergunningen, toezicht en handhaving (lees verder: VTH-beleidsplan). Dit VTH-beleidsplan richt zich specifiek op de vergunningen, toezicht en handhavingstaken (lees verder: VTH-taken) die vallen onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (lees verder: Wabo). Dit beleidsdocument bevat de kaders, uitgangspunten, een prioritering en werkwijzen die de gemeente hanteert bij het uitvoeren van de genoemde VTH-taken. Ook worden in dit document strategische beleidsdoelstellingen benoemd, inclusief de wijze waarop deze worden nagestreefd.

 

De VTH-taken die voortkomen uit de Algemene Plaatselijke Verordening (lees verder: APV) en de bijzondere wetten (zoals de Drank- en Horecawet) vallen buiten de reikwijdte van dit beleidsplan.

 

1.1 Doel van het VTH-beleidsplan

Het doel van het VTH-beleidsplan is te komen tot een integrale afweging van de inzet van beschikbare middelen bij de uitvoering van de VTH-taken. Dit om uiteindelijk de kwaliteit van de fysieke leefomgeving binnen de gemeente Oegstgeest in stand te houden en te verbeteren.

 

Dit VTH-beleidsplan geldt voor de periode van 2019 tot en met 2023, tenzij tussentijds de behoefte tot aanpassing ontstaat (bijvoorbeeld naar aanleiding van een evaluatiemoment).

 

1.2 Leeswijzer

In voorliggend beleidsplan zijn in hoofdstuk 2 de kaders beschreven waarbinnen dit beleidsplan tot stand is gekomen. In hoofdstuk 3 zijn de risicoanalyse en de risicoprioritering beschreven. Vervolgens zijn in hoofdstuk 4 de beleidsdoelen weergegeven en de wijze waarop de beleidsdoelen worden nagestreefd. Deze beleidsdoelen zijn opgesteld op basis van de kaders en de risicoanalyse die in de hoofdstukken hiervoor beschreven zijn. In hoofdstuk 5 is beschreven welke werkwijzen en strategieën de gemeente toepast bij vergunningverlening. In hoofdstuk 6 is dit beschreven voor toezicht en handhaving. In hoofdstuk 7 is beschreven hoe de uitvoering van het VTH-beleidsplan geborgd, gemonitord en geëvalueerd wordt binnen de organisatie.

 

1.3 Verlengde looptijd

De oorspronkelijke loopdtijd van dit beleidsplan was van 2019 tot 2022. Voor het einde van de looptijd zou dit beleidsplan moeten worden herzien voor de komende jaren. Dit beleidsplan was in voorbereiding en werd opgesteld met in gedachte de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2023. Nu de inwerkingtreding van de Omgevingswet echter is uitgesteld, dient de periode tot inwerkingtreding overbrugd te worden. Om die reden is de looptijd van dit beleidsplan verlengd tot het moment waarop de Omgevingswet inwerking treedt. Het plan is waar nodig wel aangepast aan gewijzigd beleid en gewijzigde wet- en regelgeving.

2. De kaders van het VTH-beleidsplan

 

In dit hoofdstuk worden de kaders beschreven op basis waarvan dit beleidsplan tot stand is gekomen.

 

2.1 Wettelijk kader

Bij de uitvoering van de VTH-taken vormen de volgende wetten en (beleids-)documenten de belangrijkste kaders:

 

  • Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), Besluit omgevingsrecht (Bor), Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor);

  • Wet ruimtelijke ordening (Wro);

  • Erfgoedwet

  • Wet natuurbescherming;

  • Verordening fysieke leefomgeving

  • Erfgoedverordening;

  • Welstandsnota.

Binnen het VTH-gebied vinden juridische ontwikkelingen plaats. Deze ontwikkelingen zijn van invloed op de uitvoering van de VTH-taken binnen de gemeente. Deze ontwikkelingen worden daarom allen kort uitgelegd.

2.1.1 Wet kwaliteitsborging voor het bouwen

De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (lees verder: Wkb) strekt tot verbetering van de bouwkwaliteit door versterking van de privaatrechtelijke positie van de bouwconsumenten en door de introductie van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor bouwwerken. Op 14 mei 2019 is de Wkb aangenomen door de Eerste Kamer.

 

Binnen het nieuwe stelsel is de aanvrager van de omgevingsvergunning primair verantwoordelijk om aan te tonen dat het bouwwerk voldoet aan de eisen uit het Bouwbesluit. Om hieraan te kunnen voldoen zal voor ieder vergunningplichtig bouwwerk een onafhankelijke kwaliteitsborger ingeschakeld moeten worden, die door toepassing van een toegelaten instrument voor kwaliteitsborging zal moeten verklaren dat het bouwwerk daadwerkelijk voldoet aan het Bouwbesluit. De gemeente heeft bij de toetsing van de aanvraag geen inhoudelijke rol meer met betrekking tot de bouwtechnische voorschriften en zal niet meer toetsen of het aannemelijk is dat het bouwwerk hieraan voldoet. De gemeente toetst nog wel aan welstand, ruimtelijke ordening en omgevingsveiligheid. Vervolgens blijft de gemeente toezicht op de naleving houden zowel tijdens de bouw als op de bestaande bouw. Dit nieuwe stelsel vraagt om aanpassingen van de werkwijze van de gemeenten. De gemeente Oegstgeest zal hierop inspelen binnen de beleidsperiode.

2.1.2 Omgevingswet

De Omgevingswet behelst een grootschalige transitie van het Omgevingsrecht. De Omgevingswet bundelt en vereenvoudigt de regels voor ruimtelijke projecten. De nieuwe wet staat voor een goed evenwicht tussen het benutten en beschermen van de leefomgeving. De wijzigingen in wet- en regelgeving vereisen straks een nieuwe manier van werken van overheden. Zo dient de overheid integraal, participatief en meer digitaal te werken waarbij gebruik wordt gemaakt van lokaal maatwerk.

 

Op 1 juli 2023 treedt de Omgevingswet volgens de huidige planning in werking. De gemeente heeft een projectteam Omgevingswet opgezet met de opdracht de gemeente voor te bereiden op deze wet. De gevolgen voor de VTH-processen worden binnen het opgezette programma in kaart gebracht. De gemeente Oegstgeest zal zich binnen deze beleidsperiode inspelen op de komst van de Omgevingswet.

 

2.2 Politiek-bestuurlijk kader: Groen, sterk en betrokken

In juni 2022 is het ‘Coalitieakkoord: Zorgen voor Oegstgeest’ vastgesteld. Hierin zijn de voornemens, keuzes, prioriteiten en ambities van het college van burgemeester en wethouders voor de komende jaren opgenomen. Verschillende van deze ambities hebben (mogelijk) invloed op de uitvoering van de VTH-taken. Deze ambities worden hieronder daarom opgesomd:

 

  • Communicatie en burgerparticipatie: de gemeente Oegstgeest streeft naar een open, helder en consistente vorm van communicatie na. Het bevorderen van (vroegtijdige) participatie maakt hier een belangrijk onderdeel van uit.

  • Bouwen en wonen: er is in ons land sprake van een wooncrisis en die laat zich ook in Oegstgeest gelden. De gemeente Oegstgeest zet ons in om vastgestelde bouwplannen zo snel mogelijk te realiseren. Hiervoor zijn reeds concrete locaties aangewezen. Uitgangspunt hierbij is het behoud van het groene karakter van het dorp.

  • Groen en buitenruimte: er wordt ingezet op het behoud van het bestaande groen en het vergroenen van de openbare ruimte, met de focus op gebieden waar vanuit de klimaatstress risico’s zijn op hittestress, wateroverlast en droogte.

  • Duurzaamheid: we gaan intensiever aan de slag met duurzaamheid en de energietransitie. Dit doen we niet alleen, maar in regionaal verband. Deze transitie kan alleen slagen als er goede informatievoorziening is, als bewoners zich gehoord voelen en mogelijkheden tot participatie maximaal benut kunnen worden.

  • Cultuur, erfgoed en monumenten: We maken gebruik van de krachten die we hebben

  • in dorp en werken samen aan een culturele agenda voor Oegstgeest. We ondersteunen en faciliteren waar mogelijk (nieuwe) culturele initiatieven voor een zo’n breed mogelijk aanbod.

  • Prioriteiten stellen: gelet op de grote ontwikkelingen en opgave waar de gemeente voor staat en de beperkte capaciteit die beschikbaar is dienen er prioriteiten gesteld te worden. Er dient met deze prioritieten te worden gestreefd naar een balans tussen beschikbare capaciteit en ambities. Hierbij is het belangrijk dat wordt ingezet op een efficiënte inzet van de ambtelijke capaciteit.

 

2.3 De verbeterpunten uit de VTH-beleidsevaluatie 2014-2018

Het VTH-beleidsplan van 2014 – 2018 is geëvalueerd voordat dit VTH-beleidsplan is opgesteld. De resultaten van deze evaluatie zijn gedocumenteerd in de rapportage “Evaluatie VTH-beleidsplan 2014 – 2018”. In deze rapportage worden onder andere verbetervoorstellen gedaan. Deze verbetervoorstellen hebben als kader gediend bij het opstellen van dit VTH-beleidsplan. Hieronder worden een aantal van de benoemde verbetervoorstellen opgesomd:

 

  • opstellen van een nieuwe risicoanalyse en intensiveren van het risico gestuurd werken;

  • intensiveren en door ontwikkelen van de nalevingscommunicatie (op basis van het ‘project brandveilig woongebouw’);

  • het optimaliseren en verbeteren van de VTH-werkprocessen;

  • jaarlijks opstellen van een uitvoeringsprogramma en deze jaarlijks evalueren;

  • de samenwerking met de verschillende ketenpartners consolideren dan wel intensiveren;

  • ter voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen in kaart brengen wat de gevolgen van deze wetten zijn voor de VTH-processen.

3. Risicoanalyse en prioritering

 

Omdat er nooit voldoende capaciteit is om alle taken uitputtend uit te voeren, moeten bij het opstellen van VTH beleid keuzes gemaakt worden ten aanzien van de inzet van capaciteit en middelen. Dit gebeurt op basis van een prioriteitstelling, waar een risicoanalyse aan ten grondslag ligt.

 

Om de medewerkers zo effectief mogelijk in te zetten, is bepaald welke activiteiten binnen de gemeente prioriteit hebben en welke minder. De prioriteit wordt zowel bepaald door de kans op slecht naleefgedrag als door de gevolgen van slecht naleefgedrag.

 

De inzet op activiteiten met een lage prioriteit wordt dan lager dan op activiteiten met een hoge prioriteit. Hierbij kan gedacht worden aan de diepgang van toetsing van een vergunning aanvraag of een toezicht moment, bezoekfrequentie van toezicht en de snelheid waarmee zaken door handhaving in behandeling worden genomen.

 

3.1 Uitleg risicoanalyse en prioriteitenberekening

Om tot de risicoanalyse te komen is in de eerste plaats een onderscheid gemaakt in verschillende categorieën activiteiten. Dit is bijvoorbeeld een aanvraag voor het bouwen van een bouwwerk met een woonfunctie of een aanvraag voor het kappen van een boom. Voor al deze categorieën is door medewerkers een risico inschatting gedaan. Dit risico is bepaald middels een vaste methodiek waarbij verschillende beoordelingscriteria in acht zijn genomen, te weten:

 

  • effect op gezondheid;

  • effect op veiligheid;

  • effect op leefbaarheid;

  • effect op financiën;

  • bestuurlijke impact;

Deze vijf beoordelingscriteria zijn gescoord van 0 tot 4. Per activiteit wordt voor elk criterium een inschatting gedaan van het effect van slecht naleefgedrag. Aanvullend wordt het risico op slecht naleefgedrag beoordeeld, afhankelijk van het risico komt er nog een opslag op het gemiddelde risico van het effect van slecht naleefgedrag. Zoals aangegeven is het risico van de actvitieit bepalend voor de prioriteit. Dit varieert van zeer lage tot zeer hoge prioriteit.

 

3.2 Overzicht uitkomst risicoanalyse en prioritering

Op de volgende pagina wordt de uitkomst van de risico-analyse weergegeven.

 

Figuur 1: Overzicht uitkomst risico-analyse en prioritering

 

* Hierbij kan gedacht worden aan gebruiksfuncties die gelegen zijn op 'De Boeg'. In geval van grote calamiteiten zou hier bijvoorbeeld moeten worden overgegaan tot afsluiting van de A44 en ontruiming van de naast geleden woonwijk.

 

4. Beleidsdoelen

 

Zoals in hoofdstuk 1 beschreven worden de VTH-taken uitgevoerd met als hoogste doel om de kwaliteit van de leefomgeving van de gemeente Oegstgeest in stand te houden dan wel te verbeteren, waarbij de lasten zoveel als mogelijk worden geminimaliseerd. Om dit uitgangspunt gericht na te streven zijn verschillende beleidsdoelen opgesteld.

 

Deze beleidsdoelen zijn mede gebaseerd op de ambities uit het ‘Coalitieakkoord: Groen, sterk en betrokken’ (zie hoofdstuk 1), de verbetervoorstellen uit het evaluatieverslag van het VTH-beleidsplan 2014-2018 (zie hoofdstuk 2.3) en de risico-analyse (zie hoofdstuk 3). Aan de beleidsdoelen zijn weer activiteiten gekoppeld. Deze activiteiten beschrijven in algemene zin hoe beoogd wordt het beleidsdoel te realiseren. Deze activiteiten worden uiteindelijk geconcretiseerd in de uitvoeringsprogramma’s (zie hoofdstuk 7 voor een verdere uitleg hiervan).

 

De beleidsdoelen en bijbehorende activiteiten worden in onderstaand schema weergegeven.

 

Figuur 2: Beleidsdoelen en activiteiten

 

#

Beleidsdoelen

Geclusterde activiteiten (in volgorde van prioriteit)

1.

Het VTH-proces wordt geoptimaliseerd.

  • a.

    Implementatie van het nieuwe systeem voor de behandeling van vergunningaanvragen (‘Powerbrowser’);

  • b.

    Uitfaseren huidig back-office systeem (‘SBA’).

  • c.

    Sturen op de beschreven processen en waar nodig verbeteren;

  • d.

    Invoeren P&C-cyclus;

    • Uitvoeringsprogramma opstellen;

    • Beoordelen van uitvoeringsprogramma (jaarverslag);

    • Jaarlijks beoordelen of beleid nog volstaat;

  • e.

    Zorgdragen dat registraties binnen het nieuwe systeem kunnen worden gevoerd (voorbeeld: aantal vergunningen, aantal controles, aantal overtredingen, aantal handhavingsmeldingen, etc);

  • f.

    Invoeren risico gestuurd werken.

  • g.

    Steekproefsgewijs kwaliteitscheck uitvoeren op verrichte werkzaamheden (op dossierniveau).

2.

De kwaliteit van de interactie en communicatie met de inwoners wordt verbeterd.

  • a.

    De wijze van deze nalevingscommunicatie verder ontwikkelen en intensiveren.

  • b.

    Medewerkers een opleiding mediation laten volgen

  • c.

    Brieven leesbaar maken voor de doorsnee aanvrager;

  • d.

    Omgevingsbewust, doelgroepgericht voorlichten.

3.

De gemeente Oegstgeest bereidt zich voor op de nieuwe wettelijke ontwikkelingen.

  • a.

    Organisatie klaarmaken voor de Omgevingswet;

  • b.

    Organisatie klaarmaken voor de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen.

4.

Er wordt continue gemonitord of de kennis, kunde, ervaring en de formatie binnen de organisatie afdoende is om de taken te kunnen uitvoeren.

  • a.

    Bijhouden reeds opgestelde inventarisatie;

  • b.

    Op basis van deze inventarisatie acties ondernemen.

5.

De ambtelijke samenwerking met de Leidse Regio wordt versterkt.

  • a.

    Regelmatig voeren van overleg / afstemming;

  • b.

    Opstellen samenwerkingsafspraken;

6.

De samenwerking met de ketenpartners wordt versterkt.

  • a.

    Regelmatig voeren van overleg / afstemming;

  • b.

    Evalueren samenwerkingsafspraken;

7.

Onderzoeken hoe intern meer samenwerking kan plaatsvinden m.b.t. de uitvoering van de VTH-taken voor Wabo, APV, DHW en bijzondere wetten.

  • a.

    Maken van een SWOT-analyse;

  • b.

    Maken van een stappenplan/actielijst om te komen tot een besluit tot het integreren van de taken m.b.t. VTH/APV/DHW en bijzondere wetten.

5. De uitvoering van vergunningverlening

 

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de werkwijze van de afhandeling van vergunningaanvragen en de afhandeling van meldingen. Eerst worden de wet- en de beleidskaders uiteengezet waarbinnen vergunningverlening plaatsvindt. Vervolgens wordt algemeen uiteengezet hoe een melding wordt behandeld.

 

5.1 Kaders voor vergunningverlening

In deze paragraaf worden eerst de wet- en beleidskaders uiteengezet waaraan getoetst dient te worden.

5.1.1 Ruimtelijke ordening

Een omgevingsvergunningaanvraag wordt gecoördineerd door een Wabo-coördinator. De Wabo-coördinator zorgt er altijd voor dat een omgevingsvergunningaanvraag wordt getoetst aan het geldende planologisch regime. Wanneer een aanvraag niet past binnen de hierin gestelde regels, zijn de Wabo-coördinatoren verantwoordelijk om de betrokken belangen af te wegen. De Wabo-coördinator heeft mandaat om namens het bestuur besluiten te nemen wanneer het gaat om bouwactiviteiten / kapvergunningen. 1 De Teammanager Ruimte besluit uiteindelijk namens het bestuur wanneer het gaat om onder meer:

 

  • omgevingsvergunningen met een bouwsom hoger dan €25.000;

  • binnenplanse afwijkingen;

  • tijdelijke afwijkingen;

  • buitenplanse afwijkingen die voorkomen op de kruimellijst (zoals opgenomen in bijlage ii, artikel 4

  • van het Besluit omgevingsrecht);

  • de zogenoemde uitgebreide procedure, nadat toestemming is verkregen van het bevoegd gezag (VVGB).

De Wabo-coördinatoren maken een integrale afweging en leggen een vraag waar nodig voor aan de betreffende portefeuillehouder(s). ‘Kruimelgevallen’ worden, vanwege de impact, altijd met de portefeuillehouder(s) besproken. Indien dit nodig wordt geacht, wordt er vervolgens ook afstemming met het college van burgemeester en wethouders gezocht.

5.1.2 Welstand

De gemeenteraad heeft welstandscriteria en de wijze waarop hieraan getoetst wordt vastgesteld in de ‘Welstandsnota Gemeente Oegstgeest (herziening 2015)’. Bij elk bouwplan wordt conform deze welstandsnota getoetst.

5.1.3 Bouwbesluit 2012 en het landelijk toetsprotocol

Het Bouwbesluit 2012 geeft landelijk geldende regels voor de technische eisen waaraan bouwwerken dienen te voldoen. De gemeente hanteert voor het toetsen van vergunningaanvragen aan het Bouwbesluit 2012 de methodiek van het landelijk toetsprotocol (LTP) zoals die in 2002 werd ontwikkeld (en structureel geactualiseerd) onder de verantwoordelijkheid van de Vereniging BWT Nederland. Dit protocol is speciaal ontwikkeld om te kunnen differentiëren in toets-intensiteit per onderdeel van het bouwbesluit al naar gelang de complexiteit van het bouwwerktype en de risico’s die men voorziet. Om deze toetsing uit te voeren maken de Wabo-coördinatoren gebruik van het softwareprogramma BRIS-toets. Bouwwerken die slechts vanwege hun ligging niet vergunningvrij zijn, zoals een dakkapel aan de voorzijde van de woning, worden niet getoetst aan het Bouwbesluit. Bij dergelijke bouwwerken vind enkel de toetsing aan planologische voorschriften en redelijke eisen van Welstand plaats, de grond waarop deze bouwwerken niet als vergunningvrij zijn aangemerkt.

5.1.5 Brandveilig gebruik

De toets op de omgevingsvergunningsaspecten die betrekking hebben op het brandveilig gebruik van een bouwwerk (de voormalige gebruiksvergunning) en de toets op gebruiksmeldingen gebeurt door de brandweer, die eveneens gebruikt maakt van eerder besproken LTP-methodiek. De Wabo-coördinator heeft hierbij de regie en stemt af met de brandweer. Na inwerkingtreding van de Wkb zal de gemeente dergelijke aanvragen niet meer toetsen aan de brandveiligheidsvoorschriften uit het Bouwbesluit 2012.

5.1.6 Slopen, verstoren, verplaatsen of wijzigen van een beschermd rijksmonument

Een omgevingsvergunning voor het slopen, verstoren, verplaatsen, of wijzigen van een rijksmonument, kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daar niet tegen verzet. Bij de beslissing op aanvraag wordt rekening met het gebruik van het monument gehouden (artikel 2.15 Wabo). Onder specifieke omstandigheden (zie artikel 6.4 Bor) zal de gemeente advies inwinnen bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en of Gedeputeerde Staten. De gemeente zal altijd advies vragen aan de monumentencommissie (artikel 15 lid 2 onder a Monumentenwet).

5.1.7 Planologisch slopen volgens het bestemmingsplan (artikel. 2.1, eerste lid, sub g Wabo)

In een bestemmingsplan of beheersverordening kan zijn bepaald dat het slopen van een bouwwerk vergunningplichtig is. Deze verplichting is opgenomen ter bescherming van de goede ruimtelijke ordening, met name dat geen open plekken ontstaan in een aaneengesloten stedenbouwkundige structuur.

 

Een aanvraag voor een dergelijke omgevingsvergunning kan worden geweigerd als niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd (artikel 2.16 Wabo). De aanvrager van een omgevingsvergunning voor dit type sloopactiviteit moet dan ook aannemelijk maken aan de gemeente dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd. De Wabo-coördinator is verantwoordelijk om de juiste adviseurs in te schakelen.

5.1.8 Slopen in beschermd stads- of dorpsgezicht (artikel 2.1, eerste lid, sub h Wabo)

Het beschermd stads- of dorpsgezicht is een gebied dat van algemeen belang is door de cultuurhistorische waarde. Het gaat daarbij om ‘groepen’ van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde. Ook kan het gaan om groepen waarin zich één of meer monumenten bevinden. Niet alle panden in een beschermd stads- of dorpsgezicht hoeven dus monumentaal te zijn.

 

Net als voor het planologisch slopen volgens het bestemmingsplan kan ook deze omgevingsvergunning worden geweigerd indien niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd (artikel 2.16 Wabo). De Wabo-coördinator is verantwoordelijk om de juiste adviseurs in te schakelen.

5.1.9 Slopen, verstoren, verplaatsen, wijzigen, herstellen of ontsieren van een gemeentelijk monument (Erfgoedverordening 2021 en Verordening fysieke leefomgeving Oegstgeest)

In de gemeente Oegstgeest is het verboden om zonder een omgevingsvergunning een gemeentelijk monument te slopen, verstoren of in enig opzicht te wijzigen of te herstellen, gebruiken of laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht.

De aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het slopen, verstoren, wijzigen, herstellen of ontsieren van een gemeentelijk monument kan slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening (artikel 2.18 Wabo). De weigeringsgrond is opgenomen in artikel 3.92 van de verordening fysieke leefomgeving, waarin is bepaald dat de vergunning slechts kan worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

 

De monumentencommissie wordt ingeschakeld als adviseur. Op de website van de gemeente is de lijst van gemeentelijke monumenten beschikbaar. Op 3 maart 2021 is door de gemeenteraad de Erfgoednota 2021-2025 vastgesteld.

5.1.10 Slopen van bouwwerken in gemeentelijk dorpsgezicht (Verordening fysieke leefomgeving Oegstgeest)

In de gemeente Oegstgeest is het ook verboden om zonder een omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen in een gemeentelijk aangewezen dorpsgezicht. Voor elk aangewezen dorpsgezicht geldt een nadere typering van de te beschermen waarden in de desbetreffende aanwijzing. In het bestemmingsplan kunnen nadere voorschriften worden opgenomen ter bescherming van de waarden van deze gebieden. De verbodsbepaling is opgenomen in artikel 19 van de Erfgoedverordening.

5.1.11 Aanleggen of veranderen van een weg (Verordening fysieke leefomgeving Oegstgeest)

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg (artikel 3.54 Vfl).

Deze omgevingsvergunning is alleen verplicht in de gevallen waarin dat in een bestemmingsplan of beheersverordening is bepaald (zie artikel 2.2 lid 1 onder d Wabo). Bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning, kan advies worden gevraagd van de adviseurs.

5.1.12 Het maken, hebben of veranderen van een uitweg (Verordening fysieke leefomgeving Oegstgeest)

Het maken van een uitweg is vaak nodig om de openbare weg vanaf een perceel te kunnen bereiken. Voor het maken of het wijzigen van een uitweg vanaf een perceel naar een openbare weg dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Bij de beoordeling baseert het College van burgemeester en wethouders zich op de in de Algemeen Plaatselijke Verordening opgenomen weigeringsgronden. Bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een uitweg, wordt advies gevraagd aan de adviseur verkeer.

5.1.13 Kappen (Verordening fysieke leefomgeving Oegstgeest)

Zoals in het coalitieakkoord 2022-2026 is opgenomen willen we inzetten op behoud van het bestaande groen en het vergroenen van de openbare ruimte, met de focus op gebieden waar vanuit de klimaatstress risico’s zijn op hittestress, wateroverlast en droogte. Met de Bomenverordening Oegstgeest 2019 is het velverbod verbreed en kunnen we meer beeldbepalende houtopstanden beschermen. De Bomenverordening Oegstgeest 2019 is op 28 november 2019 vastgesteld door de gemeenteraad en treedt in april 2019 in werking. Deze verordening is beleidsneutraal overgegaan in de Verordening fysieke leefomgeving.

5.1.14 Kaders voor de beoordeling van de milieubelastende activiteiten

Voor het thema Milieu geldt dat het landelijk juridisch overeengekomen basistakenpakket wordt uitgevoerd door de Omgevingsdienst West-Holland. Hieronder valt in ieder geval de afhandeling van milieuvergunningen en meldingen conform het Activiteitenbesluit. De Wabo-coördinatoren hebben hierbij de regie en stemmen af met de Omgevingsdienst. Dit gebeurt in de eerste plaats digitaal en telefonisch. Pas wanneer de situatie daarom vraagt, wordt een fysieke werkwijze gehanteerd.

5.1.15 Ondermijning / Wet Bibob

De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob), geeft de gemeente de mogelijkheid de achtergrond van een bedrijf of persoon te laten onderzoeken. Als ernstig gevaar dreigt dat de vergunning of de subsidie wordt misbruikt, kan de gemeente de aanvraag weigeren of de afgegeven vergunning of subsidie intrekken.

5.1.16 Archeologie

Alle bestemmingsplannen bevatten regels voor vergunningplichtige activiteiten voor wat betreft archeologie. Het is daarbij van belang te realiseren dat de activiteiten een mogelijk onomkeerbare situatie kunnen veroorzaken. In 2017 heeft de gemeenteraad daarom ‘de Erfgoedverordening 2017’ vastgesteld. Daarin is een ‘vangnet’ opgenomen voor die gevallen waarin het bestemmingsplan onvoldoende regels biedt ter zekerheidstelling van de archeologische waarden en waarbij uitvoeriger onderzoek noodzakelijk is.

 

5.2 Meldingen sloop en asbestverwijdering

Inwoners dienen voor het uitvoeren van asbest- en sloopactiviteiten een melding te maken. Dit kan digitaal via het Omgevingsloket of ‘fysiek’ aan de balie. Wanneer het gaat om een beperkte hoeveelheid (minder dan 10 m2), mogen particulieren het asbest- dan wel sloopmateriaal zelf verwijderen en afvoeren. In dit geval dient de inwoner minimaal vijf dagen van tevoren een melding te maken. Wanneer het gaat om grotere hoeveelheden dient hier een gespecialiseerd bedrijf voor ingeschakeld te worden. In dit geval dient minimaal vier weken van tevoren een melding te worden gedaan bij de gemeente.

 

De asbesttaak van de gemeente is overgebracht naar de Omgevingsdienst West - Holland. De toezicht en handhaving op het correct slopen dan wel verwijderen van asbesthoudende materialen is daarmee ook uitbesteed aan de Omgevingsdienst West-Holland. Dit geldt ook voor de meldingen. Digitale meldingen worden automatisch doorverwezen naar de Omgevingsdienst West-Holland (via het Omgevingsloket). Mocht er een fysieke melding aan de balie worden gedaan m.b.t. het slopen dan wel verwijderen van asbest, zorgt de gemeente dat deze in handen van de Omgevingsdienst West-Holland komt te liggen.

 

5.3 Samenwerking met afstemmingspartners

Er zijn meerdere organisaties of instellingen, die voor en met de gemeente vergunningaanvragen behandelen, toezicht houden en handhavend optreden. In het belang van efficiënte handhaving en kwaliteitsverbetering is afstemming en een betere samenwerking met deze partners van wezenlijk belang. Daarnaast is het bestuurlijk streven erop gericht om vergunningverlening, toezicht en handhaving zoveel mogelijk integraal uit te voeren. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat toezichtsmomenten zoveel mogelijk gezamenlijk worden ingevuld. Er worden concrete uitvoeringsafspraken gemaakt met de Omgevingsdienst West-Holland, de Veiligheidsregio en het Hoogheemraadschap en anderen over te verrichten werkzaamheden voor de gemeente Oegstgeest, alsmede over onderlinge afstemming en communicatie tijdens de uitvoering.

 

5.4 Leges

De gemeente moet leges heffen voor de behandeling van omgevingsvergunningaanvragen. Dit wanneer sprake is van legesplichtige activiteiten. Dit zijn bijvoorbeeld bouwen, slopen en het aanpassen van monumenten. De hoogte van de leges en de berekening ervan is geregeld in de Legesverordening van de gemeente. Deze wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld bij de behandeling van de gemeentebegroting.

 

Indien een vergunningaanvraag moet worden geweigerd, dan neemt de Wabo-coördinator contact op met de aanvrager. De aanvrager wordt in dit geval geattendeerd op de mogelijkheid de aanvraag in te trekken. Conform de Legesverordening wordt dan een lager legesbedrag in rekening gebracht.

6. De uitvoering van toezicht en handhaving

 

In dit hoofdstuk is uiteengezet op basis van welke strategie de taken van toezicht en handhaving worden uitgevoerd. Eerst wordt kort inzicht gegeven in hoe er preventief wordt ingezet op de naleving van wet- en regelgeving. Vervolgens zijn de toezicht- en sanctiestrategie uiteengezet. Hierna is inzicht gegeven in de uitgangspunten voor gedogen. Tot slot is in kaart gebracht hoe en met welke externe actoren wordt samengewerkt bij de uitvoering van toezicht en handhaving.

 

6.1 Preventiestrategie

De gemeente zet in op preventie. Dit betekent dat zoveel als mogelijk wordt voorkomen dat overtredingen gemaakt worden. De gemeente gebruikt verschillende instrumenten voor preventie. Deze instrumenten worden kort benoemd en uiteengezet.

 

Voorlichten en communiceren

De gemeente zet in op voorlichting en communicatie binnen deze beleidsperiode. Voorlichten en juist communiceren zorgt namelijk voor meer kennis, duidelijkheid en begrip bij inwoners. Dit kan het naleefgedrag vergroten. Hiervoor kunnen de volgende instrumenten worden ingezet:

 

  • het publiceren van algemene informatie over wet- en regelgeving;

  • plaatsen van publicaties waarin informatie wordt verstrekt over kleine veelvoorkomende activiteiten (bouwen van een dakkapel, tuinhuisje of het plaatsen van een erfafscheiding);

  • het duidelijke verwoorden van vereisten in de vergunning;

  • het aankondigen van de start van een bepaald (bouw)project en het toezicht hierop.

Een belangrijk uitgangspunt bij het voorlichten en communiceren is dat er thematisch- en doelgroepsgericht gewerkt wordt (zoals is terug te zien in de beleidsdoelen in hoofdstuk 4).

 

Bereikbaarheid

De gemeente vindt het belangrijk bereikbaar te zijn voor de bewoners die vragen hebben op het gebied van Wabo gerelateerde activiteiten. Dit uiteraard vanuit dienstverlening, maar ook vanuit de gedachte dat wanneer vragen snel beantwoord kunnen worden, het (onbewust) maken van overtredingen voorkomen kan worden. Medewerkers die betrokken zijn bij vergunningaanvragen en het uitvoeren van toezicht en handhaving, kunnen bereikt worden via de volgende wegen:

 

  • er kan telefonisch contact worden gezocht met betrokken medewerkers via de receptie tussen 09:00 - 12:00 uur. Wanneer nodig blijkt, kan er een fysieke afspraak worden gemaakt;

  • de inwoners kunnen vragen, klachten en of meldingen met betrekking tot de Wabo stellen via bouwmelding@oegstgeest.nl.

Waarschuwing door toezichthouder

Een mondelinge of schriftelijke waarschuwing van een ambtenaar kan ook gezien worden als een preventiemiddel. Met een waarschuwing wordt getracht de overtreder te bewegen om de overtreding ongedaan te maken of te beëindigen, nog voordat overgegaan wordt tot handhaving. Hierbij zal de gemeente altijd duidelijk maken waarom sprake is van een overtreding en welke maatregelen getroffen moeten worden om de overtreding te beëindigen.

 

6.2 Toezichtstrategie

In deze paragraaf is de toezichtstrategie uiteengezet. Met het toepassen van deze toezichtstrategie wordt, in lijn met de beleidsdoelen, een goede, betrouwbare en tijdige uitvoering van de toezicht- en handhavingstaak nagestreefd. Eerst is in kaart gebracht hoe toezicht in algemeenheid wordt voorbereid en uitgevoerd. Vervolgens is specifiek ingegaan op hoe dit geschiedt voor de controle op geluid, stoffen en trillingen op de bouwplaats. Vervolgens is inzicht gegeven in het aantal frequentiematige controles. Tot slot is duidelijk gemaakt hoe deze toezichtstrategie bijdraagt aan het bereiken van de gestelde beleidsdoelstellingen.

6.2.1 Voorbereiding toezicht

Voordat een toezichtscontrole wordt uitgevoerd, worden altijd eerst de relevante documenten beoordeeld die bij een casus horen. De casus is bij het stadium van vergunningverlening aangemaakt in de backoffice-applicatie. In deze applicatie worden de documenten per casus gestructureerd opgeslagen. De relevante documenten worden door de toezichthouders beoordeeld op volledigheid en de vergunningsvoorwaarden. Wanneer voor het betreffende bouwplan ook een bouwveiligheidsplan benodigd is, wordt ook deze getoetst op volledigheid. Voordat een toezichthouder een toezichtscontrole uitvoert, zal altijd eerst overleg/afstemming plaatsvinden met de vergunningverlener. Dit is procedureel geborgd op het toezichtformulier. Naar behoefte vindt ook nog overleg/afstemming plaats met andere adviseurs.

6.2.2 Uitvoering toezicht ter plekke

Na het uitvoeren van de documentanalyse en het houden van overleg/afstemming met de vergunningverleners, gaan de toezichthouders het veld in om de toezichtscontrole uit te voeren. Er vindt op het moment dat dit beleid geschreven wordt, implementatie plaats van een backoffice-applicatie waarmee digitaal ter plekke alle relevante documenten opgehaald worden per casus. Verder kunnen constateringen volgens een vaste structuur in een rapportage worden vastgesteld in deze backoffice-applicatie. Deze rapportage wordt dan automatisch opgeslagen in het dossier van de betreffende casus. Op dit proces wordt toezicht gehouden aan de hand van het toezichtsprotocol.

 

Tot implementatie van deze nieuwe backoffice-applicatie worden relevante documenten fysiek meegenomen.

6.2.3 Toezicht op geluid, stoffen en trillingen op de bouwplaats

Op elke bouwplaats kan hinder ontstaan door geluid, stoffen en trillingen. De gemeente toetst hierop middels visuele waarneming. Wanneer twijfel ontstaat of normen worden overschreden, wordt een objectieve controle uitgevoerd. De gemeente besteedt deze objectieve controle uit aan de Omgevingsdienst West-Holland.

6.2.4 Frequentie routinematige controles

De controlefrequentie is afhankelijk van de prioritering. Waarbij geldt dat categorieën met een hoger risico vaker bezocht worden en dat ook het toezichtmoment een grondigere diepgang kent. Bij categorieën met een lager risico vindt minder en alleen visueel toezicht plaats.

 

Voor de milieutaken bestaan routinematige controles. Deze taken worden uitgevoerd door de Omgevingsdienst West Holland en de Brandweer. Deze instanties nemen in hun uitvoeringsprogramma’s op hoeveel routinematige controles worden uitgevoerd. De gemeente Oegstgeest houdt hier regie op (zie hoofdstuk 6.5).

 

6.3 Sanctiestrategie

Bij het constateren van een overtreding treedt de sanctiestrategie in werking. Deze strategie is uitgewerkt voor een aantal situaties, afhankelijk van de aard van de overtreding.

  • 1.

    Bij overtredingen waarbij geen sprake is van verwijtbaar handelen en/of mogelijk gevaar

    • -

      1e stap: telefonisch contact/ verzoek tot aanpassing

    • -

      2e stap: waarschuwingsbrief/verzoek tot aanpassing

    • -

      3e stap bij continuering van de overtreding, versturen voornemen tot aanschrijving

    • -

      4e stap: bij continuering van de overtreding, versturen aanschrijving2

    • -

      5e stap: controleren of de overtreding is beëindigd3

  • 2.

    Indien sprake is van aantoonbaar verwijtbaar handelen en/of mogelijk gevaar

    • -

      1e stap: telefonisch contact/ verzoek tot aanpassing

    • -

      2e stap: versturen voornemen tot aanschrijving

    • -

      3e stap: bij continuering van de overtreding, versturen aanschrijving

    • -

      4e stap: controleren of de overtreding is beëindigd

  • 3.

    Bij overtredingen met acuut gevaar en/of onomkeerbaar en/of veiligheidsgevolgen (ernstige overlastsituaties) wordt direct gehandeld

    • -

      1e stap: versturen beschikking (meestal last onder bestuursdwang), dit kan ook achteraf plaatsvinden bij zeer acute situaties

    • -

      2e stap: controleren of de overtreding is beëindigd danwel van gemeentewege tot handelen over gaan

6.3.1 Bestuurlijke en strafrechtelijke instrumenten

Voor de aanpak van overtredingen staan de volgende instrumenten ter beschikking.

  • 1.

    Instrumenten gericht op ongedaan making (herstel sanctie)

    • a.

      Last onder dwangsom 4

      Een situatie waarbij de overtreding geheel of gedeeltelijk moet worden opgeheven c.q. hersteld en waarbij een financiële prikkel effectief is. Het betreft een herstelsanctie gericht op het geheel of gedeeltelijk herstellen van de overtreding c.q. het voorkomen en/of herhalen van de overtreding. De hoogte van de dwangsom dient in redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van het geschonden belang en het beoogde voordeel van de overtreding.

    • b.

      Last onder bestuursdwang

      Wanneer het een ernstige overtreding betreft, er gezien de gevolgen sprake is van spoed bij het ongedaan te maken. Dit hoeft niet alleen overtredingen met onomkeerbare gevolgen te betreffen. Een herstelactie gericht op het geheel of gedeeltelijk herstellen van de overtreding op kosten van de overtreder.

    • c.

      Intrekken vergunning

      Een eerder verleende vergunning of ontheffing kan ingetrokken worden als sanctie op onrechtmatig gedrag van een houder van een beschikking. Intrekking is slechts mogelijk op grond van verschillende wet- en regelgeving waarvoor de gemeente bevoegd gezag is.

      Te denken valt hierbij aan het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens of het niet nakomen van de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen. In sommige gevallen zijn nog aanvullende handhavingsmaatregelen nodig in de vorm van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang. De situatie waarin van de intrekkingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt, wordt van geval tot geval beoordeeld.

  • 2.

    Instrumenten gericht op bestraffing (dit instrument wordt achteraf ingezet indien er sprake is van een onomkeerbare situatie)

    • a.

      Bestuurlijke boete (bestuursrecht)

      Wanneer het gaat om ongewenste situaties waarbij een financiële prikkel preventief kan werken (bestraffende sanctie). Dit moet expliciet in de wet geregeld zijn. Dit is bijvoorbeeld mogelijk bij de Huisvestingswet (onrechtmatige bewoning).

    • b.

      Bestuurlijke strafbeschikking (strafrecht)

      Wanneer het gaat om ongewenste situaties waarbij een financiële prikkel preventief kan werken. De beschikking is niet bedoeld om hiermee een overtreding te beëindigen. Een belangrijk verschil met bestuurlijke boete is dat de oplegging en inning bij de bestuurlijke strafbeschikking via het CJIB loopt en deze onder het strafrecht valt. De bestuurlijke strafbeschikking kan alleen in aangewezen gevallen worden opgelegd.

 

6.4 Gedogen

De gemeente heeft de mogelijkheid om bij een geconstateerde overtreding expliciet te kiezen voor het gedogen van de illegale situatie. Wanneer dit plaatsvindt, dan ontvangt de overtreder een gedoogbeschikking van de gemeente. De gemeente toetst verzoeken tot gedogen aan de landelijke regels en jurisprudentie. De algemene lijn van deze regels en jurisprudentie is dat gedogen een uitzonderlijke bevoegdheid blijft. Deze bevoegdheid mag dan ook hooguit bij uitzondering worden toegepast. Het gaat dan om overtredingen die naar verwachting maar tijdelijk zijn en op korte termijn kunnen worden gelegaliseerd. In de praktijk probeert de gemeente gedoogsituaties zoveel als mogelijk te voorkomen.

 

6.5 Samenwerking met externe partijen

De gemeente Oegstgeest werkt integraal aan de VTH-taken. In dit deelhoofdstuk is inzichtelijk gemaakt met welke actoren samen wordt gewerkt en welke afspraken met deze partijen zijn gemaakt.

6.5.1 Omgevingsdienst West Holland

De uitvoering van de VTH-taken op het gebied van milieu (o.a. Wet bodembescherming, Wet geluidhinder, Wet milieubeheer en Wabo) zijn aan de Omgevingsdienst West-Holland opgedragen. De ODWH werkt op basis van een gemeenschappelijke regeling voor de gemeenten Hillegom, Kaag en Braassem, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen en Zoeterwoude. Als eigenaar en deelnemer van de gemeenschappelijke regeling stelt de gemeente middelen voor capaciteit voor langere termijn aan de Omgevingsdienst West-Holland beschikbaar. Er is juridisch geborgd dat de Omgevingsdienst West-Holland bij de uitvoering van de relevante VTH-taken voor de verschillende gemeenten, voldoet aan de juridische kwaliteitseisen.

 

Er vindt geregeld overleg plaats tussen de toezichthouders van de Omgevingsdienst West-Holland en die van de gemeente. Uitgangspunt in de beleidsperiode is het overleg te consolideren dan wel te intensiveren (zie hoofdstuk 4).

6.5.2 Veiligheidsregio Hollands Midden

Voor de toetsing van vergunningaanvragen en toezichtcontroles op het gebied van brandveiligheid wordt een beroep gedaan op de Brandweer Hollands Midden. De Brandweer Hollands Midden maakt deel uit van de Veiligheidsregio Hollands Midden, die verder bestaat uit Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing (BGC), Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie Hollands Midden (GHOR), de politie en de meldkamer.

 

De Brandweer Hollands Midden is gemandateerd om toezicht te houden namens de gemeente. Zodra er formele juridische vervolgstappen genomen moeten worden, draagt de brandweer het dossier over aan de gemeente. De gemeente maakt dan gebruik van het Stappenplan handhaving, zoals uiteengezet in hoofdstuk 6.3.2 De Brandweer Hollands Midden heeft bij een dergelijk handhavingstraject een adviserende rol.

 

Om een goede samenwerking tussen de gemeente en de brandweer te borgen, en de kwaliteit van de uitvoering te garanderen, zijn procesafspraken gemaakt.5

6.5.3 Samenwerking bouwkwaliteit Leidse regio

De gemeenten van de Leidse regio6 werken samen om de gewenste kwaliteit te kunnen leveren bij het uitvoeren van de VTH-taken. De basis voor deze samenwerking is gelegd in het ‘Verbeterplan uitvoering bouwtaken Leidenregio’. De deelnemende gemeenten hebben met dit plan een aantal verplichtingen op zich genomen. Ze kunnen hierop door de andere samenwerkingspartners worden aangesproken. Het gaat daarbij onder andere om de volgende afspraken:

 

  • het opstellen van de nodige documenten (waaronder het voorliggende VTH-beleidsplan);

  • het participeren van VTH-medewerkers in zogenaamde regionale vakoverleggen;

  • het op specifieke in het verbeterplan benoemde expertisegebieden, indien nodig, tegen reële vergoeding beschikbaar stellen van en/of inhuren van capaciteit aan/van andere gemeenten;

  • de financiering voor enkele jaren van een gemeenschappelijk coördinator. Deze coördinator is aangesteld bij de Omgevingsdienst West-Holland en werkt aan de gezamenlijke projecten.

Mede op basis van dit verbeterplan is er ook een samenwerkingsafspraak gemaakt om gezamenlijk met de gemeente Leiden te zorgen voor voldoende capaciteit en kwaliteit van bouwconstructeurs.

6.5.4 Erfgoed Leiden en Omstreken

Erfgoed Leiden en Omstreken is een regionaal kennis- en adviescentrum waarin archivisten, bouw- en architectuurhistorici, archeologen en monumentenzorgers zeer nauw samenwerken. Erfgoed Leiden en Omstreken voert erfgoeddiensten uit voor de gemeenten Alphen aan den Rijn, Hillegom, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Nieuwkoop, Oegstgeest, Noordwijk, Teylingen, Zoeterwoude en voor de Omgevingsdienst West-Holland. Daarnaast beheert zij historische collecties voor dezelfde gemeenten. Voor de advisering bij de toetsing van en het toezicht op omgevingsvergunningen met een archeologieactiviteit, werkt de gemeente samen met Erfgoed Leiden en Omstreken.

7. Borging en monitoring van het VTH-beleidsplan

 

In dit hoofdstuk is uiteengezet hoe de uitvoering van het VTH-beleidsplan geborgd is in de organisatie en wordt gemonitord.

 

7.1 Middelen

Om de VTH-taken uit te kunnen voeren en de beleidsdoelen te kunnen realiseren, zijn financiële en personele middelen nodig. Dit benodigd budget is geborgd binnen de programmabegroting. De inzet van de middelen wordt jaarlijks specifiek uiteengezet binnen de uitvoeringsprogramma’s.

 

7.2 Uitvoeringsprogramma’s

Het VTH-beleidsplan wordt jaarlijks vastgesteld door het College van burgemeester & wethouders, uitgewerkt in uitvoeringsprogramma’s voor zowel vergunningverlening als toezicht en handhaving. In een uitvoeringsprogramma wordt het VTH-beleidsplan vertaald naar een concreet actieplan voor het betreffende jaar. Zo wordt in het uitvoeringsprogramma benoemd op welke activiteiten (en daarmee dus ook op welke beleidsdoelen) uit dit VTH-beleidsplan ingezet wordt in het betreffende jaar. Deze activiteiten worden ook geconcretiseerd in het uitvoeringsprogramma. Verder wordt in het uitvoeringsplan aangegeven welke middelen nodig zijn (financieel en personeel) om de VTH-taken uit te (kunnen) voeren.

 

7.3 Voeren van registraties

De gemeente Oegstgeest voert verschillende registraties om sturing te geven aan het VTH-proces. Zo wordt voor wat betreft toezicht en handhaving in ieder geval de volgende gegevens geregistreerd in de VTH-applicatie:

 

  • aantal uitgevoerde controles;

  • aantal geconstateerde overtredingen;

  • aantal opgelegde bestuurlijke sancties;

  • aantal processen-verbaal;

  • aantal VTH-gerelateerde klachten en meldingen.

Voor het onderdeel vergunningverlening worden in ieder geval de volgende gegevens geregistreerd:

 

  • aantal aanvragen tot een vergunning;

  • aantal reguliere en aantal uitgebreide verleende vergunningen;

  • aantal geweigerde en ingetrokken vergunningen;

  • aantal kruimelgevallen;

  • doorlooptijden;

  • aantal zienswijzen;

  • aantal bezwaar- en beroepszaken.

  • aantal handhavingsverzoeken en vervolgacties

Bovenstaande registraties dienen ook ter input voor de evaluaties.

 

7.4 Evaluatie uitvoeringsprogramma’s en monitoring beleidsdoelstellingen

De uitvoeringsprogramma’s worden vervolgens jaarlijks geëvalueerd. Hierbij wordt minimaal beoordeeld of:

 

  • voorgenomen activiteiten uit het uitvoeringsprogramma zijn uitgevoerd;

  • de uitvoering van deze activiteiten uit het uitvoeringsprogramma hebben bijgedragen aan de voortgang van de beleidsdoelen uit het VTH-beleidsplan;

  • het VTH-beleidsplan (mede op basis van bovenstaande) eventueel aangepast dient te worden.

 

7.5 Evaluatie VTH-beleidsplan

Periodiek, maar in ieder geval nadat een beleidsperiode verstreken is, wordt het VTH-beleidsplan geëvalueerd. Er wordt dan minimaal beoordeeld of:

 

  • vastgestelde beleidsdoelen uit het VTH-beleid zijn bereikt (zie hoofdstuk 3.2);

  • de voorgenomen activiteiten uit het uitvoerings-en handhavingsbeleid zijn uitgevoerd (conform voorgenomen prioritering) (zie hoofdstuk 4);

  • er aan de afspraken is voldaan die met externe partijen gemaakt zijn (zie hoofdstuk 6.5).

 

7.6 Borging uitvoering proces

De werkwijzen van toezicht én handhaving, vergunningverlening en het afhandelen van meldingen zijn vertaald naar specifieke procesbeschrijvingen. Deze procesbeschrijvingen zijn bekend gemaakt bij alle relevante medewerkers en zijn geborgd binnen het digitale zaaksysteem. Nieuwe medewerkers worden bekend gemaakt met deze werkbeschrijvingen. Middels de werkbeschrijvingen wordt ook op het proces gestuurd. Jaarlijks wordt nagegaan of de werkbeschrijvingen moeten worden aangepast.

Dit besluit treedt in werking de dag na de dag van bekendmaking in het elektronisch gemeenteblad.

Aldus besloten in de vergadering van 6 december 2022.

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest,

de secretaris

Jeffrey Versluis

de burgemeester

Emile Jaensch

Naar boven