Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing Hillegom 2023

De raad van de gemeente Hillegom;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 8 november 2022, voorstelnummer 581781;

 

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

besluit:

 

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing Hillegom 2023

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • b.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • c.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt of persoonlijk recht gebruikt.

  • 2.

    Voor deze gebruiksheffing wordt:

    • a.

      gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

    • b.

      gebruik door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;

    • c.

      het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 4 Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2.

    Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats is gebonden;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak, dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken, of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    Voor percelen die in hoofdzaak tot woning dienen wordt een vast bedrag aan belasting geheven.

  • 2.

    Voor percelen die niet in hoofdzaak tot woning dienen wordt een bedrag aan belasting geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 3.

    Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het einde van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 4.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

      De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 5.

    De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.

Artikel 6 Belastingtarieven

  • 1.

    Het tarief voor het gebruikersdeel bedraagt:

    • a.

      voor percelen die in hoofdzaak tot woning dienen € 235,00

    • b.

      indien het perceel wordt gebruikt door één persoon € 206,00.

  • 2.

    Voor percelen die niet in hoofdzaak tot woningen dienen bedraagt het tarief voor elke volle eenheid van kubieke meters water, bij een hoeveelheid water:

    • a.

      tot 100 m3 € 206,00

    • b.

      100 tot 250 m3 € 251,00

    • c.

      250 tot 500 m3 € 323,00

    • d.

      500 tot 1.000 m3 € 458,00

    • e.

      1.000 tot 2.000 m3 € 728,00

    • f.

      2.000 tot 4.000 m3 € 1.268,00

    • g.

      4.000 tot 6.000 m3 € 1.988,00

    • h.

      6.000 en meer € 3.788,00

      in afwijking van het bovenstaande bedraagt de belasting voor elk perceel dat niet direct of indirect is aangesloten op het waterleidingstelsel en van waaruit geen water via het rioleringsstelsel wordt afgevoerd dat is verkregen door middel van een eigen pompinstallatie: € 50,00.

  • 3.

    Voor de toepassing van dit artikel is sprake van een woning indien de waarde van het perceel in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van het perceel die dienen tot woning of volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

  • 4.

    Onder waarde wordt verstaan de op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde, of bij het ontbreken daarvan en voor roerende zaken de waarde die met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld.

  • 5.

    Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen rioolheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Als de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Als de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet één aanslag bevat, het bedrag daarvan meer is dan € 100,00 en minder dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, moeten de aanslagen worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening rioolheffing Hillegom 2022, vastgesteld bij raadsbesluit van 9 december 2021 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van heffing is 1 januari 2023.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening rioolheffing Hillegom 2023”.

 

Aldus besloten door de raad in zijn openbare vergadering van 15 december 2022.

drs. Y.P.A. Hermans

griffier

A. van Erk

voorzitter

Naar boven