Hemelwaterverordening Etten-Leur

De raad van de gemeente Etten-Leur,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 december 2022,

 

gelet op artikel 10.32a van de Wet milieubeheer en artikel 149 van de Gemeentewet,

 

besluit de volgende verordening vast te stellen:

 

Hemelwaterverordening Etten-Leur

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • -

    bebouwd oppervlak: het oppervlak dat een gebouw inneemt;

  • -

    bestaand bebouwd oppervlak: bebouwd oppervlak dat voor de inwerkingtreding van deze verordening aanwezig was;

  • -

    bestaand verhard oppervlak: verharding die aanwezig was voor de inwerkingtreding van deze verordening;

  • -

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van de bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

  • -

    centraal besturingssysteem: een systeem dat op basis van actuele neerslagvoorspellingen, de vulling van de hemelwaterberging en de condities van het stedelijk watersysteem, de lediging van de hemelwaterberging regelt;

  • -

    gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  • -

    groen dak: een doelbewust hoofdzakelijk met planten begroeid dak met een minimale waterberging van 30 liter per m²;

  • -

    grondwater: water dat zich onder het bodemoppervlak in de verzadigde zone bevindt en dat in direct contact met de bodem of ondergrond staat;

  • -

    hergebruiksysteem: een systeem waarmee het opgevangen hemelwater wordt hergebruikt voor andere dan drinkwater toepassingen;

  • -

    perceel: het perceel (of de percelen die blijkens hun feitelijke inrichting of functie bestemd zijn om te worden gebruikt als een perceel) waarop het hemelwater valt of het grondwater onder door stroomt;

  • -

    perceeleigenaar: de rechthebbende van een perceel;

  • -

    verhard oppervlak: oppervlak dat (1) geen bebouwd oppervlak is, (2) niet tijdelijk van aard is, (3) bedekt is met materiaal waardoor het op het perceel aanwezige hemelwater niet onmiddellijk de bodem in kan verdwijnen en (4) wordt aangelegd na de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van het begrip “bebouwd oppervlak” wordt dit oppervlak als volgt gemeten: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Artikel 3. Toepassingsbereik

Onverminderd het bepaalde in artikel 10, lid 2 en 3 is deze verordening van toepassing op:

  • a.

    Nieuwe gebouwen;

  • b.

    Bestaande gebouwen, indien na de inwerkingtreding van deze verordening een ingrijpende renovatie als bedoeld in het artikel 5.6, lid 4, van het Bouwbesluit 2012 wordt uitgevoerd;

  • c.

    Verhard oppervlak, voor zover sprake is van een toename van (in totaal) meer dan 75 m2 per perceel.

Artikel 4. Verbod op het lozen van hemelwater

  • 1.

    Het is verboden om vanaf een gebouw en/of verhard oppervlak hemelwater in het openbaar riool of op de openbare ruimte te lozen of te laten lozen, tenzij - ten behoeve van dat gebouw of verhard oppervlak - een hemelwaterberging is aangebracht en in stand wordt gehouden.

  • 2.

    Indien de, in artikel 3 van deze verordening genoemde bouwwerken, samenhangen met een omgevingsvergunningplichtige activiteit, worden bij de aanvraag voor de betreffende omgevingsvergunning ten minste de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

    • a.

      een berekening waaruit blijkt dat voldaan wordt aan het bepaalde in deze verordening; en

    • b.

      een situatietekening van de hemelwatervoorziening(en).

Artikel 5. Vereisten hemelwaterberging

  • 1.

    Een hemelwaterberging:

    • a.

      heeft ten minste een capaciteit van 60 liter per m2 bebouwd en/of verhard oppervlak;

    • b.

      loost maximaal 2 liter per m2 bebouwd en/of verhard oppervlak per uur op een openbaar riool; en

    • c.

      is na 60 uur leeg.

  • 2.

    Een hemelwaterberging met hergebruiksysteem:

    • a.

      heeft ten minste een capaciteit van 60 liter per m2 bebouwd en/of verhard oppervlak;

    • b.

      loost maximaal 2 liter per m2 bebouwd en/of verhard oppervlak per uur op een openbaar riool;

    • c.

      is na 60 uur voor ten minste 33% leeg en na 14 dagen voor ten miste 66%; en

    • d.

      leegt het restant op basis van het gebruik van het hergebruiksysteem.

  • 3.

    Voor een waterberging met een centraal besturingssysteem geldt alleen het vereiste uit het eerste lid, onder a.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een gebouw dat zonder omgevingsvergunning voor bouwen kan worden gebouwd met een groen dak.

  • 5.

    Het geborgen hemelwater wordt in de ondergrond geïnfiltreerd. Als dat niet of maar deels mogelijk is, kan in het openbare riool worden geloosd.

  • 6.

    Het hemelwater dat na toepassing van het eerste, tweede of derde lid niet kan worden geborgen, kan worden geloosd in het openbare riool of op de openbare ruimte.

  • 7.

    Bij uitbreiding van een bestaand bebouwd oppervlak en/of bestaand verhard oppervlak wordt voor de berekening van de noodzakelijke capaciteit van een hemelwaterberging uitsluitend rekening gehouden met de oppervlakte waarop de betreffende uitbreiding ziet.

Artikel 6. Nadere regels en aanpassen capaciteit

Het college kan nadere regels stellen over de vereisten, bedoeld in artikel 4, voor door het college aan te wijzen gebieden. Daarbij kan het college afwijken van de voorgeschreven capaciteit van de hemelwaterberging, bedoeld in artikel 4, door een hogere norm te stellen, als dit noodzakelijk is met het oog op een doelmatige waterberging.

Artikel 7. Verbod op lozen van grondwater op het openbaar riool

  • 1.

    Het is verboden grondwater af te voeren naar de openbare riolering tenzij van de perceeleigenaar redelijkerwijs geen andere wijze van lozen kan worden gevergd en het lozen niet tot een onaanvaardbare grondwaterstandsverlaging in de omliggende percelen leidt.

  • 2.

    Het college is bevoegd om ten aanzien van lozingen als bedoeld in het eerste lid nadere aanwijzingen of voorschriften te geven over de toegestane wijze, omvang en duur van de grondwaterlozing.

Artikel 8. Kwaliteit af te voeren hemel- en/of grondwater

Hemelwater en/of grondwater dat op het openbaar riool of op de openbare ruimte wordt geloosd mag:

  • a.

    niet sterker verontreinigd zijn en geen andere verontreinigingen bevatten dan het hemelwater dat van openbare wegoppervlakken afstroomt;

  • b.

    niet dusdanig verontreinigd zijn en geen verontreinigingen bevatten die overstorten op oppervlaktewater onmogelijk maken.

Artikel 9. Toezichthouders

Burgemeester en wethouders wijzen de personen aan die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde.

Artikel 10. Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking drie maanden na de dag van de bekendmaking daarvan in het gemeenteblad.

  • 2.

    Deze verordening is niet van toepassing op gebouwen waarvoor vóór de inwerkingtreding van deze verordening een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is aangevraagd.

  • 3.

    Artikel 3, onderdeel a. van deze verordening is niet van toepassing op, reeds in ontwikkeling zijnde nieuwbouwprojecten (en daarbij behorende verharde oppervlakken) waarbij tussen de gemeente Etten-Leur en de betreffende projectontwikkelaar of initiatiefnemer(s) ten minste zes weken voor de inwerkingtreding van deze verordening definitieve schriftelijke afspraken zijn vastgelegd over het afvoeren van hemelwater van de, in die projecten opgenomen nieuwbouw en nieuwe verharde oppervlakken, alsmede de te realiseren hemelwaterbergingen. Deze verordening is nadrukkelijk wel van toepassing is op alle eventuele latere uitbreidingen van die gebouwen of verharde oppervlakken (onderdelen b. en c. van artikel 3 zijn dus wel van toepassing).

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Etten-Leur op 6 december 2022

De raad voornoemd,

Dhr. drs. W.C.M. Voeten MBA

griffier

Mw. dr. M.W.M. de Vries

voorzitter

TOELICHTING

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Etten-Leur houdende regels omtrent het bergen van hemelwater (Hemelwaterverordening Etten-Leur)

 

Algemeen deel

Etten-Leur wil de gemeente aanpassen aan het veranderend klimaat. De omgang met hemelwater is daar een essentieel onderdeel van. Extreme neerslag heeft grote invloed op het functioneren van het riool. Daarom passen we het riool aan, maar willen ook particuliere gebouwen en gronden inzetten voor waterberging. Dit is het grootste deel van de oppervlakte van het gemeentelijk grondgebied.

 

In het Verbreed Gemeente Rioleringsplan 2019-2024 (VGRP) nam Etten-Leur de mogelijkheid op een hemelwaterverordening op te stellen. Dit is een juridisch instrument om Etten-Leur waterrobuust en klimaatbestendig te maken. De hemelwaterverordening bestaat uit afspraken over het opvangen en vertraagd afvoeren van hemelwater.

 

De hemelwaterverordening kan opgesteld worden op grond van artikel 10.32a lid 1 onder a van de Wet milieubeheer. Er kunnen diverse regels gesteld worden over hemelwater, onder andere het in stand houden van een waterberging bij bebouwd oppervlak. Van die grondslag maakt deze verordening gebruik.

 

Het Waterschap heeft daarnaast een Keur. Dat is een verordening met voorschriften voor ruimtelijke ontwikkelingen. Daarbij is een verplichting tot compensatieberging. De verplichtingen uit de hemelwaterverordening en de Keur vullen elkaar aan. Als de maatregelen uit de hemelwaterverordening worden uitgevoerd voldoet men ook deels of geheel aan de Keur. In gevallen waar de Keur niet geldt is de hemelwaterverordening het middel om de doelen uit het VGRP te halen.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

 

De definitie van ‘bebouwd oppervlak’ krijgt verder gestalte in artikel 2 waarin is bepaald hoe dit oppervlak moet worden gemeten.

 

De definitie van ‘centraal besturingssysteem’ is afkomstig uit een handreiking voor klimaatadaptief bouwen en inrichting vanuit het Rijk. Het is een definitie die ook veel andere gemeenten gebruiken. Als de hemelwaterberging is aangesloten op een ‘centraal besturingssysteem’ is het mogelijk om te anticiperen op actuele neerslagvoorspellingen. Hemelwater kan daardoor zolang als nodig worden vastgehouden, zodat het te gebruiken is voor bijvoorbeeld het doorspoelen van het toilet.

 

De definities van ‘gebouw’ en ‘bouwwerken’ sluiten aan bij de definitie die in de Woningwet wordt gebruikt.

 

Bij de definitie van ‘groen dak’ gaat het om een plat of hellend dak met doelbewust aangelegde begroeiing erop. De begroeiing kan bestaan uit vetplanten, kruiden, mos en/of gras. Het kan ook om struiken of bomen gaan. De hoeveelheid en samenstelling van het substraat en de kenmerken van de toegepaste drainagelaag bepalen de mate van waterberging. Voor de verordening is er sprake van een ‘groen dak’ als het op zijn minst 30 liter water per m2 kan bergen.

 

De definitie van ‘hergebruiksysteem’ gaat over systemen om hemelwater op te vangen, langere periodes te bergen en het water daarna te gebruiken. Water uit een hergebruiksysteem is geen drinkwater en daarom niet geschikt voor consumptie of douchen. Het kan wel gebruikt worden om het toilet door te spoelen, de tuin te sproeien, er een was mee te draaien of de auto ermee te wassen.

Over het begrip ‘perceel’ wordt nog het volgende opgemerkt. Dit begrip moet ruim worden uitgelegd. Voor nieuwe verhardingen (of uitbreiding van verhardingen na de inwerkingtreding van deze verordening) geldt dat boven de 75m2 verharding moet worden voldaan aan de plicht om te voorzien in een, in de verordening verder omschreven, waterberging. Die 75 m2 is niet afhankelijk van de juridische (eigendoms)situatie. Veelal zal worden gekeken naar de feitelijke situatie. Ook de eigenaar van een perceel grond die bijvoorbeeld een aangrenzend stuk grond bezit, pacht of in bruikleen heeft én verder betrekt bij de inrichting of gebruik van zijn perceel, heeft maar een keer de mogelijkheid om deze gronden de hiervoor genoemde grens van 75 m2 te verharden zonder dat er maatregelen worden verlangd. Met andere woorden: alle percelen die bij de verharding worden betrokken worden voor het totaal in ogenschouw genomen.

 

Artikel 2 Meetvoorschriften

 

Het meetvoorschrift sluit dicht aan bij de bestaande meetvoorschriften die gebruikt worden in bijvoorbeeld het bestemmingsplan (straks: omgevingsplan).

 

Artikel 3: Toepassingsbereik

 

De verordening is van toepassing op nieuwe gebouwen, op gebouwen die ingrijpend worden gerenoveerd, en nieuwe terreinen die worden verhard.

 

Van een ingrijpende renovatie is sprake als meer dan 25% van de integrale gebouwschil wordt vernieuwd, veranderd of vergroot. Het criterium ‘ingrijpende renovatie’ is afkomstig uit artikel 5.6 lid 4 van het Bouwbesluit 2012 en vindt zijn oorsprong in de herziene richtlijn energieprestatie gebouwen. De ratio achter die bepaling is dat het redelijk is om een aantal energie-eisen die voor nieuwbouw gelden ook van toepassing te laten zijn bij een ingrijpende renovatie indien meer dan 25% van de integrale bouwschil wordt vernieuwd, veranderd of vergroot. De reden om in die gevallen ook de eisen uit de hemelwaterverordening van toepassing te verklaren is analoog hieraan: bij een ingrijpende renovatie is het ook redelijk om de eisen uit de hemelwaterverordening te laten gelden.

 

Bij de verharding van nieuwe terreinen is de verordening pas van toepassing als er sprake is van een verharding van in totaal meer dan 75 m2. Heeft men deze grens, al dan niet gefaseerd, eenmaal bereikt, dan moet voor iedere toename die boven deze norm ligt, worden voorzien in een waterberging. Bij het bepalen van de capaciteit van de waterberging hoeft de initiatiefnemer alleen rekening te houden met het aantal m2 dat boven de norm is aangelegd.

 

Artikel 4: Verplichting tot waterberging

 

Kern van de verordening is het eerste lid waarin staat dat er bij het bouwen van gebouwen een verplichting is om waterberging aan te leggen en in stand te houden. Dit om wateroverlast te beperken en schade aan huizen en vitale infrastructuur te voorkomen. Het lozen op oppervlaktewater wordt met deze verordening niet verboden omdat de gemeente daarvoor niet de bevoegdheid heeft. Lozen in de bodem heeft echter de voorkeur omdat daarmee zowel extra belasting op de openbare riolering als extra belasting op het oppervlaktewater wordt voorkomen en lozen in de bodem het water behoudt voor het grondwater.

 

Artikel 5: Vereisten hemelwaterberging

 

Via de regel om bij een gebouw of een toename van verhard terrein te voorzien in een minimale waterbergingscapaciteit per m2 bebouwd oppervlak, wordt hemelwater langer vastgehouden op eigen terrein. Op die manier wordt de extra belasting op de openbare riolering beperkt.

 

De benodigde waterbergingscapaciteit kan op verschillende manieren worden gerealiseerd. Voorbeelden zijn een blauw-groen dak, het ingraven van infiltratiekratten, het aanleggen van een verdiept gedeelte in de tuin of het aanbrengen van een regenwater hergebruiksysteem voor de spoeling van het toilet of aansluiting van de wasmachine. Een combinatie van waterbergende voorzieningen is ook mogelijk. Bij de toetsing wordt gekeken of de benodigde hoeveelheid berging aanwezig is.

 

Voor het beperken van wateroverlast is het essentieel dat de hemelwaterberging binnen afzienbare tijd na een bui weer beschikbaar is voor het opvangen van de volgende bui. Maar ook niet te snel want dan wordt het stedelijk watersysteem te veel belast. Daarom is in het eerste lid, onder c en in het tweede lid, onder c bepaald wanneer de hemelwaterberging weer beschikbaar moet zijn. Dit kan bijvoorbeeld door de hemelwaterberging als infiltratievoorziening in te richten, zodat het opgevangen water langzaam in de bodem zakt. Als dat niet mogelijk is, of maar deels mogelijk, mag op het gemeentelijke rioolstelsel worden geloosd. Er mag maximaal 2 liter per m² bebouwd oppervlak per uur worden afgevoerd. Dit is geregeld in het eerste lid, onder b en het tweede lid, onder b. De vertraagde afvoer zorgt ervoor dat het riool tijdens de piekbui beschikbaar blijft.

 

Hemelwaterbergingen zonder hergebruiksystemen moeten een capaciteit van 60 liter per m2 hebben. Daarbij wordt de norm van het Waterschap Brabantse Delta gevolgd. Dit betekent dat voor een perceel met een totaal bebouwd oppervlak van 100 m2 moet worden voorzien in een vorm van waterberging met een totale capaciteit van 6000 liter.

 

Hemelwaterbergingen met hergebruiksystemen (voor bijvoorbeeld toiletspoeling of wasmachine) moeten een waterbergende inhoud hebben van 60 liter per m2 bebouwd oppervlak. Daarbij wordt de norm van het Waterschap Brabantse Delta gevolgd. Daarvan moet 30% binnen 60 uur weer leeg en beschikbaar zijn, het restant mag worden geledigd op basis van het gebruik van het aangesloten hergebruiksysteem. Dit is geregeld in het tweede lid a, c en d.

 

Voor waterbergingen, waaronder ook hergebruiksystemen, die zijn aangestuurd door een centraal besturingssysteem, geldt een apart regime. Die mogen het water langer vasthouden dan de gestelde 60 uur. Dit systeem voorziet in een dynamische besturing die op basis van online neerslagvoorspellingen de aangesloten waterbergingen regelt. Dit is geregeld in het derde lid.

 

De verplichting om te voorzien in een minimale waterbergingscapaciteit van hemelwater geldt voor alle nieuwe gebouwen, ook gebouwen die zonder omgevingsvergunning kunnen worden gebouwd.

 

Voor vergunningsvrije gebouwen geldt dat wanneer deze zijn voorzien van een groen dak met een minimale waterbergingscapaciteit van 30 liter per m2, deze voldoen aan de eisen van de verordening. Vergunningsvrije gebouwen bevinden zich voornamelijk in achtertuinen, hebben een relatief klein oppervlak en zijn vaak niet aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel. Een groen dak compenseert dan deels het verlies aan tuin. Het is niet alleen goed voor de waterberging, maar ook voor het behouden van groen, biodiversiteit, het voorkomen van geluidsreflectie en opwarming.

 

Het vijfde lid brengt tot uitdrukking dat het de voorkeur heeft het hemelwater op het perceel in de bodem te infiltreren. Als dat niet of maar gedeeltelijk kan, kan echter ook op het oppervlaktewater worden geloosd (tenzij andere publiekrechtelijke voorschriften, bijvoorbeeld van het waterschap, zich daartegen verzetten of andere voorwaarden aan stellen). Het aantonen of hemelwater niet in de grond geïnfiltreerd kan worden is aan de perceeleigenaar.

 

Bij extreme neerslag, die de verplichte waterbergingscapaciteit in het betreffende werkingsgebied te boven gaat, kan gebruik worden gemaakt van de gemeentelijke voorzieningen. Het zesde lid maakt duidelijk dat de waterberging niet bedoeld is om alle mogelijke regenbuien op te vangen. Dit artikellid geeft invulling aan de wettelijke zorgplicht die de gemeente heeft voor het verwerken van hemelwater, als dat redelijkerwijs niet van de (ver)bouwer van een gebouw kan worden gevergd.

 

Artikel 6: Nadere regels

 

In artikel 6 is geregeld dat het college nadere regels kan stellen over de vereisten uit artikel 5. Dit in door het college aan te wijzen gebieden. Via deze nadere regels kan het college in specifieke gevallen invulling geven aan de eisen die aan hemelwaterbergingen worden gesteld.

 

Verder biedt dit artikel het college de mogelijkheid de capaciteit van de hemelwaterberging aan te passen in bepaalde gebieden. Dit kan wellicht nodig zijn voor gebieden in de gemeente die een verhoogd risico hebben op wateroverlast door extreme regenbuien en waarbij dit niet kan worden opgelost met maatregelen in de openbare ruimte.

 

Door het delegeren van deze bevoegdheid aan het college kan adequaat worden gereageerd als in de praktijk bijvoorbeeld blijkt dat de waterbergingsnorm in bepaalde gebieden te streng is of juist te mild. De aanpassing kan alleen als daarmee de doelmatigheid van waterberging is gediend. Deze bepaling is in lijn met art. 2.8 van de Omgevingswet. Dat artikel bepaalt dat de gemeenteraad de wijziging van delen van het omgevingsplan kan delegeren aan het college. Artikel 156 Gemeentewet biedt de grondslag voor de delegatie van de verordenende bevoegdheid aan het college.

 

Artikel 7: Verbod op lozen van grondwater op het openbaar riool

 

In de Aansluitverordening riolering gemeente Etten-Leur 2005 is geregeld dat lozen van grondwater op het openbaar riool verboden is. Afwijking is mogelijk onder de in lid 1 genoemde voorwaarden. De beoordeling of afweging mogelijk is wordt door de gemeente Etten-Leur uitgevoerd. Vervolgens is het college, zoals in lid 2 staat, bevoegd om voorschriften te geven over de grondwaterlozing.

 

Artikel 8: Kwaliteit af te voeren hemel- en/of grondwater

 

Hemelwater en grondwater dat afgevoerd moet worden mag niet sterk verontreinigd zijn. Hemelwater wordt veelal via hemelwaterriolen naar het oppervlaktewater afgevoerd en heeft dan direct invloed op de omgevingskwaliteit en het watersysteem. Bij sterke verontreiniging kan dat leiden tot schade aan de gezondheid en hoge maatschappelijke kosten om de verontreiniging op te ruimen.

 

Artikel 9: Toezichthouders

 

Burgemeester en wethouders wijzen de personen aan die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde. Toezichthouders kunnen, nadat zij zijn aangewezen, de controlebevoegdheden uitoefenen die bijvoorbeeld staan in hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht. Bijvoorbeeld door het nemen van monsters van het water dat op het openbaar riool wordt geloosd.

 

Artikel 10: Inwerkingtreding en overgangsrecht

 

Met eventuele lopende ontwikkelingen is enigszins rekening gehouden door te bepalen dat de verordening pas over drie maanden in werking treedt. Initiatiefnemers kunnen hun plannen hierop afstemmen. Omgevingsvergunningplichtige bouwplannen die reeds in een vergevorderd stadium zijn hoeven evenmin aangepast te worden mits er voor de inwerkingtreding een aanvraag om een omgevingsvergunning (voor de activiteit bouwen) is ingediend of wanneer er voor inwerkingtreding van deze verordening tussen gemeente en initiatiefnemer afspraken zijn gemaakt over de hemelwaterberging in het project. In die gevallen kan uit duurzaamheidsoverwegingen onverplicht toch gekozen worden om te voldoen aan de maatregel

Naar boven