Gemeenteblad van Goeree-Overflakkee
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Goeree-Overflakkee | Gemeenteblad 2022, 558142 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Goeree-Overflakkee | Gemeenteblad 2022, 558142 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening precariobelasting terrassen Goeree-Overflakkee
Onder de naam 'precariobelasting terrassen’ wordt een belasting geheven voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven een voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond ten behoeve van een terras.
De precariobelasting terrassen wordt niet geheven wanneer en voor zover de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het terras zich bevindt een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld
De belasting is verschuldigd op het moment dat het terras meer dan tien dagen aanwezig is geweest als bedoeld in artikel 6.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad
van de gemeente Goeree-Overflakkee op 15 december 2022
griffier, voorzitter,
drs. G. Brand mr. A. Grootenboer-Dubbelman
Toelichting Verordening precariobelasting terrassen Goeree-Overflakkee
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in de verordening voorkomende begrippen is daarvan een omschrijving opgenomen in artikel 1. De raad heeft ervoor gekozen om een omschrijving van het begrip ‘terras’ op te nemen. De raad heeft er ook voor gekozen om een omschrijving van het begrip ‘vergunning’ op te nemen. In verband met een doelmatige uitvoering wordt zoveel mogelijk aangesloten bij een door de gemeente verleende vergunning. Het gaat er dan om dat een door de gemeente verleende toestemming om voorwerpen te hebben onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond in een gemeentelijke registratie is opgenomen. Dit betekent dat het moet gaan om een samenhangende verzameling van vergunningen, ontheffingen, instemmingen met meldingen en dergelijke, die langs geautomatiseerde weg wordt gevoerd of met het oog op een doeltreffende raadpleging van deze gegevens systematisch is aangelegd. De gekozen begripsomschrijving omvat al deze toestemmingen. De term ‘persoon’ in de omschrijving ziet zowel op natuurlijke als op rechtspersonen.
Ingevolge artikel 228 van de Gemeentewet kan de gemeente een precariobelasting heffen ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. Een voorwerp moet zich anders dan van voorbijgaande aard, onder, op of boven gemeentegrond bevinden. De voorwerpen moeten worden aangetroffen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. De grond moet in eigendom zijn van de gemeente. Grond, welke eigendom is van de gemeente, is voor de openbare dienst bestemd indien die grond kan worden gebruikt tot algemeen nut en indien in beginsel een ieder bij die grond belang kan hebben.
Voor het hebben van een terras onder, op of boven gemeentegrond is een vergunning vereist. Bij de heffing van precariobelasting kan hierbij worden aangeknoopt. De raad heeft daarvoor gekozen. Aansluiting bij een vergunningenbestand bevordert een doelmatige uitvoering van de heffing. Alvorens een aanslag op te leggen, zal de gemeente dus inzicht moeten hebben in de feitelijke situatie, dat wil zeggen moeten nagaan of en in hoeverre op grond van de vergunning voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn. In de verordening heeft de raad niet gekozen voor de mogelijkheid de heffing van precariobelasting te beperken tot voorwerpen waarvoor vergunning is verleend. “Illegale” terrassen zouden dan namelijk niet in de heffing kunnen worden betrokken.
Ingevolge artikel 217 van de Gemeentewet dient in de belastingverordening te worden vermeld wie de belastingplichtige is. In het eerste lid is gekozen voor een ruime omschrijving van de belastingplicht, om te voorkomen dat in bepaalde situaties geen belastingplichtige aangewezen zou kunnen worden. In de eerste zinsnede is eveneens aangesloten bij het belastbaar feit voor de precariobelasting, te weten het hebben van een terras. Het gebruik van de woorden ‘dan wel’ is bedoeld om te voorkomen dat ter zake van hetzelfde belastbare feit van twee belastingplichtigen, te weten degene die voorwerpen heeft en degene ten behoeve van wie de voorwerpen aanwezig zijn, precariobelasting zal worden geheven. Vanuit de systematiek van de verordening ligt het voor de hand in eerste instantie degene die de voorwerpen heeft in de heffing te betrekken. Deze zal het meest rechtstreekse belang hebben ter zake van het hebben van de voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond.
Er is voor gekozen om uitstallingen/reclameborden niet in de heffing te betrekken. Het plaatsen van uitstallingen/reclameborden is op grond van artikel 2:10 van de APV ook niet zondermeer toegestaan.
Wanneer een gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, zal degene aan wie de vergunning is verleend (of diens rechtsopvolger) in de meeste gevallen ook de voorwerpen ‘hebben’, dan wel zullen de voorwerpen ten behoeve van hem aanwezig zijn. Bij de heffing van precariobelasting zal dan ook worden aangekoppeld bij het bestand vergunningverlening. In verband hiermee heeft de raad er in het tweede lid voor gekozen degene aan wie de vergunning is verleend als belastingplichtige aan te merken. Overigens kan het de gemeente ambtshalve bekend zijn dat niet de vergunninghouder, maar een ander de voorwerpen ‘heeft’. De uitzondering in de slotzinsnede (’tenzij …’) doet zich dan voor; laatstgenoemde is dan op grond van het eerste lid belastingplichtig.
De vergunninghouder kan op grond van de slotzinsnede van het tweede lid ook zelf tegenbewijs leveren. Wanneer de vergunninghouder niet overtuigend kan aantonen dat hij de voorwerpen niet ‘heeft’, is hij belastingplichtig. Bestaat daarover desondanks twijfel, dan zal in redelijkheid kunnen worden aangenomen dat de voorwerpen wel ten behoeve van hem aanwezig zijn.
Het opnemen van vrijstellingen is afhankelijk van het gemeentelijk beleid terzake. Het mag echter niet zo zijn dat het opnemen van vrijstellingen leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing, die de wetgever bij het toekennen van de bevoegdheid tot het heffen van precariobelasting niet kan hebben bedoeld. Soms worden privaatrechtelijke vergoedingen bedongen in verband met het gebruik van gemeentegrond. De in dit onderdeel opgenomen vrijstelling dient om cumulatie van precariobelasting en privaatrechtelijke vergoedingen te voorkomen.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
De precariobelasting terrassen wordt berekend naar de oppervlakte van het terras. Ook de ruimte tussen de voorwerpen die het terras vormen behoort bij deze oppervlakte. Uit doelmatigheidsoverwegingen is bepaald dat voor de berekening van de precariobelasting uit wordt gegaan van de grootste oppervlakte die in de vergunning is opgenomen. Hierbij kan worden gedacht aan situaties waarbij in de vergunning voor een deel van het jaar een groter terras is toegestaan. Overigens is tegenbewijs mogelijk wanneer het ingenomen oppervlak structureel lager is dan in de vergunning staat vermeld. De exploitant van het terras dient dit zelf kenbaar te maken.
Omdat het een nieuwe belasting is, is gekozen voor een periode van ingroei. Om belastingplichtigen aanvullende zekerheid te bieden zijn de tarieven voor 2023 t/m 2025 bepaald. Het tarief bedraagt, voor het langer dan 10 dagen gedurende een jaar hebben van een terras, € 5,- per vierkante meter voor het belastingjaar 2023, € 10,- per vierkante meter voor het belastingjaar 2023 en € 15,- per vierkante meter voor het belastingjaar 2025. Deze 10 dagen behoeven niet aaneengesloten te zijn. Met deze maatstaf is beoogd de heffing praktisch goed uitvoerbaar te maken zonder hoge perceptiekosten voor controle. Wanneer een vergunning is verleend is nagenoeg altijd de afmeting van het terras al duidelijk. Bovendien worden de 10 dagen in een seizoen door alle terrasuitbaters gehaald. Desondanks is een tegenbewijsregeling benodigd voor het geval dit onvoorzien niet is gebeurd.
Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 ontstaan van de belastingschuld
De belasting is verschuldigd op het moment dat het terras meer dan 10 dagen aanwezig is geweest als bedoeld in artikel 6. Er hoeft niet te worden gewacht met het opleggen van de aanslag tot het einde van het belastingjaar. Wanneer in de loop van het belastingtijdvak de 10 dagen reeds zijn ‘volgemaakt’ staat op dat moment de belastingschuld vast. Er is mogelijkheid tot het leveren van tegenbewijs door een belanghebbende wanneer deze kan aantonen dat het terras niet meer dan 10 dagen aanwezig is geweest.
Ingevolge artikel 233 van de Gemeentewet kunnen gemeentelijke belastingen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte en op andere wijze. Heffing bij wege van aanslag is het meest gebruikelijk bij de precariobelasting.
Artikel 10 Termijnen van betaling
Als termijn van betaling is de in de gemeente gebruikelijk termijn gehanteerd.
De gemeente kent een afzonderlijke kwijtscheldingsverordening. De precariobelasting terrassen wordt daar niet in opgenomen. Voor deze belastingsoort wordt geen kwijtschelding verleend.
Op grond van artikel 139 van de Gemeentewet moeten gemeenten de besluiten tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van belastingverordeningen bekend maken. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2023.
Een citeertitel vereenvoudigt de verwijzing naar een bepaalde verordening.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-558142.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.