Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Meierijstad (9e wijziging)

De raad van de gemeente Meierijstad;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 september 2022;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

besluit:

vast te stellen de

Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Meierijstad (9e wijziging.

Artikel I

De Algemene plaatselijke verordening Meierijstad wordt als volgt gewijzigd:

  • A.

     

Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:

  • beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

  • 2.

    De definities van ‘bevoegd gezag’, ‘bouwwerk’ en ‘gebouw’ komen te luiden:

  • bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;

  • bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

  • gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;

Toelichting Deze wijziging hangt samen met de invoering van de Omgevingswet. Waar hierna geen toelichting bij de wijziging van een artikel wordt gegeven is ook sprake van een dergelijke wijziging.

  • B.

     

Artikel 1:2, derde lid, komt te luiden:

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning.

  • C.

     

Aan artikel 1:4 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

3. Dit artikel is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

  • D.

     

Voor de bestaande tekst van artikel 1:5 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst. Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:

2. Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

  • E.

     

Voor de bestaande tekst van artikel 1:6 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst. Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:

2. Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning

  • F.

     

Artikel 1.8, vierde lid komt te luiden:

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in het derde lid kan een vergunning of ontheffing ook worden geweigerd als de aanvraag betrekking heeft op een evenement, met een verwacht risicoprofiel B of C, als bedoeld in artikel 2:24, derde lid en de aanvraag daarvoor minder dan 16 weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

Toelichting: De vergunningverlening van evenementen komt soms in de knel om binnen de wettelijke termijnen de vergunning af te geven omdat organisatoren te laat stukken aanleveren, stukken onvolledig zijn dan wel adviezen van derden (te) laat komen. Dan gaat het met name om zogenaamde evenementen met risicoprofielen B en C. Dit zijn de grotere, risicovolle evenementen. Onderdeel van de oplossing is om de indieningstermijn voor vergunningen in de APV aan te passen. In plaats van het noemen van bezoekersaantal (> 10.000) als basis voor de beslistermijn wordt voortaan het risicogehalte als basis genomen. Hierdoor wordt met name de indieningstermijn van evenementen met een risicoprofiel B, die minder dan 10.000 bezoekers hebben, verlengd en is er meer tijd voor overleg met organisatoren en inwinnen van adviezen. In verband met deze wijziging wordt ook artikel 2:24 aangepast. Voor evenementen met het risicoprofiel A (zoals omschreven in 2:24, 3e lid geldt de termijn van 8 weken als genoemd in het derde lid.

  • G.

     

Artikel 2:15 vervalt.

Toelichting: Dit artikel wordt i.v.m. de invoering van de Omgevingswet als artikel 8.16a opgenomen in de Verordening fysieke leefomgeving Meierijstad.

  • I.

     

Artikel 2:18 vervalt.

Toelichting: Dit artikel wordt i.v.m. de invoering van de Omgevingswet als artikel 8.16b opgenomen in de Verordening fysieke leefomgeving Meierijstad.

  • J.

     

Aan artikel 2:24 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt:

3. Evenementen worden onderverdeeld in de volgende risicoprofielen:

  • a.

    Evenement met risicoprofiel A:

    De voor het publiek toegankelijke samenkomst of vermakelijkheid waarbij operationele voorbereiding en uitvoering door een of meer OOV-diensten niet noodzakelijk worden geacht. Dit gelet op de interventiecapaciteit van de organisator van dat evenement bij een (dreigende) aantasting van de openbare orde en veiligheid.

  • b.

    Evenement met risicoprofiel B:

    De voor het publiek toegankelijke samenkomst of vermakelijkheid waarbij operationele voorbereiding en uitvoering door een of meer OOV-diensten voorstelbaar worden geacht. Dit gelet op de interventiecapaciteit van de organisator van dat evenement bij een (dreigende) aantasting van de openbare orde en veiligheid.

  • c.

    Evenement met risicoprofiel C:

    De voor het publiek toegankelijke samenkomst of vermakelijkheid waarbij operationele voorbereiding en uitvoering door een of meer OOV-diensten noodzakelijk worden geacht. Dit gelet op de interventiecapaciteit van de organisator van dat evenement bij een (dreigende) aantasting van de openbare orde en veiligheid.

Toelichting: zie toelichting bij artikel 1:8 De definities zijn ontleend aan het Nederlands Handboek Evenementenveiligheid. De burgemeester kan in beleidsregels de verschillende risicoprofielen nader duiden.

  • K.

     

Artikel 2:26 wordt als volgt gewijzigd:

De leden 4 en 5 vervallen en het huidige zesde lid wordt vernummerd tot 4.

Toelichting

Deze wijziging hangt samen met de rechterlijke uitspraak dat het verbod om kleding van verboden organisaties te dragen al is geregeld in hogere wetgeving. Zie ook hierna onder R over het vervallen van artikel 2:50a.

  • L.

     

Artikel 2:28, tweede lid komt te luiden:

2. De burgemeester weigert de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan, of indien de aanvrager geen verklaring omtrent het gedrag met betrekking tot de leidinggevende overlegt, die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de aanvraag is ingediend, is afgegeven

  • M.

     

Artikel 2:29, achtste lid, komt te luiden:

8. Het eerste en het derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Omgevingswet is voorzien.

  • N.

     

Artikel 2:39, derde lid, onder b, komt te luiden:

b. de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met het omgevingsplan.

  • O.

     

In de aanhef van AFDELING 7A vervalt het laatstgenoemde woord “ONVEILIG”.

  • P.

     

Artikel 2:40a wordt gewijzigd als volgt:

Het vierde en zevende lid onder letter f. komen te luiden:

f. als de vestiging of de exploitatie in strijd is met het omgevingsplan

  • Q.

     

Artikel 2:46, tweede lid, komt te luiden:

2. Dit verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, Omgevingsverordening Noord-Brabant of de waterschapsverordening.

  • R.

     

Artikel 2:48a komt te luiden:

Artikel 2:48a Verboden lachgasgebruik

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.

  • 2.

    Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.

  • 3.

    Het college kan in het aanwijzingsbesluit het in het tweede lid bedoelde verbod beperken tot bepaalde tijden.

Toelichting: Met deze wijziging is de tekst conform de laatste versie van de model-APV

Met de aanpassing wordt ook uitvoering gegeven aan de in februari 2022 in de gemeenteraad aangenomen motie “Je lacht je dood”, zij het dat de bepaling conform het (uitgebreidere) VNG-model is vormgegeven.

  • S.

     

Artikel 2:50a vervalt

Toelichting Volgens een rechterlijke uitspraak vloeit het verbod tot het zichtbaar dragen van kleding van verboden organisaties al voort uit hogere wetgeving en is er daarom geen plaats voor een dergelijke bepaling in de APV.

  • T.

     

Artikel 2:60, eerste lid, aanhef, komt te luiden:

  • 1.

    Het is verboden op door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:

 

Toelichting Conform het voorstel van de VNG is in deze bepaling het woord “opheffing” vervangen door “beëindiging”.

  • U.

     

Artikel 2:64, derde lid komt te luiden:

3. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de Omgevingsverordening Noord-Brabant of de waterschapsverordening.]

  • V.

     

Artikel 2:65 komt te luiden:

Artikel 2:65 Bedelarij

Het is verboden op een openbare plaats te bedelen om geld of andere zaken in door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast aangewezen gebieden.

Toelichting: Op grond van artikel 2:65 is het verboden te bedelen op openbare plaatsen in een door het college aangewezen gebied. Toegevoegd daaraan is het motief ‘voorkoming of beëindiging van overlast’ aan toe. Aanleiding is een uitspraak van het Europese Hof van de Rechten van de Mens, waarin hij oordeelt dat de menselijke waardigheid wordt aangetast als iemand niet beschikt over voldoende bestaansmiddelen en dat deze beschermd wordt door artikel 8 EVRM (het recht op de eerbiediging van het privéleven). Dit recht kan op grond van artikel 8, tweede lid, EVRM beperkt worden, mits deze beperking een legitiem doel dient, een wettelijke basis heeft en noodzakelijk is voor de democratische samenleving. De laatste voorwaarde vereist een afweging van de belangen van het individu en die van de maatschappij. Veiligheidshalve is daarom conform het model van de VNG het motief ‘voorkomen of beëindiging van overlast’ opgenomen in dit artikel. De bepaling is ook redactioneel aangepast.

  • W.

     

Artikel 2:71 komt te luiden:

Artikel 2:71 Definitie

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

  • X.

     

Artikel 2:79, eerste lid komt te luiden:

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

Toelichting: De zorgplicht voor verhuurders geldt voortaan het gedrag van alle huurders en niet meer alleen huurders die niet-ingezetene zijn (Wet toeristische verhuur van woonruimte, Stb. 2020, 460). Dat betekent dat verhuurders zorgdragen dat de woningen die zij verhuren geen ernstige en herhaaldelijke hinder veroorzaken. Deze bepaling is gewijzigd conform de model-APV van de VNG.

  • Y.

     

Artikel 3:7, eerste lid, onder k, komt te luiden:

k. de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd zal opleveren met het omgevingsplan of een bekendgemaakte ontwerpwijziging daarvan of een aanwijzing als bedoeld in artikel 3:4.

  • Z.

     

Artikel 3:9 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid, onder g, komt te luiden:

g. de uitoefening van het seksbedrijf strijd oplevert met het omgevingsplan of een aanwijzing als bedoeld in artikel 3:4.

2. Het tweede lid onder j. komt te luiden:

j. de exploitatie of vestiging van de speelautomatenhal strijd oplevert met het omgevingsplan en naar het oordeel van de burgemeester voldoende aannemelijk is dat die strijdigheid niet zal worden opgeheven.

  • AA.

     

Artikel 5:5, tweede lid, komt te luiden:

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Wet milieubeheer of het Besluit activiteiten leefomgeving.

  • AB.

     

Artikel 5:6, derde lid, komt te luiden:

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening.

  • AC.

     

Artikel 5:10 vervalt.

Toelichting: Artikel 5:10 over het verbod om te parkeren anders dan op de rijbaan (‘bermparkeren’) vervalt. Zowel het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) als het ministerie van Verkeer en Waterstaat vinden dat de bepaling in strijd is met hogere regelgeving, namelijk artikel 10 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). In verband hiermee is feitelijke handhaving/strafbaarstelling onmogelijk en is de bepaling een dode letter en kan deze dus vervallen.

  • AD.

     

In artikel 5:12, eerste lid, wordt ‘opheffing’ vervangen door ‘beëindiging’.

  • AE.

     

Hoofdstuk 5, afdeling 4 en de daarbij behorende artikelen 5:17 tot en met 5:20 vervallen.

Toelichting: Deze bepalingen zijn overgebracht naar de Verordening Fysieke Leefomgeving Meierijstad.

  • AF.

     

Artikel 5:23, derde lid, komt te luiden:

3. De burgemeester weigert de vergunning wegens strijd met het omgevingsplan of een bekendgemaakte ontwerpwijziging daarvan.

Artikel II Inwerkingtreding Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    Tot de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet worden de bepalingen die bij deze verordening worden gewijzigd geacht te luiden zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van deze verordening, met uitzondering van de bepalingen in artikel I, letters F,I,J,N,Q,R,U,W,Z.AB en AD

Toelichting: Deze verordening voorziet deels in inhoudelijke aanpassingen van bepalingen en deels uit een louter technisch-juridische aanpassing van bepalingen in de APV die verwijzen naar bepalingen van de Omgevingswet en de daarop gebaseerde regelingen of instrumenten (zoals bijv het Omgevingsplan.

Zolang de Omgevingswet nog niet in werking treedt kan formeel nog niet worden verwezen naar de bepalingen die op die wet zijn gestoeld. Hierom is in dit artikel geregeld dat de oude verwijzingen naar bijv. bestemmingsplan van kracht blijven zolang de Omgevingswet nog niet in werking treedt. De inhoudelijke wijzigingen treden in werking ongeacht de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Op deze wijze kan voorkomen worden dat er twee afzonderlijke wijzigingsverordeningen moeten worden vastgesteld zoals voorgesteld in de ledenbrief van de VNG van 19 juli 2022 (Wijziging Model-APV zomer 2022).

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 3 november 2022

De griffier, De voorzitter,

A.F.J. Franken MSc ir. C.H.C. van Rooij

Naar boven