Gemeenteblad van Montferland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Montferland | Gemeenteblad 2022, 5492 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Montferland | Gemeenteblad 2022, 5492 | beleidsregel |
Ruimte voor nieuwe vormen van begraven
In deze notitie worden de mogelijkheden voor deze bijzondere (nieuwe) vormen van begraven in de gemeente Montferland verkend. Bij beide vormen van begraven geeft de gemeente de voorwaarden waaronder aan deze nieuwe vormen van begraven medewerking kan worden verleend.
In behandeling nemen en beoordeling van een verzoek tot begraven op eigen erf
Een begraafplaats op eigen erf is een element dat gedurende lange tijd een beslag op de ruimte legt en waar derhalve terughoudend mee moet worden omgegaan. In uitzonderingsgevallen kan aan een dergelijk verzoek toch medewerking worden verleend.
De gemeente Montferland is van oordeel dat minimaal aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan voordat een verzoek tot ‘begraven op eigen erf’ voor verdere inhoudelijke behandeling door de gemeenteraad in aanmerking komt:
aanvrager dient een aantoonbare historische, emotionele binding te hebben met het perceel. Die binding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de aanvrager (en/of zijn ouders/grootouders) minimaal 50 jaar woonachtig zijn (zijn geweest) op het perceel. Van de aanvrager zelf wordt verwacht dat hij/zij minimaal 20 jaar ononderbroken woonachtig is op het perceel (bijvoorbeeld een landgoed dat al meerdere generaties in familie eigendom is;
Indien een aanvraag niet voldoet aan deze regels dan zal de aanvraag worden afgewezen.
Indien het verzoek hieraan voldoet, kan een verdere inhoudelijke beoordeling plaatsvinden. Een verzoek tot aanleg van een bijzondere begraafplaats op eigen erf wordt voorts getoetst aan de Wlb. De technische adviezen die de inspectierichtlijn geeft zijn zonder uitzondering ook van toepassing op de aanleg van een bijzondere begraafplaats op eigen erf. Daarnaast worden in de inspectierichtlijn een aantal adviezen gegeven ten aanzien van de situering van een begraafplaats. Ook deze adviezen zijn van toepassing op een bijzondere begraafplaats op eigen erf. De gemeente is van oordeel dat er voldaan moet (kunnen) worden aan de technische adviezen zoals gesteld in de inspectierichtlijn van de Wlb en Blb[1]. [1] Zie ‘Technische adviezen voor de inrichting van begraafplaatsen en graven’ uit bijlage 2 Inspectierichtlijn Lijkbezorging, Publicatie 99-01, 3e herziene druk
Deze zijn dan ook geïncorporeerd in de onder 3.4 genoemde toetsingscriteria.
Voor de beoordeling van een verzoek tot de aanleg van een bijzondere begraafplaats op eigen erf, acht de gemeente Montferland de onderstaande criteria van belang.
Eisen ten aanzien van de aanvrager en het perceel:
De aanvrager heeft een lange historische en/of emotionele binding met het perceel; Die binding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de aanvrager (en/of zijn ouders/grootouders) minimaal 50 jaar woonachtig zijn (zijn geweest) op het perceel. Van de aanvrager zelf wordt verwacht dat hij/zij minimaal 20 jaar ononderbroken woonachtig is op het perceel (bijvoorbeeld een landgoed dat al meerdere generaties in familie eigendom is);
Eisen ten aanzien van de bestemming van de grond:
Eisen ten aanzien van de inrichting van de bijzondere particuliere begraafplaats op eigen erf:
Specifieke eisen van de gemeente Montferland
Hoe ziet de gemeente Montferland natuurbegraven/een natuurbegraafplaats?
Overeenkomstig het provinciale beleid definieert de gemeente een natuurbegraafplaats als ‘een terrein met een hoofdbestemming natuur en een nevenbestemming begraafplaats’. Op een natuurbegraafplaats is de begraaffunctie ondergeschikt aan de natuurfunctie. Na de laatste begrafenis wordt de begraafplaats volledig overgedragen aan de natuur. Op de natuurbegraafplaats is sprake van eeuwige grafrust. Graven worden niet geruimd. Er wordt begraven op een wijze die het milieu en de natuur zo min mogelijk belast en het natuurlijk karakter van de omgeving en de beleving of belevingswaarde daarvan zo min mogelijk beïnvloedt. De natuurlijke waterhuishouding van het gebied moeten het begraven (lijkvertering) ter plaatse zonder nadere maatregelen (zoals ophoging van gronden voor een diepere grondwaterstand of hydrologische maatregelen) mogelijk maken. Er wordt alleen in vergankelijke materialen begraven. De graven dienen zich op grond van de wettelijke vereiste in Blb ten minste 65 cm onder het maaiveld te bevinden en ten minste 30 cm boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand.
De ondergeschikte betekenis van het begraven aan de natuur komt naar het oordeel van de gemeente in beginsel ook tot uiting in het aantal graven/ha. De behoefte aan een serene, sobere plek voor de overledene in de natuur verhoudt zich volgens de gemeente in beginsel niet tot een terrein met een hoge dichtheid aan graven. Het gebied is in eerste instantie een natuurgebied en behoort ook zo te worden ervaren. Het begraven is daaraan ondergeschikt en vindt verspreid over het gebied plaats.
Het begraven conformeert zich aan het natuurbeheer, dus er vinden geen begravingen plaats wanneer dat in een bepaald (deel)gebied leidt tot verstoring van de natuur. Natuurbegraven past binnen het beheer van het beoogde natuurtype.
Op een natuurbegraafplaats is geen sprake van een omheining als barrière voor wilde dieren. Waar nodig wordt om deze reden dieper begraven dan vereist op basis van de Wlb.
Op een natuurbegraafplaats wordt enkel begraven in één laag (eenmalige verstoring van bodem/eeuwige grafrust). Het meebegraven van een biologisch afbreekbare urn (maximaal 2) in geval van een natuurbegrafenis wordt denkbaar geacht. Ook het solitair begraven van urnen (maximaal 2 urnen in één urnengraf) wordt denkbaar geacht. Voor de verstrooiing van as dient in beginsel te worden omgezien naar de daarvoor specifiek aangewezen terreinen.
Basisprincipes voor natuurbegraven in de gemeente Montferland
De gemeente is van oordeel dat natuurbegraven goed past bij het groene karakter van de gemeente Montferland en wil dan ook graag haar medewerking verlenen aan een initiatief. Mede gelet op het aanbod van natuurbegraafplaatsen in de omgeving, de beschikbaarheid van de eigen gemeentelijke begraafplaatsen, en bij wijze van experiment wil de gemeente vooralsnog haar medewerking verlenen aan de totstandkoming van één natuurbegraafplaats. Hiermee kan ook in voldoende mate worden voorzien in de lokale behoefte. De gemeente hanteert een aantal basisprincipes of uitgangspunten die worden gebruikt om een initiatief voor een natuurbegraafplaats op een goede manier te kunnen beoordelen en om initiatiefnemers handvatten mee te geven voor de verder uitwerking.
1. Natuurbegraven moet substantieel bijdragen aan ontwikkeling van nieuwe natuur (daar waar dat doel of beleidsmatig gewenst is), alsmede aan de instandhouding en het beheer daarvan. Natuurbegraven in díe ‘verkenningsgebieden voorwaarden natuurbegraven’ (GNN) waar agrarische gronden kunnen worden omgevormd naar natuur, én natuurbegraven op naar natuur om te vormen agrarische gronden in de Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft dan ook de voorkeur. De natuurbegraafplaats moet zien op ten minste 7,5 ha nieuwe (bij voorkeur aaneengesloten) natuur (inclusief begraafplaatsen). De bestemming van de gronden (meestal agrarisch) moet afhankelijk van de invulling worden gewijzigd naar ‘bos’ of ‘natuur’.
Toelichting: Er dient met natuurbegraven een substantiële bijdrage te worden geleverd aan de natuurdoelstellingen in de gemeente. Op agrarische gronden die in het provinciaal beleid zijn aangeduid als ‘verkenningsgebieden voorwaarden natuurbegraven’, alsmede agrarische gronden binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO) bestaan naar het oordeel van de gemeente goede mogelijkheden voor de realisatie van (bij voorkeur aaneengesloten) nieuwe natuur in overeenstemming met de (provinciale) natuurontwikkelingsdoelen.
Onder nieuwe natuur wordt verstaan natuur die nog moet worden gerealiseerd, bijvoorbeeld door omvorming van agrarische percelen naar natuur.
Natuurbegraven heeft binnen bovengenoemde gebieden dan ook de voorkeur bij de gemeente. Onder voorwaarde dat met natuurbegraven op een goede manier tegemoet wordt gekomen aan de ontwikkelingsdoelen van de GO, wordt door de provincie medewerking aan een natuurbegraafplaats ook binnen dit gebied aanvaardbaar geacht. In geval van een ligging binnen de ecologische verbindingszone (EVZ) dient met natuurbegraven een inrichting plaats te vinden die in overeenstemming is met het voor de betreffende EVZ geldende inrichtingsmodel. De van nature aanwezige waterhuishouding in het gebied bepaalt of natuurbegraven mogelijk is.
Voor zover het natuurbegraven plaatsvindt binnen een ‘verkenningsgebied voorwaarden natuurbegraven’, dan stelt de provincie daarbij als voorwaarde dat per 250 graven/ha één ha nieuwe natuur binnen het GNN wordt aangelegd dan wel -in geval van de ligging binnen een Natura-2000 gebied[1]- 5 ha bestaande natuur binnen het GNN wordt omgevormd naar een provinciaal doeltype zoals beschreven in het beheerplan Natura 2000. De inrichting en het beheer van de nieuwe natuur moeten aansluiten bij de kernkwaliteiten en ontwikkelingsdoelen. [1] Natura-2000 gebieden komen in de gemeente Montferland niet voor en daardoor is deze omvorming geen optie in de gemeente Montferland.
De gemeente Montferland acht van belang dat met een natuurbegraafplaats wordt voorzien in de totstandkoming en het beheer van ten minste 7,5 ha (bij voorkeur) aaneengesloten nieuwe natuur inclusief de natuurgraven, een en ander overeenkomstig de ontwikkelingsdoelen die gelden voor dat gebied. Er geldt geen maximum oppervlakte aan de natuurbegraafplaats onder voorwaarde dat de nieuwe natuur ter plaatse beleidsmatig doel of gewenst is. De bestemming van de gronden moet afhankelijk van de invulling worden gewijzigd naar ‘bos’ of ‘natuur’.
#_ftnref1Voor zover sprake is van natuurbegraven binnen een gebied dat deels is aangeduid als GO of als ‘verkenningsgebied voorwaarden natuurbegraven’ en dat gebied al is voorzien van een bestemming ‘bos’ of ‘natuur’, dan dient los van de versterking van de natuurwaarde binnen dat gedeelte aansluitend 7,5 ha nieuwe natuur te worden gerealiseerd (inclusief natuurgraven) overeenkomstig de ontwikkelingsdoelen die gelden voor dat gebied.
2. In geval van een initiatief voor de aanleg van een natuurbegraafplaats moet vooraf natuurwaardenonderzoek worden verricht, zowel daar waar het betreft een gedeeltelijke ligging in bestaande natuur als een natuurbegraafplaats op gronden die worden omgevormd naar natuur. In beide gevallen moet voorts sprake zijn van een op het onderzoek en op de natuurontwikkelingsdoelen gebaseerd natuurversterkingsplan- en beheerplan. Het natuurversterkingsplan/beheerplan geeft inzicht in de beoogde inrichting van het natuurgebied en geeft aan met welk beheer dit wordt bewerkstelligd c.q. op welke wijze (gefaseerd) daarnaartoe wordt gewerkt. Door middel van een ecologisch werkprotocol wordt aangegeven hoe verstoring van bestaande natuurwaarden bij de werkzaamheden ter vergroting van de natuurwaarde en het inpassen van de graven, wordt voorkomen. Ook wordt aangegeven hoe aantasting van waarden wordt voorkomen bij de inpassing van graven in de toekomst wanneer het gebied de beoogde inrichting heeft verkregen.
Toelichting: In geval van een initiatief voor de (gedeeltelijke) realisatie van een natuurbegraafplaats binnen ‘verkenningsgebied voorwaarden natuurbegraven’ op gronden welke reeds zijn voorzien van een natuurlijke inrichting en van de bestemming ‘bos’ of ‘natuur’ dient vooraf gedegen onderzoek te worden verricht naar de bestaande natuurwaarden (bodemchemie, gevoeligheid van de vegetatielaag voor berijding en betreding) en het effect van de inpassing van graven op deze bestaande natuurwaarden. Er dient goed inzicht te worden geboden in de effecten van eventuele uit te voeren kap- en rooiwerkzaamheden op de bestaande natuurwaarde.
Het gravenplan wordt daarop afgestemd. In een natuurversterkingsplan wordt aangegeven hoe de bestaande natuur binnen het betreffende deelgebied kan worden versterkt en wat het beoogde eindbeeld is. Met het beheerplan wordt aangegeven hoe hier (gefaseerd) naartoe wordt gewerkt en hoe de toekomstige graven worden ingepast en met welke spreiding in tijd en ruimte dit gebeurt. In een ecologisch werkprotocol wordt concreet aangegeven hoe verstoring van bestaande natuurwaarden bij de verbeterwerkzaamheden en bij het inpassen van de graven wordt voorkomen. Ook wordt aangegeven hoe aantasting van opgewaardeerde natuurwaarden wordt voorkomen bij de inpassing van graven in de toekomst.
Ook in geval van omvorming van landbouwgrond naar natuur moet onderzoek worden verricht naar de bestaande natuurwaarde. Er dient sprake te zijn van een op de natuurontwikkelingsdoelen gebaseerd natuurinrichtings-/versterkingsplan met gravenplan. Met een beheerplan wordt aangegeven hoe het beheer gaat plaatsvinden t.b.v. de omvorming naar natuur en hoe de te realiseren natuur in stand zal worden gehouden. Met een ecologisch werkprotocol wordt aangegeven hoe aantasting van bestaande natuurwaarden bij de omvorming en de inpassing van de graven wordt voorkomen. Ook wordt beschreven hoe aantasting van toekomstige natuurwaarden bij de toekomstige inpassing van graven wordt voorkomen.
3. Deskundigheid en kwaliteit bij het delven en dichten van de graven, de realisatie en het beheer van de nieuwe natuur zijn van wezenlijk belang. De natuur moet met het oog op het bewerkstelligen van deze kwaliteit worden aangelegd en beheerd door een daarvoor deskundige en gecertificeerde instantie.
Toelichting: Deskundigheid en kwaliteit bij de realisatie en het beheer van de natuur, alsmede het delven en dichten van de graven wordt van wezenlijk belang geacht. Dat geldt vooral in het geval natuurbegraven plaatsvindt op gronden met een al bestaande bestemming ‘bos’ of ‘natuur’ in een ‘verkenningsgebied voorwaarden natuurbegraven’. In dat geval moet sprake zijn van gedegen natuurwaardenonderzoek, een natuurversterkingsplan/inrichtingsplan met beheerplan en gravenplan, maar vooral ook een ecologisch werkprotocol. Bij het dichten van het graf wordt de bodem in de oorspronkelijke volgorde teruggeplaatst. De natuur moet met het oog op het bewerkstelligen van de gewenste kwaliteit worden gerealiseerd en beheerd door een daarvoor gecertificeerde en deskundige partij.
4. Nieuwe bebouwing en halfverharding kan op een natuurbegraafplaats onder voorwaarden worden toegestaan.
Toelichting: De provincie stelt dat op een natuurbegraafplaats in het GNN geen nieuwe gebouwen of bouwwerken mogen worden opgericht. Eveneens zijn daar geen verhardingen of halfverhardingen toegestaan. Er mogen ook geen grafmonumenten worden geplaatst.
De gemeente acht oprichting van bouwwerken en voorzieningen op en ten behoeve van een natuurbegraafplaats en mits niet binnen het GNN, onder voorwaarden wel denkbaar.
Voorwaarde daarbij is dat de bouwwerken worden opgetrokken uit natuurlijke materialen die zich voegen in het nieuwe natuurgebied. Er zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten dienste van de natuurbegraafplaats. De noodzaak van de plaatsing daarvan moet worden aangetoond.
Een nieuw gebouw op een natuurbegraafplaats wordt enkel denkbaar geacht voor zover:
a. de noodzaak van het gebouw voor het kunnen functioneren van de begraafplaats is aangetoond;
b. de bouw op grond van provinciaal beleid niet wordt uitgesloten;
c. het gebouw niet groter is dan 100 m², niet hoger dan 6 meter en zich qua uitstraling voegt in het gebied.
Grafmonumenten worden door de gemeente niet toegestaan nu juist het kenmerk van natuurbegraven is dat het graf opgaat in de natuur. Verharde paden en terreinverhardingen worden ook door de gemeente in dit kader niet toegestaan. Half verharde paden en terreinen (zoals parkeervoorzieningen of uitbreiding daarvan) zijn uitsluitend toegestaan voor zover dat geen effect heeft op (de beleving van) de natuur- en landschapswaarde van het betreffende gebied.
Nieuwe halfverharde of onverharde parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan voor zover de noodzaak daarvan in relatie tot de (omvang van de) natuurbegraafplaats is aangetoond. Nu sprake is van een provinciaal belang, zal ook de provincie zich over realisatie van bouwwerken en eventuele voorzieningen in de GO moeten uitspreken.
5. Natuurbegraven mag het gebruik van agrarische gronden in de omgeving niet nadelig beïnvloeden.
Toelichting: Er moet waar nodig en gewenst voldoende buffer worden aangehouden tussen de natuurgraven op de natuurbegraafplaats en gronden die agrarisch in gebruik zijn. De natuurbegraafplaats mag (bijvoorbeeld via de grondwaterstromen) geen nadelig effect hebben op het agrarisch gebruik van de in de omgeving gelegen agrarische gronden. Dat dient in geval van een concreet initiatief te worden onderzocht.
6. Voor natuurbegraven komen bij voorkeur gronden in aanmerking die zich naast de mogelijkheid voor natuurontwikkeling kenmerken door een lage ruimtelijke dynamiek (dan wel het ontbreken daarvan). Het bestaande recreatieve medegebruik van het gebied mag door het medegebruik als natuurbegraafplaats niet onevenredig worden belemmerd. Een natuurbegraafplaats mag geen afbreuk doen aan de specifieke landschappelijke (recreatieve belevings)waarde van een bepaald gebied, waarin de natuurbegraafplaats wordt opgericht.
Toelichting: Van gebieden die in beeld zijn voor natuurbegraven moet met zekerheid kunnen worden gesteld dat die gronden ook over 100 jaar nog beschermd blijven van bebouwing en toekomstige ruimteclaims (ruimtelijke dynamiek). Het beoogde gebied voor een natuurbegraafplaats moet bij voorkeur enige rust uitademen. Locaties in de directe omgeving van drukke wegen worden voor natuurbegraven dan ook niet het meest geschikt geacht. Het bestaande recreatieve (mede)gebruik mag door het gebruik als natuurbegraafplaats niet onevenredig worden belemmerd. In geval van een initiatief voor de oprichting van een natuurbegraafplaats moet hier door initiatiefnemer onderzoek naar worden verricht en moet worden bekeken op welke wijze deze medegebruiksvormen in het gebied samen kunnen gaan. In voorkomende gevallen vindt een dialoog plaats tussen initiatiefnemer van de natuurbegraafplaats en recreatieve belangenbehartigers in het gebied. De inrichting van de natuurbegraafplaats mag geen afbreuk doen aan de landschappelijke (recreatieve belevings-) waarde die een gebied kenmerkt.
7. Er wordt uitsluitend medewerking verleend aan een initiatief voor een natuurbegraafplaats, wanneer daaraan invulling wordt gegeven door een deskundige organisatie. Een juiste exploitatie en organisatie van de natuurbegraafplaats dient tot in lengte van dagen te zijn gewaarborgd en de eeuwige grafrust dient te zijn verzekerd. De natuurbegraafplaats voldoet aan de gedragscode van de Brana en is voorzien van het Brana-keurmerk.
Toelichting: Natuurbegraven moet met de nodige zorgvuldigheid worden georganiseerd. Consumenten, maar ook de gemeente moeten kunnen vertrouwen op een betrouwbare dienstverlening van de natuurbegraafplaats en het nakomen van de verplichting van eeuwige grafrust in goed beheerde natuur. De gemeente wenst daarom uitsluitend medewerking te verlenen aan een initiatief voor een natuurbegraafplaats, wanneer deze op deskundige wijze is georganiseerd. De initiatiefnemer moet zich laten begeleiden door en/of is aangesloten bij een deskundig samenwerkingsverband op het gebied van natuurbegraven, of is zelf een deskundige organisatie. Initiatiefnemer toont aan dat deze op zodanige wijze is georganiseerd dat een juiste exploitatie van de natuurbegraafplaats tot in lengte van dagen is gewaarborgd en de eeuwige grafrust is verzekerd. De natuurbegraafplaats en het beheer daarvan moet daarom voldoen aan de criteria (gedragscode) die de brancheorganisatie (Brana) daaraan stelt. De natuurbegraafplaats is voorzien van het Brana-keurmerk. Aan verzoeken waaruit een dergelijke organisatie niet blijkt, wordt geen medewerking verleend.
8. Bij een natuurbegraafplaats wordt door de gemeente in beginsel een grafdichtheid gehanteerd van maximaal 250 graven/ha wanneer natuurbegraven plaatsvindt in bestaande en als zodanig bestemde bos of natuur, en een grafdichtheid van maximaal 300 graven/ha op gronden welke door middel van natuurbegraven worden omgevormd naar natuur. Hiervan kan onder voorwaarden worden afgeweken wanneer in geval van bestaande natuur de totale oppervlakte aan graven op een hectare niet meer bedraagt dan 1.000 m² en in geval van nieuwe natuur de totale oppervlakte aan graven in het betreffende gebied niet meer bedraagt dan 10% van de totale oppervlakte van het nieuwe natuurterrein, waarin het natuurbegraven plaatsvindt. Daarbij wordt uitgegaan van oppervlakte per graf van 3 m². Wanneer de hogere grafdichtheid wordt toegepast, dan moet worden aangetoond dat die grafdichtheid vanuit de diverse bij natuurbegraven betrokken belangen aanvaardbaar is.
Toelichting: Over het aantal graven/ha zijn de inzichten in de loop van de tijd als gevolg van uitgevoerde onderzoeken gewijzigd. Alterra ging aanvankelijk uit van een toelaatbare dichtheid van graven wanneer daarmee minder dan 5% van het oppervlak van het terrein zou worden verstoord. Natuurbegraven Nederland spreekt daarbij van 10%. Volgens Natuurbegraven Nederland heeft een natuurgraf een omvang van 2,5 x 3 m. Op die manier kunnen mensen zelf kiezen in welke richting ze begraven willen worden. Het feitelijke graf dat gegraven wordt is circa 1,10 x 2,50 meter (2,75 m²).
De provincie hanteert in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) een maximale grafdichtheid van 500 graven/ha. De gemiddelde afstand tussen de graven bedraagt daarbij 6 meter. Met uitzondering van de gebieden binnen het GNN die zijn uitgezonderd van natuurbegraven, zijn de verstoringseffecten door natuurbegraven in het overige deel van het GNN volgens onderzoeken minimaal wanneer grafdelving en grafdichting gespreid in tijd en ruimte plaatsvindt (en de verstoring per graf ook zo klein mogelijk wordt gehouden). Ingewijden geven aan dat er één jaar na een begrafenis ter plaatse van het natuurgraf niets meer van verstoring zichtbaar is en dat er nauwelijks sprake is van een effect op het bodemleven. Binnen een zekere periode is bovendien al het vergankelijke materiaal volledig verteerd.
Naast het voorkómen van concrete effecten op de natuurwaarden is het zowel uit oogpunt van extensieve recreatie als voor de kopers van een grafrecht van belang dat een natuurbegraafplaats (vooral in bestaande natuur) de beleving van het (natuurlijke) karakter van het gebied zo min mogelijk beïnvloedt. De gemeente acht het daarom van belang dat rondom de natuurgraven blijvend een zekere ruimte wordt geborgd -die ondanks dat er na verloop van tijd niets meer zichtbaar is- in principe niet wordt ingenomen door een nieuw natuurgraf. Juist ook de spreiding van de graven en de vrije ruimte rondom het natuurgraf onderscheid het natuurbegraven van de reguliere vormen van begraven.
De gemeente ziet ook bestaand bos of bestaande natuur binnen het GO of binnen een ‘verkenningsgebied voorwaarden natuurbegraven’ als gebied, waar in geval van een medebestemming ‘natuurbegraafplaats’ ondergeschikt begravingen plaats kunnen vinden en waar ieder natuurgraf ook blijvend de ruimte heeft. In bestaande en als zodanig bestemde natuur (ook indien onderdeel van het verkenningsgebied voorwaarden natuurbegraven) wordt in beginsel een grafdichtheid gehanteerd tot maximaal 250 graven/ha (voorkeursdichtheid). Bij een grafdichtheid van 250 graven/ha bedraagt de gemiddelde afstand tussen de graven zo’n 9 meter. Bij 250 graven/ha wordt ca. 250 x 3 m² = 750 m²/ha van het terrein verstoord door grafdelving. Dit is meer dan 5%, maar minder dan 10% verstoring/ha.
De verstoorde oppervlakte zal groter zijn wanneer de verstoring als gevolg van betreding en berijding daarbij wordt opgeteld, echter voordat alle 250 graven binnen deze ha zijn gerealiseerd, zal als gevolg van de spreiding in tijd en ruimte, een groot deel ook al weer van eerdere verstoringen hersteld zijn. De beheerder van de natuurbegraafplaats zal moeten aangeven op welke wijze deze spreiding van graven in ruimte en tijd zal plaatsvinden. Bij een geraamd aantal van 100[1] begrafenissen per jaar (1,9 per week) zal zowel qua beleving als voor wat betreft de ruimte rondom de graven blijvend sprake zijn van een natuurgebied, zeker wanneer daarbij de inzet is om het te verstoren oppervlak per graf, alsmede de daarbij behorende berijding en betreding zo klein mogelijk te houden. [1] In de gemeente Montferland sterven zo’n 400 mensen per jaar. Uitgaande van 10% (hoog ingeschat) natuurbegraving, komt dit uit op 40 begravingen per jaar. Een natuurbegraafplaats heeft echter vaak een bovenlokale functie en zal ook belangstellenden aantrekken van buiten de gemeente.
Van de bovengenoemde voorkeursdichtheid in bestaande natuur kan onder bijzondere omstandigheden worden afgeweken. Daarbij is van belang dat:
Ruimere mogelijkheden dan in bestaande natuur zijn er voor gronden die door middel van natuurbegraven worden omgevormd naar natuur. Ook de ‘verkenningsgebieden voorwaarden natuurbegraven’ binnen het GNN bestaan in de gemeente Montferland in hoofdzaak uit agrarische gronden die naar natuur kunnen worden omgevormd. Daar wordt in beginsel een dichtheid gehanteerd tot maximaal 300 graven/ha. In het geval de natuurbegraafplaats voorziet in 7,5 ha nieuwe natuur, zijn in beginsel 2.250 graven mogelijk (7,5 x 300). Door spreiding van het aantal begrafenissen over de tijd en de ruimte (waar inzicht in dient te worden gegeven) zal mede gelet op het te verwachten aantal begrafenissen per jaar de verstoring minimaal zijn.
Anders dan in bestaande natuur kan van deze aanbevolen dichtheid worden afgeweken voor zover de totale oppervlakte van de graven niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het nieuwe natuurgebied (inclusief natuurgraven). Ook hier wordt uitgegaan van een oppervlakte van 3 m² per natuurgraf. De per deelgebied voorgenomen dichtheid (die flexibel kan worden ingevuld) dient in een natuurversterkingsplan te worden toegelicht en onderbouwd.
In geval van afwijking van de voorkeursdichtheid moet de noodzaak daartoe worden aangetoond. Voorts mag/mogen;
de totale oppervlakte van de graven niet meer bedragen dan 10% van de oppervlakte van het totale nieuwe natuurgebied (inclusief natuurgraven), waarbij ook wordt voldaan aan de provinciale voorwaarde voor natuurbegraven in het ‘verkenningsgebied voorwaarden natuurbegraven’. Ook hier wordt uitgegaan van een oppervlakte van 3 m² per natuurgraf. Door middel van een werkprotocol wordt aangetoond dat de bestaande en beoogde natuurwaarden worden ontzien.
9. Urnbegraven is onder voorwaarden toegestaan.
Toelichting: Asurnen[1] mogen worden meebegraven in geval er sprake is van een begraving van een overledene in een (biologisch afbreekbare) lijkwade of grafkist (reguliere begraving) [1] Hieronder wordt mede verstaan een urn met de (poeder)resten van een overledene na het proces van resomeren zodra dat wettelijk mogelijk is gemaakt. In dat geval is immers al sprake van een graf, waarin een urn (of maximaal 2 urnen) direct kan worden meebegraven.
Het solitair begraven van urnen op een natuurbegraafplaats kan eveneens worden toegestaan, mits de urnen 100% biologisch afbreekbaar zijn (Bio-urn/Eco-urn/natuur-urn) en mits deze worden begraven op een zodanige diepte dat opname van meststoffen door vegetatie verwaarloosbaar is. Daarvan is sprake indien de asurn wordt begraven op tenminste 75 cm onder het maaiveld, maar bij voorkeur dieper dan 1 meter. Eveneens dient de begraving van de asurn plaats te vinden op ten minste 30 cm boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG). Een urnengraf biedt ruimte voor maximaal 2 urnen. Een urnbegraving (maximaal 2 urnen in één urnengraf) wordt met het oog op de mogelijk gemaakte grafdichtheid (zie basisprincipe 8) gelijkgesteld aan een reguliere begraving van een overledene. In plaats van één reguliere begraving zou dus ook één urnbegraving kunnen plaatsvinden, waarbij maximaal 2 urnen tegelijkertijd in één graf (compact naast elkaar) worden begraven. Zowel de bijzetting van een urn in een bestaand urnengraf dan wel het ruimen van zo’n graf wordt gelet op de éénmalige toegestane bodemverstoring en de eeuwige grafrust niet mogelijk gemaakt. De exacte locatie (coördinaten) van het urnengraf wordt geregistreerd.
De voorbereiding van een initiatief en de omgevingsdialoog
De gemeente kan in eerste aanleg op basis van een pre-principeverzoek beoordelen of een locatie in beginsel voor natuurbegraven in aanmerking komt en aandachtspunten voor de verdere uitwerking meegeven aan initiatiefnemer.
De initiatiefnemer betrekt bij het opstellen van een verzoek voor de inrichting van een natuurbegraafplaats het beleid van de gemeente en geeft aan op welke wijze deze invulling geeft aan de door de gemeente geformuleerde basisprincipes:
Initiatiefnemer toont aan op welke wijze hij/zij de samenwerking zoekt met een gecertificeerde natuurorganisatie in het kader van de inrichting en het beheer van de natuur, alsmede voor wat betreft het voorkomen van verstoring van bestaande waarden bij inrichting/upgrading en inpassing van de graven;
Initiatiefnemer doet onderzoek naar het recreatief medegebruik in het gebied en geeft aan op welke wijze hij/zij voorkomt dat het recreatief medegebruik van het gebied door de inrichting als natuurbegraafplaats onevenredig wordt belemmerd. Tevens geeft hij/zij aan de natuurbegraafplaats zodanig in te zullen richten dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de beleving van de natuur en de landschappelijke (recreatie belevings-) waarde van het gebied;
Van belang is dat initiatiefnemer over een nog niet volledig uitgewerkt initiatief tijdig in gesprek gaat met de omgeving c.q. een afvaardiging van belanghebbenden in het gebied (dialoog). In dat kader wordt een dialoogplan opgesteld waarin wordt aangegeven wie bij de dialoog worden betrokken en op welke wijze deze bij de dialoog worden betrokken. Gedacht kan worden aan alle partijen die belangen hebben in een bepaald gebied.
De dialoog is een middel voor belanghebbenden en omwonenden om constructief mee te denken over de uitwerking van het plan. De gemeente neemt na de dialoog op basis van een eventueel daarop bijgesteld verzoek een beslissing over het al dan niet verlenen van medewerking aan het plan. De gemeente kan afhankelijk van of de situatie dat wenselijk maakt (ambtelijk) bij de dialoog vertegenwoordigd zijn.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-5492.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.