2.2 Sneltoetscriteria voor een erker aan de voorgevel van een woning.
Algemeen.
- –
De woning is niet gelegen in het deelgebied “historische dorpse bebouwingslinten”.
- –
De woning betreft geen authentieke traditionele boerderij in het agrarisch buitengebied.
- –
De woning is geen rijks- of gemeentelijk monument.
- –
Er is per woning maximaal één erker aan de desbetreffende gevel aanwezig.
Plaats.
- –
De erker is geplaatst aan de woning (dus niet aan een aanbouw).
- –
De erker is geplaatst binnen de contour van een bestaande gevelopening.
- –
De afstand tussen de zijkant erker en de aangrenzende woning is minimaal 0,5 meter.
Maat.
- –
De hoogte van de erker is maximaal de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer vermeerderd met 0,3 meter.
- –
De erker heeft een dieptemaat van maximaal 1,1 meter.
- –
De erker heeft een breedtemaat van maximaal 60% van de breedte van de voorgevel.
Massa en vorm.
- –
De erker heeft een rechthoekige plattegrond (alle hoeken zijn 90 graden).
- –
De erker is plat afgedekt.
- –
De erker heeft een kozijnindeling die is afgestemd op de bestaande kozijnen in de gevel.
Detaillering, kleur en materiaal.
- –
Kleur- en materiaalgebruik van de erker is overeenkomstig het kleur- en materiaalgebruik van de woning.
- –
De erker heeft een gemetselde borstwering van ongeveer 0,6 meter hoog in baksteen.
- –
Er is geen balkon of hekwerk op de bovenkant van de erker.
- –
De erker heeft een bescheiden detaillering. Dit betekent geen groot dakoverstek, geen hoog boeiboord aan de dakrand (maximaal 0,25 meter hoog) en een slanke hoekkozijndetaillering (maximaal 0,12 x 0,12 meter).
2.3 Sneltoetscriteria voor een erker of serre aan de zij- of achtergevel van een woning.
Algemeen.
- –
De woning is niet gelegen in het deelgebied “historische dorpse bebouwingslinten”.
- –
De woning betreft geen authentieke traditionele boerderij in het agrarisch buitengebied.
- –
De woning is geen rijks- of gemeentelijk monument.
- –
Er is per woning maximaal één erker of serre aan de desbetreffende gevel aanwezig.
Plaats.
- –
De erker of serre is geplaatst aan de woning (dus niet aan een aanbouw).
- –
Als de erker of serre geplaatst wordt tegen de zijgevel van de woning dan is de afstand tussen het verlengde van de voorgevel en de voorkant van de erker of serre minimaal 1 meter.
Maat.
- –
De hoogte van de erker of serre is maximaal de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer vermeerderd met 0,3 meter.
- –
De erker of serre aan de zijgevel beslaat maximaal 60% van de breedte van deze gevel tot een maximum van 3 meter.
- –
De breedte van de erker of serre aan de achtergevel is maximaal de breedte van de woning.
- –
De diepte van de erker aan de zijgevel is maximaal 1,1 meter.
Massa en vorm.
- –
De erker is plat afgedekt.
- –
De serre is plat afgedekt of met een licht hellend glazen dak.
- –
De erker of serre heeft een rechthoekige plattegrond (alle hoeken zijn 90 graden).
Detaillering, kleur en materiaal.
- –
Kleur- en materiaalgebruik van de erker of serre is overeenkomstig het kleur- en materiaalgebruik van de woning.
- –
De erker heeft aan minimaal twee zijden glas.
- –
Er is geen balkon of hekwerk op de bovenkant van de erker of serre.
- –
De detaillering is bescheiden. Dit betekent geen groot dakoverstek en geen hoog boeiboord (maximaal 0,25 meter).
2.4 Sneltoetscriteria voor een aanbouw (= aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw) aan de zij- of achtergevel van een woning.
Algemeen.
- –
De woning is niet gelegen in het deelgebied “historische dorpse bebouwingslinten”.
- –
De woning betreft geen authentieke traditionele boerderij in het agrarisch buitengebied.
- –
De woning is geen rijks- of gemeentelijk monument.
- –
Er is per woning maximaal één aanbouw aan de desbetreffende gevel aanwezig.
- –
Het betreft geen aanbouw in de vorm van een erker of serre.
Plaats.
- –
De aanbouw is geplaatst aan de woning (dus niet aan een reeds aanwezige aanbouw).
- –
Als de aanbouw geplaatst wordt tegen de zijgevel van de woning dan is de afstand tussen het verlengde van de voorgevel en de voorkant van de aanbouw minimaal 1 meter.
Maat.
- –
De hoogte van de aanbouw is maximaal de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer vermeerderd met 0,3 meter.
Massa en vorm.
- –
De aanbouw heeft een rechthoekige plattegrond (alle hoeken zijn 90 graden) en is in één bouwlaag vormgegeven.
- –
De aanbouw is plat afgedekt.
- –
Een aanbouw aan de zijgevel van de woning heeft in de voorgevel een of meerdere gevelopeningen (deur of raam).
- –
De gevelopeningen hebben qua breedte-hoogte verhouding een relatie met die van de woning.
Detaillering, kleur en materiaal.
- –
Kleur- en materiaalgebruik van de aanbouw is overeenkomstig het kleur- en materiaalgebruik van de woning.
- –
Er is geen balkon of hekwerk op de bovenkant van de aanbouw.
- –
De detaillering is bescheiden. Dit betekent eenvoudige dakranden, geen metselwerkversieringen, een daktrim als dakrand of boeiboord van maximaal 0,25 meter hoog. Bij de toepassing van een dakoverstek is deze maximaal 0,25 meter.
2.5 Sneltoetscriteria voor een vrijstaand bijgebouw + overkapping bij een woning.
Algemeen.
- –
De woning is niet gelegen in het deelgebied “historische dorpse bebouwingslinten”.
- –
De woning betreft geen authentieke traditionele boerderij in het agrarisch buitengebied.
- –
De woning is geen rijks- of gemeentelijk monument.
Plaats.
- –
Het bijgebouw is met de voorkant minimaal 1 meter terugliggend gelegen ten opzichte van het verlengde van de voorgevel van de eigen woning.
Maat.
- –
Bij toepassing van een plat dak is de hoogte van het bijgebouw maximaal 3,25 meter.
- –
Bij toepassing van een zadelkap is de goothoogte maximaal 3,25 meter en de nokhoogte maximaal 4,0 meter.
Massa en vorm.
- –
Het bijgebouw heeft een rechthoekige plattegrond (alle hoeken zijn 90 graden).
Detaillering, kleur en materiaal.
- –
Kleur- en materiaalgebruik van het bijgebouw is overeenkomstig het kleur- en materiaalgebruik van de woning of
- –
Het bijgebouw is volledig in hout uitgevoerd waarbij de gevelvlakken in horizontale houten delen zijn uitgevoerd.
- –
Een eventuele kap is gedekt met pannen in dezelfde kleur als de woning, cement golfplaat of bitumen shingels.
- –
De detaillering is bescheiden. Dit betekent eenvoudige dakranden, geen metselwerkversieringen, een daktrim als dakrand of een boeiboord van maximaal 0,25 meter hoog en bij toepassing van een dakoverstek is deze maximaal 0,25 meter.
2.9 Sneltoetscriteria voor een dakkapel aan de voor- of zijkant van een woning.
Algemeen.
- –
De woning is niet gelegen in het deelgebied “historische dorpse bebouwingslinten”.
- –
De woning betreft geen authentieke traditionele boerderij in het agrarisch buitengebied.
- –
De woning is geen rijks- of gemeentelijk monument.
- –
Het dakvlak waarin de dakkapel wordt geplaatst heeft een hellingshoek van minimaal 30 graden.
- –
Op het betreffende dakvlak van de woning is nog geen dakkapel aanwezig.
Plaats.
- –
Het betreft geen dakkapel op een aanbouw.
- –
De afstand vanaf bovenkant dakkapel tot de nok van het dak bedraagt minimaal 1 rij dakpannen (verticaal gemeten).
- –
De afstand van onderkant dakkapel tot aan de dakgoot is minimaal 0,5 meter (verticaal gemeten).
- –
De afstand van zijkant dakkapel (exclusief dakoverstek) tot de zijkant van de dakrand van de woning of het midden van de woningscheidende muur, is minimaal 0,5 meter.
Maat.
- –
De maximale breedte van de dakkapel is 70% van de breedte van de woning met een maximum van 3,8 meter.
- –
De maximale hoogte van de dakkapel is 1,75 meter.
Massa en vorm.
- –
De dakkapel is plat afgedekt.
Detaillering, kleur en materiaal.
- –
De dakkapel heeft geen ondoorzichtige delen in het kozijnvlak.
- –
De zijkanten zijn ondoorzichtig.
- –
De dakrand is maximaal 0,3 meter hoog. - Het kleurgebruik is overeenkomstig het kleurgebruik van de woning.
2.10 Sneltoetscriteria voor een dakkapel aan de achterkant van een woning.
Algemeen.
- –
De woning is niet gelegen in het deelgebied “historische dorpse bebouwingslinten”.
- –
De woning betreft geen authentieke traditionele boerderij in het agrarisch buitengebied.
- –
De woning is geen rijks- of gemeentelijk monument.
- –
Het dakvlak waarin de dakkapel wordt geplaatst heeft een hellingshoek van minimaal 30 graden.
- –
Op het betreffende dakvlak van de woning is nog geen dakkapel aanwezig.
Plaats.
- –
Het betreft geen dakkapel op een aanbouw.
- –
De afstand vanaf bovenkant dakkapel tot de nok van het dak bedraagt minimaal 1 rij dakpannen (verticaal gemeten).
- –
De afstand van onderkant dakkapel tot aan de dakgoot is minimaal 0,5 meter (verticaal gemeten).
- –
De afstand van zijkant dakkapel (exclusief dakoverstek) tot de zijkant van de dakrand van de woning of het midden van de woningscheidende muur, is minimaal 0,5 meter.
Maat.
- –
De dakkapel is maximaal 1,75 meter hoog.
Massa en vorm.
- –
De dakkapel is plat afgedekt.
Detaillering, kleur en materiaal.
- –
De zijkanten zijn ondoorzichtig.
- –
De dakrand is maximaal 0,3 meter hoog. - Het kleurgebruik is overeenkomstig het kleurgebruik van de woning.
2.11 Sneltoetscriteria voor een erfafscheiding bij een woning.
Algemeen.
- –
De woning is niet gelegen in het deelgebied “historische dorpse bebouwingslinten”.
- –
De woning is geen rijks- of gemeentelijk monument.
Detaillering, kleur en materiaal.
- –
Een erfafscheiding langer dan 20 meter direct grenzend aan het openbare gebied heeft een visuele onderbreking. Daarbij kan gedacht worden aan:
- •
Elkaar afwisselende verticale of horizontale geledingen.
- •
Het gedeeltelijk terugleggen van de erfafscheiding (niet alles op 1 lijn plaatsen).
- •
Penanten die als onderbreking worden ingevoegd.
- –
De erfafscheiding is opgebouwd uit elementen met horizontale en/of verticale belijningen (dus geen toogvormen).
- –
Houten vlechtschermen, rietmatten, doeken, damwandprofielen en golfplaten zijn geen zichtbare onderdelen van de erfafscheiding.