Beleidsregels vrijlating giften Participatiewet gemeente Midden-Drenthe 2022

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Drenthe

 

gelet op:

  • de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

  • artikel 31, tweede lid onderdeel m van de Participatiewet;

 

overwegende dat:

  • het gewenst is om beleidsregels vast te stellen omtrent het vrijlaten van giften in het kader van bijstandsverlening op grond van de Participatiewet;

 

 

besluit:

 

vast te stellen de volgende beleidsregel:

 

Beleidsregels vrijlating g iften Participatiewet gemeente Midden-Drenthe 2022

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    gift: elke financiële bevoordeling uit vrijgevigheid door een natuurlijke persoon of instelling;

  • b.

    gift in natura: schenking van goederen, of een andere vorm niet zijnde geld, door een natuurlijk persoon of instelling;

  • c.

    middelen: alle vermogens- en inkomensbestanddelen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken als omschreven in artikel 31 van de Wet;

  • d.

    wet: de Participatiewet.

Hoofdstuk 2 Giften

Artikel 2 Giften met een specifieke bestemming

  • 1.

    Een gift wordt vrijgelaten als deze is bedoeld voor kosten waarvoor de cliënt, zonder de gift, een vergoeding bijzondere bijstand of WMO-voorziening zou kunnen aanvragen. Dit kunnen eenmalige en periodieke giften zijn.

  • 2.

    Giften die verstrekt worden met een bestedingsdoel als tegemoetkoming in kosten worden vrijgelaten, mits:

  • a.

    de besteding aantoonbaar is; en

  • b.

    de gift voor het doel is aangewend; en

  • c.

    de kosten niet in de bijstand begrepen zijn; en

  • d.

    de giften niet uitgaan boven een bedrag van € 1.200,- voor een alleenstaande (ouder) dan wel € 1.800,- voor een echtpaar (of daarmee gelijkgestelden) per kalenderjaar.

  • 3.

    Op het in het vorige lid onder d. bepaalde is het in het tweede lid e.v. van artikel 3 van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Belanghebbende dient desgevraagd aan te kunnen tonen dat de gift is besteed aan de in het eerste lid bedoelde bestemming.

 

Artikel 3 Giften zonder specifieke bestemming

  • 1.

    Vrij besteedbare giften of giften ten behoeve van kosten waar de bijstandsnorm in voorziet worden binnen de middelentoets vrijgelaten tot een bedrag van € 1.200,- voor een alleenstaande (ouder) dan wel € 1.800,- voor een echtpaar (of daarmee gelijkgestelden) per kalenderjaar.

  • 2.

    De vrijlatingsgrens wordt toegerekend aan een kalenderjaar (1 januari tot en met 31 december). Als iemand minder dan het drempelbedrag zoals genoemd in het eerste lid aan giften heeft ontvangen, mag het restant niet mee worden genomen naar het volgend jaar. Voor mensen die gedurende het jaar een uitkering toegekend hebben gekregen, geldt dat de drempel voor de periode van de aanvraag van de bijstandsuitkering tot en met 31 december van dat jaar.

  • 3.

    Voor vrij te laten giften tot de in het eerste lid genoemde bedragen per kalenderjaar, geldt de inlichtingenplicht. De hoogte van de gift wordt op het rechtmatigheidsformulier aan het college gemeld.

  • 4.

    De herkomst van de vrij besteedbare gift dient aantoonbaar of herleidbaar te zijn.

  • 5.

    Bij een gift in natura bepaalt het college wat de gift waard is in geld en of dit tot de middelen gerekend wordt.

  • 6.

    Giften in natura die verstrekt worden vanuit charitatieve instellingen worden vrijgelaten.

 

Artikel 4 Maatwerk

Voor zover de gift of giften hoger zijn dan het drempelbedrag blijft een specifieke afweging noodzakelijk om te beoordelen of de gift uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is.

 

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 5 Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2.

    In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

 

Artikel 6 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: “Beleidsregels vrijlating giften Participatiewet gemeente Midden-Drenthe 2022”.

 

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag van bekendmaking ervan en werken terug tot 1 januari 2022.

 

 

 

 

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Drenthe in de vergadering van 28 juni 2022.

Burgemeester en wethouders van Midden-Drenthe,

M. Hacking C. Bijl

secretaris burgemeester

Toelichting

Algemeen

De definitie van een gift kan worden omschreven als ‘een betaling uit vrijgevigheid door een natuurlijk persoon of een instelling, waarvoor niets wordt terugverlangd’. Deze beleidsregel geeft aan hoe er met het ontvangen van giften moet worden omgegaan. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen giften van instellingen en giften van personen. Door giften niet volledig in aanmerking te nemen, wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Het uitgangspunt hierbij is dat particuliere en maatschappelijke initiatieven zoveel mogelijk worden gerespecteerd. Wanneer deze giften niet leiden tot een duidelijke besparing op de kosten van levensonderhoud, zal vrijlating in beginsel mogelijk moeten zijn. Dit mag niet leiden tot een bestedingsniveau dat onverenigbaar is met wat op bijstandsniveau gebruikelijk is. Gezien het minimumbehoeftenkarakter van de bijstand kan de vrijlating daarom niet onbeperkt zijn.

Bij het vaststellen van deze beleidsregels is geen onderscheid gemaakt tussen uitkeringsgerechtigden van 18 tot 21 jaar die in vergelijking met personen van 21 jaar en ouder een lagere bijstandsnorm ontvangen. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de landelijke zienswijze met betrekking tot kwetsbare jongeren (zie ook Gemeentenieuws SZW 2018 3). Kwetsbare jongeren vallen vaak tussen wal en schip wat betreft (schuld)hulpverlenende instanties. Het is wenselijk om (verdere) schuldproblematiek te voorkomen bij deze groep.

De genoemde criteria in deze beleidsregels zijn slechts handvatten om tot een redelijke afweging te komen wat wel en wat niet verantwoord is in het kader van (verdere) bijstandsverlening: in bijzondere gevallen kan het individualiseringsprincipe worden toegepast. Omdat geen enkele situatie hetzelfde is, blijft het kunnen bieden van maatwerk een belangrijk uitgangspunt voor deze beleidsregels.

 

Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsbepaling

Giften kunnen in verschillende vormen aan de belanghebbende worden geschonken: per bankoverschrijving, contant of in natura. Voor het vaststellen van de economische waarde van giften in natura wordt gebruik gemaakt van de NIBUD-prijzengids.

Artikel 2 Giften met een specifieke bestemming

Eerste lid: Het krijgen van een gift heeft niet altijd gevolgen voor een uitkering. Wij laten giften voor een bepaald doel vrij als de cliënt - wanneer diegene de gift niet had gekregen – speciaal daarvoor een vergoeding uit een voorziening als de bijzondere bijstand of de Wet maatschappelijke ondersteuning had kunnen krijgen. Het wordt onredelijk geacht om de besparing van een beroep op een van deze overheidsvoorzieningen te niet te doen door deze mee te wegen bij de verlening van algemene bijstand. Daarom wordt dit soort giften vrijgelaten. Het maakt daarbij niet uit of het gaat om periodieke of eenmalige giften.

Tweede lid: Dit lid behoeft geen toelichting

Artikel 3. Giften zonder specifieke bestemming

Eerste lid: Ook andere giften dan genoemd artikel twee, eerste lid, laten wij voor een deel vrij. Bij het vaststellen van de hoogte van de vrijlating is aansluiting gezocht bij een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep: 25-1-2012, nr. 09/5310 WWB, ECLI:NL: CRVB:2012. In deze uitspraak heeft de Raad besloten dat giften verantwoord zijn om vrij te laten, voor zover deze per kalenderjaar beneden de voor die persoon geldende bijstandsnorm per maand blijft. Vanuit een praktisch oogpunt, is gekozen voor een vast drempelbedrag van € 1.200,- voor een alleenstaande (ouder) en € 1.800,- voor gehuwden (of daarmee gelijkgestelden) per kalenderjaar.

Wanneer de gift het drempelbedrag van € 1.200,- of € 1.800,- overstijgt, dient het meerdere als middel in aanmerking genomen te worden. Bij de beoordeling of een bijdrage als een gift kan worden beschouwd is het niet van belang of deze eenmalig is verstrekt of een zekere periodiciteit kent. Giften boven het vastgestelde drempelbedrag hebben meestal het karakter van inkomen. Er zal volgens artikel 32 lid 1 en artikel 58 lid 4 van de wet verrekening plaatsvinden met de bijstand voor wat betreft het bedrag dat het drempelbedrag overstijgt. Indien dit niet (meer) mogelijk is, dient (voor het resterende gedeelte) een terugvordering opgesteld te worden. Wanneer de gift zodanig hoog is, dat deze niet verrekend kan worden met de bijstand zal het meerdere worden toegerekend aan het vermogen van de belanghebbende.

Alle giften worden vrijgelaten tot de genoemde drempelbedragen per kalender jaar. Voorbeelden van giften zijn: verjaardagsgeld, cadeaus, boodschappen(geld) van een familielid, financiële ondersteuning van bijvoorbeeld familie of naasten, onderhandse leningen, et cetera.

Tweede lid: Dit lid behoeft geen toelichting.

Derde lid: Er geldt wel een meldingsplicht voor het ontvangen van giften. Dit kan door middel van het rechtmatigheidsformulier. Het college houdt bij welke bedragen zijn ontvangen. Zolang deze onder de vrijlatingsgrens blijven worden ze niet in mindering gebracht op de uitkering. Als het drempelbedrag is bereikt, krijgt de belanghebbende hiervan een melding. Dit maakt dat de belanghebbende geen registratie hoeft bij te houden en maakt de kans kleiner dat er achteraf tot terugvordering moet worden overgegaan.

Vierde lid: Dit lid behoeft geen toelichting

Vijfde lid: Een gift hoeft niet enkel verstrekt te worden in de vorm van geld. Dit kan ook in de vorm van natura zijn. Hierbij is eveneens sprake van een vrijlating ter hoogte van € 1.200,- of € 1.800,- per kalenderjaar. Voor het vaststellen van de economische waarde van giften in natura wordt gebruik gemaakt van de NIBUD-prijzengids.

Zesde lid: Uitzonderingen op giften in natura zijn giften die worden verstrekt vanuit charitatieve instellingen, zoals de Voedselbank, Kledingbank, etc. Dergelijke giften worden buiten beschouwing gelaten.

Artikel 4. Maatwerk

Indien de gift het drempelbedrag overschrijdt wordt door het college/consulent beoordeeld aan de hand van de persoonlijke situatie van de bijstandsgerechtigde of de gift die uitgaat boven het drempelbedrag, nodig is. De consulent kijkt dan bijvoorbeeld naar de schuldpositie, de medische situatie en de gezinssituatie en weegt dan ook (geheel in lijn met de geldende jurisprudentie) mee of het ontvangen van de gift niet leidt tot een bestedingsniveau dat onverenigbaar is met wat op bijstandsniveau gebruikelijk is.

Artikel 5. Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 6. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Gezien deze regeling met terugwerkende kracht in werking treedt, dient het college in het jaar 2022 rekening te houden met de eerste maanden waarin deze regeling nog niet van toepassing was.

Naar boven