Gemeenteblad van Dalfsen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Dalfsen | Gemeenteblad 2022, 547318 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Dalfsen | Gemeenteblad 2022, 547318 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
De raad van de gemeente Dalfsen;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 4 oktober 2022, nummer 1486;
gelet op de Dienstenwet en de wettelijke Europese Dienstenrichtlijn en de gemeentelijke behoefte aan een actuele marktverordening en de beleidsnotitie voor de ambulante handel;
De marktverordening 2022 vast te stellen onder intrekking van de marktverordening 1994.
Deze verordening is van toepassing op door burgemeester en wethouders ingestelde reguliere warenmarkten in Dalfsen en Nieuwleusen.
Artikel 8. Verlenging na afroep
Als binnen de gestelde termijn naast de betreffende vergunninghouder ook een of meer andere gegadigden belangstelling kenbaar hebben gemaakt, wordt de vergunning niet verlengd. In dat geval passen burgemeester en wethouders de in het inrichtingsplan vastgelegde procedure van artikel 9 toe, met uitzondering van het tweede lid van dit artikel.
Artikel 9. Verdeling vaste-standplaatsvergunning via selectie
Bij de verdeling via selectie maken burgemeester en wethouders door een openbare kennisgeving bekend dat de vaste-standplaats voor de duur van 15 jaar beschikbaar komt, voor welke standplaats deze vergunning wordt verleend en dat gegadigden vóór de in de kennisgeving genoemde datum een aanvraag kunnen indienen.
Als een aanvraag vóór de indieningsdatum is ingediend maar onvolledig is, krijgt de aanvrager een termijn van twee weken om zijn aanvraag aan te vullen. Als er meer onvolledige aanvragen zijn, wordt de betreffende aanvragers op dezelfde dag mededeling gedaan van de gelegenheid om hun aanvraag aan te vullen.
Artikel 10. Verdeling beschikbare dagplaats- en standwerkvergunningen
Artikel 12. Overschrijven vaste-standplaatsvergunning
Als de vergunninghouder niet langer zelf van de vaste-standplaatsvergunning wil gebruikmaken, overleden is of onder curatele gesteld is, kunnen burgemeester en wethouders op aanvraag van de vergunninghouder, zijn/haar erven of curator de vergunning overschrijven op naam van zijn/haar echtgenoot, geregistreerde partner of andere persoon met wie hij/zij duurzaam samenwoont of samenwoonde, of zijn kind. Als de over te schrijven vergunning is verleend met inachtneming van de verdeelprocedure van artikel 9, kan overschrijving alleen gebeuren als in dezelfde mate wordt voldaan aan de criteria, genoemd in artikel 9, vijfde lid. Als de over te schrijven vergunning is verleend voor een artikelgroep, kan overschrijving alleen gebeuren voor die artikelgroep.
Als de in het eerste lid bedoelde overschrijving niet kan worden gedaan, kunnen burgemeester en wethouders de vaste-standplaatsvergunning op aanvraag van de vergunninghouder, zijn/haar erven of curator overschrijven op naam van een medewerker van de vergunninghouder of een mede-eigenaar van diens bedrijf als deze ten minste 3 jaren in loondienst heeft gewerkt bij de vergunninghouder of heeft gefunctioneerd als mede-eigenaar. Als de over te schrijven vergunning is verleend met inachtneming van de verdeelprocedure van artikel 9 kan overschrijving alleen gebeuren als in dezelfde mate wordt voldaan aan de criteria genoemd in artikel 9, vijfde lid.
De overschrijving van de vaste-standplaatsvergunning geldt voor de resterende vergunningsduur. Na het einde van de duur van de vergunning komt deze beschikbaar voor verdeling volgens de in het inrichtingsplan vastgelegde verdeelprocedure van artikel 9. Als de over te schrijven vergunning is verleend voor een artikelgroep, kan overschrijving alleen gebeuren voor die artikelgroep.
Artikel 13. Intrekking en vervallen vaste-standplaatsvergunning
Artikel 15. Dagplaats- en standwerkvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen een dagplaats- of standwerkvergunning verlenen voor de duur van een dag, voor de op de vergunning vermelde dagplaats of voor het innemen van een vaste standplaats, wanneer die niet is ingenomen door de houder van de vaste-standplaatsvergunning of zijn rechtmatige vervanger.
Voor een dagplaats- of standwerkvergunning komen in aanmerking de gegadigden die minimaal een week vóór de aanvang van de markttijd bij de marktmeester een toewijsbare aanvraag om een dagplaats- of standwerkvergunning hebben ingediend, mits zij voor een nog niet op de markt verkrijgbaar assortiment aanbieden en mits aan hen niet vaker dan gedurende 6x in het afgelopen kwartaal een dagplaats- of standwerkvergunning is verleend.
Artikel 16. Toonplicht vergunning of toestemming
Degene die een standplaats inneemt of wil innemen, is op eerste verzoek van een toezichthouder verplicht aan te tonen dat hij daartoe gerechtigd is.
Artikel 18. Marktterrein schoonhouden
De vergunninghouder is verplicht afval, waaronder verpakkingsmateriaal, dat op zijn standplaats vrijkomt tijdens de door hem bedreven handel zodanig te bewaren dat het marktterrein daardoor niet wordt verontreinigd en het afval niet door onbevoegden kan worden verwijderd. De vergunninghouder voert het afval onmiddellijk na afloop van de markt af of laat het afvoeren.
Artikel 19. Veiligheid op de warenmarkt
In alle gevallen dient de veiligheid op de warenmarkt gewaarborgd te blijven. Belangrijke aandachtspunten zijn bijvoorbeeld het vrijhouden van voldoende ruime route voor calamiteiten en het voorkomen van brandgevaar. Standplaatsen mogen de doorgang voor hulpdiensten als politie, brandweer en ambulance niet belemmeren. De doorgang dient ten minste 3,5 meter breed en vier meter hoog te zijn.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de door burgemeester en wethouders aangewezen marktmeester en de overige door hen aangewezen toezichthouders.
Artikel 21. Onmiddellijke verwijdering
Burgemeester en wethouders kunnen een vergunninghouder of degene die hem bijstaat of vervangt gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen als deze zich op de markt schuldig heeft gemaakt aan wangedrag of bedrog of het bij of krachtens deze verordening bepaalde heeft overtreden.
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt bestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden.
Voor vergunninghouders die reeds over een vaste-standplaatsvergunning beschikken (op basis van de oude regeling) wordt een overgangsregeling getroffen. Zij ontvangen bij inwerkingtreding van deze verordening een vaste-standplaatsvergunning voor de duur van 15 jaar. Bij afloop van deze vergunningen, in ieder geval dus na vijftien jaar, zullen deze vergunningen volgens de nieuwe systematiek verdeeld worden (zie artikel 9).
Aldus besloten door de raad van de gemeente Dalfsen in zijn openbare vergadering van 28 november 2022
De raad voornoemd,
de voorzitter, de griffier,
drs. E. van Lente drs. J. Leegwater
Toelichting marktverordening gemeente Dalfsen 2022
De bevoegdheid tot het instellen, veranderen of afschaffen van een markt is aan burgemeester en wethouders toegekend. Zie hiervoor artikel 160, eerste lid, onder g, van de Gemeentewet. Daarnaast is de raad op grond van artikel 149 van de Gemeentewet bevoegd om een marktverordening vast te stellen. Het vaststellen van een marktverordening zal samengaan met een besluit van burgemeester en wethouders tot het instellen van een markt.
Het doel van deze verordening is drieledig. Ten eerste worden de kaders gecreëerd om markten zodanig te organiseren dat de gemeentelijke algemene belangen beschermd worden en dat de markten aantrekkelijk zijn voor zowel consumenten als marktkooplieden. Ten tweede heeft deze verordening tot doel dit op een overzichtelijke, duidelijke manier te regelen, zonder overbodige regels en met zo min mogelijk administratieve lasten. Tot slot is de verordening ook gericht op het voldoen aan de eisen die voortvloeien uit de Europese Dienstenrichtlijn (2006/123/EG) en de Dienstenwet. Zie verder ook de toelichting bij paragraaf 2.
Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.
Op grond van artikel 160, eerste lid, onder g, van de Gemeentewet kunnen burgemeester en wethouders jaarmarkten of gewone marktdagen instellen (en veranderen of afschaffen). Deze Marktverordening is van toepassing op dergelijke van gemeentewege ingestelde markten, voor zover het warenmarkten zijn en deze met enige regelmaat (regulier) plaatsvinden.
Er zijn drie soorten marktvergunningen, dat wil zeggen vergunningen om op de markt handel te drijven. Dat zijn de vaste-standplaatsvergunning, de dagplaatsvergunning en de standwerkvergunning. Deze vergunningen onderscheiden zich van elkaar door hun looptijd en door de vergunde activiteit. De marktvergunning vermeldt voor welke standplaats hij geldt, en in het inrichtingsplan is opgenomen waar standplaatsen beschikbaar zijn voor houders van een vaste-standplaatsvergunning (artikel 3).
Dit artikel schrijft voor dat burgemeester en wethouders per markt een inrichtingsplan vaststellen en daarin opnemen wat voor de markt in ieder geval geregeld moet worden. Zo wordt in het inrichtingsplan aangegeven wat de markttijd is en blijkt uit de kaart van de markt, die onderdeel is van het inrichtingsplan, waar de grenzen van het marktterrein liggen. Ook wijzen burgemeester en wethouders de vaste standplaatsen aan. Verder maken zij met het inrichtingsplan duidelijk welke verdeelprocedure zij zullen toepassen bij het verlenen van vaste-standplaatsvergunningen.
Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders in het inrichtingsplan vastleggen dat zij, in de gevallen die zich daarvoor lenen, de verlengingsprocedure van artikel 8 in gang zullen zetten. Het opnemen van deze mogelijkheid in het inrichtingsplan is niet geformuleerd als een verplichting, omdat het gaat om een (discretionaire) bevoegdheid. Voor het toepassen van de bevoegdheid is het noemen van artikel 8 in het inrichtingsplan echter wel van belang, vanwege de kenbaarheid en transparantie.
In het eerste lid wordt verboden om zonder marktvergunning een standplaats in te nemen en wordt de bevoegdheid om deze vergunning te verlenen toegekend (geattribueerd) aan burgemeester en wethouders. De nadere regeling van de verschillende marktvergunningen gebeurt vervolgens in de paragrafen 2 tot en met 4.
Een vergunning wordt alleen verleend aan een natuurlijke persoon die in Nederland arbeid mag verrichten en die ook handelingsbekwaam is in de zin van het burgerlijk recht.
Artikel 5. Voorschriften en beperkingen
Aan een marktvergunning mogen alleen voorschriften en beperkingen worden verbonden die de belangen beschermen in verband waarmee de vergunning is vereist.
Paragraaf 2. Verdeelprocedures beschikbare marktvergunningen
Marktvergunningen zijn, gegeven de omstandigheid dat er een bepaald vergunningenplafond is, schaarse vergunningen, zoals bedoeld in de Dienstenrichtlijn. Die kwalificatie brengt onder meer met zich mee dat deze vergunningen niet voor onbepaalde tijd kunnen worden verleend en dat de verdeling van de vergunningen moet voldoen aan de eisen van kenbaarheid en transparantie. Potentiële gegadigden moeten op gelijke voet kunnen meedingen naar de beschikbare vergunningen. Vooraf moet duidelijk zijn wat de looptijd van een vergunning is, op welke manier vergunningen worden verdeeld en welke (inhoudelijke) criteria daarbij worden gebruikt. Gegadigden kunnen dan hun vergunningaanvraag hierop afstemmen.
In paragraaf 2 zijn de verschillende verdeelprocedures voor de verschillende marktvergunningen neergelegd. Voor de dagplaatsvergunning en de standwerkvergunning, die beide worden verleend voor de duur van een dag, is voorzien in een eenvoudige verdeelprocedure. Voor de vaste-standplaatsvergunning, die wordt verleend voor een langere termijn, zijn twee mogelijke verdeelprocedures uitgewerkt. Burgemeester en wethouders maken hun keuze uit die twee mogelijke procedures en leggen deze keuze vast in het inrichtingsplan. Burgemeester en wethouders kunnen kiezen voor de verdeling via selectie (artikel 9) of voor de verdeling via loting. Het maken en vervolgens in het inrichtingsplan vastleggen van deze keuze is een verplichting (artikel 7). In aanvulling op de voorgeschreven keuze voor de verdeelprocedure kunnen burgemeester en wethouders er ook voor kiezen om in het inrichtingsplan vast te leggen dat zij de procedure van verlenging na afroep (artikel 8) toepassen. Het maken en vervolgens in het inrichtingsplan vastleggen van deze keuze is een bevoegdheid.
Artikel 7. Verdeling beschikbare vaste-standplaatsvergunning
In dit artikel wordt geregeld dat uit het inrichtingsplan blijkt welke verdeelprocedure burgemeester en wethouders toepassen bij het beschikbaar komen van een vaste-standplaats. Burgemeester en wethouders hanteren de gekozen verdeelprocedure zowel in de situatie waarin er slechts één standplaats beschikbaar is gekomen, als in de situatie waarin er meer standplaatsen tegelijk beschikbaar zijn. Burgemeester en wethouders hebben de keuze uit de selectieprocedure (artikel 9) of de procedure van loting. Door deze keuze (ook) vast te leggen in het inrichtingsplan, weten potentiële gegadigden voorafgaand aan de verdeling van een of meer beschikbare standplaatsen hoe die verdeling zal plaatsvinden.
Burgemeester en wethouders mogen in het inrichtingsplan vastleggen dat zij ook de procedure van verlenging na afroep (artikel 8) toepassen. Deze procedure kan alleen worden gestart als een vaste-standplaats beschikbaar komt vanwege het einde van de looptijd van de vergunning en daarbij voldoende aannemelijk is dat alleen de zittende vergunninghouder belangstelling heeft voor deze standplaats. Als dit na het doen van een openbare kennisgeving (de afroep) is bevestigd, doordat inderdaad geen andere belangstellenden naar voren zijn gekomen, dan kan de vergunning van de zittende vergunninghouder eenvoudig worden verlengd. Als zich wel andere belangstellenden hebben gemeld, moet alsnog de verdeelprocedure van artikel 9 worden gevolgd.
Artikel 8. Verlenging vaste-standplaatsvergunning na afroep
Of de mogelijkheid van verlenging na afroep wordt gebruikt, is aan burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders zijn niet verplicht om de mogelijkheid van artikel 8 toe te passen, maar als zij daarvoor kiezen is het vanwege de kenbaarheid en de transparantie belangrijk om dit in het inrichtingsplan op te nemen. Ook hier geldt immers dat het vastleggen in het inrichtingsplan de potentiële gegadigden vooraf duidelijkheid biedt.
Als de looptijd van een vaste-standplaatsvergunning eindigt, moet de vergunning in principe opnieuw worden uitgegeven, en aan de hand van de verdeelprocedure van artikel 9. Echter, in de situatie waarin het waarschijnlijk is dat alleen de zittende vergunninghouder belangstelling heeft voor de betreffende vaste-standplaats, kan het starten van een verdeelprocedure te belastend of omslachtig zijn. In dat geval kunnen burgemeester en wethouders de in artikel 8 geregelde procedure van verlenging na afroep starten. Kort gezegd komt deze procedure erop neer dat nadat is vastgesteld dat er behalve de zittende vergunninghouder geen andere gegadigden voor de vergunning zijn, deze standplaats kan worden verlengd.
De verlengingsprocedure kan alleen worden gehanteerd bij het beschikbaar komen van de standplaats doordat het einde van de looptijd van de vergunning wordt bereikt. Daarnaast moet het ook voldoende aannemelijk zijn dat alleen de zittende vergunninghouder belangstelling heeft voor deze standplaats. Burgemeester en wethouders moeten dus aan de hand van objectieve feiten kunnen onderbouwen dat er waarschijnlijk geen andere gegadigden zullen zijn.
Het tweede lid bepaalt dat openbaar moet worden aangekondigd (afroep) dat de vaste-standplaats beschikbaar komt. Dat is om er zeker van te zijn dat er niet toch méér belangstelling voor de standplaats is. Als die afroep voldoende duidelijk is geweest en alleen de zittende vergunninghouder zich binnen de in het derde lid gestelde termijn meldt, dan kan zijn vergunning worden verlengd op grond van het vierde lid. De vergunning hoeft dan niet opnieuw, met de verdeelprocedure van artikel 9, te worden uitgegeven. Er is immers maar één gegadigde voor de standplaats. De verlenging van de vergunning is uiteraard voor de looptijd die in de openbare kennisgeving was gemeld.
Het vijfde en zesde lid regelen wat er moet gebeuren als na het doen van de afroep onverhoopt blijkt dat er ook andere gegadigden zijn. In dat geval is verlenging van de vergunning voor de zittende vergunninghouder niet mogelijk en moet alsnog een van de verdeelprocedures worden toegepast. De openbare kennisgeving die op grond van het tweede lid van artikel 9 is voorgeschreven, hoeft dan niet te worden gedaan omdat deze feitelijk al heeft plaatsgevonden, namelijk door het doen van de afroep. Wel moet aan de gegadigden die hun belangstelling kenbaar hebben gemaakt (inclusief de zittende vergunninghouder) worden gemeld dat de verdeelprocedure van selectie wordt toegepast. Ook moeten de gegadigden een termijn krijgen waarbinnen zij hun aanvraag kunnen (en moeten) indienen. De zittende vergunninghouder die in aanmerking wil komen voor de vergunning, kan uiteraard op dezelfde voet als de andere gegadigden meedingen naar de standplaats.
Artikel 9. Verdeling vaste-standplaatsvergunning via selectie
Bij het beschikbaar komen van een vaste-standplaats, om welke reden dan ook, kunnen burgemeester en wethouders deze verdelen aan de hand van een selectieprocedure. Dat de verdeelprocedure van selectie wordt gehanteerd, blijkt ook uit het inrichtingsplan.
Burgemeester en wethouders maken door een openbare kennisgeving bekend dat er een vaste-standplaats beschikbaar komt en melden daarbij ook wat de looptijd (artikel 11, eerste lid) van de vergunning is. Uit de openbare kennisgeving moet verder duidelijk worden voor welke standplaats de vergunning en artikelgroep wordt verleend en vóór welke datum de gegadigden hun aanvraag moeten indienen.
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt degene die tijdig een onvolledige aanvraag indient een termijn gegund om de aanvraag aan te vullen. Deze termijn wordt voor alle onvolledige aanvragen gelijkgetrokken, omdat het belangrijk is om een zoveel mogelijk gelijk speelveld te realiseren.
Een aanvraag moet tijdig en volledig zijn en moet ook overigens voldoen aan hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald om in behandeling te worden genomen en inhoudelijk te worden beoordeeld. Een aanvraag die niet aan de eisen voldoet, wordt buiten behandeling gesteld of (op andere inhoudelijke gronden dan welke volgen uit artikel 9, vijfde lid) afgewezen.
De inhoudelijke beoordeling van de aanvragen gebeurt op grond van het vijfde lid door het toekennen van punten en het uitvoeren van een vergelijkende toets. Een uitgewerkte versie van deze vergelijkende toets staat in de Inrichtingsplannen.
De aanvraag met het op basis van de beoordeling hoogste aantal punten wordt ingewilligd, de aanvragen met een lager aantal punten afgewezen. Als er meer standplaatsen tegelijk beschikbaar zijn gekomen, kunnen er ook meer aanvragen worden gehonoreerd, maar natuurlijk nog steeds op volgorde van puntental. Als het totaal aan beschikbare vergunningen is verdeeld, worden de overgebleven aanvragen (met de laagste punten) afgewezen.
Door de verdeelprocedure uit te werken in de verordening, en door in het inrichtingsplan vast te leggen dat deze wordt gehanteerd door burgemeester en wethouders, kunnen potentiële gegadigden weten welke selectiecriteria gelden en kunnen zij hun aanvraag daarop afstemmen. Op deze manier wordt een onpartijdige en transparante selectieprocedure toegepast.
Het zevende lid tenslotte bevat een regeling voor de situatie waarin meer gegadigden hetzelfde aantal punten krijgen toegekend, terwijl er voor hen maar een standplaats beschikbaar is. In dat geval wordt deze standplaats onder hen verloot, waarbij de wordt verleend op basis van de rangschikking die volgt uit de trekking.
Artikel 10. Verdeling beschikbare dagplaats - en standwerkvergunningen
Dagplaatsvergunningen en standwerkvergunningen zijn beschikbaar voor dagplaatsen en standwerkplaatsen en daarnaast ook voor vaste standplaatsen die op de betreffende dag niet (op tijd) zijn ingenomen door de houder van de bijbehorende vaste-standplaatsvergunning of zijn rechtmatige vervanger. Dagplaats- en standwerkvergunningen gelden voor één dag, zodat het voor de hand ligt om te voorzien in een eenvoudige verdeelprocedure van ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’. Uiteraard geldt ook hier dat een aanvraag of de aanvrager (zie bijvoorbeeld artikel 4, derde lid) moet voldoen aan de eisen. Uit artikel 15 blijkt waaraan een toewijsbare aanvraag moet voldoen. Dagplaats- en standwerkvergunningen dienen minimaal een week voorafgaand aan de betreffende warenmarkt te worden aangevraagd. Aangezien er maar één mogelijke verdeelprocedure is voor dagplaats- en standwerkvergunningen en die in de verordening is neergelegd, hoeft hierover geen keuze te worden bekendgemaakt in het inrichtingsplan.
Paragraaf 3. Vaste-standplaatsvergunning
Voor de vaste-standplaatsvergunning is voorzien in een meer uitgebreide regeling dan voor de overige marktvergunningen. De vaste-standplaatsvergunningen bepalen immers voor een belangrijk deel hoe de markt is ingericht.
Artikel 11. Algemene bepalingen vaste-standplaatsvergunning
Dit artikel bevat de algemene bepalingen met betrekking tot de vaste-standplaatsvergunning. Deze vergunning geldt, vanwege de beperkte beschikbaarheid van de openbare ruimte voor de markthandel, als een schaarse vergunning in de zin van de Dienstenrichtlijn. Of er daadwerkelijk meer aanvragers zijn dan standplaatsen is voor de kwalificatie als schaarse vergunning niet van belang. Schaarse vergunningen worden voor bepaalde tijd verleend. De achterliggende gedachte daarbij is dat de standplaats na verloop van tijd weer beschikbaar moet komen voor (her)verdeling. Niet alleen de zittende ondernemers, maar ook potentiële andere gegadigden moeten immers de kans krijgen om toe te treden tot de markt.
Bij het bepalen van de duur van de vaste-standplaatsvergunning is de zogenaamde terugverdientijd (en een redelijke vergoeding van geïnvesteerd kapitaal) van belang. De looptijd van de vergunning hoort niet korter te zijn dan deze terugverdientijd, omdat anders de vergunninghouders het risico lopen hun investeringen niet te kunnen terugverdienen. De looptijd van de vergunning hoort ook niet veel langer te zijn dan de terugverdientijd, omdat anders de potentiële gegadigden onnodig lang worden afgehouden van de toegang tot de markt.
Gelet op het voorgaande is gekozen voor een vergunningsduur van 15 jaar. Argument hiervoor is dat de terugverdientijd van investeringen in Dalfsen vermoedelijk hoger ligt dan het landelijke niveau (9 à 12 jaar volgens het SEO-rapport over terugverdientijd), omdat de omzet ook lager ligt (minder druk-bezochte markten dan in bijvoorbeeld de Randstad). Daarnaast wil de gemeente een ondernemersklimaat creëren waardoor nieuwe toetreders zich graag aansluiten. In hechte, lokale gemeenschappen als die van Dalfsen en Nieuwleusen wordt bovengemiddeld veel waarde gehecht aan het sociale contact met vertrouwde ondernemers op de markt. Een wat langere vergunningsduur dan het SEO-rapport adviseert past hierbij.
Op de vergunning staat vermeld welke vaste standplaats door de vergunninghouder ingenomen mag (en moet) worden. Het is niet een genummerde plaats dus in de vergunning zal het ruimer worden beschreven; op de markt in Dalfsen/Nieuwleusen. Op grond van het tweede lid kunnen burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen tijdelijk een andere standplaats aanwijzen. Daarbij kan worden gedacht aan extreme weersomstandigheden, noodzakelijke reconstructiewerkzaamheden of bepaalde evenementen.
De vaste-standplaatsvergunning is uitdrukkelijk niet overdraagbaar, alleen al niet omdat dit niet verenigbaar is met het vereiste om potentiële gegadigden gelijke kansen te bieden om toe te treden tot de markt.
Op de vaste-standplaatsvergunning kan één vaste vervanger vermeld worden. Wanneer de vergunninghouder op de warenmarkt wordt vervangen door deze vaste vervanger, dan hoeft dit niet vooraf vermeld te worden.
Artikel 12. Overschrijven vaste-standplaatsvergunning
Als de vergunninghouder de vergunning niet meer zelf wil gebruiken, kan hij burgemeester en wethouders vragen om de vaste-standplaatsvergunning in te trekken. Intrekking van de vergunning gebeurt ook na het overlijden of onder curatele stellen van de vergunninghouder. Een alternatief is dat de vergunning (op aanvraag) wordt overgeschreven op naam van een ander. Artikel 12 regelt dat dit onder omstandigheden kan en op wiens naam de vergunning dan mag worden overgeschreven. Als de vergunninghouder is overleden of onder curatele gesteld, moet de aanvraag om overschrijving worden gedaan binnen twee maanden na het overlijden of de ondercuratelestelling.
In dit artikel is verder voor de duidelijkheid vastgelegd dat als de vergunning is verworven via een selectieprocedure (artikel 9), de overschrijving ervan alleen kan gebeuren als in dezelfde mate wordt voldaan aan de criteria op grond waarvan de vergunning eerder was verleend. Ook overigens geldt dat alle aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen onverkort van toepassing blijven. De overschrijving geldt alleen voor de resterende looptijd van de betreffende vergunning en de overgeschreven vergunning kan niet worden verlengd. Na het einde van de looptijd moet de vergunning volgens de toepasselijke verdeelprocedure opnieuw worden uitgegeven.
Artikel 13. Intrekking en vervallen vaste-standplaatsvergunning
Burgemeester en wethouders zijn gehouden de vaste-standplaatsvergunning in te trekken als de vergunninghouder daarom vraagt, of als hij is overleden of onder curatele gesteld. Dit is anders wanneer tijdig een aanvraag tot overschrijving is gedaan (zie artikel 12).
Op grond van het tweede lid zijn burgemeester en wethouders bevoegd, maar niet verplicht om de vergunning in te trekken als één van de daar genoemde situaties zich voordoet. Intrekking van de vergunning op grond van het tweede lid kan voor bepaalde of onbepaalde tijd zijn. Als de intrekking voor bepaalde tijd is, kan dat ook betekenen dat gedurende die tijd ook de op de vergunning vermelde vaste standplaats vervalt.
De vaste-standplaatsvergunning vervalt tijdelijk als de vergunninghouder (of zijn rechtmatige vervanger, zie artikel 14) de standplaats niet op tijd heeft ingenomen. In dat geval vervalt de vergunning voor de rest van de dag.
Artikel 14. Persoonlijk innemen vaste standplaats; vervanging
De vergunninghouder of zijn/haar vaste vervanger is verplicht om de op de vaste-standplaatsvergunning vermelde standplaats persoonlijk in te nemen. Als dat vanwege vakantie of bijzondere omstandigheden niet kan, kunnen burgemeester en wethouders erin toestemmen dat een andere vervanger de vaste standplaats inneemt. De vergunninghouder moet een aanvraag om toestemming indienen, met daarin de reden en de duur van zijn afwezigheid en de naam van de beoogde vervanger. Burgemeester en wethouders kunnen toestemming weigeren. Het spreekt voor zich dat de vervanger optreedt namens de vergunninghouder en evenzeer gebonden is aan alle verplichtingen die voor de vergunninghouder gelden.
Paragraaf 4. Dagplaats - en standwerkvergunning
Artikel 15. Dagplaats - en standwerkvergunning
Een dagplaatsvergunning of standwerkvergunning kan langs twee wegen worden verleend, zo volgt uit het eerste lid. Als bepaalde standplaatsen zijn bedoeld als dagplaats of standwerkplaats kunnen burgemeester en wethouders voor die standplaatsen dagplaats- of standwerkvergunningen afgeven. Ook dagplaatsvergunningen en standwerkvergunningen kunnen niet onbeperkt worden uitgegeven en zijn in die zin schaars. Hun looptijd is beperkt tot een dag. Op de vergunning staat vermeld waar een standplaats door de vergunninghouder ingenomen mag (en moet) worden op de markt in Dalfsen of Nieuwleusen. De wijze van verdeling van dagplaatsvergunningen en standwerkvergunningen is geregeld in artikel 10.
Uit het tweede lid volgt wie in aanmerking kan komen voor een dagplaatsvergunning en wie dus een toewijsbare aanvraag kan indienen. Het vereiste dat niet vaker dan 6x in het voorafgaande kwartaal een dagplaatsvergunning is verleend, is gesteld om ook andere gegadigden de kans te geven op deze vergunning. Burgemeester en wethouders moeten de vergunning weigeren in de gevallen die zijn genoemd in het derde lid. In de gevallen die zijn genoemd in het vierde lid kunnen burgemeester en wethouders de vergunning weigeren.
Anders dan bij een vaste-standplaatsvergunning kan de houder van een dagplaatsvergunning zich, logischerwijs, niet laten vervangen. Hij kan zich wel laten bijstaan.
Paragraaf 5. Algemene bepalingen voor vergunninghouders
Paragraaf 5 bevat een aantal algemene bepalingen voor (markt)vergunninghouders. Daarbij gaat het voornamelijk om algemene verplichtingen, zoals de verplichting om de vergunning te laten zien op eerste verzoek van een toezichthouder, de verplichting om de markttijden in acht te nemen, de veiligheid op de warenmarkt te waarborgen en de verplichting om de markt schoon te houden. Deze verplichtingen gelden uiteraard ook voor eventuele vervangers van vergunninghouders.
Artikel 21. Onmiddellijke verwijdering
In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat het gemeentebestuur onder andere ter uitvoering van gemeentelijke verordeningen de bevoegdheid heeft om een last onder bestuursdwang op te leggen. Dit artikel regelt de bevoegdheid voor burgemeester en wethouders om een bijzondere vorm van bestuursdwang, namelijk verwijdering, toe te passen. Deze bevoegdheid kan worden gebruikt als een vergunninghouder zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog op de markt, of bij andere (ernstige) overtredingen van de Marktverordening.
Bij deze vorm van bestuursdwang wordt spoedeisendheid verondersteld (zie artikel 5:31, eerste lid, van de Awb). Dan kan bestuursdwang worden toegepast zonder voorafgaande last. Bij zéér spoedeisende gevallen, waarbij de haast zo groot is dat een besluit niet kan worden afgewacht, kan bestuursdwang onmiddellijk worden toegepast (artikel 5:31, tweede lid, van de Awb). Wel moet het besluit dan achteraf alsnog bekendgemaakt worden (artikel 5:31, tweede lid, in samenhang met artikel 5:24, derde lid, van de Awb). Het hangt van de omstandigheden van het geval af of sprake is van een spoedeisend geval, of van een zéér spoedeisend geval.
Op grond van het eerste lid blijven de besluiten op grond van de APV Dalfsen 2020 (vergunningen, ontheffingen, mandaten, inrichtingsplan enz.) bestaan, totdat ze (ambtshalve) worden gewijzigd of ingetrokken. Zo hebben burgemeester en wethouders de gelegenheid om te doen wat er moet gebeuren. Dat is vooral van belang voor de vergunningen voor onbepaalde tijd: dit moeten immers vergunningen voor bepaalde tijd zijn.
Om ervoor te zorgen dat bestaande vergunninghouders van een vaste standplaats aan de nieuwe situatie kunnen wennen en ervoor te waken dat zij eventueel gemaakte investeringen tijdig kunnen terugverdienen, wordt een overgangsregeling getroffen. Bestaande vergunninghouders krijgen eenmalig een vaste standplaatsvergunning van 15 jaar toegewezen. Bij afloop van deze vergunningen, in ieder geval dus na vijftien jaar, zullen deze vergunningen volgens de nieuwe systematiek verdeeld worden (zie artikel 9).
De wacht- en anciënniteitslijsten komen te vervallen. Het laten voortbestaan van deze lijsten dient nauwelijks doel en is Europeesrechtelijk mogelijk problematisch.
Op aanvragen die zijn ingediend ten tijde van de APV Dalfsen 2020 en waarop nog niet is beslist bij de inwerkingtreding van deze Marktverordening, is deze Marktverordening van toepassing. Voor deze situatie is niet voorzien in overgangsrecht en geldt dus onmiddellijke inwerkingtreding. Dat is anders voor bezwaarschriften die zijn ingediend ten tijde van de APV Dalfsen 2020 Daarvoor is wel voorzien in overgangsrecht, zodat deze bezwaarschriften nog worden afgehandeld conform de APV Dalfsen 2020.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-547318.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.