Gemeenteblad van Maastricht
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Maastricht | Gemeenteblad 2022, 543916 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Maastricht | Gemeenteblad 2022, 543916 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Subsidieregeling jeugdbescherming en jeugdreclassering Zuid-Limburg 2023 - 2024
Het college van burgemeester en wethouders van Gemeente Maastricht;
gelet op de artikelen 2 en 3 van de Algemene Subsidieverordening Maastricht 2020 hieronder verder te noemen ‘de Asv’.
vast te stellen de volgende regeling: Subsidieregeling jeugdbescherming en jeugdreclassering Zuid-Limburg 2023 – 2024.
In deze regeling wordt verstaan onder:
actieplan: plan waarin de gecertificeerde instelling uiteenzet op welke wijze zij zich wapent tegen omstandigheden, waaronder capaciteitsproblematiek, die de organisatie kwetsbaar maken voor discontinuïteit in de dienstverlening, en hoe de continuïteit van de dienstverlening wordt geborgd en de wendbaarheid van de organisatie wordt versterkt;
exitplan: plan waarin de gecertificeerde instelling uiteenzet op welke wijze zij in het geval van een volledige of gedeeltelijke beëindiging van gesubsidieerde activiteiten, dan wel vanwege een andere oorzaak, zoals surseance van betaling of faillissement, deze activiteiten zal overdragen aan een andere gecertificeerde instelling, waarbij de uitvoering van de wettelijke taken tot aan de overdracht wordt geborgd;
toekomstplan: een concrete beschrijving van de toekomst/vervolg van de jeugdige bij het bereiken van het 18de levensjaar. Dit kán een separaat individueel plan/document zijn, maar mag ook onderdeel uitmaken van het individuele plan van aanpak. Bij het opstellen van dit toekomstplan wordt bewust aandacht geschonken aan de tijdige afstemming met gemeente (en andere benodigde ketenpartners).
Artikel 2. Doelgroep en activiteiten
Deze regeling is van toepassing op het verlenen van subsidie aan Gecertificeerde instellingen voor het uitvoeren van activiteiten als bedoeld in het derde lid, ten behoeve van jeugdigen ten aanzien van wie het college gehouden is voorzieningen op grond van artikel 2.4 van de Jeugdwet te treffen en voor de realisatie van de caseloadverlaging, zoals bedoeld in artikel 3 en 4 lid 3 sub c onder ii en bijlage 1.
Subsidie kan uitsluitend worden verleend voor het uitvoeren van activiteiten zoals opgenomen in bijlage 1, voor zover het maatregelen betreft die reeds van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze regeling, of die zijn opgelegd na inwerkingtreding van deze regeling of waarvan de uitvoering na inwerkingtreding van deze regeling is overgenomen van een andere gecertificeerde instelling.
Artikel 3 Caseloadverlaging Jeugdbescherming
Als de Subsidieontvanger ten behoeve van caseloadverlaging de incidentele financiële middelen van het Rijk ontvangt, voortvloeiende uit de Kamerbrief van 14 september 2022, dan verlaagt het College evenredig haar tarieven voor de vergoeding van de activiteiten op het gebied van Jeugdbescherming door de Subsidieontvanger vanaf het moment dat de incidentele middelen ontvangen worden met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023.
Het College heeft het recht het te veel ontvangen bedrag terug te vorderen bij de vaststelling, ongeacht of de Subsidieontvanger de caseloadverlaging, zoals vermeld in lid 3, heeft gerealiseerd. Op het moment dat de Subsidieontvanger de opslag van de caseloadverlaging van 14,94% in enig subsidiejaar niet volledig benut ten aanzien van deze caseloadverlaging, dan heeft het College het recht de te veel ontvangen gelden naar gelang het verschil tussen de verhoging zoals genoemd in lid 2 en de daadwerkelijke benutting van deze verhoging terug te vorderen.
De aanvraag bevat onverminderd het gestelde in artikel 6 van de Asv in ieder geval:
een prognose, per subgroep, (gebaseerd op het gemiddelde van de verrichte activiteiten in de afgelopen 3 jaar) gericht op het aantal te verrichten activiteiten als bedoeld in artikel 2, derde lid van deze regeling. Deze prognose sluit in eenheden aan op de in bijlage 1 bij de tarieven vermelde eenheden.
De in bijlage 1 genoemde tarieven zijn uitgedrukt in het prijspeil van 2023. De tarieven worden jaarlijks voor aanvang van een nieuw subsidiejaar geïndexeerd met de definitieve OVA1 van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar (t-1).
Artikel 7. Inhoudelijke vereisten subsidie
De gecertificeerde instelling die, al dan niet in samenwerking met een onderaannemer, een aanvraag doet voor de uitvoering van de subsidiabele activiteiten voor de subdoelgroep zoals beschreven in artikel 2 lid 2 sub b of sub c van deze regeling, beschikt over professionals met bijzondere expertise ten aanzien van de begeleiding en/of behandeling van jeugdigen uit de betreffende subgroep.
Aanvullend op het voldoen aan de gestelde eisen voor certificering uit het Normenkader (artikel 3.4, lid 4 Jeugdwet), verwacht het college in aanvulling op onderdeel:
C.1.2 – Inzet gecontracteerd aanbod – dat bij het verlenen van toegang naar gespecialiseerde Jeugdhulp (zoals bedoeld in artikel 3.5, lid 1 Jeugdwet) wordt ingezet op door de gemeente gecontracteerd aanbod. Alleen in uitzonderlijk geval dat er geen adequate voorziening is ingekocht door de gemeente(n), wordt het regionale proces gevolgd voor de inzet van niet-gecontracteerd aanbod. Hierover vindt altijd overleg plaats met de gemeentelijke toegang.
Het gezamenlijk opstellen, uitvoeren, opvolgen en evalueren van samenwerkingsafspraken. Deze samenwerkingsafspraken maken onderdeel uit van deze subsidieregeling. Naast de voor gecertificeerde instellingen verplichte elementen n.a.v. het Normenkader bevatten deze samenwerkingsafspraken minimaal afspraken over:
E.1.2 – warme overdracht en nazorg – dat er sprake is van een doorgaande lijn zowel bij opschaling (warme overdracht na beschermingsplein/-tafel) naar de jeugdbescherming, als bij afschaling na einde van de jeugdbeschermingsmaatregel. Bij beëindiging van de jeugdbeschermingsmaatregel maakt de gecertificeerde instelling gebruik van het toetsingsoverleg/schakeloverleg dat daarvoor regionaal is ingericht.
E.1.2 – Anticiperen op meerderjarigheid/gerichtheid op langere termijn toekomstperspectief – dat in de werkwijze is geborgd dat uiterlijk twee jaar voor het bereiken van de meerderjarige leeftijd van de jeugdige waarop de jeugdbeschermingsmaatregel betrekking heeft, c.q. een half jaar voor het aflopen van de jeugdreclasseringsmaatregel een toekomstplan is opgesteld in overleg met alle relevante betrokkenen. Wordt er een jeugdbeschermingsmaatregel na het verstrijken van de 16-jarige leeftijd uitgesproken, wordt zo spoedig mogelijk gestart met het toekomstplan;
Artikel 10. Aanvullende weigerings- en intrekkingsgronden
Onverminderd de Asv kan de subsidie worden geweigerd als:
uit de aanvraag naar oordeel van het college onvoldoende blijkt dat de aanvrager gedurende de volledige subsidieperiode in staat zal zijn te beschikken over het kwalitatief en kwantitatief benodigde personeel en materieel voor de naar verwachting door hem uit te voeren subsidiabele activiteiten, uitgaande van de prognose en inhoudelijke uitgangspunten, bedoeld in artikelen 2 en 7.
De subsidie kan in ieder geval worden ingetrokken als:
naar oordeel van het college niet langer aannemelijk is dat de subsidieontvanger gedurende de resterende subsidieperiode kan beschikken over het kwalitatief en kwantitatief benodigde personeel en materieel voor de naar verwachting door hem uit te voeren subsidiabele activiteiten, uitgaande van de prognose zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 sub b;
Artikel 11. Aanvullende verplichtingen van subsidieontvanger
Het college kan in de verleningsbeschikking specifieke verplichtingen opleggen. De subsidieontvanger is in ieder geval verplicht:
gebruik te maken van het iJW berichtenverkeer voor gegevensuitwisseling (met uitzondering van de berichten voor declaratie/facturatie) en de Collectieve Opdracht Routeer Voorziening (CORV); daarenboven zal de subsidieontvanger medewerking verlenen aan de beantwoording van een eventuele additionele gegevens uitvraag door de subsidieverlener;
zodra daar redelijkerwijs aanleiding toe is, uitvoering te geven aan het exitplan. In dat geval vindt tussen het college en de gecertificeerde instelling goed onderling overleg plaats en wordt over de procedure en eventuele kosten verbonden aan het exitplan op dat moment door het college in redelijkheid beslist.
Artikel 13. Subsidievaststelling
Het verzoek tot subsidievaststelling bevat, onverminderd het gestelde in de Asv;
een overzicht van de uitgevoerde gesubsidieerde activiteiten en een productieverantwoording via het format zoals landelijk afgestemd en gepubliceerd op de website i-Sociaal Domein. Deze moeten aansluiten bij de eenheden per maatregel zoals weergegeven in bijlage 1. Daarbij geldt dat de data in het berichtenverkeer leidend zijn voor het vaststellen van de subsidie;
Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht in zijn vergadering 29 november 2022
De Secretaris,
G.J.C. Kusters
De Burgemeester,
J.M. Penn-te Strake
Deze subsidieregeling is slechts één onderdeel van een groter geheel (een beleids- en uitvoeringscyclus, met politieke, bestuurlijke, financiële, juridische en – uiteraard – inhoudelijke aspecten) en creëert in de eerste plaats enkel een aanspraak op vergoeding voor de gesubsidieerde gecertificeerde instellingen.
Er wordt geen minimum- of maximumbudget aan gekoppeld omdat de gemeente uiteindelijk alle door de rechter, officier van justitie en directeur van een justitiële jeugdinrichting opgelegde maatregelen zal moeten financieren.
Vervolgens regelt deze regeling de daadwerkelijke toekenning (en afrekening). In de subsidieverleningsbeschikking wordt telkens per individuele gecertificeerde instelling ook de bevoorschotting geregeld. Van de gesubsidieerde gecertificeerde instellingen wordt niet verwacht dat ze de betreffende werkzaamheden zelf voorfinancieren.
In deze artikelsgewijze toelichting worden enkel die bepalingen behandeld die nadere toelichting behoeven.
Voor een aantal definities wordt in het eerste lid aangesloten bij artikel 1 van de Jeugdwet. Voor de duidelijkheid zijn deze wettelijke definities hieronder weergegeven:
ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen;
het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en
het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt,
jeugdreclassering: reclasseringswerkzaamheden, genoemd in artikel 77hh, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, begeleiding, genoemd in artikel 77hh, tweede lid, van dat wetboek en het begeleiden van en toezicht houden op jeugdigen die deel nemen aan een scholings- en trainingsprogramma als bedoeld in artikel 3 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, het geven van de aanwijzingen, bedoeld in artikel 12, vijfde lid, van die wet, of de overige taken die bij of krachtens de wet aan de gecertificeerde instellingen zijn opgedragen;
kinderbeschermingsmaatregel: voogdij en voorlopige voogdij op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 255, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en voorlopige ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 257, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
actieplan: Dit plan ziet op het vergroten van de wendbaarheid van de gecertificeerde instelling teneinde te voorkomen dat ze in een situatie geraakt waarin de activiteiten geheel of gedeeltelijk moeten worden beëindigd en een exitplan (zie hieronder) in uitvoering moet worden genomen. Het plan sluit aan bij het rapport van de Rebel Group ‘optimale beschikbaarheid van jeugdbescherming en jeugdreclassering’ , en is er op gericht de risico’s op gebied van continuïteit van bedrijfsvoering beter op te kunnen vangen. Hierbij kan worden gedacht aan risico’s bijvoorbeeld verbonden aan sterke wisselingen in de vraagontwikkeling en sterke wisselingen in de beschikbare personele capaciteit.
exitplan: Om gecertificeerde instellingen te bewegen tot het blijven leveren van zorg bij een (aanstaande) volledige of gedeeltelijke beëindiging van gesubsidieerde activiteiten (een ‘exit’), en tot het treffen van maatregelen om de continuïteit van de zorg in die exitperiode te borgen, moeten de instellingen een exitplan opstellen. Van een exit kan sprake zijn als de subsidierelatie wordt beëindigd of wanneer de gecertificeerde instelling gedurende de looptijd niet langer in staat is de gesubsidieerde activiteiten uit te voeren. In het exitplan moet worden opgenomen op welke wijze de subsidieontvanger de werkzaamheden overdraagt aan de gecertificeerde instelling die ná haar de gesubsidieerde activiteiten gaat uitvoeren, hoe zo mogelijk werknemers worden overgenomen, hoe medewerking wordt verleend aan de omzetting naar een nieuwe partij en hoe die oorspronkelijke gecertificeerde instelling de zorgcontinuïteit zal gaan borgen tot het moment waarop de opvolger de gesubsidieerde activiteiten gaat uitvoeren.
Voor alle duidelijkheid wordt hier nog opgemerkt dat het exitplan niet wordt gezien als een subsidiabele activiteit in de zin van artikel 2 lid 3 van de regeling. Wel is mogelijk dat ingeval een exitplan in uitvoering moet worden genomen daadwerkelijke en reële kosten voor vergoeding in aanmerking kunnen worden genomen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 10 lid 1 sub d van deze regeling.
onderaannemer: Een op grond van deze regeling gesubsidieerde gecertificeerde instelling kan een deel van de gesubsidieerde activiteiten uit laten voeren door een andere gecertificeerde instelling. Alsdan blijft de uitvoering van de activiteiten voor rekening en risico van de gesubsidieerde gecertificeerde instelling.
Artikel 2. Doelgroep en subsidiabele activiteiten
In beginsel wordt op grond van deze regeling subsidie verstrekt voor het uitvoeren van de in het derde lid genoemde subsidiabele activiteiten, voor zover, als het maatregelen betreft, deze zijn opgelegd na inwerkingtreding van deze regeling of waarvan de uitvoering na inwerkingtreding van deze regeling is overgenomen van een andere gecertificeerde instelling.
De subsidie tarieven worden verhoogd met een opslagpercentage van 14,94% voor het realiseren van de caseloadverlaging. Deze Caseloadverlaging is eveneens een doelstelling die gerealiseerd dient te worden gelet op de maatregeling vanuit de Kamerbrief van 14 september 2022; werkdrukverlaging bij de gecertificeerde instellingen teneinde de continuïteit en kwaliteit van de jeugdbescherming te waarborgen zodat kinderen en ouders de hulp en ondersteuning krijgen die zij nodig hebben.
Tenzij anders wordt overeengekomen blijven op de uitvoering van eerder opgelegde maatregelen de daarvoor geldende bestaande afspraken met betrekking tot de financiering van toepassing en blijft de uitvoering belegd bij de gecertificeerde instelling waaraan deze was toegewezen.
Het is echter denkbaar dat een op grond van deze regeling gesubsidieerde gecertificeerde instelling de uitvoering van een andere gecertificeerde instelling overneemt. Bijvoorbeeld omdat bepaald is dat dit beter is voor het kind of omdat de oorspronkelijke gecertificeerde instelling niet langer in staat is de uitvoering op zich te nemen (problemen met betrekking tot de certificering, capaciteit, continuïteit, etc.). Als een op grond van deze regeling gesubsidieerde gecertificeerde instelling de uitvoering van een andere gecertificeerde instelling overneemt, dan kan op grond van deze regeling ook subsidie worden verstrekt voor de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering die oorspronkelijk was opgelegd voor inwerkingtreding van deze regeling.
Subsidie voor activiteiten als bedoeld in het derde lid kan daarnaast ook worden verstrekt aan een gecertificeerde instelling die al in opdracht van het college activiteiten als bedoeld in het derde lid uitvoerde. Maar enkel als de voor de financiering daarvan gesloten rechtsgeldige overeenkomst of verleende subsidie van rechtswege of met wederzijds instemming is beëindigd.
In andere gevallen blijven de daarvoor geldende bestaande afspraken met betrekking tot de financiering van toepassing, waarbij de situatie kan ontstaan dat er verschillende regimes voor financiering en verantwoording naast elkaar gehanteerd moeten worden.
In het vierde lid worden diverse items benoemd die de basis vormen voor het handelen van zowel de organisatie als voor hun individuele medewerkers. Onder enkele items, zoals de beroepscode vallen diverse documenten.
Beroepscode Er zijn diverse beroepscodes die van toepassing kunnen zijn, waaronder de beroepscode voor professionals in sociaal werk, beroepscode voor pedagogen en beroepscode voor psychologen.
In dit artikel wordt uitvoering gegeven aan de maatregelen die zijn weergegeven in de Kamerbrief van 14 september 2022 ter realisatie van de caseloadverlaging. Uitleg wordt gegeven hoe de opslagcomponent voor de caseloadverlaging wordt opgenomen in de tarieven van de subsidie alsmede hoe en wanneer het College het recht heeft de te veel ontvangen gelden terug te vorderen. Het College besluit hiertoe wanneer de GI’s de incidentele financiële middelen van het Rijk ontvangen dan wel wanneer zij de caseloadverlaging niet realiseren ondanks de opslagcomponent op de tarieven die hiervoor beschikbaar is gesteld. Het Rijk doet een tijdelijke financiële bijdrage aan de caseloadverlaging van €10 mln per jaar voor de jaren (2022- 2025).
Voor elk subsidiejaar wordt door de GI’s een aanvraag ingediend, voorzien van een prognose. Jaarlijks vindt een afrekening plaats. Van belang is hier ook nog te wijzen op artikel 9 op basis waarvan tussentijdse wijzigingen van bevoorschotting mogelijk zijn.
In dit artikel is de termijn geregeld waarvoor de aanvraag voor subsidie dient te zijn ontvangen. Voor de aanvraag voor het startjaar 2023 geldt een afwijkende termijn.
Het college moet over alle relevante gegevens en bescheiden beschikken om een besluit tot subsidieverlening te kunnen nemen. Die vereisten zijn in dit artikel opgenomen in het derde en vierde lid. In het vierde lid staan documenten genoemd die éénmalig overlegd dienen te worden en alleen bij wijziging opnieuw worden ingediend. Dit laatste kan ook plaatsvinden op het moment van de wijziging en is daarmee niet gebonden aan de termijn van de aanvraag.
De hoogte van de subsidie wordt bepaald door een p*q-formule. De in bijlage 1 bij deze regeling vastgestelde tarieven per maatregel (p) worden naar rato van de werkelijke duur van de uitvoering vermenigvuldigd met het aantal uitgevoerde eenheden per product (q). De tarieven worden jaarlijks voor aanvang van een nieuw subsidiejaar geïndexeerd met de definitieve OVA van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar (t-1). Dit wordt door het college bij subsidieverlening kenbaar gemaakt.
Artikel 7. Inhoudelijke vereisten subsidie
Dit artikel omvat inhoudelijke vereisten aan de subsidie. Deze vereisten passen binnen de kaders genoemd in artikel 2 lid 4. Van de gecertificeerde instellingen wordt verwacht dat zij zich maximaal inzetten om de benoemde vereisten te realiseren. Voor enkele van deze vereisten is een nadere toelichting opgenomen.
Hierbij wordt van de GI verwacht dat zij in eerste instantie verwijzen naar het gecontracteerd zorgaanbod. Als dit niet voldoet kan, in overleg met de gemeente, bij uitzondering niet gecontracteerd aanbod worden ingezet. Dit vereist een goede kennis van het aanbod dat door gemeenten is ingekocht. Het derde lid van dit artikel geeft verdiepende informatie weer over de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering betreffende de toegangsfunctie naar (gecontracteerd) gespecialiseerd aanbod.
Hierbij wordt van de gecertificeerde instelling verwacht dat de gemeente(n) niet pas worden geïnformeerd op het moment van invoering van de instroomstop, maar dat daar voorafgaand al met gemeenten, de andere gesubsidieerde gecertificeerde instellingen en andere betrokken ketenpartners zoals de Raad voor de Kinderbescherming en de Rechtbank, wordt overlegd.
Voor certificering stelt het Normenkader (versie 2.0) verplicht dat de organisatie een actuele
registratie bijhoudt van de volgende indicatoren:
De gemeenten willen deze informatie per kwartaal ontvangen ter monitoring. Daarnaast ontvangt de gemeente ter monitoring de informatie zoals omschreven onder i en ii. Dit heeft als doel een (beter) beeld te krijgen van de inzet van de gecertificeerde instellingen gedurende het subsidiejaar en hierover met de GI het gesprek aan te gaan. Daarnaast kan het vergelijk worden gemaakt met voorafgaande jaren.
Bij deelname aan structurele overleg(structuren) wordt bijvoorbeeld het Arrondissementale Platforms Jeugdcriminaliteit (APJ), Civiel Jeugd KetenOverleg (CJKO) en de provinciale Werkgroep Gedwongen Kader Limburg bedoeld.
In het Normenkader (versie 2.0) is opgenomen dat de gecertificeerde instelling moet kunnen laten zien dat er een passende bijdrage wordt geleverd aan het maken en realiseren van ketenafspraken over:
Deze zullen dan ook landen in de samenwerkingsafspraken die onderdeel zijn van deze subsidieregeling.
Met het verkorten van maatregelen bedoelen we niet dat de GI per definitie moet zorgen voor eerdere beëindiging van de maatregel. Maar dat men moet streven naar behalen van de resultaten op een (daar waar het verantwoord is) zo kort mogelijke termijn binnen, danwel binnen de door de kinderrechter gestelde termijn (voorkomen van verlengingen) en daar waar de situatie het toelaat (dus waar de veiligheid voortijdig is geborgd) verzoeken tot beëindigen maatregel voordat de indicatie is afgelopen. Het is evident dat de GI hierin niet als enige de verantwoordelijkheid draagt, maar in gezamenlijk met de andere ketenpartners.
De gecertificeerde instelling draagt er zorg voor dat een jeugdige tijdig wordt ingebracht in het toetsingsoverleg/schakeloverleg, zodat de overgang naar vrijwillig kader zo soepel mogelijk kan verlopen.
De gecertificeerde instelling draagt zorg voor een perspectief biedend plan voor de jeugdige, waar met brede blik naar de toekomst wordt gekeken. Het toekomstplan kan een separaat plan zijn, maar kan tevens deel uitmaken van het individuele plan van aanpak. In het toekomstplan krijgen verschillende leefdomeinen, waaronder wonen, ondersteuning, school, inkomen en financiën, een plek.
Dit artikel bevat de termijn waarbinnen door het college op de aanvraag voor subsidie beslist. Voor de aanvraag van subsidie voor het startjaar 2023 geldt een afwijkende termijn.
Per kalenderjaar wordt de subsidie verleend en vastgesteld. Omdat de subsidie op grond van artikel 13 van deze regeling achteraf wordt vastgesteld, dient een aanvraag om bevoorschotting te worden ingediend. Gemakshalve is hier bepaald dat de aanvraag om subsidieverlening als vanzelf ook inhoudt de aanvraag om bevoorschotting. Het college beslist gelijktijdig op de aanvraag om subsidieverlening als op de aanvraag om bevoorschotting. Daarnaast kan, op grond van het derde lid, gedurende de looptijd van de subsidie een aanvraag om aanpassing van het bevoorschottingsregime ingediend worden. Hiertoe kan bijvoorbeeld aanleiding zijn als er meer of minder maatregelen uitgevoerd moeten worden dan was voorzien ten tijde van de verlening. Voorts heeft het college de bevoegdheid de bevoorschotting aan te passen indien daartoe aanleiding bestaat (vierde lid).
Artikel 10. Aanvullende weigerings- en intrekkingsgronden
Het college weigert de subsidie in ieder geval als niet (of onvoldoende) kan worden voldaan aan een van de gestelde vereisten in artikel 6. Daarnaast kan een subsidie worden geweigerd als niet is voldaan aan één van de in deze regeling genoemde eisen of als uit de aanvraag naar oordeel van het college onvoldoende is gebleken dat de aanvrager de gehele subsidieperiode in staat zal zijn te beschikken over het in kwalitatief en kwantitatief opzicht benodigde personeel en materieel om de subsidiabele activiteiten uit te voeren. Het college is in deze gevallen niet verplicht, maar wel bevoegd de subsidie te weigeren.
Hier geldt ook dat de intrekking van de subsidie geen plicht, maar een bevoegdheid is.
Artikel 11. Aanvullende verplichtingen van subsidieontvanger
Met de aanvullende subsidieverplichtingen kunnen bepaalde werkwijzen en handelingen ‘afgedwongen’ worden, in die zin dat het verplichtingen zijn waaraan subsidieontvangers zich bij de uitvoering te houden hebben. Doen zij dat niet, dan lopen ze het risico gekort te worden op hun subsidie (kan tot nihil). Het gaat hierbij om verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.
Naast de verplichtingen op grond van de Awb dienen subsidieontvangers te voldoen aan een aantal aanvullende verplichtingen. Onder sub a tot en met g zijn deze opgesomd, waaronder het voldoen aan berichtenverkeer, verscheidene situaties waarin er sprake is van een actieve meldingsplicht en het overleggen van gegevens voor de kwartaalrapportages ter input van kwartaalgesprekken.
Sub b gaat specifiek over CORV dat staat voor Collectieve Opdracht Routeer Voorziening. Dit is een digitaal knooppunt dat zorgt voor de elektronische afhandeling van het formele berichtenverkeer tussen Justitie- en Veiligheidspartijen en het gemeentelijke domein. De aansluiting op en het gebruik van de CORV is verplicht gesteld in de Jeugdwet.
Sub e gaat specifiek over de verwijsindex, bedoeld in artikel 7.1.2.1 van de Jeugdwet. Ten tijde van opstellen van deze regeling is er onduidelijkheid of deze wettelijke bepaling blijft bestaan. In geval deze wettelijke bepaling vervalt, vervalt ook deze aanvullende verplichting.
Overeenkomstig dit lid moet de subsidieontvanger het onverwijld schriftelijk bij het college melden als de financiële situatie substantieel verslechtert, wat de uitkomst is van de jaarlijkse controle met betrekking tot het nog voldoen aan het normenkader, het ontstaan van wachttijden en de acties die de gecertificeerde instelling daarop neemt, en de uitkomst van eventuele Inspectieonderzoeken. Het college wil hier onverwijld van op de hoogte gesteld worden, waarbij specifiek wordt opgemerkt dat het afschrift wenst te ontvangen van de jaarlijkse toetsing ingevolge artikel 3.2.3 van het Besluit Jeugdwet (auditrapportage).
De subsidieontvanger heeft voorafgaande toestemming van het college nodig voor het verrichten van de rechtshandelingen, genoemd in artikel 4:71, eerste lid, onder a tot en met f en h tot en met j, voor een fusie als bedoeld in artikel 309 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, voor het aangaan van samenwerkingen met anderen dan de onderaannemers en voor substantiële wijzigingen van de bescheiden, genoemd in artikel 11, eerste lid.
Subsidieontvangers moeten een egalisatiereserve vormen. Overeenkomstig artikel 4:72, eerste en tweede lid, van de Awb komt het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend hieraan ten gunste onderscheidenlijk ten laste. De egalisatiereserve werkt zo als een buffer, waarmee tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten in het andere jaar.
Het deel van de egalisatiereserve dat is opgebouwd met subsidie mag op grond van deze regeling uitsluitend worden aangewend voor het uitvoeren van activiteiten waarvoor subsidie is verleend. Overeenkomstig artikel 4:72, derde en vierde lid, van de Awb moet de egalisatiereserve voorts zo hoog rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk worden belegd en wordt de van de egalisatiereserve genoten rente aan de egalisatiereserve toegevoegd.
Overeenkomstig artikel 4:72, vijfde lid, van de Awb is bepaald dat als de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd, de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken, de subsidie wordt beëindigd of de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden, de subsidieontvanger dan ter zake van de egalisatiereserve vergoedingsplichtig is naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen.
Bij subsidieverlening kunnen nadere verplichtingen worden gesteld, onder andere met betrekking tot de wijze waarop de reserve is opgebouwd en de maximale hoogte daarvan. Een aantal voorbeelden waarmee rekening gehouden kan worden bij het stellen van deze nadere afspraken zijn opgenomen.
Artikel 13. Subsidievaststelling
De aanvraag tot vaststelling van de subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt gedurende de looptijd van de subsidie jaarlijks uiterlijk ingediend voor 1 juni van het daaropvolgende kalenderjaar. Een aanvraag bevat een door een bevoegde functionaris ondertekende bestuursverklaring, een overzicht van de uitgevoerde gesubsidieerde activiteiten, een productieverantwoording conform het afgesproken format, een controleverklaring (opgesteld door een onafhankelijk accountant), het op het betreffende kalenderjaar ziende jaardocument maatschappelijke verantwoording, een geanonimiseerd overzicht van de ingediende klachten (de aard daarvan en de geboden oplossing) en gegevens over de meting van cliënttevredenheid. De controleverklaring en jaardocument worden tevens uiterlijk 1 juni ingediend evenals de verantwoording inzake de realisatie van de caseloadverlaging.
De datum waarop de oude subsidieregeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe subsidieregeling in werking treedt.
Bijlage 1: Tarieven uitvoeren subsidiabele activiteiten
Voor de tarieven 2023 is gerekend met de definitieve OVA van 2022 ad 4,42%.
Tabel 1. Tarieven en prognose uitvoering subsidiabele activiteiten doelgroep generale JB/JR (art. 5a)
(*) Tarief is opgebouwd uit het tarief 2022, opslag van 7%, tijdelijke opslag ten behoeve van caseloadverlaging van 14,94%, OVA 2022 4,42% en de bijzondere kosten € 149,23
(**) Inclusief bijzondere kosten
(***) De VNG-factsheet stelt een bekostiging van 2,7x reguliere kostprijs van de maatregel. De GI krijgt voor betreffende jeugdige 1x op basis van de reguliere maatregel bekostigd. Er rest dan een opslag van 1,7x voor de inzet van het LET-JB.
(****) Voor de jaren 2023 en 2024 worden de tarieven tijdelijk met 14,94% verhoogd om de caseloadverlaging te bereiken. In 2024 vindt een evaluatie plaats ten aanzien van de bereikte resultaten betreffende de daadwerkelijke caseloadverlaging met in achtneming van artikel 3.
Tabel 2. Tarieven en prognose uitvoering subsidiabele activiteiten JB/JR doelgroep (L)VB (art. 5b)
(*) Tarief is opgebouwd uit het tarief 2022, opslag van 7%, tijdelijke opslag ten behoeve van caseloadverlaging van 14,94%, OVA 2022 4,42% en de bijzondere kosten € 304,57
(**) Inclusief bijzondere kosten
(***) De VNG-factsheet stelt een bekostiging van 2,7x reguliere kostprijs van de maatregel. De GI krijgt voor betreffende jeugdige 1x op basis van de reguliere maatregel bekostigd. Er rest dan een opslag van 1,7x voor de inzet van het LET-JB.
(****) Voor de jaren 2023 en 2024 worden de tarieven tijdelijk met 14,94% verhoogd om de caseloadverlaging te bereiken. In 2024 vindt een evaluatie plaats ten aanzien van de bereikte resultaten betreffende de daadwerkelijke caseloadverlaging met in achtneming van artikel 3.
Tabel 3. Tarieven en prognose uitvoering subsidiabele activiteiten JB/JR doelgroep jeugdigen zonder vaste woon- of verblijfplaats, met een bepaalde culturele en/of godsdienstige achtergrond en complexe gezinssystemen (art. 5c)
(*) Tarief is opgebouwd uit het tarief 2022, opslag van 7%, tijdelijke opslag ten behoeve van caseloadverlaging van 14,94%, OVA 2022 4,42% en de bijzondere kosten € 149,23
(**) Inclusief bijzondere kosten
(***) De VNG-factsheet stelt een bekostiging van 2,7x reguliere kostprijs van de maatregel. De GI krijgt voor betreffende jeugdige 1x op basis van de reguliere maatregel bekostigd. Er rest dan een opslag van 1,7x voor de inzet van het LET-JB.
(****) Voor de jaren 2023 en 2024 worden de tarieven tijdelijk met 14,94% verhoogd om de caseloadverlaging te bereiken. In 2024 vindt een evaluatie plaats ten aanzien van de bereikte resultaten betreffende de daadwerkelijke caseloadverlaging met in achtneming van artikel 3.
Bijlage 2: Social Return on Investment
De gemeenten in Zuid-Limburg hebben als sociale doelstelling dat een investering naast het ‘gewone’ rendement ook een concrete sociale winst (return) moet opleveren. Dit doen de gemeenten door Social Return (SR) als voorwaarde te stellen bij verwervingstrajecten.
Door de sociale investering van de opdrachtnemer worden mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt (zie onderstaand voor een beschrijving van de doelgroep) voorbereid en/of geplaatst op een duurzame deelname aan de arbeidsmarkt. Zo krijgt de Social Return kandidaat een kans zich te ontwikkelen als volwaardig werknemer. Invulling van de Social Return verplichting betreft maatwerk en kan passend worden gemaakt op eigen bedrijfsvoering, waarbij opdrachtgever openstaat voor initiatieven en gelijkwaardige alternatieven, wanneer eerdergenoemde vormen niet mogelijk zijn. De invulling gaat altijd in overleg met de coördinator Social Return, die wordt ingezet door de gemeente en verantwoordelijk is voor de naleving van Social Return. Tenslotte kunnen rapportage- en evaluatiemomenten gedurende de looptijd van de subsidieregeling aanleiding geven tot verandering van de Social Return invulling in samenspraak met de coördinator SR en met goedkeuring van opdrachtgever.
Contactgegevens coördinatiepunt Social Return
De coördinatie van Social Return is belegd bij de Projectleider Social Return, (SocialReturn@maastricht.nl) en deze organisatie zorgt voor coördinatie, controle, monitoring van en ondersteuning bij de realisatie. Voor advies en ondersteuning met betrekking tot Social Return neemt u contact op met bovenstaand email adres.
Bij de toepassing van Social Return dient 5% van de opdrachtwaarde te worden omgezet in werkgelegenheid voor de doelgroep van Social Return. Als het om een kapitaalintensief project dan wel diensten/leveringen gaat, dan geldt 2% van de opdrachtwaarde. In een kapitaalintensief project bedraagt de verhouding materiaal/arbeid minimaal 70/30%.
In deze verwerving wordt de inschrijver verplicht om tenminste 5% van de opdrachtwaarde (realisatie excl. btw en excl. latere wijzigingen van dat bedrag door meer-/minderwerk’) aan te wenden voor Social Return door de inzet van kandidaten uit de doelgroep. De verplichting mag breder binnen de bedrijfsvoering van opdrachtnemer worden ingevuld dan alleen op onderliggende opdracht, zolang het verband houdt met het voorwerp van de opdracht. De Social Return verplichting dient binnen de looptijd van de opdracht (inclusief eventuele verlengingen en onderhoudstermijn) te worden gerealiseerd.
Het percentage van de opdrachtwaarde waarvoor Social Return dient te worden ingezet, wordt vastgesteld door middel van de meest recente productieverantwoording, wat opdrachtnemer bij de gemeente heeft aangeleverd ter verantwoording van haar omzet in het kalenderjaar 2022 op basis van de Jeugdwet.
Tot de doelgroep van Social Return behoren:
Medewerkers met een vastgestelde arbeidsbeperking mogen minimaal twee jaar en langer bij een voortdurende indicatie worden meegeteld. Wanneer medewerkers vanuit de doelgroep zijn geplaatst via Social Return dan mogen zij minimaal gedurende twee jaar worden meegeteld voor Social Return. Leerlingen die BOL/BBL-traject volgen, mogen gedurende de gehele opleiding worden meegeteld.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-543916.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.