De raad van de gemeente Beesel;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 september 2022;
gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet en afdeling 17.2 van de Omgevingswet;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de gemeentelijke Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit gemeente Beesel
Paragraaf 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
- •
commissie: gemeentelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 17.9 van de wet, genaamd Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit;
- •
goede omgevingskwaliteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.3 van de wet;
- •
Artikel 2. Taak en werkzaamheden
- 1.
De commissie heeft als taak de raad en burgemeester en wethouders te adviseren bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden op grond van de wet met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit en al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.
- 2.
Ter uitvoering van haar taak:
- a.
adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over een aanvraag om of een ontwerpbesluit voor een omgevingsvergunning voor:
- 1.
een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument;
- 2.
een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een voorbeschermd gemeentelijk monument of een gemeentelijk monument;
- 3.
een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een archeologisch monument;
- 4.
een omgevingsplanactiviteit in geval de commissie in het omgevingsplan als adviseur is aangewezen;
- 5.
een andere activiteit in geval burgemeester en wethouders een advies nodig achten met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit;
- 6.
Een activiteit met betrekking tot beschermde dorpsgezichten;
- b.
adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanwijzen van een onroerende zaak als rijksmonument ingevolge artikel 3.1, eerste lid, van de Erfgoedwet of over het aan een locatie geven van de functie-aanduiding gemeentelijk monument op grond van artikel 4.2, eerste lid, van de wet;
- c.
adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over het ontwikkelen van beleid inclusief omgevingsvisie, omgevingsplan en maatwerkregels voor de omgevingskwaliteit;
- d.
adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders in een geval van een verkenning als bedoeld in artikel 5.48, tweede lid, van de wet en in andere gevallen waarin burgemeester en wethouders een advies nodig achten in verband met een verkenning van een mogelijk bestaande of toekomstige opgave in de fysieke leefomgeving;
- e.
informeert en begeleidt de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders planindieners en ontwerpers gedurende het ontwerpproces;
- f.
voert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders vooroverleg met planindieners over een in te dienen aanvraag om een omgevingsvergunning;
- g.
adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over het stellen van maatwerkvoorschriften in verband met het uiterlijk van bouwwerken, de zorg voor cultureel erfgoed [en werelderfgoed] en andere zaken die de omgevingskwaliteit betreffen;
- h.
adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders gevraagd en ongevraagd op het gebied van excessenregeling als opgenomen in de vigerende welstandsnota c.q. omgevingsplan en werkzaamheden in/of nabij (rijks)monumenten.
Paragraaf 3. Aanwijzing van besluiten waarover verplicht advies moet worden gevraagd
Artikel 3. Verplichte advisering
Burgemeester en wethouders winnen advies van de commissie in omtrent een te nemen beslissing als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, onderdelen 1 tot en met 3, en onder b.
Paragraaf 4. Samenstelling en inrichting
Artikel 4. Samenstelling
- 1.
De commissie bestaat uit:
- a.
Eén lid, dat deskundig is op het gebied van (moderne) architectuur en bouwtechniek, geregistreerd in het architectenregister;
- b.
Twee leden, die – als onder a van onderhavig artikel - deskundig zijn op het gebied van (moderne) architectuur en bouwtechniek, maar additioneel kennis hebben van en ervaring hebben met monumentenrestauraties, architectuurgeschiedenis, cultuurhistorie en historische bouwkunde, zijnde de deskundigheid van monumentenzorg gelet op 17.9, eerst lid, van de wet;
- c.
Eén lid, dat deskundig is op het gebied van de inrichting van het landschap, de natuur(ontwikkeling) en de landbouw. Dit lid woont alleen een vergadering bij als één of meerdere plannen op dit gebied op de agenda staan;
- d.
Eén lid, dat deskundig is op het gebied van archeologie. Dit lid woont alleen een vergadering bij als één of meerdere plannen met de omgevingsplanactiviteit met betrekking tot een archeologisch monument.
- e.
Het maximaal aantal leden van de commissie is dan vijf leden.
- 2.
De leden en de plaatsvervangers worden benoemd op persoonlijke titel op grond van de professionele deskundigheid die nodig is voor de advisering, alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.
- 3.
Indien een bouwplan daartoe aanleiding geeft kan de commissie een deskundige met kennis, die niet in de commissie voorhanden is, toevoegen aan de commissie. Daarbij hebben plaatsvervangende leden voorrang;
- 4.
De commissie wijst uit haar midden de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter aan.
- 5.
De voorzitter geeft leiding aan de vergadering, zorgt voor een gestructureerde voortgang hiervan en integreert de verschillende visies ten aanzien van een plan tot een gemeenschappelijk, helder (eind)advies.
- 6.
De voorzitter waarborgt de onafhankelijkheid en kwaliteit van de advisering.
- 7.
Indien de voorzitter dit nodig acht op basis van de inbreng van de afzonderlijke leden kan hij/zij besluiten over te gaan tot een hoofdelijke stemming. Bij gelijke stemmen geeft de stem van de voorzitter de doorslag.
- 8.
De voorzitter vertegenwoordigt de commissie naar buiten toe.
Artikel 5. Benoeming
- 1.
Het College benoemt de leden van de commissie, evenals de plaatsvervangende leden.
- 2.
De leden en de plaatsvervangers kunnen voor een termijn van ten hoogste drie jaar worden benoemd.
- 3.
Herbenoeming van leden kan eenmaal voor ten hoogste drie jaar plaatsvinden. Dit is niet van toepassing op de plaatsvervangers.
- 4.
Afgetreden leden zijn drie jaar na hun aftreden weer benoembaar.
- 5.
De leden worden op eigen aanvraag ontslagen. Zij kunnen voorts door het College worden geschorst en worden ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.
- 6.
Indien een vacature ontstaat, neemt het College zo spoedig mogelijk een beslissing over de invulling daarvan, met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.
- 7.
Een tussentijds benoemd lid van de commissie treedt af op het tijdstip, waarop het lid, in wiens plaats hij is benoemd, zou aftreden.
Artikel 6. Ondersteuning van de commissie
- 1.
De commissie heeft een ambtelijk secretaris.
- 2.
De secretaris is voor zijn werkzaamheden voor de commissie uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie.
- 3.
De secretaris neemt geen deel aan de beraadslagingen, maar heeft een coördinerende, toelichtende en rapporterende taak.
- 4.
De secretaris stelt voor iedere vergadering de agenda samen, draagt zorg voor de (digitale) verslaglegging hiervan, is verantwoordelijk voor de administratieve verwerking van de adviezen en informeert schriftelijk de indieners van een plan (zijnde de opdrachtgever en/of ontwerper).
- 5.
De secretaris stelt het jaarverslag van de commissie op.
- 6.
De secretaris vormt de intermediair tussen de commissie en de gemeente.
Paragraaf 5. Advisering en standpuntbepaling
Artikel 7. Adviestermijn
- 1.
De commissie brengt een advies in verband met een vooroverleg of omgevingsvergunning-aanvraag zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken uit, nadat door of namens het college daar om is verzocht.
- 2.
De commissie brengt een advies uit in verband met een vooroverleg of omgevingsvergunningaanvraag, indien sprake is van een project of een gefaseerd onderdeel van een project, binnen drie weken, nadat door of namens het College daar om is verzocht.
- 3.
Het College kan in het verzoek om advies de commissie een langere tijd geven dan genoemd in lid 1 en 2 van onderhavig artikel, indien omstandigheden hiertoe aanleiding geven.
Artikel 8. Beraadslaging en standpuntbepaling
- 1.
De commissie vergadert in het openbaar.
- 2.
De commissie vergadert in beginsel tweewekelijks. De data en tijdstippen van de vergadering worden aan het begin van een kalenderjaar bekend gemaakt op de gemeentelijke website, in een van overheidswege uitgegeven blad, in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geëigende wijze.
- 3.
De agenda van een vergadering is uiterlijk twee dagen voor de datum van de vergadering opvraagbaar bij de secretaris of diens plaatsvervanger(s).
- 4.
Het College kan, al dan niet op verzoek van de aanvrager of diens vertegenwoordiger, een verzoek doen tot een niet-openbare behandeling. In dat geval dient het College daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, als de beoordeling en de advisering.
- 5.
Een aanvrager of diens vertegenwoordiger krijgt desgewenst de gelegenheid om een toelichting te geven op een plan. De aanvrager of diens vertegenwoordiger wordt hiervoor uitgenodigd door de secretaris, in de vergadering waarin de planbehandeling is voorzien.
- 6.
Omgekeerd kan een aanvrager of diens vertegenwoordiger op wens van de commissie uitgenodigd worden in de vergadering om een toelichting te geven op een plan, waarvan de planbehandeling in die vergadering is voorzien.
- 7.
Een plantoelichting duurt in beginsel niet langer dan 20 minuten en betreft het ontwerp alsmede de gemaakte keuzes in relatie tot een goede omgevingskwaliteit.
- 8.
Over de uit te brengen adviezen wordt niet besloten dan in aanwezigheid van het quorum als bedoeld in artikel 12. Over een advies over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument wordt niet besloten dan in aanwezigheid van ten minste twee leden met deskundigheid op het gebied van de monumentenzorg.
- 9.
Leden die als opdrachtgever, ontwerper of anderszins betrokken zijn bij de uitvoering van een activiteit waarvoor een aanvraag is gedaan waarover de commissie adviseert, onthouden zich van medewerking aan het desbetreffende advies en zijn tijdens de behandeling van en de besluitvorming over het advies niet in de vergadering aanwezig
- 10.
De voorzitter en leden aanvaarden geen opdrachten voor het verbeteren of uitwerken van een in de commissie te behandelen plan en evenmin over een aan te passen of geheel nieuw te vervaardigen plan.
- 11.
De geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 2:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de commissie en de daarvoor werkzame personen.
Artikel 9. Afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie
De commissie kan onverminderd het bepaalde in artikel 17.9, eerste lid, van de wet de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning of over de voorbereiding van een andere beschikking onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meer daartoe aangewezen leden, of een subcommissie.
Artikel 10. Adviseurs
- 1.
De commissie kan zich voor het inwinnen van inlichtingen wenden tot daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.
- 2.
De commissie kan zich doen bijstaan door andere personen, voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.
- 3.
De in het eerste en tweede lid bedoelde personen kunnen op uitnodiging van de commissie als adviseur deelnemen aan de beraadslagingen.
Artikel 11. Verwerking van het advies
- 1.
Burgemeester en wethouders kunnen eenmaal per activiteit een second opinion inwinnen bij een gemeentelijke adviescommissie van een andere gemeente. Zij stellen de commissie van het voornemen tot het plaatsen van die opdracht op de hoogte.
- 2.
In geval het College een beschikking geeft in afwijking van het door de commissie uitgebrachte advies, verzendt zij een afschrift van die beschikking aan de commissie.
Artikel 12. Reglement van orde
- 1.
De commissie stelt haar werkwijze binnen de kaders van deze verordening nader vast in een reglement van orde.
- 2.
In het reglement van orde komt ten minste aan de orde:
- a.
de werkwijze bij de advisering zoals genoemd in artikel 2, tweede lid, onder b, respectievelijk onder c;
- b.
de inrichting van het vooroverleg zoals genoemd in artikel 2, tweede lid, onder f;
- c.
de wijze waarop de agenda openbaar wordt gemaakt en belanghebbenden worden uitgenodigd;
- d.
het vereiste quorum voor een besluitvormende vergadering, waarbij dat quorumvereiste tenminste twee leden, onder wie in elk geval de voorzitter, zal bedragen, en in overeenstemming met artikel 8, achtste lid;
- e.
de vergaderorde en orde van de beraadslaging, waarbij er een onderscheid wordt aangebracht tussen de toelichtende fase waarin het spreekrecht wordt uitgeoefend en de beraadslagingen;
- f.
de notulering en dossiervorming;
- g.
de wijze waarop de adviezen openbaar worden gemaakt;
- h.
de instelling van subcommissies;
- i.
de werkwijze bij afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie als bedoeld in artikel 9;
- j.
de selectie en voordracht van kandidaat-leden.
- 3.
Het College draagt zorg voor bekendmaking van het door de commissie vastgestelde reglement van orde in het gemeenteblad.
Artikel 13. Relatie met andere adviseurs
Bij het aanstellen van een supervisor, een kwaliteitsteam of een andere adviseur op het gebied van de omgevingskwaliteit, niet zijnde een lid of een adviseur van de commissie draagt het College zorg voor een goede afstemming tussen de werkzaamheden van deze adviseur en de commissie.
Artikel 14. Vergoeding
- 1.
De leden en de adviseurs als bedoeld in artikel 10, tweede lid, ontvangen een vergoeding.
- 2.
De hoogte van de vergoeding wordt vastgesteld door het College.
Artikel 15. Jaarverslag
- 1.
De commissie brengt jaarlijks voor 1 april verslag als bedoeld in artikel 17.9, zesde lid, van de wet uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.
- 2.
In het jaarverslag komt ten minste aan de orde:
- a.
de wijze waarop toepassing is gegeven aan de kaders als bedoeld in artikel 17.9, derde lid, van de wet;
- b.
de wijze waarop uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen.
Paragraaf 8. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 16. Overgangsrecht
Als voor de inwerkingtreding van de wet een aanvraag om een besluit is ingediend, blijft het oude recht, met betrekking tot de commissies op het gebied van welstand en monumentenzorg van kracht, met dien verstande dat de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit wordt geacht de in artikel 8 van de Woningwet, dan wel de in artikel 9.1, eerste lid, onder a, van de Erfgoedwet in samenhang met artikel 15 van de Monumentenwet 1988 bedoelde commissie te zijn.
Artikel 17. Vervallen oude regeling
De regels met betrekking tot de commissie in de artikelen 9.1 t/m 9.8 van de Bouwverordening gemeente Beesel 2019 en de verordening voor de monumentencommissie gemeente Beesel 2009 vervallen.
Artikel 18. Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt tegelijk met de Omgevingswet in werking.
- 2.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de gemeentelijke Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit gemeente Beesel