Reglement van orde voor de raad 2022

De raad van de gemeente Krimpenerwaard;

gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen het Reglement van orde voor de raad 2022:

 

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • amendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing;

  • commissievoorzitter: de uit de raad benoemde voorzitter van een raadscommissie of diens plaatsvervanger;

  • commissielid: lid van de raadscommissie Samenleving, Bestuur, Beheer en Verkeer en Ruimte en Financiën; dit kan zowel een raadslid zijn als een benoemd commissielid zijnde burgerraadslid.

  • griffier: door de raad benoemde griffier van de raad of diens plaatsvervanger;

  • initiatiefvoorstel: voorstel van een raadslid/raadswerkgroep voor een verordening of ander voorstel;

  • motie: verklaring waarmee een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • subamendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een aanhangig amendement;

  • voorzitter: voorzitter van de raad of diens plaatsvervanger;

  • BOB-vergadermodel: wijze van vergaderen waarbij naar besluitvorming toegewerkt wordt via beeldvorming en oordeelsvorming;

  • beeldvormende vergadering: bijeenkomst met als doel het uitwisselen van informatie over onderwerpen die de raad in zijn kaderstellende, volksvertegenwoordigende en controlerende rol aangaan;

  • oordeelsvormende vergadering: bijeenkomst, gebaseerd op artikel 82 van de Gemeentewet die te vergelijken is met een raadscommissie. In deze vergadering vindt oordeelsvorming plaats;

  • waar ‘hem’ staat dient ook ‘haar’ te worden gelezen.

Artikel 2. De voorzitter

De voorzitter van de raad is belast met:

  • a.

    het, gehoord het presidium, opstellen van de voorlopige agenda;

  • b.

    het leiden van de besluitvormende (raads-)vergadering;

  • c.

    het handhaven van de orde;

  • d.

    het doen naleven van het Reglement van orde;

  • e.

    hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt;

  • f.

    het beleggen van een bijzondere raadsvergadering, waarbij, gehoord het presidium, er kan worden afgeweken van de reguliere vergaderorde.

Artikel 3. Het presidium

  • 1.

    Er is een presidium dat bestaat uit de voorzitter, de fractievoorzitters en de griffier.

  • 2.

    Fractievoorzitters wijzen elk een raadslid aan dat hen bij afwezigheid in het presidium vervangt.

  • 3.

    Het presidium kan anderen uitnodigen deel te nemen aan zijn vergaderingen.

  • 4.

    Het presidium doet aanbevelingen aan de raad inzake:

    • a.

      de organisatie en het functioneren van de raad en de raadscommissies (en dient als zodanig als voorportaal voor de Werkgroep bestuurlijke vernieuwing);

    • b.

      het vergaderschema voor het komende jaar;

    • c.

      benoeming van personen.

Artikel 4. De agendacommissie

  • 1.

    De agendacommissie bestaat uit de voorzitter van de raad en de (plaatsvervangend) commissievoorzitters en wordt ondersteund en geadviseerd door de griffie.

  • 2.

    De agendacommissie kiest een voorzitter uit zijn midden.

  • 3.

    De agendacommissie heeft in ieder geval de volgende taken:

    • a.

      het vaststellen van voorlopige agenda’s voor de beeldvormende en oordeelsvormende vergaderingen;

    • b.

      het doen van voorstellen voor de vergaderorde van de commissievergaderingen;

    • c.

      het beoordelen van aanvragen en het doen van voorstellen voor agendering;

    • d.

      het bewaken en uitvoeren van de lange termijn raadsagenda.

  • 4.

    In aanvulling op de vergaderingen als bedoeld in het derde lid, onder a, vergadert een raadscommissie voorts als haar voorzitter het nodig acht of als ten minste drie fracties daar schriftelijk, met opgaaf van redenen, om verzoeken.

  • 5.

    De vergaderingen van de agendacommissie zijn niet openbaar. Van iedere vergadering stelt de griffie een concept-besluitenlijst op. De door de agendacommissie vastgestelde besluitenlijst is openbaar.

Artikel 5. De griffie(r)

  • 1.

    De griffie is aanwezig bij de beeldvormende, oordeelsvormende en besluitvormende vergaderingen en vergaderingen van het presidium en de agendacommissie.

  • 2.

    Bij verhindering of afwezigheid van de griffier wordt deze vervangen door een door de raad aangewezen plaatsvervanger.

  • 3.

    De griffier kan op uitnodiging van de voorzitter aan de beraadslagingen in vergaderingen deelnemen.

  • 4.

    De griffier bewaakt de kwaliteitseisen, gemaakte afspraken en termijnen in het raadsdomein.

Artikel 6. Onderzoek geloofsbrieven en benoeming raads- en commissieleden

  • 1.

    De raad kan een vaste commissie geloofsbrieven instellen voor de duur van de raadsperiode, bestaande uit vier raadsleden.

  • 2.

    Minimaal twee leden onderzoeken de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van de toe te laten raadsleden en te benoemen commissieleden. Een van hen brengt vervolgens advies uit aan de raad over deze toelating en benoeming. Indien van toepassing, wordt van een minderheidsstandpunt melding gemaakt in dit advies.

  • 3.

    Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste raadsvergadering in oude samenstelling na de raadsverkiezingen.

  • 4.

    Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten raadsleden op om in de eerste raadsvergadering in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter in afwijking van het voorgaande een nieuwbenoemd raadslid op voor de raadsvergadering waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 7. Benoeming wethouders

  • 1.

    Bij de benoeming van een wethouder stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden.

  • 2.

    Deze onderzoekt of de benoeming van de kandidaat-wethouder voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b, eerste, derde en vierde lid, en 41c, eerste lid, van de wet.

  • 3.

    De commissie brengt vervolgens advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder.

  • 4.

    De burgemeester geeft voor de aanvang van iedere ambtstermijn opdracht om de kandidaat-wethouders aan een risicoanalyse integriteit te onderwerpen. De burgemeester brengt over het eindresultaat daarvan verslag uit aan de raad.

Artikel 8. Fracties

  • 1.

    De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, of indien de fractie unaniem besloten heeft een andere naam te voeren dan de aanduiding waarmee is deelgenomen aan de verkiezingen, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad of in de eerstvolgende raadsvergadering na het fractiebesluit tot wijziging van de naam van de fractie aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren. Artikel G3, vierde lid Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    Indien: a. één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden; b. twee of meer fracties als één fractie gaan optreden; c. één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie; wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • De als gevolg hiervan veranderde situatie gaat in met ingang van de dag, waarop de schriftelijke mededeling door de voorzitter van de raad is ontvangen.

  • 5.

    Een fractie als bedoeld in het vierde lid, sub a. en b. wordt aangeduid als groep met de naam (namen) van degene(n) die de fractie vormt (vormen).

    • a.

      Een afsplitsend raadslid mag geen nieuwe naam kiezen en moet verder gaan op diens achternaam.

    • b.

      Bij afsplitsing wordt de oorspronkelijke financiële bijdrage fractieondersteuning (vaste en variabele deel) verdeeld over de betrokken fracties naar evenredigheid van het aantal bij de splitsing betrokken leden. Een afsplitsend raadslid kan maximaal één burgercommissielid voordragen.

  • 6.

    Indien niet duidelijk is na een splitsing van een fractie welk deel kan worden beschouwd als voortzetting van een fractie als bedoeld in het eerste lid, bepaalt de politieke groepering die de kandidatenlijst bij het centraal stembureau heeft ingeleverd welk deel als voortzetting van een fractie wordt beschouwd.

HOOFDSTUK 2. BEELDVORMENDE, OORDEELSVORMENDE EN BESLUITVORMENDE VERGADERINGEN

Zie voor de nadere uitwerking van de oordeelsvormende vergaderingen de Verordening op de raadscommissies 2022. Voor de beeldvormende vergaderingen is geen aparte Verordening gemaakt. De uitwerking van de typen beeldvormende bijeenkomsten (de instrumenten) is als bijlage bij dit Reglement van orde gevoegd.

 

VOORBEREIDING

Artikel 9. Oproep en voorlopige agenda

  • 1.

    De voorzitter zendt ten minste zeven dagen voor een raadsvergadering, gehoord het presidium, de raadsleden een digitale oproep en de voorlopige agenda met de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken. Als een aanvullende agenda als bedoeld in artikel 10, eerste lid, wordt vastgesteld, wordt deze met de daarbij behorende stukken zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de raadsvergadering aan de leden gezonden.

  • 2.

    Bij het opstellen van de voorlopige agenda worden onderwerpen, waarvoor een grote publieke belangstelling en/of een uitgebreid politiek debat wordt verwacht, aan het begin van de agenda geplaatst.

  • 3.

    Aanvullende memo’s of gewijzigde voorstellen vanuit het college zijn uiterlijk op de vrijdag voor de raadsvergadering digitaal beschikbaar.

Artikel 10. Aanvullende agenda; vaststellen agenda, termijn

  • 1.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van een schriftelijke oproep een aanvullende voorlopige agenda opstellen. De daarbij behorende stukken worden openbaar gemaakt.

  • 2.

    Als omtrent de inhoud van stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid onder berusting van de griffier en verleent deze de raadsleden op verzoek inzage. Ze worden tevens digitaal - via een besloten systeem - ter beschikking gesteld van de leden.

  • 3.

    De agenda wordt bij aanvang van een raadsvergadering door de raad vastgesteld. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen, van de agenda afvoeren of de volgorde wijzigen.

Artikel 11. Overleggen van stukken

  • 1.

    Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op een voorlopige agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep digitaal verspreid. Als na het verzenden van de oproep stukken worden aangeboden, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk door middel van openbare kennisgeving.

  • 2.

    Als omtrent de inhoud van stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid onder berusting van de griffier en verleent deze de raadsleden op verzoek inzage. Ze worden tevens digitaal - via een besloten systeem - ter beschikking gesteld van de leden.

  • 3.

    Rapportages vanuit het college die aan de raad worden voorgelegd bevatten indien nodig verbeter- en verandersuggesties, dashboards, beeldmateriaal en een heldere leeswijzer.

  • 4.

    De raad werkt met een lange termijn agenda. Deze wordt twee keer per jaar afgestemd met het college en jaarlijks vastgesteld bij de Begrotingsraad.

  • 5.

    Ter voorbereiding op beleidsontwikkeling wordt in voorkomende gevallen een start/kadernotitie aan de raad voorgelegd.

Artikel 12. Openbare kennisgeving

De BOB-vergaderingen worden ten openbare kennis gebracht door aankondiging in het huis-aan-huisblad en op de website van de gemeente.

 

TER VERGADERING

Artikel 13. Presentielijst

De griffier draagt zorg voor het bijhouden van presentielijsten van raadsvergaderingen.

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekenen raadsleden de presentielijst. De raadsleden die de presentielijst hebben getekend mogen deelnemen aan de beraadslagingen en stemmingen.

Artikel 14. Opening; quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

  • 3.

    Direct na opening van de vergadering is er sprake van een moment van stilte waarbij de voorzitter mededeelt dat in dit moment “een ieder zich op zijn of haar gewenste wijze kan voorbereiden op de vergadering”.

  • 4.

    Gelijk de wijze waarop de vergadering, zoals in lid 3 is vermeld, wordt geopend, vindt ook de sluiting van de vergadering plaats met dien verstande dat de leden van de raad dan in het moment van stilte “de vergadering op zijn of haar gewenste wijze kan afsluiten”.

Artikel 15. Verloop van het debat

  • 1.

    In de besluitvormende raadsvergaderingen wordt gewerkt met spreektijden. Iedere fractie heeft per vergadering in totaal de beschikking over vijftien minuten spreektijd. Op voorstel van de voorzitter kan hiervan, na instemming door een meerderheid van de raadsleden, worden afgeweken.

  • 2.

    Beraadslaging over onderwerpen of voorstellen geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 3.

    Spreektermijnen worden door de voorzitter afgesloten.

  • 4.

    Raadsleden mogen in een termijn niet meer dan éénmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 5.

    Het vierde lid is niet van toepassing op een raadslid dat een amendement, een subamendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, ten aanzien van de beraadslaging over het door dat raadslid ingediende.

  • 5a.

    Het doen van voorstellen van orde en het afgeven van stemverklaringen blijft mogelijk ook als de fractie geen spreektijd meer heeft.

  • 6.

    Bij de bepaling hoeveel malen een raadslid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

  • 7.

    De voorzitter staat interrupties toe die een verhelderende vraag of korte toelichting of een korte inhoudelijke opmerking betreffen.

  • 8.

    Raads- en collegeleden leveren een beknopte bijdrage en vallen niet in herhaling.

  • 9.

    De voorzitter ziet erop toe dat de discussie uit de beeldvormende en oordeelsvormende fasen niet herhaald worden.

  • 10.

    De voorzitter draagt er zorg voor dat de vergadering strak geleid wordt.

Artikel 15a. Verlengde vergaderingen

Afhankelijk van de situatie beslist de voorzitter over het toekennen van spreektijden.

Artikel 16. Spreekrecht burgers

  • 1.

    Na de opening van de vergadering kunnen zij die willen inspreken in totaal gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen.

  • 2.

    Het woord kan niet gevoerd worden:

    • a.

      over een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      over benoemingen, keuzen, voordrachten, aanbevelingen of ontslag van personen;

    • c.

      indien een klacht op grond van het Klachtenprotocol dan wel een melding op grond van de gedragscode kan of kon worden ingediend;

    • d.

      over ingekomen stukken;

    • e.

      over een onderwerp waarover al is ingesproken tijdens een vergadering van een raadscommissie en niet van nieuwe feiten of omstandigheden is gebleken, zulks ter beoordeling door de voorzitter op voorspraak van de griffie/ambtelijke organisatie;

  • 3.

    Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit ten minste vier uur voor aanvang van de vergadering aan de griffier, tenzij de voorzitter oordeelt dat een kortere termijn mogelijk is. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 4.

    De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5.

    Elke inspreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de insprekers als er meer dan zes insprekers zijn. De voorzitter kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6.

    De inspreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter kan de raadsleden toestaan aan insprekers een korte, verhelderende vraag te stellen. De voorzitter of een lid van de raad doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de inspreker.

  • 7.

    De voorzitter kan de inspreker het woord ontnemen indien naar zijn oordeel van het gestelde in het tweede lid sprake is.

  • 8.

    Tegen het afwijzen van het verzoek om in te mogen spreken bestaat geen mogelijkheid van bezwaar.

  • 9.

    Het is de inspreker niet toegestaan om namen te noemen tijdens zijn spreektijd of op te nemen in een inspreektekst. De inspreker dient zich te beperken tot de inhoud.

  • 10.

    De inspreker mag geen beeld- en/of geluidsfragmenten laten zien en/of horen. De inspreker kan deze vanzelfsprekend wel naar de raadsleden mailen.

Artikel 17. Handhaving orde; schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid van de raad hem/haar interrumpeert (korte onderbrekende vraag of opmerking van een raadslid gemaakt via de voorzitter). De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn/haar betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een spreker, zich (ter beoordeling aan de voorzitter), beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

  • 4.

    De voorzitter kan de raad voorstellen aan een raadslid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming van het voorstel verlaat het raadslid de vergadering onmiddellijk.

  • Zo nodig laat de voorzitter hem verwijderen. Na herhaling van zijn gedrag kan het raadslid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 18. Deelname aan de beraadslaging

Onverminderd artikel 21 van de Gemeentewet kan de raad op enig moment besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

Artikel 19. Voorstellen van orde

De voorzitter en ieder lid van de raad kan tijdens een raadsvergadering mondeling een voorstel van orde betreffende de vergadering doen. De raad beslist hier terstond over.

Bij het staken der stemmen is het ordevoorstel afgewezen.

 

STEMMINGEN

Artikel 20. Stemverklaring

Nadat de raad gestemd heeft, kunnen raadsleden hun stemgedrag kort toelichten.

Artikel 21. Beslissing

  • 1.

    De voorzitter sluit de beraadslaging als hij vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is besproken, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel voor de te nemen beslissing.

Artikel 22. Stemming; procedure hoofdelijke stemming

  • 1.

    Stemming kan plaatsvinden bij handopsteken of langs elektronische weg.

  • 2.

    De voorzitter vraagt de raadsleden of zij stemming verlangen. Is dit niet het geval dan stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 3.

    Als een voorstel zonder stemming wordt aangenomen, kunnen de in de raadsvergadering aanwezige raadsleden aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming te hebben deelgenomen.

  • 4.

    Als een raadslid om stemming of hoofdelijke stemming vraagt, doet de voorzitter daarvan mededeling aan de raad.

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming roept de griffier de raadsleden bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het daarvoor bij loting aangewezen raadslid. Vervolgens geschiedt de oproeping op volgorde van presentielijst.

  • 6.

    Bij hoofdelijke stemming brengen ter vergadering aanwezig raadsleden, tenzij zij overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming deel behoren te nemen, hun stem uit door 'voor' of 'tegen' uit te spreken, zonder enige toevoeging. De (hoofdelijke) stemming kan ook digitaal plaatsvinden en de uitslag kan digitaal worden gepresenteerd.

  • 7.

    Een raadslid dat zich, in geval van hoofdelijke stemming, bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing herstellen totdat het volgende raadslid heeft gestemd. Bij digitaal stemmen inventariseert de voorzitter of alle stemmen correct zijn uitgebracht. Herstel is mogelijk tot het moment dat de griffier aangeeft dat er niet meer gestemd kan worden en de stemming gesloten wordt. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan deze nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt aantekening vragen van zijn vergissing. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.

  • 8.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee. Deze doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 23. Volgorde stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Als op een aanhangig voorstel amendementen zijn ingediend, wordt eerst over die amendementen gestemd en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel.

  • 2.

    Als een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement waarop dat betrekking heeft.

  • 3.

    Als meerdere amendementen of subamendementen op eenzelfde gedeelte van een aanhangig voorstel zijn ingediend, wordt, onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid, eerst over het meest verstrekkende amendement of subamendement gestemd.

  • 4.

    Als aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

  • 5.

    De raad kan besluiten van deze volgorde af te wijken.

Artikel 24. Stemming over personen

  • 1.

    Bij stemming over personen voor voordrachten of het opstellen van voordrachten of aanbevelingen, benoemt de voorzitter drie raadsleden tot stembureau.

  • 2.

    Aanwezige raadsleden zijn verplicht een door het stembureau verstrekt stembriefje in te leveren, tenzij zij overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming deel behoren te nemen.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van het stembureau beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de voorzitter op voorstel van het stembureau.

  • 6.

    Bij digitale vergaderingen vindt het stemmen over personen per post plaats. De procedure die gevolgd wordt staat in ‘Afspraken over digitaal vergaderen’.

 

VERSLAGLEGGING; INGEKOMEN STUKKEN

Artikel 25. Verslag en besluitenlijst

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor verslagen en besluitenlijsten van raadsvergaderingen. Het verslag kan bestaan uit een schriftelijke weergave en/of audio-video verslag.

  • 2.

    De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien een schriftelijk verslag onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van het verslag bij de griffier te worden ingediend.

  • 3.

    Een schriftelijk verslag bevat in ieder geval:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier en de aanwezige raadsleden en wethouders;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de sprekers;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de raadsleden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de raadsleden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • f.

      bij het desbetreffende agendapunt, de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 18 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 4.

    Indien er sprake is van een schriftelijk verslag wordt de conceptversie gelijktijdig met de verzending van de stukken voor de volgende vergadering aan de raadsleden digitaal beschikbaar gesteld.

  • 5.

    Vastgestelde schriftelijke verslagen worden ondertekend door de voorzitter en griffier.

  • 6.

    Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, wordt de besluitenlijst zo spoedig mogelijk na de raadsvergadering openbaar gemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

  • 7.

    Als verslagen en besluitenlijsten digitaal beschikbaar zijn, worden ze op de website van de gemeente geplaatst.

Artikel 26. Ingekomen stukken

  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst voor de eerstvolgende vergadering.

  • 2.

    De raad stelt op voorstel van de voorzitter de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

  • 3.

    Over stukken op de lijst van ingekomen stukken vindt geen inhoudelijke bespreking plaats.

  • 4.

    Een fractie geeft per mail aan de griffie door dat er vragen zijn of behoefte is aan bespreking van een ingekomen stuk in een raadscommissie.

  • 5.

    Er zijn verschillende mogelijkheden:

    • a.

      Schriftelijke vraag art. 38;

    • b.

      Vragenhalfuur in de commissievergadering;

    • c.

      Collegespreekuur – maandelijks voorafgaand aan de oordeelvormende commissievergadering;

    • d.

      Verzoek om agendering in de commissie. Dit verzoek kan ingediend worden bij de agendacommissie met gebruikmaking van het hiervoor opgestelde format.

  • 6.

    De griffie ziet toe op de naleving van gemaakte afspraken.

 

BESLOTEN RAADSVERGADERINGEN

Artikel 27. Toepassing reglement op besloten vergaderingen

Op besloten raadsvergaderingen is dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover dat niet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 28. Verslag besloten vergadering

  • 1.

    Conceptverslagen en -besluitenlijsten van besloten raadsvergaderingen worden digitaal - via een besloten systeem - ter beschikking gesteld.

  • 2.

    Deze verslagen en besluitenlijsten worden zo spoedig mogelijk in een besloten raadsvergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van het vastgestelde verslag en de besluitenlijst.

  • 3.

    De vastgestelde verslagen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

  • 4.

    In afwijking van lid 2 kan een besloten verslag ook in een openbare vergadering worden vastgesteld indien er geen woordvoering en/of wijzigingsvoorstellen aan de orde zijn.

Artikel 29. Opheffing geheimhouding

Als de raad op grond van de artikelen 25, derde en vierde lid, 55, tweede en derde lid, of 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen, wordt, als het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten raadsvergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

 

TOEHOORDERS EN PERS

Artikel 30. Toehoorders en pers

  • 1.

    Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers wonen openbare raadsvergaderingen uitsluitend bij op de voor hen bestemde plaatsen (publieke tribune).

  • 2.

    Het blijkgeven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is hen verboden.

Artikel 31. Geluid- en beeldregistraties

Degenen die van een openbare raadsvergadering geluid- of beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar diens aanwijzingen.

Artikel 32. Gebruik mobiele apparaten

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering niet toegestaan om middels mobiele apparaten of anderszins geluid te veroorzaken dat de vergadering verstoort.

 

HOOFDSTUK 3. BEVOEGDHEDEN, INSTRUMENTEN RAADSLEDEN

Artikel 33. Amendementen en subamendementen

  • 1.

    Raadsleden dienen amendementen en subamendementen voor het sluiten van de beraadslaging van het voorstel waarop deze betrekking hebben in bij de voorzitter. Dit gebeurt schriftelijk – met gebruikmaking van het daarvoor opgestelde format - tenzij de voorzitter oordeelt dat mondelinge indiening volstaat.

  • 2.

    Intrekking door de indiener van een amendement of subamendement is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.

Artikel 34. Moties

  • 1.

    Raadsleden dienen moties schriftelijk in bij de voorzitter en stellen deze digitaal ter beschikking van de griffie met gebruikmaking van het daarvoor opgestelde format.

  • 2.

    De behandeling van een motie vindt gelijktijdig plaats met de beraadslaging over het onderwerp of voorstel waarop het betrekking heeft.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp (motie vreemd aan de orde van de dag) vindt plaats nadat alle op de agenda opgenomen onderwerpen zijn behandeld.

  • 4.

    Intrekking door de indiener van een motie is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.

Artikel 35. Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Raadsleden dienen initiatiefvoorstellen schriftelijk in bij de voorzitter die het ter kennis brengt van de raad.

  • 2.

    Het college kan binnen vier weken nadat hij in kennis is gesteld van een initiatiefvoorstel schriftelijk wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorstel ter kennis van de raad brengen.

  • 3.

    Een voorstel wordt nadat het college schriftelijk wensen of bedenkingen ter kennis van de raad heeft gebracht of kenbaar heeft gemaakt hiertoe niet te zullen overgaan, dan wel nadat de in het tweede lid gestelde termijn is verlopen, op de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering geplaatst, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dat geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende raadsvergadering geplaatst.

  • 4.

    Een (concept) initiatiefvoorstel wordt inhoudelijk eerst in de raadscommissie - en/of daaraan voorafgaand in een beeldvormende bijeenkomst - besproken alvorens tot besluitvorming wordt overgegaan.

Artikel 36. Voorstel college aan raad

  • 1.

    Een voorstel van het college aan de raad dat vermeld staat op de voorlopige agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2.

    Als de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college dient te worden gezonden, bepaalt de raad binnen welke termijn het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 37. Interpellatie

  • 1.

    Raadsleden dienen verzoeken tot het houden van een interpellatie schriftelijk in bij de voorzitter.

  • Het verzoek bevat in ieder geval de te stellen vragen.

  • 2.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en de wethouders.

  • 3.

    Als het verzoek ten minste 48 uur voor aanvang van een raadsvergadering is ingediend of in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, wordt over het verzoek tijdens de eerstvolgende raadsvergadering gestemd.

  • 4.

    Een interpellatiedebat kan worden gehouden indien ten minste één derde van de aanwezige raadsleden dit verzoek steunt.

  • 5.

    De interpellant voert als eerste het woord. Daarna antwoordt het college. Vervolgens kunnen de interpellant en andere sprekers uit de raad het woord voeren. Daarop kan het college reageren.

  • De interpellant kan tot slot een korte reactie geven.

  • 6.

    Tijdens een interpellatie kunnen moties worden ingediend.

Artikel 38. Schriftelijke vragen

  • 1.

    Raadsleden dienen schriftelijke vragen aan het college of de burgemeester in bij de griffie.

  • 2.

    De griffier brengt de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.

  • 3.

    Schriftelijke vragen worden schriftelijk beantwoord. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen 30 dagen nadat de vragen zijn ingediend.

  • 4.

    De antwoorden worden door de griffie beschikbaar gesteld voor de hele raad.

Artikel 39. Technische vragen
  • 1.

    Technische vragen worden schriftelijk gesteld. Zeker daar waar naar veel of ingewikkelde feiten wordt gevraagd. Raadsleden dienen technische vragen aan het college of de burgemeester in bij de griffie.

  • 2.

    De griffier brengt de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen vijf werkdagen nadat de vragen zijn ingediend.

  • 4.

    De antwoorden worden door de griffie beschikbaar gesteld voor de hele raad.

Artikel 40. Inlichtingen

  • 1.

    Raadsleden dienen verzoeken tot inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet schriftelijk in bij de griffier.

  • 2.

    De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden schriftelijk of mondeling in de eerstvolgende of in de daaropvolgende vergadering gegeven.

  • 4.

    De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Artikel 41. Actualiteitendebat

Aan het begin van de raadsvergadering is er een actualiteitendebat, tenzij er bij de voorzitter geen onderwerpen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan de raad op voorstel van de voorzitter bepalen dat het actualiteitendebat op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het actualiteitendebat eindigt.

  • 1.

    Raadsleden die een actualiteitendebat willen voeren, melden dit onder aanduiding van het onderwerp en ten minste twaalf uur voor aanvang van de raad bij de voorzitter.

  • 2.

    De voorzitter bepaalt de volgorde waarin aangemelde onderwerpen tijdens het actualiteitendebat aan de orde worden gesteld.

  • 3.

    Elke fractie kan maximaal één actualiteitendebat aanvragen, waarover kort en bondig het woord wordt gevoerd.

  • 4.

    Een onderwerp dient urgent te zijn, van politiek en/of maatschappelijk belang. Een actualiteitendebat is een debat tussen de raadsfracties. Afhankelijk van het onderwerp kan het nodig zijn om een reactie van het college te horen.

  • 5.

    De aanvrager van het debat krijgt als eerste het woord.

  • 6.

    Na de aanvrager van het debat kunnen de overige raadsleden het woord voeren om eventuele vragen te beantwoorden en/of hun standpunt kenbaar te maken. Aan het college kan een reactie gevraagd worden. Indien nodig is er een tweede termijn.

  • 7.

    Tijdens het actualiteitendebat kunnen moties worden ingediend en worden interrupties toegelaten.

  • 8.

    Een aanvraag voor een actualiteitendebat moet door minimaal drie fracties worden ingediend.

    De aanvragende fracties zijn ook daadwerkelijk bij de vergadering aanwezig wanneer het debat gevoerd wordt.

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 42. Uitleg van dit reglement en overige omstandigheden

In gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 43. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit reglement -inclusief bijlage met de uitwerking van de gehanteerde typen BOB bijeenkomsten- treedt in werking een dag na bekendmaking onder gelijktijdige intrekking van de ‘Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Krimpenerwaard 2021’

  • 2.

    Dit reglement wordt aangehaald als: ‘Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Krimpenerwaard 2022’.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Krimpenerwaard, gehouden op 1 november 2022.

de griffier,

dr. M-L van Muijen

de voorzitter,

P.J. Bouvy – Koene

TOELICHTING

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

 

Artikel 1/2. Begripsbepalingen / de voorzitter

De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In artikel 77, eerste lid, is bepaald dat het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. De burgemeester heeft het recht op grond van art. 21 Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

 

Artikel 3. Het presidium

Het presidium heeft voornamelijk een algemeen adviserende rol (aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie en het functioneren van de raad). Voor wat betreft de inhoudelijke aspecten van het raadswerk dient het presidium een ondergeschikte rol te vervullen omdat anders het gevaar bestaat dat er binnen de raad een nieuw bestuursorgaan wordt gecreëerd (in strijd met art 125, lid 1 Grondwet).

 

Het presidium als zodanig kan niet ook optreden als werkgeverscommissie (art. 83 Gemeentewet).

Het presidium heeft voornamelijk een procedurele rol. Het is wel mogelijk om de raadsleden van het presidium te benoemen in de werkgeverscommissie en de vergaderingen van deze commissie te laten aansluiten op de vergaderingen van het presidium, zodat er, indien nodig, snel overlegd kan worden.

 

Er is voor gekozen om de regie van enkele interne/organisatorische kwesties bij het presidium neer te leggen. Als aanvullende taak is opgenomen dat het presidium aanbevelingen doet aan de raad en de raadscommissies inzake de organisatie van hun werkzaamheden. Hieronder vallen taken als: het initiëren van een aanpassing van het reglement van orde, het instrueren van de griffier en het bespreken van agenda-technische zaken.

 

De Werkgroep bestuurlijke Vernieuwing is gemandateerd om kleine wijzigingen die zich gaandeweg het BOB- leerproces voordoen eigenstandig door te voeren (en deze ‘ter informatie’ naar de raad te sturen). Voor andere zaken wordt de route via het presidium of -bij voorkeur- via de raadscommissies (SBBV danwel R&F) naar de raad gebruikt.

 

In het presidium heeft elke partij een stem die even zwaar weegt. Zo wordt de positie van minderheidsfracties in een dualistisch stelsel versterkt. Tevens vergroot dit de betrokkenheid van alle fracties bij de raadsvergaderingen.

De griffier is bij elke vergadering van het presidium aanwezig.

 

Artikel 4. De agendacommissie

De agendacommissie vervult een belangrijke (coördinerende) rol bij de agendering van zaken in de raadscommissies en in de raad. De agendacommissie heeft het overzicht van alle onderwerpen waar de raad zich mee bezig houdt en zorgt voor de planning.

 

Het is aan de agendacommissie om de planning in te vullen maar ook om deze te bewaken.

De agendacommissie stelt de agenda's van beeldvormende en oordeelsvormende bijeenkomsten voorlopig vast. De definitieve vaststelling van de agenda van een raadscommissie en van de raad geschiedt bij de aanvang van de betreffende vergadering.

 

Ingevolge art. 17 Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt. Het tweede lid brengt tot uitdrukking dat de voorzitter in het bepalen van een andere dag en ander aanvangsuur zoveel mogelijk overleg pleegt met de agendacommissie.

 

Hoewel het recht van iedere fractie is om elk onderwerp aan de orde te stellen, is er voor het op verzoek van de commissie houden van een (extra) vergadering enig substantieel draagvlak noodzakelijk. Daarom is er voor gekozen dat minimaal drie fracties dit verzoek ondersteunen. Naast het houden van een extra vergadering staan vanzelfsprekend ook andere instrumenten (vragen, interpellatie etc.) ter beschikking.

 

Derde lid, punt b.

De burgemeester en de commissievoorzitters bepalen a.d.h.v. het Afsprakenkader digitaal vergaderen en GRIP situatie Veiligheidsregio of er fysiek of digitaal vergaderd wordt

 

Derde lid, punt d.

Het bewaken en uitvoeren van de lange termijn raadsagenda. Het adviseren van de commissies en raad en de Werkgroep bestuurlijke vernieuwing. Het voeren van een jaarlijks gesprek met het college over een goede agendering, evaluatie en bewaking. De raad werkt met een lange termijn agenda. Deze wordt een keer per jaar afgestemd met het college en jaarlijks en jaarlijks vastgesteld bij de Begrotingsraad.

 

Artikel 5. De griffier

De raad is verplicht een griffier te benoemen (art. 100 van de Gemeentewet). De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. De griffier is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig. De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (art. 107d, lid 1). Ex art. 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging.

 

Artikel 6. Onderzoek geloofsbrieven en benoeming raads- en commissieleden

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming (artikel V 1 van de Kieswet). Voor dit benoemingsbesluit is bij ministeriële regeling een model vastgesteld. De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel V 2 van de Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt, worden aan de raad stukken overlegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken: een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die hij bekleedt, een uittreksel uit de basisregistratie personen met zijn woonplaats, geboorteplaats en -datum, en (indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 10, tweede lid, van de Gemeentewet (artikel V 3 van de Kieswet). Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Bij het onderzoek zal ook de gedragscode (artikel 15, derde lid, van de Gemeentewet) betrokken worden. In deze code zijn onder meer bepalingen opgenomen over al dan niet toegestane nevenfuncties. De commissie welke de geloofsbrieven onderzoekt brengt verslag uit. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk.

 

Eerste en tweede lid

De raad, en niet de voorzitter, stelt een commissie in, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht nadat de voorzitter van het centraal stembureau nieuwe leden heeft benoemd. Bij de keuze voor een vaste commissie worden er vier leden benoemd, zodat er door drie leden gestemd kan worden indien de te benoemen persoon tot dezelfde fractie behoort als een van de leden.

 

Derde lid

Het onderzoek van het proces-verbaal (onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt door de oude raad vlak voor de eerste samenkomst van de nieuwe raad na de gemeenteraadsverkiezingen. Het onderzoek van het proces-verbaal strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen.

Dit lid ziet op de specifieke taak die de raad heeft na de raadsverkiezingen. Na de gemeenteraadsverkiezingen heeft de commissie voor het geloofsbrievenonderzoek een extra taak, zij adviseert de raad ook over het verloop van de verkiezingen (of dit op wettige wijze is gebeurd) en het vaststellen van de uitslag (is deze juist vastgesteld). Zij doet dit op basis van het proces-verbaal van het centraal stembureau. De raad dient op basis van dit advies een besluit te nemen over het verloop van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag. Dit besluit is van belang omdat de raad de bevoegdheid heeft om te besluiten tot het hertellen van de stemmen en zelfs de bevoegdheid om te besluiten tot een herstemming, beide eventueel in een deel van de gemeente bij een aantal specifieke stembureaus. Het proces-verbaal vormt de aanleiding tot een besluit tot hertelling of herstemming. Dit dient concrete aanwijzingen te bevatten waarop de raad tot een dergelijk besluit over gaat. Het feit dat een fractie een klein aantal (bijv. 3) stemmen te weinig heeft om een extra zetel te behalen is geen valide motivering om tot hertelling over te gaan. Een proces-verbaal waaruit blijkt dat kiezers bezwaar hebben gemaakt over de onzorgvuldige wijze waarop het stembureau na sluiting de stemmen heeft geteld, kan dit wel zijn.

 

Vierde en vijfde lid

Ingevolge artikel V 4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na een raadsverkiezing kunnen de raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.

 

Artikel 7. Benoeming wethouders

Dit artikel geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrievenonderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadslidmaatschap (art. 36a, 36b, 41b en 41c Gemeentewet). Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. Dit artikel is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten maar uit de raad wordt benoemd, de incompatibiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden.

Bij de benoeming van een wethouder zal er een integriteitstoets plaatsvinden. De Gedragscode politieke ambtsdragers speelt hierbij een rol. Daarnaast kan een verklaring omtrent het gedrag (VOG) worden gevraagd. De raad kan aangeven dat zij deze procedure wil volgen bij de benoeming van wethouders. De VOG kent een screeningsprofiel voor politieke ambtsdragers. Bij dit profiel staat de integriteit van de aspirant bestuurder centraal. Het is mogelijk om deze VOG via een spoedprocedure uit te laten voeren.

 

Een raadslid dat benoemd wordt tot wethouder mag raadslid blijven totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn goedgekeurd (artikel 36b, tweede lid, van de Gemeentewet). In het geval de coalitie in de raad een meerderheid heeft van één stem kan het verstandig zijn eerst als raadslid ontslag te nemen en een nieuw raadslid te benoemen. Het vooraf ontslag nemen als raadslid is een risico. Het kan immers gebeuren dat deze persoon of niet tot wethouder wordt benoemd of dat de geloofsbrieven niet worden goedgekeurd.

 

Zie ook de toelichting bij artikel 6, eerste en tweede lid.

 

Artikel 8. Fracties

Eerste en tweede lid

De Kieswet en de Gemeentewet kennen het begrip fractie niet. In art. 33, tweede lid Gemeentewet, wordt wel uitgegaan van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractie-ondersteuning).

Bij de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe raad na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.

 

Vierde lid

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede. Het is ook mogelijk dat een raadslid zijn lidmaatschap niet opzegt, maar uit een fractie stapt.

Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie. Ook andere wijzigingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld een fusie van twee fracties. Een andere (tijdelijke) wisseling in een fractie kan het gevolg zijn van ziekte of zwangerschap van een raadslid. Voor deze gevallen is in de Kieswet een vervangingsregeling opgenomen.

 

Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen en benoemd (dit laatste door de voorzitter van het stembureau). In art. 27 Gemeentewet is bepaald dat elk bindend mandaat van een lid van de raad nietig is. De volksvertegenwoordiger handelt naar eigen overtuiging en is bij stemmingen niet gebonden aan een lastgeving. Geen andere persoon of instantie kan hem rechtens bindende instructies opleggen met betrekking tot zijn stemgedrag. Het is de individuele volksvertegenwoordiger die een mandaat van de kiezer heeft gekregen. De volksvertegenwoordiger heeft daardoor ook de mogelijkheid om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan.

 

Dit betekent dat:

  • o

    kandidaten die van een kandidatenlijst deel uitmaken en binnen die lijst/partij een onderlinge schriftelijke (en soms notariële) afspraak maken, bijvoorbeeld dat men onder bepaalde voorwaarden zal afzien van aanvaarding van het raadslidmaatschap, zich dienen te realiseren dat dergelijke afspraken nietig zijn, vanwege strijd met de Gemeentewet en de Kieswet;

  • o

    personen die tussentijds van partij veranderen hun raadslidmaatschap niet verliezen;

  • o

    als men uit een partij stapt en als eigen partij verder gaat, de verlatende partij geen middelen heeft om het raadslid uit de raad te weren.

Fractieafsplitsing en het ontstaan van een nieuwe fractie kan diverse praktische gevolgen hebben, te denken valt aan: fractievergoedingen en –faciliteiten, fractievoorzitterschap dan wel vertegenwoordiging in het presidium, zo nodig andere zitplaatsen in de raadszaal, bezetting in raadscommissies en eventueel de bezetting in raadscommissies door commissieleden (burgerraadsleden).

 

Als moet worden voorzien in de vacature van een raadslid dat zich heeft afgesplitst, wordt teruggegrepen op de lijst waarop betrokkene oorspronkelijk was gekozen (artikel P 19 van de Kieswet).

 

HOOFDSTUK 2. BEELDVORMENDE, OORDEELSVORMENDE EN BESLUITVORMENDE VERGADERINGEN

 

VOORBEREIDING

 

De uitwerking van de typen beeldvormende en oordeelsvormende bijeenkomsten (de instrumenten) wordt in een bijlage beschreven die digitaal beschikbaar is.

 

Artikel 9. Oproep en voorlopige agenda

In art. 19, eerste lid Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de leden van de raad uitnodigt voor de vergadering. In onze gemeente wordt deze oproep digitaal aan de leden beschikbaar gesteld.

In het tweede lid van art. 19 staat dat de burgemeester tegelijkertijd met de oproeping dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis brengt. Dit gebeurt digitaal (website gemeente) maar ook in de lokale pers.

 

De in art. 25, eerste en tweede lid, bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd. Hier wordt melding van gemaakt op de stukken.

 

Het is niet wettelijk bepaald dat een raadsvergadering op het grondgebied van de eigen gemeente moet plaatsvinden. De gemeenteraad heeft er voor gekozen om in dit reglement geen specifieke locatie op te nemen. Dit geeft de vrijheid om raadsvergaderingen op wisselende locaties te houden, mits op de juiste wijze aangekondigd.

 

Voor digitale vergaderingen gelden de ‘Afspraken vergaderorde digitale raadsvergaderingen’. Deze zijn aanvullend op het Reglement van Orde.

 

Artikel 10. Aanvullende agenda; vaststellen agenda, termijn

De voorzitter, gehoord het presidium, bepaalt hoe de voorlopige agenda er uit ziet. Het versturen van de agenda en stukken is geregeld in art. 9. Dit is echter een voorlopige agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om ruim voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de actualiteiten. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de oproep zo nodig een aanvullende agenda en stukken digitaal beschikbaar stellen.

 

Het derde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Enerzijds kunnen individuele raadsleden via hun fractievoorzitter in het presidium onderwerpen voor de agenda voordragen. Anderzijds kunnen zij echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda.

 

Indien er een voorstel wordt gedaan om de agenda aan te passen, bijvoorbeeld het doorschuiven van een agendapunt naar de volgende raadsvergadering, en de stemmen staken, is art. 32, vierde lid Gemeentewet niet van toepassing.

 

Artikel 11. Overleggen van stukken

Geïnteresseerden moeten de mogelijkheid hebben om stukken in te zien. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de oproep digitaal beschikbaar gesteld.

 

Een stuk is een ‘document’ in de zin van de Wet open overheid (Woo). Een document houdt in: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat. Onder documenten vallen niet alleen de door de overheidsorganen gecreëerde stukken of ander materiaal. Ook alle van buiten komende stukken en ander voor overheidsorganen bestemd materiaal zoals agenda’s, verslagen, (concept)adviezen en magneetbanden verkrijgen de status van document in de zin van de Woo. Onder de stukken als bedoeld in het derde lid van dit artikel worden verstaan: geheime stukken en de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan in raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota’s, etc.).

 

Indien het gaat om geheime of vertrouwelijke stukken, waarop voorlopige geheimhouding is opgelegd door het bestuursorgaan dat het document aanbiedt aan de raad, dient dit duidelijk op het stuk te zijn aangegeven. Ook kan worden overwogen hiervan geen kopieën te laten maken, omdat het gevaar bestaat dat vaak gekopieerde stukken toch in de openbaarheid komen.

 

De griffier vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de raad. Als omtrent stukken op grond van art. 25, eerste of tweede lid Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, worden deze stukken in afwijking van het eerste en tweede lid digitaal - via een besloten systeem - ter beschikking gesteld van aan de leden.

 

Lid 5

Ter voorbereiding op beleidsontwikkeling wordt in voorkomende gevallen een start/kadernotitie aan de raad voorgelegd

 

Artikel 12. Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid Gemeentewet en voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij art. 3:12 juncto 2:14 Algemene wet bestuursrecht. Hier wordt expliciet vastgelegd in welke dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen de aankondiging van de vergadering van de raad wordt geplaatst.

 

TER VERGADERING

 

Artikel 13. Presentielijst

De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit art. 20 Gemeentewet.

De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum bereikt is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt art. 29 Gemeentewet.

 

De griffier zorgt voor het bijhouden van de presentielijst.

 

Artikel 14. Opening; quorum

De voorzitter opent de vergadering indien meer dan de helft van de raadsleden blijkens de presentielijst aanwezig is

 

Artikel 15. Verloop van het debat

Er is per fractie een totale spreektijd van vijftien minuten. Indien de raad van mening is dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit. Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven kan door de voorzitter niet worden gehonoreerd.

 

Als vanuit de raad vragen worden gesteld moet het college ook in de gelegenheid zijn om deze, kort en krachtig, te beantwoorden zonder spreektijdbeperking.

 

De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp (artikel 34).

 

Voor burgers staat het recht van petitie ter beschikking.

 

Het debat in de besluitvormende raad wordt beperkt tot de in de oordeelsvormende commissie geadviseerde bespreekpunten. Deze staan opgenomen in de besluiten- en toezeggingenlijst van de commissievergadering.

Op die manier wordt (veel) herhaling voorkomen. Daardoor is er meer ruimte voor een debat dat gericht is op het formuleren van in ieder geval een meerderheidsstandpunt op basis van argumentatie of overtuiging.

Tevens geeft het formuleren van bespreekpunten de voorzitter van de raad een sturingsmiddel in het debat.

De voorzitter kent de bespreekpunten, benoemt deze in zijn inleiding van het agendapunt en geeft (een van de) aanvragers van het bespreekstuk als eerste het woord. Mocht het debat te veel afdwalen van de genoemde bespreekpunten, dan kan de voorzitter bijsturen.

 

Artikel 15a. Verlengde vergaderingen

Indien er te veel agendapunten op de raadsvergadering staan wordt vooraf besloten gebruik te maken van de uitloopavond (eventueel op advies van de agendacommissie) op de woensdag. Op die manier kan op tijd afgesloten worden (23.00 uur) en vooraf helderheid over de spreektijden geboden worden.

Als uitloop nodig is vanwege een 'major issue' kan de tweede avond opnieuw vijftien minuten spreektijd afgesproken worden. Als de agenda 'slechts' afgemaakt moet worden, dan kan er vijf minuten opgeplust worden. Beide opties zijn mogelijk (ter bepaling aan de voorzitter), zolang vooraf duidelijk is waar de fracties in het kader van hun spreektijdverdeling rekening mee moeten/kunnen houden.

 

Artikel 16. Spreekrecht burgers

Indien de inspreker onverwachts niet zelf aanwezig kan zijn, wordt de aangeleverde tekst opgenomen in IBabs.

Indien er ingesproken wordt door een ander dan de aanmelder, dan dient deze aan te geven wie hem/haar vervangt en wat zijn/haar relatie tot de inspreker is. De woordvoerder van een belangengroep kan namens deze groep inspreken.

 

Lid 8

De voorzitter beoordeelt in overleg met de griffie op basis van alle beschikbare informatie en de onderliggende regelgeving of de inspreker toegelaten wordt.

 

Lid 10

Een inspreker kan beeld- en geluidsmaterialen die hij wil gebruiken ter ondersteuning van zijn verhaal vooraf aan de raadsleden via de griffie sturen. Deze worden in IBabs geplaatst. Dat kan overigens ook achteraf.

 

Artikel 17. Handhaving orde; schorsing

Artikel 17 geeft aan dat de raadsvoorzitter bij vergadering bevoegd is om de orde te handhaven. Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 30 van dit regelement.

 

Om te bevorderen dat leden van de gemeenteraad zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 22 van de Gemeentewet dat de leden van het gemeentebestuur en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging niet in rechte kunnen worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van de raad hebben gezegd of aan de raad schriftelijk hebben overgelegd.

 

Artikel 18. Deelname aan de beraadslaging

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het verschoningsrecht (art. 22 Gemeentewet). Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen.

De raad kan op grond van artikel 4 bepalen dat de griffier deelneemt aan de beraadslagingen. De burgemeester en de wethouder(s) hebben het recht (het woord te voeren en) deel te nemen aan de beraadslagingen op grond van art. 21, eerste en tweede, lid Gemeentewet.

 

Artikel 19. Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen, (artikel 32, vierde lid Gemeentewet is niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een pauze. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 35).

 

STEMMINGEN

 

Artikel 20. Stemverklaring

Stemverklaringen zijn kort (en bestaan uit één zin: "mijn fractie is voor/ tegen omdat …) en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. Het betreft een opsomming van de pro en contra's en van de gemaakte afweging. Nadat de raad gestemd heeft, kunnen raadsleden hun stemgedrag kort toelichten

 

Artikel 21. Beslissing

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid Gemeentewet.

 

Artikel 22. Stemming; procedure hoofdelijke stemming

Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van art. 32 Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. Wellicht ten overvloede wordt hierbij nog verwezen naar artikel 209, tweede lid Gemeentewet, welke een hoofdelijke stemming verplicht.

 

De regeling in het eerste deel van het derde lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden.

 

Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

 

In onze gemeente kan een elektronisch stemsysteem gebruikt worden waarbij de openbaarheid gewaarborgd wordt doordat de naam van het raadslid gekoppeld wordt aan het voor of tegen. Dit is te lezen op een scherm, de afdruk ervan wordt meegenomen in de verslaglegging. Deze manier van stemmen is mogelijk op grond van de Gemeentewet.

 

Lid 3

In het derde lid wordt gesproken over art. 28 Gemeentewet:

  • 1.

    Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken of de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

  • 2.

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

  • 3.

    Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing bij het besluit betreffende de toelating van de na periodieke verkiezing benoemde leden.

Lid 5

In het vijfde lid wordt ingegaan op de procedure van hoofdelijke stemming. Praktisch gezien verdient het aanbeveling de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering; deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering.

 

Artikel 23. Volgorde stemming over amendementen en moties

Een amendement wijzigt het voorliggende besluit en komt daarom in stemming voorafgaand aan de stemming over het voorliggende raadsvoorstel. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit en daarom wordt er na de stemming over het raadsvoorstel over de moties(s) gestemd. Maar omdat het al dan niet aannemen van een motie van belang kan zijn voor een fractie/raadslid bij de afweging over het voorliggende voorstel, kan de voorzitter bepalen dat ook de motie in stemming wordt gebracht vóór de stemming over het voorstel.

 

Artikel 24. Stemming over personen

Artikel 31, eerste lid Gemeentewet geeft aan dat de stemming over personen geheim dient te zijn. Het is mogelijk om met het elektronische stemsysteem te werken maar het reglement van orde gaat vooralsnog uit van een stemming door middel van behoorlijk ingevulde stembriefjes. Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje. In geval van een schriftelijke stemming wordt geen rekening gehouden met blanco stembriefjes. Dit telt wel mee bij de bepaling van het quorum. De raad oordeelt of een stembriefje behoorlijk is ingevuld. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld.

 

Indien raadsleden genomineerd worden voor de functie van wethouder is er sprake van een vrije stemming. Er is geen sprake van een voordracht. De beoogd wethouder mag dus meestemmen over zijn eigen benoeming. Een voorstel tot benoeming gaat hem/haar persoonlijk aan "wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt" (artikel 28, lid 1 a en lid 3 Gemeentewet). Dat is echter in casu niet aan de orde, omdat er ook op een ander persoon kan worden gestemd. De aard van de stemming is derhalve van belang.

Dit heeft tot gevolg dat raadsleden de mogelijkheid hebben op het stembriefje de naam van de kandidaat die hun voorkeur heeft in te vullen (die van de voorgestelde perso(o)n(en), of die van een ander). Er is in dit geval geen sprake van een voordracht of een anderszins beperkte keuze en aan de stemming mag derhalve ook worden deelgenomen door raadsleden die ter benoeming zijn voorgesteld: zij kunnen immers op het stembriefje een andere naam dan hun eigen naam invullen.

 

Het is denkbaar dat een kandidaat-wethouder die voor benoeming wordt aanbevolen, uit moreel-politieke overwegingen en om iedere schijn van belangenverstrengeling te vermijden op eigen initiatief afziet van het meestemmen over de benoeming. Alhoewel het uitgangspunt is dat zeer terughoudend moet worden omgegaan met het inperken van het stemrecht van gekozen volksvertegenwoordigers, laat de wet de betrokkenen de ruimte daarin een eigen afweging te maken.

 

VERSLAGLEGGING; INGEKOMEN STUKKEN

 

Artikel 25. Verslag en besluitenlijst

Dit artikel regelt de verslagleggende taak van de griffier en de wijze waarop het verslag wordt vastgesteld. Het maken van een verslag is niet verplicht. In de Gemeentewet wordt alleen gesproken over de verplichting een besluitenlijst openbaar te maken (artikel 23, vijfde lid Gemeentewet). De griffier verleent de ambtelijke ondersteuning van de raad. Daarom is de griffier aangewezen om het verslag, tezamen met de voorzitter, te ondertekenen. Er worden videotulen gemaakt (ondertiteling) en de besluiten- en toezeggingenlijst wordt toegevoegd.

 

De besluitenlijst dient op zo kort mogelijke termijn te worden gepubliceerd. Dit kan voordat het verslag is vastgesteld aangezien de besluitenlijst 'slechts' een overzicht geeft van (alle) door de raad genomen beslissingen (dus niet alleen besluiten in de zin van de Awb maar ook bijvoorbeeld een afspraak om een werkbezoek af te leggen). Het ligt voor de hand dat het verslag en de besluitenlijst ook op de gemeentelijke website toegankelijk worden gemaakt. Dit wordt weergeven in het zevende lid.

 

Artikel 26. Ingekomen stukken

Over aan de raad gerichte inkomende stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard, bijvoorbeeld ter kennisneming, steunen, afwijzen, in behandeling nemen, doorsturen naar een raadscommissie, doorsturen naar het college, etc.

Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid en stelt de indiener een agenderingsvoorstel op voor de agendacommissie.

De schriftelijke mededelingen van het college aan de raad komen in principe ook bij de raad binnen. De mededelingen zijn dan ook een ingekomen stuk. De raad stelt op voorstel van de voorzitter de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

 

Leiden ingekomen stukken tot vragen of is er behoefte aan bespreking, dan zijn er meerdere mogelijkheden:

  • 1.

    Schriftelijke vragen art.38

  • 2.

    Vragenhalfuur (oordeelsvormende) commissie

  • 3.

    Collegespreekuur – maandelijks voorafgaand aan de oordeelsvormende commissievergaderingen

  • 4.

    Verzoek tot agenderen als agendapunt in de commissie (verzoeken verlopen via de agendacommissie) Dit kan alleen door middel van een daartoe bestemd formulier en mits de agendacommissie dit onderwerp agendeert.

De griffie ziet erop toe dat gemaakte afspraken nageleefd worden.

 

De raad wordt tweemaal per jaar geïnformeerd over de status van de afdoening van stukken die ter afhandeling in handen van college worden gesteld.

 

BESLOTEN RAADSVERGADERINGEN

 

Artikel 27. Toepassing reglement op besloten vergaderingen

Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een raadsvergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van het verslag.

 

De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing, voor zover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal de raad moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in de art. 25, 55 en 86 Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

 

In art. 23 Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor 'het sluiten van de deuren', de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

 

Artikel 28. Verslag besloten vergadering

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, derde lid Gemeentewet. In overeenstemming met de bepaling over het verslag van de raadsvergadering is de griffier ook verantwoordelijk voor het verslag van een besloten vergadering.

 

Artikel 29. Opheffing geheimhouding

In de in het artikel aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bijv. artikel 86, tweede lid Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is).

In het onderhavige artikel is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

 

Op grond van artikel 25, derde en vierde lid Gemeentewet, kan geheimhouding worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de raad de oplegging niet in zijn eerstvolgende vergadering die volgens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

 

Als de raad niet van plan is de opgelegde geheimhouding te bekrachtigen, kan het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met de raad overleg voeren. Deze besloten vergadering kan dan gaan om de vraag waarom de raad de geheimhouding wil opheffen door deze niet te bekrachtigen.

 

TOEHOORDERS EN PERS

 

Artikel 30. Toehoorders en pers

De hier aangegeven bepalingen worden wat betreft het handhaven van de orde aangevuld door artikel 26 Gemeentewet. De voorzitter heeft de bevoegdheid om toehoorders die de orde verstoren, te doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toegang te ontzeggen.

 

Artikel 31. Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van de raad in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft. Wel dient rekening gehouden te worden met de privacy van insprekers of publiek. Raadsleden daarentegen hebben een publieke functie. Het is mogelijk om een aanwijzing te geven dat publiek slechts van af een bepaalde afstand in beeld mag worden gebracht. Ook kan een aanwijzing zijn dat burgers die inspreken niet gefilmd mogen worden, uiteraard in overleg met de insprekers. Mogelijk hebben zij geen probleem met beeldregistraties.

 

HOOFDSTUK 3. BEVOEGDHEDEN, INSTRUMENTEN RAADSLEDEN

 

Artikel 33. Amendementen en subamendementen

Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Op basis van dit artikel is de raad verplicht een amendement te behandelen.

 

Leden van de raad kunnen wijzigingen op het voorstel van het college of op initiatiefvoorstellen indienen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement.

Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 15).

 

Het is praktisch dat een raadslid aanwezig is voor de behandeling van zijn (sub)amendement. Dit omdat doorgaans een (sub)amendement toegelicht wordt door de indiener. Daarom is bepaald dat er alleen wordt beraadslaagd over amendementen en subamendementen die ingediend zijn door raadsleden die de presentielijst getekend hebben.

 

Artikel 34. Moties

In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip motie gegeven. Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.

Gelet op de digitale beschikbaarheid van de tekst van de motie wordt alleen het dictum voorgelezen.

 

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft.

Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 30 geregelde initiatiefvoorstellen. Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Dat wil zeggen dat het voor een effectief gebruik van deze instrumenten wenselijk is dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. De mogelijkheid om zonder drempelsteun een motie in

te dienen staat dan ook ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad.

De aanwezigheid van de indienende fractie in de vergadering tijdens de behandeling is een vereiste.

 

In de Gemeentewet wordt één specifieke motie uitgewerkt. Dit betreft de motie van wantrouwen waarbij de raad aangeeft het vertrouwen in een wethouder te hebben verloren. Het is een wethouder niet toegestaan om na een aangenomen motie van wantrouwen aan te blijven. Indien hij zelf niet opstapt, dient de raad actie te ondernemen.

 

Artikel 35. Initiatiefvoorstel

Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een verordening of beslissing ter behandeling bij de raad indienen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend.

In artikel 147a, eerste lid Gemeentewet is dit uitgewerkt. Het tweede en derde lid van dit artikel bepalen dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening of beslissing wordt ingediend en behandeld. Daar wordt in deze bepaling uitvoering aan gegeven.

 

Algemeen uitgangspunt is dat ook individuele raadsleden en kleine fracties beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Het ontbreken van drempelsteun bij het recht van initiatief staat ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad. Ook kleine fracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie.

 

De Gemeentewet maakt onderscheid tussen initiatiefvoorstellen voor verordeningen en overige initiatiefvoorstellen. Ieder raadslid kan een initiatiefvoorstel voor een verordening indienen. Een dergelijk voorstel moet aanhangig worden gemaakt door het schriftelijk en ondertekend aan de voorzitter te zenden (art. 147a, eerste lid Gemeentewet). De verdere wijze van behandeling moet de raad zelf regelen. De raad moet ook regelen op welke wijze en onder welke voorwaarden overige initiatiefvoorstellen (voorstellen die betrekking hebben op iets anders dan een verordening) in behandeling worden genomen. Ook dit initiatiefrecht komt toe aan individuele raadsleden, hetgeen inhoudt dat geen drempels mogen worden opgeworpen. Wel kan de raad voorzien in een zekere inhoudelijke toets. Daarbij kan worden gedacht aan het beantwoorden van de vraag of het voorstel wel de uitoefening van een raadsbevoegdheid betreft (en niet een collegebevoegdheid).

 

Het tweede lid houdt in dat de voorzitter het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda plaatst, maar niet meer nadat de oproep verzonden is. Dit laat de mogelijkheid onverlet voor het individuele raadslid om op grond van artikel 10, derde lid, het initiatiefvoorstel toch aan de agenda toe te voegen.

Het is aan de raad om vervolgens te bepalen hoe het initiatiefvoorstel verder wordt behandeld nu het op de agenda staat.

 

Artikel 36. Voorstel college aan raad

Dit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel dat het college heeft voorbereid kan agenderen. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat zij het door hen voorbereide voorstel kunnen intrekken als ze van oordeel zijn dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is (bijvoorbeeld omdat zij een voorstel willen wijzigen). De raad moet hier toestemming voor geven.

 

Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden ter nadere onderbouwing. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar kan dit ook aan de agendacommissie overlaten.

Het college wordt tijdens de behandeling van een collegevoorstel in de gelegenheid gesteld om uitstel of terugneming te bepleiten, een en ander onder handhaving van het wettelijke uitgangspunt dat de raad hier uiteindelijk over beslist.

 

Artikel 37. Interpellatie

Dit artikel stelt nadere regels bij artikel 155 Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig.

 

Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten.

Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft.

 

Artikel 38. Schriftelijke vragen en art. 39 Technische vragen

Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Op grond van deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al naar gelang wie verantwoordelijk is.

De verantwoordelijke portefeuillehouder dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen, indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden. Niet de voorzitter, maar het verantwoordelijk collegelid of de burgemeester geeft daarom het antwoord.

 

Technische vragen

Het karakter van deze vragen is primair informatief en niet politiek van aard. Het betreft vragen naar feiten.

Technische vragen dienen in de beeldvormende fase gesteld te worden. Het stellen van technische vragen in de eerste of tweede termijn van de Oordeelsvormende en Besluitvormende vergaderingen is niet toegestaan.

Dit vraagt om een voorzitter die hier scherp op toeziet, een wethouder die deze vragen teruggeeft aan de voorzitter en om commissie/raadsleden die elkaar op dit punt durven aan te spreken.

 

In oordeelsvormende vergaderingen worden politieke vragen gesteld. In de besluitvormende vergaderingen worden verantwoordingsvragen gesteld.

Voorafgaand aan de oordeelsvormende commissie SBBV en R&F vindt een collegespreekuur plaats.

Op dit spreekuur kunnen vragen gesteld worden en reacties of ideeën worden meegegeven.

In de besluitvormende raadsvergadering worden geen vragen meer aan het college gesteld. Het college kan wel reactie geven op moties/amendementen/actualiteiten-debat.

 

Artikel 40. Inlichtingen

In dit artikel wordt een procedurele uitwerking gegeven van de inlichtingenplicht die het college en de burgemeester hebben ten opzichte van de raad. Naast een ingewikkelde inrichting van de bestuursbevoegdheden bevat de Gemeentewet ook behoorlijk aangescherpte regels over de inlichtingenplicht van het college ten opzichte van de raad. Deze regels beogen de politieke verantwoordelijkheid van het college te activeren en de eindverantwoordelijkheid van de raad te bevestigen. Daar is in de eerste plaats de passieve inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 169, derde lid Gemeentewet. Dat is de klassieke informatieplicht die het college opdraagt de door de raad gevraagde inlichtingen te verstrekken, tenzij het openbare belang zich daartegen verzet. Dit recht om inlichtingen te vragen komt eveneens toe aan individuele raadsleden. Daarmee is een waarborg in het leven geroepen dat voorkomt dat een raadsmeerderheid om (partij)politieke redenen belemmeringen opwerpt tegen het vragen van inlichtingen door een raadslid of raadsminderheid.

Wel kan de raad via het Reglement van orde op grond van doelmatigheidsoverwegingen een zekere ordening aanbrengen in de wijze waarop het inlichtingenrecht wordt uitgeoefend. De raad gaat immers over de agenda en de vergaderorde. De weigeringsgrond ‘tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang’ is wettelijk objectief en algemeen omschreven. De wetgever beoogde daarmee dat een beroep daarop in de praktijk als een hoge uitzondering op de algemene regel zou moeten worden gebruikt.

 

In de praktijk bestaan verschillende wettelijke en politieke figuren om als raad en college met elkaar te communiceren buiten de openbaarheid. De openbaarheid van stukken en vergaderingen bijvoorbeeld kan al dan niet tijdelijk worden opgeheven. Er bestaat een algemene actieve inlichtingenplicht ex art. 169, tweede lid Gemeentewet. Deze verplicht het college uit eigen beweging de raad alle inlichtingen te verstrekken die hij nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Blijkbaar moet het college permanent nagaan welke informatie de raad behoeft voor een goede taakvervulling. Hier liggen grote politieke risico’s als de raad het college in het ongewisse laat over de aard en omvang van de gewenste informatie. In het geval dat raad en college daarover geen afspraken maken is de kans groot dat het college de raad veiligheidshalve overstelpt met papier. Van controleren komt dan weinig terecht en bovendien zijn we dan weer terug in de cultuur van meeregeren uit het monistische tijdperk. Dezelfde risico’s doen zich voor met betrekking tot in een tweede actieve, meer specifieke inlichtingenplicht. Artikel 169, vierde lid Gemeentewet verplicht het college de raad vooraf te informeren over de voorgenomen uitoefening van een gemeentewettelijke bestuursbevoegdheid als bedoeld in art.160, eerste lid, onder e, f, g en h, indien de toepassing daarvan ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente of indien raad daarom verzoekt. Het college mag dan niet eerder een besluit nemen dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen naar voren te brengen. Overigens kent ook deze actieve informatieplicht de nodige vaagheid. Wat is ingrijpend? Het antwoord op deze vraag moet volgens de wetgever worden gevonden in de plaatselijke omstandigheden. Waarschijnlijk heeft de wetgever het oog gehad op substantiële financiële gevolgen van privaatrechtelijke overeenkomsten. Blijkbaar moeten raad en college hier zelf een modus voor vinden. Een andere vraag is nog of ook deze inlichtingenplicht wordt beperkt door de weigeringsgrond van het openbaar belang als bedoeld in het derde lid van de art. 169 en 180 Gemeentewet. Deze vraag kan bevestigend worden beantwoord op basis van ongeschreven gemeenterecht. Het verstrekken van inlichtingen kan overigens niet via de rechter worden afgedwongen.

 

Artikel 41. Actualiteitendebat

De media-aandacht voor de lokale politiek kan hiermee worden vergroot. In dit actualiteitendebat heeft de raad de mogelijkheid over vooraf ingebrachte onderwerpen met de andere leden van de gemeenteraad het debat te voeren. De onderwerpen dienen actueel en van politiek en/of maatschappelijk belang te zijn.

De voorzitter toetst dit, hierin geadviseerd door de griffier. Het actualiteitendebat dient door minimaal drie partijen te worden aangevraagd. Hierdoor wordt een breder draagvlak gecreëerd.

Naar boven