De gemeenschappelijke regeling de Zeeuwse Muziekschool

 

 

 

 

Inhoudsopgave

 

 

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

HOOFDSTUK 2: BELANG, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

HOOFDSTUK 3: ALGEMEEN BESTUUR

HOOFDSTUK 4: DAGELIJKS BESTUUR

HOOFDSTUK 5: DE VOORZITTER

HOOFDSTUK 6: DE DIRECTEUR

HOOFDSTUK 7: INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG

HOOFDSTUK 8: HET PERSONEEL

HOOFDSTUK 9: FINANCIELE BEPALINGEN

HOOFDSTUK 10: HET ARCHIEF

HOOFDSTUK 11: TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING, GESCHILLEN, OPHEFFING EN LIQUIDATIE

HOOFDSTUK 12: SLOTBEPALINGEN

 

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING DE ZEEUWSE MUZIEKSCHOOL

 

De raden, de colleges en de burgemeester van de gemeenten Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Middelburg, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Tholen en Veere ieder voor zover zij bevoegd zijn;

 

overwegende dat op het gebied van in stand houden en exploiteren van een Zeeuwse Muziekschool, samenwerking tussen gemeenten in de regio geboden is;

 

Gehoord de deelnemende gemeenteraden in voorjaar 2020

 

Gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, het Besluit begroting en verantwoording provincies en deelnemende gemeenten

 

Besluiten:

 

De gemeenschappelijke regeling de Zeeuwse Muziekschool die per 1 januari 1984 is aangegaan, in overleg met de VZG per 25 juni 2020 te wijzigen:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

1. Deze regeling verstaat onder:

a) de Zeeuwse Muziekschool: het openbaar lichaam genoemd in artikel 2;

b) gemeenten: de bij de regeling aangesloten gemeenten i.c. Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Middelburg, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Tholen en Veere;

c) gemeentebesturen: de gemeenteraden en de colleges van burgemeester en wethouders, burgemeesters ieder voor zover zij bevoegd zijn;

d) Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland;

e) de regeling: de gemeenschappelijke regeling de Zeeuwse Muziekschool;

f) Wgr: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

g) BBV: Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

 

2. Artikelen en bepalingen uit andere regelingen zijn van overeenkomstige toepassing ‘de gemeente’, ‘de raad’, ‘het college’ en ‘de burgemeester’ te worden gelezen onderscheidenlijk: ‘het openbaar lichaam’, ‘het algemeen bestuur’, ‘het dagelijks bestuur’ en ‘de voorzitter’.

Artikel 2: Openbaar lichaam

Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam de Zeeuwse Muziekschool gevestigd in de gemeente Middelburg.

1. Het rechtsgebied van de Zeeuwse Muziekschool omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

2. De regeling is aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 3: Doel/Missie

Het openbaar lichaam is ingesteld om de gezamenlijke belangen van de deelnemers te behartigen op het gebied van kunst educatieve activiteiten, waaronder instrumentaal en vocaal muziekonderwijs en muzikale vorming in de ruimste zin wordt uitgeoefend.

Artikel 4: Bestuursorganen

De gemeenschappelijke regeling De Zeeuwse Muziekschool kent de volgende bestuursorganen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

HOOFDSTUK 2: BELANG, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 5: Belang

De gemeenschappelijke regeling de Zeeuwse Muziekschool voert, de in artikel 6 genoemde regelingen uit.

 

 

 

 

Artikel 6: Taken en bevoegdheden

1. De gemeenschappelijke regeling de Zeeuwse Muziekschool bevordert door middel van muziekonderwijs de participatie in kunst en cultuur met het doel om een bijdrage te leveren aan de actieve en passieve ontwikkeling van kinderen, jongeren, volwassenen en de samenleving.

2. De gemeenschappelijke regeling de Zeeuwse Muziekschool kan met instemming van het algemeen bestuur ook diensten aan andere gemeenten verlenen.

Artikel 7: Bezwaar en beroep

Het algemeen bestuur is bevoegd tot het vaststellen van een verordening als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 8: Klachtrecht

Het algemeen bestuur is bevoegd tot het vaststellen van een verordening over de behandeling van klachten als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 3: ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 9: Samenstelling

1. Het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling de Zeeuwse Muziekschool bestaat uit 10 leden.

2. De raad van iedere deelnemende gemeente wijst een lid en een plaatsvervangend lid uit de leden van het college aan. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege zodra het lid zijn functie bij de gemeente verliest.

3. De raden van de deelnemende gemeenten beslissen in beginsel binnen één maand na de benoeming van de wethouders van elke zittingsperiode over de aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur.

4. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester en hun plaatsvervangers aan.

5. De leden van het algemeen bestuur die tussentijds ontslag nemen, stellen de voorzitter van het algemeen bestuur evenals de raad die hen heeft aangewezen hiervan op de hoogte. Het ontslag is onherroepelijk.

6. Leden van het algemeen bestuur die ontslag hebben genomen, behouden hun lidmaatschap tot in hun opvolging is voorzien.

7. De aanwijzing voor de vervulling van plaatsen die zijn opengevallen, vindt binnen twee maanden plaats door de raad die het aangaat.

8. Het algemeen bestuur kan personen uitnodigen als adviseur aan de vergadering deel te nemen.

9. Indien de secretaris en de penningmeester geen lid zijn van het algemeen bestuur hebben zij in de vergadering van het algemeen bestuur slechts een adviserende stem. Het algemeen bestuur kan hun aanwijzing te allen tijde intrekken.

Artikel 10: Bevoegdheden van het algemeen bestuur

1. Aan het algemeen bestuur komen in het kader van deze regeling alle bevoegdheden toe, die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen. Het algemeen bestuur kan alle bevoegdheden delegeren aan het dagelijks bestuur, tenzij de aard van de bevoegdheid zich tegen delegatie verzet.

2. De volgende bevoegdheden van het algemeen bestuur zijn niet overdraagbaar:

a) het aanwijzen van een voorzitter, een secretaris en een penningsmeester, en diens plaatsvervangers en de overige leden van het dagelijks bestuur;

b) het benoemen, schorsen en ontslaan van de directeur en diens waarnemer;

c) het vaststellen van de begroting met de beleidsmatige en financiële meerjarenraming, respectievelijk begrotingswijzigingen en de jaarstukken;

d) het vaststellen van de lesgeldtarieven;

e) het vaststellen van een reglement van orde;

f) het vaststellen van de Financiële verordening en de Controle verordening;

g) het vaststellen van een verordening tot instelling van een commissie ex artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht, en de verordening voor de behandeling van klachten als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht;

h) het doen van voorstellen tot wijziging, toetreding, uittreding en opheffing van deze gemeenschappelijke regeling;

i) het vaststellen van een directiestatuut;

j) het instellen van commissies als bedoeld in artikel 24 en 25 van de Wgr.

3. Aan het Algemeen Bestuur komt in het kader van de vanaf 1 januari 2020 geldende Wet normalisering rechtspositie ambtenaren, het recht toe te besluiten tot de oprichting van en deelneming in verenigingen voor zover dat nodig is voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.

Artikel 11: Werkwijze

1. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast en brengt dit ter kennis van Gedeputeerde Staten en de deelnemende gemeenten.

2. Het algemeen bestuur vergadert zo vaak als hij daartoe heeft besloten, maar minimaal twee keer per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee leden van het algemeen bestuur dit verzoeken (onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen).

3. In het laatste geval wordt de vergadering binnen twee weken plaats (art. 17 Gemeentewet en art. 22 Wgr).

4. De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

5. Tegelijkertijd met de oproep maakt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering openbaar. De agenda en de daarbij behorende voorstellen, met uitzondering van de in artikel 25 lid 2, Gemeentewet, genoemde stukken waarop geheimhouding is opgelegd, worden tegelijkertijd met de oproep ter inzage gelegd. (art. 19 Gemeentewet en art. 24 Wgr.)

6. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

7. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde deel van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig acht.

8. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.

9. In de vergaderingen van het algemeen bestuur wordt bij stemmingen het gewicht van de stem van het door de betreffende gemeente aangewezen lid bepaald door de som van het bedrag in euro’s dat de deelnemende gemeente in het lopende begrotingsjaar bijdraagt in de vaste kosten, de niet-toerekenbare kosten en de variabele kosten, afgerond naar boven op een veelvoud van 100.000, gedeeld door de factor 100.000.

10. Uit de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing het bepaalde in artikel 20 (quorum voor opening van de vergadering), artikel 22 (onschendbaarheid, verschoningsrecht), artikel 26 (handhaving orde vergadering), artikel 28 (niet-deelname aan de stemming), artikel 29 (quorum voor geldige stemming), artikel 30 (tot stand komen besluit), artikel 31 (geheime stembriefjes), artikel 32 (overige stemmingen) en artikel 33 (ambtelijke bijstand leden van

het algemeen bestuur).

Artikel 12: Besloten vergadering – geheimhouding

Op grond van de belangen benoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur over de geheimhouding van de inhoud van stukken is het bepaalde in artikel 23, leden 1 tot en met 4 van de Wgr van toepassing. In een besloten vergadering van het algemeen bestuur worden geen besluiten genomen over de begroting met de beleidsmatige en financiële meerjarenramingen, begrotingswijzigingen, de jaarstukken en het liquidatieplan.

HOOFDSTUK 4: DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 13: Samenstelling

1. Het dagelijks bestuur bestaat ten minste uit een voorzitter, een secretaris en een penningsmeester en een lid.

2. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen door en uit het algemeen bestuur. Zij worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur nadat in overeenstemming met artikel 9 de leden van het algemeen bestuur zijn aangewezen.

3. De aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die openvallen, vindt plaats binnen twee maanden na de melding van de opengevallen plaats.

4. Het dagelijks bestuur heeft minder leden dan de helft van het algemeen bestuur.

5. Het dagelijks bestuur kan personen uitnodigen als adviseur aan de vergadering deel te nemen.

6. De leden van het dagelijks bestuur, niet zijnde lid van het algemeen bestuur, kunnen een tegemoetkoming in de kosten ontvangen. Het algemeen bestuur stelt de bedragen van de tegemoetkomingen op jaarbasis vast.

Artikel 14: Einde lidmaatschap

1. Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt indien het lid ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur.

2. De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraad afloopt. Zij blijven hun functie waarnemen tot het moment dat het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling nieuwe leden voor het dagelijks bestuur heeft aangewezen.

3. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur geniet. In dit geval is het bepaalde in artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel 15: Werkwijze

1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of een ander lid van het dagelijks bestuur dit nodig acht met opgave van de te behandelen onderwerpen. De vergadering vindt plaats binnen twee weken nadat het verzoek is ingekomen.

2. Voor zover deze regeling niet anders bepaalt, kan het dagelijks bestuur zijn werkzaamheden verdelen over zijn leden. Het dagelijks bestuur deelt zijn besluiten daarover mee aan het algemeen bestuur.

3. Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen. Als de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

4. Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen, dat aan het algemeen bestuur ter kennisneming wordt overgelegd.

5. Voor de besluitvorming in het dagelijks bestuur en de verplichting tot geheimhouding zijn de overeenkomstige bepalingen zoals die zijn opgenomen in de Gemeentewet voor het college van toepassing.

Artikel 16: Taak

De taak van het dagelijks bestuur is:

1. Het uitvoeren van alle taken en bevoegdheden die op grond van de in artikel 6 genoemde wetten en algemeen verbindend voorschriften aan de colleges van burgemeester en wethouders toekomen.

2. Voorts is het dagelijks bestuur belast met:

a. de beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

b. regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

c. het beheer van de eigendommen en geldmiddelen van de gemeenschappelijke regeling de Zeeuwse Muziekschool;

d. de dagelijkse zorg ten aanzien van alle belangen van de Zeeuwse Muziekschool;

e. het nemen van conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en het verlies van recht of bezit;

f. het houden van een voortdurend toezicht op het beheer en de exploitatie van de gemeenschappelijke regeling de Zeeuwse Muziekschool, evenals op al wat de gemeenschappelijke regeling de Zeeuwse Muziekschool aangaat, waaronder de zorg voor de archiefbescheiden;

g. Het benoemen, schorsen en ontslaan van het personeel met uitzondering van de directeur en diens waarnemer.

h. het behartigen van de belangen van de gemeenschappelijke regeling de Zeeuwse Muziekschool bij andere overheidslichamen en instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor de gemeenschappelijke regeling de Zeeuwse Muziekschool van belang is.

3. Het dagelijks bestuur heeft de verplichting om het algemeen bestuur actief inlichtingen te verstrekken.

HOOFDSTUK 5: DE VOORZITTER

Artikel 17: Benoeming en Taak

1. De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen.

2. Het algemeen bestuur kan de voorzitter ontslag verlenen, indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

3. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

4. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, aan te wijzen door het dagelijks bestuur.

5. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

6. De voorzitter vertegenwoordigt de gemeenschappelijke regeling de Zeeuwse Muziekschool in en buiten rechte. De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door deze aan te wijzen gemachtigde.

7. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente, die partij is in een geding waarbij de gemeenschappelijke regeling de Zeeuwse Muziekschool is betrokken, wordt de gemeenschappelijke regeling de Zeeuwse Muziekschool door een ander, door het dagelijks bestuur aan te wijzen, lid van het dagelijks bestuur vertegenwoordigd.

HOOFDSTUK 6: DE DIRECTEUR

Artikel 18: Functie, Benoeming en Taak

1. De bestuursorganen van de dienst worden bijgestaan door een directeur, aan wie in het dagelijks bestuur een adviserende stem toekomt. De directeur vervult ten behoeve van het algemeen bestuur en ten behoeve van het dagelijks bestuur de taak van adviseur.

2. De directeur wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur.

3. De directeur is belast met de dagelijkse leiding van de gemeenschappelijke regeling de Zeeuwse Muziekschool.

4. De directeur ondertekent mede alle stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan.

5. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directeur worden vastgesteld in een statuut. Het statuut wordt vastgesteld door het algemeen bestuur.

6. De directeur is verantwoording schuldig aan het dagelijks bestuur.

7. De directeur is bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden.

HOOFDSTUK 7: INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG

Artikel 19: Intern

1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, samen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

2. Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.

3. Zij geven samen, dan wel afzonderlijk, aan het bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoeken, alle gevraagde inlichtingen.

4. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, al dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur bezit. In dit geval is het bepaalde in artikel 49 en verder van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

5. De leden 1 tot en met 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem gevoerde bestuur.

Artikel 20: informatieverstrekking door het algemeen en dagelijks bestuur

1. Het algemeen en het dagelijks bestuur geven aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

2. Het algemeen en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer raden worden verlangd.

3. Die informatie wordt in dat geval ook verstrekt aan de overige raden.

Artikel 21: informatieverstrekking door individuele leden van het algemeen bestuur

1. Een lid of een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur is aan de raad door wie hij is benoemd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 Wgr, verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad aangegeven wijze.

2. Een lid of een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur kan door de raad waarbinnen dit lid functioneert, worden ontslagen, indien dit lid niet meer het vertrouwen van de raad bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 22: Bekendmaking

Besluiten van het bestuur van een openbaar lichaam, die algemeen verbindende voorschriften inhouden, zijn pas geldig als deze via het gemeenteblad bekend zijn gemaakt.

Artikel 23: Inwerkingtreding

De bekend gemaakte besluiten zijn van kracht op de achtste dag na de dag van de bekendmaking, tenzij in deze besluiten daarvoor een ander tijdstip is aangewezen.

HOOFDSTUK 8: HET PERSONEEL

Artikel 24: Personeel

1. Bij de gemeenschappelijke regeling de Zeeuwse Muziekschool is personeel werkzaam.

2. Het algemeen bestuur stelt voor het personeel van de gemeenschappelijke regeling de Zeeuwse Muziekschool de arbeidsvoorwaardenverordening de collectieve arbeidsovereenkomst Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties (cao SGO) vast.

3. Het algemeen bestuur beslist over de toepassing van overige arbeidsvoorwaarden.

4. Aanstelling, schorsing en ontslag van personeel geschieden door het dagelijks bestuur, behoudens het bepaalde in artikel 10, lid 2, sub b.

HOOFDSTUK 9: FINANCIELE BEPALINGEN

Artikel 25: Begrotingsprocedure

1. Het dagelijks bestuur stuurt jaarlijks vóór 15 april de ontwerpbegroting voor het komende kalenderjaar met de beleidsmatige en financiële meerjarenramingen voor de drie daarop volgende jaren van de gemeenschappelijke regeling de Zeeuwse Muziekschool aan de raden van de deelnemende gemeenten. Het bepaalde in art. 190 lid 1 van de Gemeentewet is van toepassing evenals het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV)

2. De ontwerpbegroting met de beleidsmatige en financiële meerjarenramingen wordt door de gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Het bepaalde in artikel 190 lid 2 en 3 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

3. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen acht weken na ontvangst van de ontwerpbegroting met de beleidsmatige en financiële meerjarenramingen het dagelijks bestuur hun zienswijze aangeven. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin de zienswijze van de raden zijn vervat, bij de ontwerpbegroting met de beleidsmatige en financiële meerjarenramingen, die aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

4. Het dagelijks bestuur stuurt de begroting binnen twee weken na vaststelling met de beleidsmatige en financiële meerjarenramingen, maar in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Gedeputeerde Staten.

5. Nadat deze is vastgesteld, stuurt het algemeen bestuur de begroting met de beleidsmatige en financiële meerjarenramingen aan de raden van de deelnemende gemeenten.

6. Op wijzigingen van de begroting zijn voorgaande bepalingen van overeenkomstige toepassing.

7. Het bestuur geeft de deelnemende gemeenten de gelegenheid om wensen en bedenkingen in te geven over begrotingswijzigingen. Een begrotingswijziging blijft achterwege voor uitgaven die binnen een programma van de eigen begroting kunnen worden opgevangen en/of die geen belangrijke beleidswijzigingen betreffen en/of geen structurele gevolgen hebben voor de begroting van het volgende jaar en/of volgende jaren.

Artikel 26: Bijdragen van de gemeenten

1. De deelnemende gemeenten verplichten zich bij te dragen in de kosten van de Zeeuwse Muziekschool zijnde vaste kosten, niet-toerekenbare kosten en variabele kosten.

a. De kosten worden als volgt over de deelnemende gemeenten omgeslagen:

 

bijdrage in de vaste kosten volgens de formule:

 

aantal inwoners deelnemende gemeente (per 1 jan begrotingsjaar)

---------------------------------------------------------------------- x totaal vaste kosten

totaal aantal inwoners deelnemende gemeenten

 

bijdrage in de niet-toerekenbare kosten volgens de formule:

 

totaal aantal docentenuren deelnemende gemeente

----------------------------------------------------------- X totaal niet-toerekenbare kosten

totaal aantal docentenuren alle deelnemende gemeenten

 

bijdrage in de variabele kosten:

het, met inachtneming van het bepaalde in artikel 26 lid 2, met de gemeente overeengekomen budget.

 

b. Onder vaste kosten worden verstaan de huisvestingskosten van de Zeeuwse Muziekschool over het betreffende kalenderjaar, voor zover deze door het algemeen bestuur als redelijk zijn aangemerkt.

c. De niet-toerekenbare kosten zijn de overige kosten die niet rechtstreeks aan de onderwijssectoren worden toegerekend, namelijk de inhoudelijke overheadkosten, de overige personele verplichtingen, de administratie- en organisatiekosten en de algemene kosten en baten.

d. Er kan een voorziening worden gevormd tot een maximum van 5% van de totale begroting, waaruit incidentele tekorten op de exploitatierekening kunnen worden bestreden. Deze voorziening wordt gevoed door en aangewend voor het verschil tussen het effectieve en begrote bedrag voor organisatiekosten en de overige zelf verworven inkomsten.

e. De variabele kosten zijn de personeelskosten voor docenten en de diverse uitvoeringskosten, die rechtstreeks aan de onderwijssectoren zijn toe te rekenen.

f. Kosten en baten, voortvloeiend uit eventuele verschillen tussen de normatief vastgestelde en de werkelijk afgenomen docentenuren worden ten laste van, respectievelijk ten gunste van een voorziening variabele en niet-toerekenbare kosten gebracht. Deze voorziening is gebonden aan een maximum van 2,5% van de loongevoelige kosten en wordt tevens gevoed door en aangewend voor het effectieve en begrote bedrag voor, vervangingskosten, wachtgelden, kosten garantie-uren en andere personele lasten. Indien de voorziening in enig jaar niet toereikend is om de kosten uit te bestrijden, dan worden deze in verhouding tot het aantal normatief vastgestelde docentenuren door de gemeenten gedragen.

2. Het algemeen bestuur stelt jaarlijks in de begroting het budget voor de docentenuren vast volgens de in de begroting opgenomen onderwijssectoren.

a. Het dagelijks bestuur zendt vóór 1 januari ten behoeve van de nog vast te stellen begroting een opgavenformulier aan de raden van de deelnemende gemeenten. Hierin wordt een prognose gegeven van de kosten per docentenuur per onderwijssector en een voorstel gedaan voor de af te nemen docentenuren per onderwijssector. De gemeenten zenden dit formulier, met de door de gemeente normatief vastgestelde af te nemen docentenuren, vóór 15 februari retour.

Indien het dagelijks bestuur geen opgave heeft ontvangen dient de betreffende gemeente het in de prognose opgenomen budget af te nemen.

b. De vermindering van het budget ten opzichte van de laatste vastgestelde begroting is, behoudens het bepaalde sub c van dit artikel, gebonden aan een maximum.

Het budget van de deelnemende gemeente voor de variabele kosten mag niet meer dan 5% worden verminderd. Daarbij dient eerst rekening gehouden te worden met de trendmatige fluctuatie van de kosten.

c. Indien de toepassing van de 5% vermindering genoemd onder b. leidt tot een verlaging van de totale gemeentelijke bijdragen van het variabele kostenbestanddeel (genoemd in art. 26 sub a) met meer dan 2% van de laatst vastgestelde begroting, vermeerderd met de trendmatige, fluctuatie van de kosten, dan wordt de vermindering van het budget van de betreffende gemeente zodanig evenredig verlaagd, dat de eerder genoemde 2% niet wordt overschreden.

Het dagelijks bestuur dient de conceptbegroting daarmee in overeenstemming te brengen.

3. Indien de vermindering van het budget voor variabele kosten leidt tot extra personeelslasten, voortvloeiend uit het op de Zeeuwse Muziekschool van toepassing verklaarde rechtspositieregelingen, door teruggang van het aantal formatieplaatsen, zullen de betreffende gemeenten hier extra bijdragen voor beschikbaar stellen, in verhouding tot de mate, waarin de budgetverminderingen door die gemeenten de teruggang van het aantal formatieplaatsen hebben veroorzaakt.

4. De deelnemende gemeenten zijn verplicht op verzoek van het Dagelijks Bestuur het bedrag van de in de begroting geraamde bijdrage bij wijze van voorschot, in vier gelijke termijnen, aan de Zeeuwse Muziekschool uit te keren, met dien verstande dat het gehele voorschot voor het einde van ieder cursusjaar is voldaan. De eerste termijn is op 1 februari verschuldigd, de tweede op 1 april, de derde op 1 juni en de vierde op 1 augustus. Bij niet tijdige betaling is de wettelijke rente verschuldigd.

5. De deelnemers zullen er steeds zorg voor dragen dat de gemeenschappelijke regeling over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen te kunnen voldoen.

6. Indien aan het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doe het algemeen bestuur onverwijld aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

Artikel 27: Reserve

1. De gemeenschappelijke regeling de Zeeuwse Muziekschool vormt een reserve ten laste van de gemeentelijke bijdragen aan de uitvoeringskosten tot maximaal 5% van de jaaromzet, inclusief de bijdrage van de deelnemers.

2. Kennelijke onbillijkheden die uit de toepassing van dit artikel voortvloeien, worden ter beslissing voorgelegd aan het dagelijks bestuur. Bij beslissingen op gemeentelijke verzoeken hierover past het dagelijks bestuur de afspraken tussen de deelnemende gemeenten over de te vormen reserve toe.

Artikel 28: Jaarstukken

1. Het dagelijks bestuur legt vóór 15 april aan het algemeen bestuur verantwoording af over het afgelopen kalenderjaar, onder overlegging van de opgestelde jaarstukken en een berekening van de door de deelnemende gemeenten te betalen bijdrage, naast het rapport van de met de controles belaste accountant.

2. De jaarstukken worden gelijktijdig ter informatie aan de raden van de deelnemende gemeenten toegezonden.

3. Het algemeen bestuur onderzoekt de jaarstukken en stelt haar vast uiterlijk 1 juli, volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft, evenals de bijdragen die de deelnemende gemeenten betalen in het eventuele exploitatietekort.

4. De jaarstukken worden binnen twee weken na de vaststelling aan Gedeputeerde Staten gezonden, maar vóór 15 juli.

5. Het besluit tot vaststelling van de jaarstukken verleent – voor zover het de daarin opgenomen ontvangsten en uitgaven betreft – het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in bewijsstukken en/of andere onregelmatigheden.

HOOFDSTUK 10: HET ARCHIEF

Artikel 29: Archief

1. Het dagelijks bestuur is belast met de zorg en het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden, overeenkomstig een door het algemeen bestuur, met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet vast te stellen regeling.

2. Deze regeling wordt aan Gedeputeerde Staten toegestuurd.

2. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het algemeen bestuur een archiefbewaarplaats aan.

HOOFDSTUK 11: TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING, GESCHILLEN, OPHEFFING EN LIQUIDATIE

Artikel 30: Toetreding, uittreding

1. Het bestuur van de gemeente die wenst toe te treden, richt het verzoek hiertoe aan het algemeen bestuur.

2. Het algemeen bestuur stuurt het verzoek als bedoeld in lid 1 na ontvangst door aan de besturen van de deelnemende gemeenten onder overlegging van zijn advies over de toetreding en de eventueel daaraan te verbinden voorwaarden.

3. Toetreding vindt plaats indien de deelnemende gemeenten daarmee instemmen.

4. Elke gemeente kan bij besluit van de raad en het college bepalen dat de deelneming aan deze gemeenschappelijke regeling wordt opgezegd.

5. Van het besluit als bedoeld in het voorgaande lid wordt uiterlijk drie kalendermaanden vóór het einde van het kalenderjaar kennisgegeven aan het algemeen bestuur.

6. Na inwerkingtreding van de regeling, is uittreding door deelnemers gedurende een periode van vijf kalenderjaren niet mogelijk. Na het verstrijken van deze periode is uittreding te allen tijde mogelijk, mits daarvan conform het vierde lid, met een opzegtermijn van tenminste twee kalenderjaren, van tevoren schriftelijk aankondiging is gedaan en mits wordt voldaan aan de daaraan door het algemeen bestuur te stellen voorwaarden.

7. Het algemeen bestuur regelt de financiële gevolgen evenals de overige gevolgen van de uittreding.

8. Voor de vaststelling van de financiële gevolgen als bedoeld in lid 7 wordt door de gemeenschappelijke regeling de Zeeuwse Muziekschool en de uittredende gemeente gezamenlijk advies gevraagd aan een onafhankelijke externe deskundige. Het advies van deze deskundige is voor partijen bindend. De kosten voor het inschakelen van de deskundige zijn voor rekening van de uittredende gemeente.

9. Elk besluit tot toe- of uittreding van een gemeente wordt direct aan de colleges en raden van de deelnemende gemeenten en Gedeputeerde Staten en aan het Handelsregister Kamer van Koophandel gestuurd.

10. Het algemeen bestuur zorgt voor alle openbaarmaking als er sprake is van wijziging, verlenging of opheffing van de regeling of toetreden en uittreding van deelnemende gemeenten.

Artikel 31: Wijziging (wijziging heeft geen betrekking op het toekennen van nieuwe taken)

1. De regeling wordt gewijzigd, indien de raden en/of de colleges van twee derde van de deelnemende gemeenten daartoe eensluidend besluiten.

2. Voorstellen tot wijziging van de regeling kunnen worden gedaan door het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of één of meer van de raden van de deelnemende gemeenten.

3. Voorstellen uitgaande van het algemeen bestuur worden toegezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten, die drie maanden na ontvangst ter zake een besluit nemen en dat direct aan het algemeen bestuur melden.

4. Voorstellen uitgaande van één of meer deelnemende gemeenten worden toegezonden aan het algemeen bestuur, dat het voorstel met zijn beschouwingen ter zaken binnen acht weken aan de raden van de deelnemende gemeenten doet toekomen, waarna deze deelnemende gemeenten en het algemeen bestuur verder handelen conform het bepaalde in het vorige lid van dit artikel.

5. De bij wet voorgeschreven toezending van de wijziging aan Gedeputeerde Staten en aan het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel, geschiedt door het dagelijks bestuur.

Artikel 32: Geschillen

1. Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 Wgr de beslissing van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een geschillencommissie.

2. De geschillencommissie bestaat uit drie leden. Een lid wordt aangewezen door het algemeen bestuur en een lid wordt aangewezen door de betrokken gemeente(n). Deze twee leden wijzen gezamenlijk een derde lid aan dat tevens als voorzitter van de commissie optreedt.

3. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.

4. De geschillencommissie brengt advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

5. Indien het advies van de commissie niet leidt tot oplossing van het gerezen geschil wordt bij het verzoek om een beslissing van Gedeputeerde Staten een afschrift van het advies van de commissie gevoegd.

Artikel 33: Ontbinding en liquidatie

1. Deze regeling kan worden ontbonden, op voorstel van het algemeen bestuur, gelezen artikel 9 Wgr, bij een daartoe strekkend besluit van de raden en de colleges van tenminste twee derde van de deelnemende gemeenten.

2. In geval van een besluit tot ontbinding van de gemeenschappelijke regeling, als bedoeld in het vorige lid, stelt het algemeen bestuur daarvoor een liquidatieplan op ter vereffening van het vermogen van de regeling. Een zodanig besluit wordt met een twee derde meerderheid genomen, gehoord de raden van de deelnemende gemeenten. Een liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten alle rechten en verplichtingen van de gemeenschappelijke regeling over de deelnemende gemeenten te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

3. Het liquidatieplan voorziet in de verplichtingen van de gemeenten en de financiële gevolgen van de ontbinding van de regeling.

4. Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de ontbinding heeft voor het personeel.

5. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

6. Het besluit tot ontbinding of tot wijziging van deze regeling wordt direct gezonden aan de gemeenten en Gedeputeerde Staten, mede met het oog op de vereiste goedkeuring door Gedeputeerde Staten van de wijziging van de regeling conform de artikelen 26, 27 en 29 Wgr, alsmede naar het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel van het ressort waaronder de regeling valt.

7. De organen van de gemeenschappelijke regeling blijven ook na het tijdstip van ontbinding in functie, totdat de vereffening is voltooid.

8. Gedurende de vereffening wordt de aanduiding van de regeling aangevuld met de afkorting van ‘in liquidatie’, zodat het opschrift komt te luiden: “(gemeenschappelijke regeling de Zeeuwse Muziekschool i.l.)”

HOOFDSTUK 12: SLOTBEPALINGEN

Artikel 34: Overgangsbepaling

Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter van het openbaar lichaam blijven hun functies vervullen tot de zittingsperiode van de gemeenteraden is beëindigd en in hun opvolging is voorzien.

Artikel 35: Inwerkingtreding

1. Het college van de gemeente Middelburg zorgt voor het inzenden van de regeling, alsmede besluiten tot wijziging of opheffing daarvan aan Gedeputeerde Staten en de Kamer van Koophandel.

2. De deelnemende gemeenten zorgen voor inschrijving in het register, als bedoel in artikel 27, lid 1, Wgr.

3. Het college van de gemeente Middelburg zorgt namens alle deelnemende gemeenten voor bekendmaking in een regionaal dagblad. De kosten daarvan komen ten laste van de regeling.

4. De regeling treedt in werking na opname in het door Gedeputeerde Staten bij te houden register, evenals in Handelsregister bij de Kamer van Koophandel.

5. De gemeenschappelijke regeling de Zeeuwse Muziekschool is de werkzaamheden gestart op 1 januari 1984.

Artikel 36: Slotbepaling

In gevallen waarin de regeling niet voorziet beslist het algemeen bestuur.

 

 

 

Artikel 37: Evaluatie

De regeling wordt elke 4 jaar geëvalueerd. De evaluatie heeft vooral betrekking op de vraag of de samenwerking de doelen die zij zich heeft gesteld ook heeft bereikt tegen de kosten die hiervoor waren uitgetrokken. Daarnaast dient ook gekeken te worden naar de uitvoering van de specifieke taken. De manier waarop de samenwerking heeft gefunctioneerd, is eveneens onderdeel van de evaluatie.

Artikel 38: Titel

De regeling kan worden aangehaald als ‘Gemeenschappelijke Regeling de Zeeuwse Muziekschool’.

 

Opgericht per 1 januari 1984

Herzien per 29 juni 2017

Herzien per januari 2020

 

Aldus besloten in de collegevergaderingen van de deelnemende gemeenten

Aldus besloten in de openbare raadsvergaderingen van de deelnemende gemeenten

Naar boven