Gemeenteblad van Eindhoven
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Eindhoven | Gemeenteblad 2022, 539236 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Eindhoven | Gemeenteblad 2022, 539236 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Erfgoedverordening gemeente Eindhoven
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend dat de raad van de gemeente Eindhoven;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 oktober 2022,
gelet op de artikelen 3.16 en 9.1 van de Erfgoedwet, gelezen in samenhang met de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
op 29 november 2022 heeft besloten vast te stellen de Erfgoedverordening gemeente Eindhoven
In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:
bestemmingsplan (na inwerkingtreding van de Omgevingswet omgevingsplan) : door de raad vastgesteld plan waarin ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening of na de inwerkingtreding van de Omgevingswet het omgevingsplan met de regels voor de fysieke leefomgeving;
bodemingreep/-verstoring: aantasting van een gebied met archeologische (verwachtings)waarden. Dit kan zich voordoen bijvoorbeeld door: erosie, afgraving of egalisatie; door (diepe) bewerking van de bovengrond; door zetting als gevolg van ophoging en door ingrepen met geleidelijk negatief effect (verdroging, verzuring, doorworteling);
commissie ruimtelijke kwaliteit (na inwerkingtreding van de Omgevingswet de adviescommissie Omgevingskwaliteit):de overeenkomstig artikel 15 van de Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak burgemeester en wethouders en de raad op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Erfgoedwet 2016, de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), deze verordening en het erfgoedbeleid of, na inwerkingtreding van de Omgevingswet, de gemeentelijke adviescommissie zoals bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet en de Verordening Adviescommissie Omgevingskwaliteit Eindhoven;
cultuurhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de cultuurhistorische waarden van een monument, een complex van monumenten, een gebied of een object, overeenkomstig de geldende richtlijnen zoals gesteld door de RCE en eventueel door burgemeester en wethouders te stellen eisen;
cultuurhistorisch waardevol object: onroerende zaak die in samenhang met de omgeving door de uiterlijke verschijningsvorm wezenlijk is voor de herkenbaarheid en de belevingswaarde van de historisch stedenbouwkundige of landschappelijke structuur waarvan zij deel uitmaakt of op zichzelf representatief is voor of verwijst naar een belangrijk aspect in de historische ontwikkeling van Eindhoven;
depotrichtlijnen: gemeentelijke bepalingen (in aanvulling op de geldende richtlijnen van de Kwaliteitnorm Nederlandse Archeologie) waaraan, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, de aanlevering van archeologische vondsten en opgravingsdocumentatie bij het gemeentelijk archeologisch depot voor bodemvondsten minimaal moet voldoen;
Plan van Aanpak ( PvA ): inhoudelijk document waarin het doel, de vraagstelling en de werkwijze van prospectief onderzoek wordt omschreven. Het document wordt door burgemeester en wethouders vastgesteld. Een PvA bij een opgraving geeft weer hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het Programma van Eisen denkt te gaan beantwoorden;
richtlijnen voor bouw-, cultuur- en tuinhistorisch onderzoek: richtlijnen opgesteld i.o.v. de RCE voor bouwhistorisch, cultuurhistorisch en tuinhistorisch onderzoek respectievelijk genaamd: Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek. Lezen en analyseren van cultuurhistorisch erfgoed; Cultuurhistorisch Onderzoek in de vormgeving van de Ruimtelijke Ordening. Aanwijzingen en aanbevelingen; Richtlijnen Tuinhistorisch Onderzoek. Voor waardestellingen van groen erfgoed;
tuinhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de ontstaans- en ontwerpgeschiedenis en de tuinhistorische kwaliteit van groen erfgoed (rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, cultuurhistorisch waardevolle objecten, waardevol aangelegd groen en bomen en zaken op de waardenkaart historisch cultuurlandschap), overeenkomstig de geldende richtlijnen zoals gesteld door de RCE en eventueel door burgemeester en wethouders te stellen eisen;
waardenkaart historisch cultuurlandschap: topografische kaart met daarbij behorende gegevensbestanden van het gemeentelijke grondgebied waarop zijn aangegeven en gewaardeerd de historische landschappelijke gebieden (incl. historische nederzettingslocaties) en elementen (landschapselementen infrastructuur, waterstaat, opgaand groen, religie en funerair erfgoed en reliëf), die belangrijk zijn voor de herkenbaarheid van de historische ontwikkeling van Eindhoven;
waardenkaart historische stedenbouw en gebouwd erfgoed: topografische kaart met daarbij behorende gegevensbestanden van het gemeentelijke grondgebied waarop zijn aangegeven de beschermde rijks- en gemeentelijke monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten, gemeentelijke archeologische monumenten, cultuurhistorisch waardevolle objecten, historisch waardevolle kunstwerken, historische wegen en waterlopen, historisch-stedenbouwkundige structuren en waardevol aangelegd groen en bomen, die belangrijk zijn voor de herkenbaarheid van de historische ontwikkeling van Eindhoven. De dubbelbestemmingen waarde cultuurhistorie en waarde historisch groen, bouwaanduiding karakteristiek en functieaanduiding cultuurhistorische waarden opgenomen in het bestemmingsplan die toezien op cultuurhistorische waarden maken deel uit van deze waardenkaart;
Hoofdstuk 2. Aanwijzing gemeentelijke monument en gemeentelijk archeologisch monument
Artikel 4. Voornemen tot aanwijzing
Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 3 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.
Artikel 7. Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving
De aanwijzing wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.
Artikel 8. Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument en voorlopig gemeentelijk archeologisch monument
Hoofdstuk 3 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument of gemeentelijk archeologisch monument. Artikel 7 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.
Artikel 10. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument
Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het gemeentelijk monument of het gemeentelijk archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onmiddellijk bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.
Hoofdstuk 3. Bescherming gemeentelijk monument en gemeentelijk archeologisch monument
Artikel 11. Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument en gemeentelijk archeologisch monument
Het is verboden een gemeentelijk monument of een gemeentelijk archeologischmonument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud dat voor de instandhouding noodzakelijk is te onthouden.
Artikel 12. Omgevingsvergunning gemeentelijk monument en gemeentelijk archeologisch monument
Een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in het eerste lid is niet vereist, indien deze activiteit betrekking heeft op:
met betrekking tot een gemeentelijk monument gewoon onderhoud als bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur niet wijzigen, en bij een tuin, park of andere aanleg, de aanleg niet wijzigt, of
Artikel 13. Intrekken van de omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 12, eerste lid, kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken:
Artikel 17. Advies omgevingsvergunning rijksmonument
Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor een rijksmonument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor advies aan de commissie ruimtelijke kwaliteit, als bedoeld in de artikelen 6, eerste lid en 14, eerste lid. De artikelen 6, tweede lid, en 14, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 5. Cultuurhistorische waardevolle objecten en historisch waardevolle kunstwerken
Artikel 18. Aanwijzing als cultuurhistorisch waardevol object en historisch waardevol kunstwerk
Artikel 19. Instandhoudingsplicht cultuurhistorisch waardevolle objecten en historisch waardevolle kunstwerken
Het is verboden een cultuurhistorisch waardevol object of een historisch waardevol kunstwerk te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is te onthouden.
Hoofdstuk 6. Cultuurhistorische waardenkaart
Artikel 21. Cultuurhistorische waardenkaart
Bij iedere procedure als bedoeld in artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht waarbij zaken zijn betrokken die op de waardenkaart historisch landschap en de waardenkaart historische stedenbouw en gebouwd erfgoed zijn aangegeven, wordt de commissie ruimtelijke kwaliteit om advies gevraagd.
Aan ruimtelijke ontwikkelingen waarvoor een wijziging van het bestemmingsplan of een projectbesluit (artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) nodig is en die betrekking hebben op gemeentelijke monumenten dan wel zaken, die op de cultuurhistorische waardenkaart zijn aangegeven, verlenen de raad of burgemeester en wethouders slechts medewerking indien de initiatiefnemer aantoont dat de voorgenomen ontwikkeling met het belang van het gemeentelijk monument dan wel met de waarden die op de cultuurhistorische waardenkaart zijn aangegeven, in overeenstemming is.
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de beoordeling van aanvraag of procedure als bedoeld in het vierde, vijfde en zesde lid, dan wel in het kader van een vooroverleg ter voorbereiding daartoe, bepalen dat een bouwhistorisch, cultuurhistorisch of tuinhistorisch onderzoek wordt verricht.
Artikel 22. Bouwregels en omgevingsvergunning waardenkaart historisch landschap
als blijkt dat het bouwen van het werk, geen bouwwerk zijnde of de werkzaamheden leiden tot onevenredige verstoring van die cultuurhistorische waarden en kenmerken, aan de omgevingsvergunning de verplichting kan worden verbonden tot het treffen van maatregelen waardoor cultuurhistorische waardevolle en kenmerkende elementen kunnen worden behouden.
Als blijkt dat het werk, geen bouwwerk zijnde of de werkzaamheden leiden tot onevenredige verstoring van die cultuurhistorische waarden en kenmerkende elementen, kan aan de omgevingsvergunning de verplichting worden verbonden tot het treffen van maatregelen waardoor de cultuurhistorische waarden en kenmerkende elementen van het gebied kunnen worden behouden.
Artikel 24. Programma van eisen en plan van aanpak
Indien binnen het grondgebied van de gemeente Eindhoven onderzoek wordt uitgevoerd bij opgravingen in de zin van hoofdstuk 5, paragraaf 5.1 van de Erfgoedwet 2016 dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:
Artikel 26. Archeologische verwachtingen- en waardenkaart
Aan ruimtelijke ontwikkelingen waarvoor een wijziging van het bestemmingsplan of een projectbesluit (artikel 2.12, lid 1, sub a onder 3 Wabo) nodig is en die betrekking hebben op gebieden die op de archeologische verwachtingen- en waardenkaart zijn aangegeven, verleent de raad of burgemeester en wethouders slechts medewerking indien de initiatiefnemer aantoont dat de bodemverstorende werkzaamheden niet tot onevenredige aantasting van archeologische waarden leiden.
Bij de beoordeling van de aanvraag voor een omgevingsvergunning en/of een bestemmingsplanprocedure worden de volgende voorwaarden gehanteerd:
De vrijstellingsgrenzen in de vastgestelde archeologische verwachtingen- en waardenkaart zijn leidend. Bij het bepalen of wordt voldaan aan de vrijstellingsgrenzen, worden de afmetingen in oppervlakte én diepte van het totaal aan verwachte bodemingrepen (voor alle relevante activiteiten, zoals: bouwen, ondergronds slopen, het uitvoeren van werken of werkzaamheden) in het plangebied bij elkaar opgeteld. Ook wanneer deze activiteiten apart van elkaar worden aangevraagd (anti opknip regeling);
De vrijstellingscategorie in de archeologische verwachtingen- en waardenkaart voor de zone met de hoogste waarde of hoogste verwachtingswaarde (en dus met de laagste ondergrenzen) is dus leidend voor alle ingrepen in het plangebied. Dit is ook het geval wanneer sprake is van bodemingrepen in verschillende zones met een waarde of verwachtingswaarde die verdeeld zijn over het plangebied en ook wanneer deze zones niet aan elkaar grenzen. Slechts als de hoogste waarde of verwachtingswaarde een zeer beperkt deel uitmaakt van het plangebied (< 10%), kan na afweging door burgemeester en wethouders worden besloten om de oppervlakteondergrens te hanteren die het grootste deel uitmaakt van het plangebied;
Archeologisch (voor)onderzoek (bureau- en/of booronderzoek en/of proefsleuvenonderzoek) vindt plaats in het gehele plangebied, tenzij hier naar oordeel van burgemeester en wethouders van afgeweken mag worden;
De grootte van een onderzoeksgebied dient, naar oordeel van burgemeester en wethouders, in verhouding te staan tot de grootte van het plangebied;
Wanneer een KNA-conform archeologisch (voor)onderzoek is gedaan en de verspreiding en de diepteligging van het archeologisch niveau, naar oordeel van burgemeester en wethouders, in voldoende mate is bepaald, dan zijn deze dimensies leidend (voortschrijdend inzicht). Wanneer deze resten naar oordeel van burgemeester en wethouders behoudenswaardig zijn dan dienen ze te worden behouden door middel van planaanpassing (behoud in situ) en/of door opgraving (behoud ex situ);
Bij behoud door middel van een opgraving (behoud ex situ) gelden de volgende bepalingen: alle naar oordeel van burgemeester en wethouders behoudenswaardige archeologische waarden binnen het plangebied moeten worden opgegraven. Dit betekent concreet: archeologische resten die dieper zijn gelegen dan de voor de ontwikkeling te plegen bodemverstoring en de delen van het plangebied die niet direct bedreigd zijn, maar door hun geringe omvang bij toekomstige bodemingrepen niet meer vergunningplichtig zijn, moeten worden opgegraven;
In gebieden waar ingrepen gepland worden met een geleidelijk negatief effect, dient eerst vastgesteld te worden wat het effect van de ingreep (op termijn) kan zijn op het behoud van eventueel aanwezige archeologische waarden;
Archeologie-sparende maatregelen die in het kader van een bouwinitiatief of andere (potentieel) bodemverstorende activiteit worden genomen om behoud in situ in de bodem te realiseren, dienen garant te staan voor een duurzaam in situ-behoud. Versnippering van het archeologische bodemarchief ter plaatse mag niet aan de orde zijn. De initiatiefnemer overlegt hiervoor ter goedkeuring een uitgewerkt Plan van Aanpak (PvA) al dan niet op basis van een (gemeentelijk) Programma van Eisen (PvE).
Artikel 28. Uitzonderingen vergunningplicht
voor de aanleg van bodemenergiesystemen en de uitvoering van in situ saneringen door middel van bodeminjectie, wanneer de hierdoor veroorzaakte bodemverstoring maximaal 2% van het plangebied bedraagt én wanneer naar oordeel van burgemeester en wethouders de bodemverstorende werkzaamheden niet tot onevenredige aantasting van archeologische waarden leiden;
voor het boren of indrijven van heipalen dieper dan het archeologisch niveau. Dit is toegestaan, wanneer de hierdoor veroorzaakte verstoring maximaal 2% van het plangebied bedraagt én de palen minimaal 3,5 m (gemeten hart op hart) uit elkaar staan én er geen andere bodemverstorende werkzaamheden zijn gepland. Wanneer er meerdere bodemverstorende werkzaamheden beneden het (te verwachten) archeologisch niveau zijn gepland, dan tellen de aantallen vierkante meters verstoring door heipalen wél mee bij de bepaling of wordt voldaan aan de vrijstellingsgrenzen;
Vrijstelling van archeologisch onderzoek door archeologiesparend bouwen (het nemen van technische maatregelen) wordt alleen verleend wanneer er, naar oordeel van burgemeester en wethouders, aantoonbaar sprake is van duurzaam in situ-behoud van archeologische waarden. Op deze vrijstelling kan geen beroep worden gedaan, wanneer eigendoms- of gebruiksrechten worden opgesplitst en dit, naar oordeel van burgemeester en wethouders, een nadelige invloed heeft op het duurzaam behoud van (mogelijke) archeologische waarden. Wanneer van dit laatste sprake is, dan kan ook geen aanspraak gemaakt worden op een vrijstelling op andere gronden.
Artikel 29. Goedkeuringsvereisten
Archeologisch onderzoek moet voldoen aan de geldende versie van de KNA en moet worden uitgevoerd door een daartoe gecertificeerde instantie en gekwalificeerde actoren met aantoonbare ervaring in onderzoek in de betreffende archeoregio en te verwachten aan te treffen archeologische periode(n). Een onderzoek mag pas worden uitgevoerd nadat het benodigde Plan van Aanpak (PvA) of Programma van Eisen (PvE) door burgemeester en wethouders is beoordeeld en schriftelijk is goedgekeurd. De eindrapportage mag pas definitief worden gemaakt na beoordeling van en na schriftelijke goedkeuring van burgemeester en wethouders. Deze vereiste geldt zowel voor onderzoek dat wordt uitgevoerd voor ruimtelijke procedures, als voor civielrechtelijke procedures en onderzoek met enkel een wetenschappelijke doelstelling.
Een rapport is geldig totdat een nieuwe versie van de KNA formeel van kracht is en er geen sprake meer is van een overgangstermijn. Indien de geldigheidsduur van een rapport is verlopen, oordelen burgemeester en wethouders of het rapport nog voldoet of dat het moet worden geactualiseerd. Een Programma van Eisen (PvE) heeft, na schriftelijk akkoord van burgemeester en wethouders, een geldigheidsduur van twee jaar. Wanneer de geldigheidsduur van het PvE is verlopen, bepalen burgemeester en wethouders of het PvE nog voldoet, of dat het moet worden geactualiseerd.
Artikel 30. Strijdigheid met regels in het bestemmingsplan
Bij strijdigheid met regels ten aanzien van archeologie in een bestemmingsplan dat is vastgesteld voor de inwerkingtreding van deze verordening, gaan de regels uit artikel 25, 26, 27, 28 en 29 voor.
Hoofdstuk 8. Handhaving en toezicht
Degene die handelt in strijd met artikel 11 of het bepaalde krachtens artikel 12 van deze verordening, dan wel artikel 19, 20, 22, 25 of 27 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.
Artikel 36. Intrekken oude verordening
De Erfgoedverordening gemeente Eindhoven 2010 wordt ingetrokken met ingang van de dag dat de Erfgoedverordening gemeente Eindhoven in werking treedt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-539236.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.