Beleidsregels uitwegen 2022

Het college van burgemeester en wethouders van Meierijstad;

Overwegende, dat artikel 8:15 van de Verordening Fysieke leefomgeving Meierijstad (hierna:VFL) een vergunning voorschrijft voor het maken of veranderen van een uitweg;

dat een dergelijke vergunning kan worden geweigerd:

  • a.

    in het belang van een veilig en doelmatig gebruik van de weg;

  • b.

    in het belang van de doorstroming van het verkeer op de openbare weg;

  • c.

    in het belang van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

  • d.

    als de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

  • e.

    als door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;

  • f.

    als er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen, of

  • g.

    wegens strijd met het bestemmingsplan of omgevingsplan.

dat het wenselijk is door middel van beleidsregels duidelijkheid te scheppen over de wijze waarop het college de weigeringsgronden toepast bij concrete aanvragen om vergunningen;

gelet op artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t:

vast te stellen de

Beleidsregels uitwegen 2022

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

Boogstraal: De straal van de kromtecirkel die de as van de weg beschrijft

Rijcurvetoets: Met een rijcurvetoets kunnen eenvoudig voertuigmanoeuvres, draaicirkels of rijcurven gesimuleerd worden en verkeerstechnische ontwerpen getoetst worden op berijdbaarheid en ruimtegebruik.

Tangentpunt : Het punt van waar een boogstraal aansluit op een recht gedeelte van de straat of weg.

Uitweg Aansluiting voor gemotoriseerd verkeer van een privéterrein op een voor het openbaar verkeer openstaande weg. Hieronder vallen niet aansluitingen uitsluitend voor voetgangers, zoals een voetpad van het openbare trottoir naar de voordeur van een pand.

Voortuin Tuingedeelte dat zich tussen de voorgevel en de openbare ruimte bevindt, met uitzondering van het gedeelte tussen de openbare weg en de garage/berging.

Artikel 2 Indieningsvereisten

  • 1.

    De aanvraag dient van een duidelijk ontwerp voorzien te zijn. Hiermee wordt bedoeld dat de juiste ligging en maatvoering van de uitweg en het perceel hier op staan. Ook dienen de aanwezige obstakels, zoals onder andere bomen en lichtmasten, met de juiste maatvoering aangegeven te staan.

  • 2.

    Indien de aanvrager geen eigenaar is van het perceel waarvoor de uitweg wordt aangevraagd dient een schriftelijke toestemming van de eigenaar voor het maken van de uitweg en een parkeerplaats op het perceel bij de aanvraag te worden overlegd.

  • 3.

    De aanvrager dient bij zijn aanvraag aan te geven of hij een omgevingsvergunning aanvraagt voor een reguliere uitweg of voor een uitweg waarvoor één of meerdere uitzonderingen gelden. Indien een uitweg met uitzondering(en) wordt aangevraagd, dient de aanvrager te onderbouwen waarom voor deze uitweg afgeweken moet worden van de eisen.

Hoofdstuk 2 Toetsingscriteria voor uitweg bij woningen

Artikel 3 Algemeen uitgangspunt: één uitweg per woning

  • 1.

    Wettelijk uitgangspunt is dat elk perceel d.m.v. een uitweg ontsloten moet kunnen worden. Dit geldt alleen voor percelen waar voldoende ruimte is om het voertuig op eigen terrein te parkeren.

  • 2.

    Uit een oogpunt van de bescherming van de belangen van een veilig en doelmatig gebruik van de weg, de doorstroming van het verkeer op de openbare weg; de aantasting van het openbaar groen en de noodzaak van de aanwezigheid van openbare parkeerplaatsen geldt in het kader van deze beleidsregels het uitgangspunt dat er per woning maximaal één uitweg is toegestaan waarbij

  • de aansluiting van de uitweg op de openbare weg in beginsel maximaal 3,50 meter breed mag zijn.

Artikel 4 Weigering uitweg i.v.m. het veilig en doelmatig gebruik van de weg

  • 1.

    In het belang van een veilig en doelmatig gebruik van de weg wordt een aanvraag om een vergunning geweigerd als:

  • a.

    de parkeerruimte op eigen terrein ten behoeve van de gevraagde uitweg korter is dan 5,0 meter of smaller dan 2,5 meter waardoor een (gemiddelde) personenauto niet volledig op het perceel past.

  • b.

    de gevraagde uitweg is gelegen op en binnen 5,00 meter van het tangentpunt van een kruising van wegen.

  • c.

    het zicht vanaf de uitweg op het verkeer (voetgangers, fietsers en gemotoriseerd verkeer) op de openbare weg niet zodanig is dat men de uitweg veilig kan gebruiken.

  • d.

    de gevraagde uitweg is gelegen ter plaatse van een bushalte.

  • e.

    de gevraagde uitweg niet haaks (onder hoek van 90 graden) aan kan sluiten op de openbare weg.

  • f.

    de gevraagde uitweg een helling heeft , bijvoorbeeld van een parkeerkelder, die zich dichter dan vijf meter van de openbare weg bevindt, waardoor een voertuig niet horizontaal kan stilstaan om de weg, het fietspad of het trottoir te overzien.

  • g.

    de gevraagde uitweg smaller is dan 2,5 meter of is gelegen op een plaats waar de weg zo smal is dat de inrit wegens beperkte manoeuvreerruimte met een personenauto niet direct kan worden in- of uitgereden.

  • h.

    de gevraagde uitweg is gelegen op een plaats waar verlichting of bebording is aangebracht en deze uit oogpunt van veilig gebruik van de weg niet verplaatst kan worden.

Artikel 5 Weigering uitweg i.v.m. de doorstroming van het verkeer op de weg

  • In beginsel wordt alleen een uitweg die aansluit op een erftoegangsweg (30 en 60 km/uur) toegestaan. Alleen als er geen andere uitweg mogelijk is, wordt een uitweg ook toegestaan op een gebiedsontsluitingsweg (50, 70 en 80 km/uur).

Artikel 6 Weigering uitweg i.v.m. de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving

  • 1.

    Een uitweg met parkeren in de voortuin is niet toegestaan, tenzij dit expliciet genoemd staat in het bestemmingsplan. Deze regel geldt voor aanvragen voor uitwegen die na inwerkingtreding van deze beleidsregels worden aangevraagd.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid geldt niet indien parkeren in de voortuin in het bestemmingsplan of omgevingsplan expliciet mogelijk is gemaakt.

Artikel 7 Weigering uitweg i.v.m. de bescherming van de openbare parkeerplaatsen

  • 1.

    Door de aanleg van een uitweg, mag maximaal één openbare parkeermogelijkheid komen te vervallen.

  • 2.

    De aanleg van de uitweg mag de bruikbaarheid van de overblijvende parkeerplaatsen op de openbare weg niet belemmeren. De overblijvende openbare parkeerplaatsen moeten voldoen aan de afmetingen zoals deze genoemd staan in het ASVV 2021.

Artikel 8 Weigering uitweg i.v.m. bescherming van de openbare groenvoorziening in de gemeente

  • 1.

    Er worden geen gemeentelijke bomen verwijderd of verplaatst voor uitwegen. Bij de situering van de uitweg wordt ook rekening gehouden met de groeiruimte van de boom.

  • 2.

    Beplantingen, gazons en bermen mogen doorgesneden worden voor het aanleggen van een uitweg, mits er beheerbare delen overblijven.

Hoofdstuk 3 Toetsingscriteria voor uitwegen bij bedrijven

Artikel 9 Toetsingscriteria voor een uitweg bij een bedrijf

  • 1.

    Wettelijk uitgangspunt is dat elk perceel d.m.v. een uitweg ontsloten moet kunnen worden,

  • 2.

    Voor de ‘aan-huis-verbonden bedrijven’ en ‘aan-huis-verbonden beroepen’ gelden de aanvullende criteria zoals deze genoemd staan in het bestemmingsplan c.q. omgevingsplan.

  • 3.

    Voor de overige bedrijven, die volgens het geldende bestemmingsplan c.q. omgevingsplan zijn toegestaan of waarvoor een afwijking (ontheffing/ vrijstelling) is verleend, zijn deze criteria van toepassing.

    • a.

      De breedte van een uitweg wordt bepaald aan de hand van een rijcurvetoets met het maatgevende voertuig.

    • b.

      Bij bedrijfspercelen is een tweede uitweg toegestaan indien het perceel over een aaneengesloten lengte van ten minste 50 meter direct grenst aan een openbare weg. Indien een bedrijf op een hoek van twee wegen is gelegen, wordt onder de ‘aaneengesloten’ lengte verstaan: de som van de lengte van de aan elkaar grenzende zijden van het bedrijfsperceel. De afstand tussen twee uitwegen van eenzelfde perceel dient minimaal 6 meter te bedragen.

    • c.

      Per bedrijf mag de breedte van de in- en uitwegen totaal niet meer beslaan dan 50% van de breedte van het perceel, gemeten vanuit de weg toegekeerde perceelgrens.

Hoofdstuk 4 Gebruik openbare ruimte, opdracht voor aanleg en kosten

Artikel 10  

  • 1.

    Als de gemeente eigenaar van de weg is, wordt de vergunning tevens geacht de benodigde privaatrechtelijke toestemming voor de aanleg van de uitweg op gemeentegrond te zijn.

  • 2.

    De kosten voor het aanleggen of veranderen van de uitweg en de daarmee samenhangende kosten waaronder bijvoorbeeld kosten verband houdend met verplaatsing van straatmeubilair, lantaarnpalen, e-laadpalen, kap en herplant van bomen, aanpassing groen en/of leidingwerk of kosten voor compenserende parkeerplaatsen) komen altijd voor rekening van de aanvrager.

  • 3.

    De aanvrager heeft de keuze om zelf de aannemer voor de uitweg te kiezen indien deze voldoet aan de uitvoeringseisen van de gemeente. In de vergunning zal beschreven worden hoe de uitweg uitgevoerd moet worden. Aanvrager kan er ook voor kiezen om de gemeente opdracht te laten geven aan een aannemer om de aanleg uit te voeren. In dat geval zal de aannemer de rekening rechtstreeks versturen naar de aanvrager.

  • 4.

    Het aanleggen en gebruiken van een inrit mag niet leiden tot schade aan eigendommen van derden, zoals de gemeente, de provincie, buren etc. Als er tijdens de aanleg of het gebruik van een inrit wel schade ontstaat aan eigendommen van derden dan is de aanvrager hiervoor aansprakelijk.

Hoofdstuk 5 Inrichtingseisen uitweg op gemeentegrond

Artikel 11 Algemeen constructiecriterium

  • 1.

    Uit verkeersveiligheidsoogpunt is van belang dat de weggebruiker aan de hand van de vormgeving de situatie direct herkent als uitweg. Dit is het geval als een uitweg de volgende aanbevolen uitwegconstructie heeft waarmee geheel aan het constructiecriterium wordt voldaan:

    • a.

      trottoir en/of fietspad (eventueel fiets/ bromfietspad) loopt langs de doorgaande weg ononderbroken op nagenoeg dezelfde hoogte en in een soortgelijke verharding door over de zijweg;

    • b.

      er zijn zogenaamde inritblokken toegepast, de helling van de blokken moet 1: 6 zijn (of flauwer),

    • c.

      en de aansluiting van de rijbaan/wegverharding op het inritblok moet vlak zijn (dus, geen aansluitbogen aanwezig).

  • 2.

    Vanuit verkeerskundig oogpunt geldt dat als de constructie niet voldoet aan deze kenmerken er dan geen sprake is van een uitweg en de algemene regel van toepassing is zoals op kruispunten: bestuurders verlenen voorrang aan de voor hen van rechts komende bestuurders (RVV 1990 [w4])

Artikel 12 Algemene inrichtingseisen

  • 1.

    Een uitweg dient uit een elementverharding te bestaan. Bijvoorbeeld klinkers of tegels.

  • 2.

    Het gedeelte van de uitweg op gemeentegrond mag niet met een halfverharding gerealiseerd worden. Bijvoorbeeld grauwacke of grind.

  • 3.

    De uitweg moet tot 2m voor de openbare weg uit elementenverharding bestaan. Dit gedeelte mag niet uit halfverharding bestaan.

  • 4.

    Het gedeelte van de uitweg op gemeentegrond mag niet uit een gesloten verharding bestaan. B.v. asfalt en beton.

  • 5.

    De uitweg dient opgesloten te worden met trottoir-of opsluitbanden. De maatvoering hiervan is afhankelijk van het gebruik. In een woonwijk is een opsluitband van minimaal 10cm x 20cm voldoende. Op een bedrijventerrein en/of in het buitengebied dient een zwaardere band toegepast te worden.

  • 6.

    Een trottoir mag niet onderbroken worden door een ander bestratingsmateriaal. Het trottoir moet wel overrijdbaar zijn. Dit houd in dat ter plekke van de uitweg op gemeentegrond het bestratingsmateriaal minimaal 6cm dik dient te zijn/worden.

  • 7.

    Wanneer een molgoot inclusief kolken aanwezig is, dient deze gehandhaafd te blijven. Mocht dit niet passen dient de nieuwe locatie van de aangegeven te worden in de aanvraag.

  • 8.

    De keuze van bestratingsmateriaal op gemeentegrond in een woonwijk of industrieterrein is gelijk of gelijkwaardig aan de rest van de inrichting in deze wijk of industrieterrein.

  • 9.

    Wanneer er een hoogteverschil met de weg opgevangen dient te worden, gebeurt dit met inritblokken.

  • 10.

    Er dient een deugdelijke fundering aangebracht te worden onder de uitweg op gemeentegrond. De materiaalkeuze is afhankelijk van het gebruik.

  • 11.

    De wegconstructie van de openbare weg moet ter plaatse van de uitweg berekend zijn op het te verwachten gebruik c.q. de belasting van de uitweg. De kosten voor eventuele aanpassingen aan de weg zijn voor rekening van de aanvrager.

  • 12.

    Breedte loopoppervlak tussen de inritblokken aan weerszijden van een uitwegconstructie, dan wel tussen de inritblokken en de rand van het trottoir bedraagt ten minste 1,2 m.

Artikel 13 Aanvullende inrichtingseisen buiten de bebouwde kom

  • 1.

    De afwatering van de rijbaan is gewaarborgd wanneer een nieuwe uitweg wordt aangelegd.

  • 2.

    Er worden geen palen, lichtmasten of andere obstakels aangebracht op gronden die gemeentelijk eigendom zijn. De berm dient veilig als uitwijk mogelijkheid voor alle bestuurders beschikbaar te blijven.

  • 3.

    Als voor de uitweg een watergang gekruist moet worden, dient er altijd in overleg met de gemeente gekeken te worden wat voor duiker er toegepast dient te worden. De gemeente neemt hierover contact op met het waterschap.

  • 4.

    Als de uitweg aansluit op een provinciale weg, moet de vergunning aangevraagd worden bij de provincie.

Hoofdstuk 6 Uitzonderingen

Artikel 14 Afwijking in bijzondere gevallen

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders maakt gebruik van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, om af te wijken van deze beleidsregels als:

  • a.

    De aanvrager met onderbouwing en rijcurvetoets kan aantonen dat een bredere uitweg noodzakelijk is en hij deze uitweg veilig kan uit- en inrijden, dan is een uitweg met een grotere breedte toegestaan. Deze breedte wordt vastgesteld aan de hand van een rijcurvetoets.

  • b.

    De aanvrager met onderbouwing kan aantonen dat hij de uitweg veilig kan uit- en inrijden, dan is een uitweg toegestaan binnen 5m van het tangentpunt. Deze uitzondering geldt alleen voor woonerven en wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

  • c.

    De aanvrager met onderbouwing kan aantonen dat een tweede uitweg bij een woning in het belang van de verkeersveiligheid op de weg noodzakelijk is of dat een tweede uitweg anderszins een verbetering is voor de omgeving. Elke aanvraag hiervoor wordt individueel beoordeeld op parkeersituatie, verkeersveiligheid en bescherming van het uiterlijke aanzien en groenvoorziening van de omgeving.

  • d.

    De betreffende situatie zo uitzonderlijk is, dat hiervoor in de beleidsregels geen criteria zijn opgenomen en een uitweg op deze locatie de verkeersveiligheid en het uiterlijk aanzien niet aantast, alsmede dat er maximaal één openbare parkeerplaats vervalt door aanleg van de uitweg.

  • 2.

    Bij elk van bovengenoemde uitzonderingsgevallen dient het college van burgemeester en wethouders te (laten) toetsen of de verkeersveiligheid niet in het geding komt. Indien de verkeersveiligheid wel in het geding komt, wordt geen uitzondering gemaakt en wordt de vergunning niet verleend.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de 1e dag na die van de bekendmaking. Met ingang van die datum worden de beleidsregels inritten en paden vastgesteld op 2 oktober 2018 ingetrokken.

Artikel 16 Overgangsbepaling

  • 1.

    Uitwegen die voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze beleidsregels al met vergunning zijn aangelegd worden geacht niet in strijd te zijn met deze beleidsregels.

  • 2.

    Aanvragen om een uitwegvergunning die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze beleidsregels worden afgewikkeld met inachtneming van het beleid zoals dat gold voor de inwerkingtreding van deze beleidsregels.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 22 november 2022

De secretaris

De burgemeester,

Naar boven