Verordening van de raad van de gemeente Edam-Volendam houdende regels ter uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Edam-Volendam 2022)

 

De raad van de gemeente Edam-Volendam;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 oktober 2022, nr. 22223521;

 

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste tot en met het vierde lid, en zesde lid, 2.1.4a, eerste, tweede, vijfde en zesde lid, 2.1.4b, tweede lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de artikelen 3.8, tweede lid en 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

 

gezien het advies van de Koepel Sociaal Domein van 20 september 2022;

 

B E S L U I T:

 

vast te stellen de volgende Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Edam-Volendam 2022.

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • i.

      algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet specifiek is bedoeld voor personen met een beperking, die daadwerkelijk beschikbaar is, een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot voldoende zelfredzaamheid of participatie in staat is en die financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau;

    • ii.

      algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers toegankelijk is en dat is gericht op het versterken van de zelfredzaamheid of participatie van een of meer doelgroepen;

    • iii.

      andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • iv.

      begeleiding: activiteiten gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de cliënt opdat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven;

    • v.

      beschermd wonen: wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

    • vi.

      bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

    • vii.

      bezoekbaar maken van een woning: het voor een bewoner van een Wlz-instelling aanpassen van één woning (bijvoorbeeld die van de ouders), zodat deze woning kan worden bereikt en de woonkamer en één toilet kan worden bereikt;

    • viii.

      budgetplan: een plan opgesteld door (of namens) de cliënt waaruit blijkt dat de besteding van het persoonsgebonden budget voldoet aan de voorwaarden van de wet en/of deze verordening, zo nodig aangevuld met voorwaarden die naar het oordeel van het college gesteld mogen worden;

    • ix.

      CAK: Centraal Administratie Kantoor;

    • x.

      cliënt: persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

    • xi.

      cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

    • xii.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam;

    • xiii.

      daartoe opgeleid persoon: diegene die bij het invullen van de ondersteuning en/of begeleiding voldoet aan de voor de functie en werkzaamheden vereiste opleidingseisen;

    • xiv.

      gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten;

    • xv.

      gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

    • xvi.

      hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

    • xvii.

      hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de cliënt zijn of haar vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres de cliënt in de Basisregistratie Personen staat ingeschreven of zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres;

    • xviii.

      ingezetene: degene die zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Edam-Volendam;

    • xix.

      maatschappelijke ondersteuning:

      • bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,

      • zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving ondersteunen van personen die blijvend, naar objectieve medische normen onomkeerbaar, onvoldoende zelfredzaam zijn en/of kunnen participeren,

      • bieden van beschermd wonen en opvang;

    • xx.

      maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:

      • ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,

      • ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,

      • ten behoeve van beschermd wonen en opvang;

    • xxi.

      mantelzorg: onbetaalde en langdurige onverplichte hulp aan een hulpbehoevende door iemand uit diens directe sociale omgeving;

    • xxii.

      melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

    • xxiii.

      opvang: onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

    • xxiv.

      Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

    • xxv.

      sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

    • xxvi.

      vertegenwoordiger: persoon of rechtspersoon die een cliënt vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake;

    • xxvii.

      voorliggende voorziening: algemene of andere voorziening (dan in het kader van de Wmo) waarmee aan de hulpvraag tot maatschappelijke ondersteuning wordt voorzien;

    • xxviii.

      voorziening: algemene voorziening of maatwerkvoorziening;

    • xxix.

      wet/Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • xxx.

      Wlz: Wet langdurige zorg;

    • xxxi.

      zaak: voorziening in de vorm van een tastbaar object;

    • xxxii.

      zelfredzaamheid: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden;

    • xxxiii.

      participatie: het vermogen om sociale contacten te onderhouden, lid te kunnen zijn van een vereniging, in het algemeen sociaal te kunnen functioneren in de dagelijkse leefsituatie;

    • xxxiv.

      samenredzaamheid: beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die samen met anderen opgevangen kunnen worden zodat minder of in het geheel geen beroep gedaan hoeft te worden op maatwerkvoorzieningen vanuit de Wmo.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden beschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015, de uitvoeringsregeling maatschappelijke ondersteuning en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

Deze verordening richt zich op personen:

  • 1.

    die hun woonplaats hebben in de gemeente Edam-Volendam, en

  • 2.

    die blijvend, naar objectieve medische normen onomkeerbaar, onvoldoende in staat zijn tot zelfredzaamheid en/of participatie en die geen beroep kunnen doen op een andere wettelijke regeling, of

  • 3.

    die als mantelzorger ondersteuning aan een ingezetene bieden.

Artikel 3. Melding hulpvraag

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2.

    Het college registreert en bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk binnen 5 werkdagen.

  • 3.

    Als de cliënt daarom verzoekt, biedt het college de cliënt de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid van de wet in te dienen.

  • 4.

    In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 4. Cliëntondersteuning

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2.

    Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

Artikel 5. Het onderzoek na melding hulpvraag

  • 1.

    Na de melding verzamelt het college alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie.

  • 2.

    Voor of tijdens een gesprek als bedoeld in het vierde lid verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college hiervoor nodig zijn en waarover de cliënt op dat moment redelijkerwijs de beschikking kan krijgen, en in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage;

  • 3.

    Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 3, derde lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek als bedoeld in het vierde lid;

  • 4.

    Het college onderzoekt tijdens een gesprek in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en deskundigen en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de melding:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      of het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning een adequate bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en/of participatie;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een Pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze;

    • j.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn.

  • 5.

    Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 6.

    Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

Artikel 6. Het verslag en de aanvraag

  • 1.

    Na het onderzoek verstrekt het college zo spoedig mogelijk aan de cliënt, dan wel zijn vertegenwoordiger, een schriftelijke weergave – het verslag - van de uitkomsten van het onderzoek.

  • 2.

    De cliënt kan het verslag al dan niet voor akkoord ondertekenen en zorgt ervoor dat dit zo spoedig mogelijk, doch binnen 10 werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd. Van deze termijn kan in onderling overleg worden afgeweken.

  • 3.

    Als de cliënt niet voor akkoord ondertekent, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is.

  • 4.

    Als de cliënt niet binnen 10 werkdagen het door of namens hem ondertekend verslag heeft geretourneerd, kan het college bepalen de termijn van afhandeling op te schorten.

  • 5.

    Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan in ieder geval een aanvraag om een maatwerkvoorziening indienen door middel van het ondertekenen voor de daarvoor bestemde passage in het verslag als bedoeld in artikel 6, eerste lid.

  • 6.

    Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan ook een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college.

Artikel 7a. Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

    • bij beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie,

    • voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht,

    • met gebruikelijke hulp,

    • met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, dan wel

    • met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen, een algemene of een voorliggende voorziening kan verminderen of wegnemen.

  • De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot voldoende zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven,

  • of

    • ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten,

    • al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld,

    • voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht,

    • met gebruikelijke hulp,

    • met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, dan wel

    • met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.

  • De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 3.

    Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie geldt dat een cliënt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt als:

    • a.

      de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs niet vermijdbaar en voorzienbaar was, en

    • b.

      de voorziening voorzienbaar was, maar van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig hadden gemaakt.

    • c.

      de noodzakelijke voorziening door cliënt met voorafgaande schriftelijke toestemming is ingekocht tussen het moment van melding en het besluit;

    • d.

      de noodzakelijke voorziening door hem is ingekocht vóór de melding bij het college

      • wegens een acute situatie waarbij cliënt of diens vertegenwoordiger naar objectieve normen niet in staat was de hulpvraag te melden noch de schriftelijke toestemming college als bedoeld in art 7a lid 3 onder c af te wachten

      • en de noodzaak achteraf nog vast te stellen is.

  • 4.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen,

    • b.

      of tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten,

    • c.

      of als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 5.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 7b. Weigeringsgronden

  • 1.

    Algemene weigeringsgronden. Een cliënt komt niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

    • a.

      voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;

    • b.

      indien het een voorziening betreft die een cliënt na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend;

    • c.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan een cliënt al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij:

      • i.

        de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan een cliënt zijn toe te rekenen;

      • ii.

        of tenzij een cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten;

      • iii.

        als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning;

    • d.

      voor zover deze niet in overwegende mate op het individu is gericht;

    • e.

      is vervallen;

    • f.

      als cliënt geen ingezetene is van de gemeente Edam-Volendam, met uitzondering van beschermd wonen, opvang en het bezoekbaar maken van één woning voor cliënten met een Wlz-indicatie die in een instelling wonen;

    • g.

      indien de cliënt niet of in onvoldoende mate voldoet aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 2.3.8., eerste en derde lid van de wet;

    • h.

      indien een cliënt tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft getoond.

  • 2.

    Woonvoorzieningen. Een cliënt komt niet in aanmerking voor een woonvoorziening:

    • a.

      indien de beperkingen bij het normaal gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • b.

      indien cliënt zijn hoofdverblijf niet heeft of niet zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen;

    • c.

      ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie‐ en recreatiewoningen en gehuurde kamers;

    • d.

      voor zover het gemeenschappelijke ruimten betreft, met uitzondering van automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte;

    • e.

      indien naar feitelijk gebruik en/of marktcommunicatie van verhuurder sprake is van mede op personen met beperkingen en/of ouderen gerichte woongebouwen en de benodigde voorziening gebruikelijk is bij dat type woongebouwen;

    • f.

      als de cliënt niet verhuist/is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • g.

      voor zover de kosten van de aanpassingen meer (gaan) bedragen dan € 7.500 en/of indien belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning waarbij de verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat. Van dit ‘verhuisprimaat’ kan worden afgeweken:

      • i.

        als er niet binnen een tijdsbestek van 6 maanden een woning beschikbaar komt waar naartoe de belanghebbende kan verhuizen, tenzij uit onderzoek blijkt dat het medisch verantwoord is om deze termijn te verruimen;

      • ii.

        als er een contra-indicatie tot verhuizen aanwezig is op grond van objectieve psychische en/of sociale redenen;

      • iii.

        als de woning waar naartoe kan worden verhuisd niet geschikter is dan de huidige woning;

      • iv.

        als een verhuizing zal leiden tot een verlies van een sociale infrastructuur die voor de belanghebbende essentieel is en hem in staat stelt tot zelfredzaamheid en participatie.

  • 3.

    Vervoersvoorzieningen. Een cliënt komt niet in aanmerking voor een vervoersvoorziening als de gestelde vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie niet gerelateerd is aan verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving.

Artikel 8. Advisering

Het college wint een specifiek deskundig onafhankelijk oordeel en advies in als het onderzoek of de beoordeling van de aanvraag dit vereist.

Artikel 9. Inhoud beschikking

  • 1.

    In de afwijzing op een aanvraag wordt in de beschikking in ieder geval vermeld:

    • a.

      de dagtekening van de beschikking;

    • b.

      tot welke beslissing het college is gekomen;

    • c.

      krachtens welk wettelijk voorschrift de beslissing is genomen;

    • d.

      de motivering van de beslissing;

    • e.

      hoe bezwaar gemaakt kan worden.

  • 2.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura, als Pgb wordt verstrekt en hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat en omvang daarvan zijn;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking zijn;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing,

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 4.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een Pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het Pgb moet worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het Pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het Pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het Pgb is bedoeld;

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het Pgb.

  • 5.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat de financiële tegemoetkoming moet worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van de financiële tegemoetkoming;

    • c.

      wat de hoogte van de financiële tegemoetkoming is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor de financiële tegemoetkoming is bedoeld;

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van de financiële tegemoetkoming.

  • 6.

    Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 10a Regels voor het persoonsgebonden budget (Pgb)

  • 1.

    Het college verstrekt een Pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Het college kent een Pgb toe als naar het oordeel van het college is vastgesteld dat:

    • a.

      cliënt, al dan niet met hulp uit zijn sociale netwerk dan wel een door cliënt aangewezen gemachtigde of een door de rechter aangewezen wettelijk vertegenwoordiger, in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel in staat is te achten om de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      cliënt gemotiveerd een Pgb wenst;

    • c.

      is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woonruimteaanpassingen en andere maatregelen die met het Pgb betaald moeten worden veilig, doeltreffend en cliëntgericht zijn;

    • d.

      het Pgb binnen zes maanden na toekenning wordt aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. Het college kan al dan niet op verzoek een langere termijn hanteren.

  • 3.

    Het college kent geen Pgb toe:

    • a.

      als in de drie jaren, voorafgaand aan de datum van het onderzoek, toepassing is gegeven aan artikel 2.3.10, eerste lid, onderdeel a, d, en e van de wet;

    • b.

      voor zover het Pgb is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij voldaan is aan door het college te stellen nadere voorwaarden;

    • c.

      voor zover dit is bedoeld voor de betaling van tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • d.

      voor zover dit is bedoeld voor ondersteunings- of administratiekosten in verband met het persoonsgebonden budget;

    • e.

      als er bij cliënt sprake is van een gecompliceerde schuldenlast waar de Wet schuldsanering natuurlijke personen op van toepassing kan zijn;

    • f.

      als het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager geen redelijke waardering van zijn belangen ten aanzien van de zorgvraag kan maken, of

    • g.

      als het ernstige vermoeden bestaat dat hij niet in staat is de aan het Pgb verbonden taken uit te voeren;

    • h.

      als de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid en rechtmatigheid onvoldoende is gegarandeerd.

  • 4.

    Een cliënt aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woonruimteaanpassingen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:

    • a.

      als de dienst zorg omvat waarvoor krachtens landelijk geldende kwaliteitscriteria een minimale opleiding en/of inschrijving vereist is, beschikt deze persoon over de desbetreffende kwalificatie,

    • b.

      als deze persoon niet heeft aangegeven dat de ondersteuning aan de cliënt hem te zwaar valt, en de persoon uit het sociaal netwerk van wie de dienst wordt betrokken niet het budget zal beheren, behalve met toestemming van het college vanwege bijzondere omstandigheden.

Artikel 10b Wijze van vaststelling van het Pgb

  • 1.

    Het Pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het Pgb gaat besteden;

    • b.

      wordt vastgesteld op basis van het aantal geïndiceerde uren, dan wel een tijdseenheid naar rato daarvan of het aantal geïndiceerde dagdelen of etmalen in natura; en

    • c.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het Pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

    • d.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 2.

    Het tarief van een Pgb wordt vastgesteld voor:

    • a.

      een nieuwe zaak: op basis van ten hoogste de kostprijs van de zaak die de cliënt zou hebben ontvangen als deze in natura zou zijn verstrekt en rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijving en de onderhouds- en verzekeringskosten;

    • b.

      een tweedehands zaak: op basis van ten hoogste de kostprijs van een vergelijkbare nieuwe voorziening rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en verminderd met een percentage vanwege afschrijving en rekening houdend met onderhoud en verzekering.

    • c.

      huishoudelijke hulp:

      • 1.

        tarief bij professionele hulp door een daartoe opgeleid persoon werkzaam bij of voor een professionele niet gecontracteerde organisatie dan wel werkzaam als zelfstandige zonder personeel (zzp'er): 90% van het tarief dat geldt voor de betreffende gecontracteerde zorg in natura;

      • 2.

        tarief bij hulp vanuit het sociaal netwerk of door een niet daartoe opgeleid persoon: de maximale vergoeding is gekoppeld aan in artikel 3.3.3, lid 6, Wet langdurige zorg en artikel 5.22 Regeling langdurige zorg opgenomen tarief voor informele hulpverleners.

    • d.

      Begeleiding en persoonlijke verzorging:

      • 1.

        tarief bij professionele hulp door een daartoe opgeleid persoon werkzaam bij een professionele niet gecontracteerde organisatie dan wel werkzaam als zelfstandige zonder personeel (zzp'er): 90% van het tarief dat geldt voor de betreffende gecontracteerde zorg in natura;

      • 2.

        tarief bij niet-professionals, zzp'ers zonder passend diploma dan wel inzet uit het eigen netwerk (inclusief vakantiegeld): de maximale vergoeding is gekoppeld aan in artikel 3.3.3, lid 6, Wet langdurige zorg en artikel 5.22 Regeling langdurige zorg opgenomen tarief voor informele hulpverleners.

    • e.

      dagbesteding:

      • 1.

        tarief bij professionele hulp door een daartoe opgeleid persoon werkzaam bij een professionele niet gecontracteerde organisatie dan wel werkzaam als zelfstandige zonder personeel (zzp'er): 90% van het tarief dat geldt voor de betreffende gecontracteerde zorg in natura;

      • 2.

        tarief bij niet-professionals, zzp'ers zonder passend diploma dan wel inzet uit het eigen netwerk (inclusief vakantiegeld): maximaal € 30 per dagdeel en kan nooit hoger zijn dan 80% van het gecontracteerde tarief geldend op 1 januari van het betreffende kalenderjaar voor de betreffende zorg in natura per dagdeel;

    • f.

      kortdurend verblijf:

      • 1.

        tarief bij professionele hulp door een daartoe opgeleid persoon werkzaam bij een professionele niet gecontracteerde organisatie dan wel werkzaam als zelfstandige zonder personeel (zzp'er): 90% van het tarief dat geldt voor de betreffende gecontracteerde zorg in natura;

      • 2.

        tarief bij niet-professionals, zzp'ers zonder passend diploma dan wel inzet uit het eigen netwerk (inclusief vakantiegeld): maximaal € 30 per dagdeel.

    • g.

      De tarieven genoemd onder lid 2c, 2d, 2e en 2f zijn all-in-tarieven. Dat wil zeggen dat alle kosten zoals salaris, vervanging tijdens ziekte en vakantie, verzekering(en) en reiskosten zijn opgenomen in de tarieven.

    • h.

      Beschermd wonen: het tarief van het Pgb voor beschermd wonen wordt bepaald door de centrumgemeente die deze functie uitvoert.

  • 3.

    Zintuigelijk beperkten:

    • 1.

      tarief bij professionele hulp door een daartoe opgeleid persoon werkzaam bij een professionele niet gecontracteerde organisatie dan wel werkzaam als zelfstandige zonder personeel (zzp'er): 90% van het tarief dat geldt voor de betreffende gecontracteerde zorg in natura;

    • 2.

      (geïndiceerd) vervoer van en naar de dagbesteding: het tarief bedraagt maximaal het gecontracteerde tarief voor het betreffende vervoer in natura.

  • 4.

    Het college stelt de tarieven met betrekking tot het Pgb vast in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Edam-Volendam.

  • 5.

    Het college kan ter uitvoering van dit artikel nadere regels opstellen.

Artikel 11 Regels voor een financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Het college kan op grond van artikel 2.3.5 van de wet, regels en tarieven opstellen voor het verstrekken van eenmalige financiële tegemoetkomingen en verstrekkingen in de vorm van een pgb.

  • 2.

    Ter uitvoering van het eerste lid kan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt ten behoeve van woningaanpassingen, woontechnische voorzieningen, vervoerskosten, aanpassing en gebruik eigen auto, verhuis- en (her)inrichtingskosten, tijdelijke huisvesting en sportvoorzieningen

  • 3.

    Het college stelt de nadere regels en de tarieven met betrekking tot de financiële tegemoetkoming vast in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Edam-Volendam.

Artikel 12 Tariefswijziging/indexering

  • 1.

    Indien met zorgaanbieders contractueel afspraken zijn gemaakt inzake tariefswijziging en/of indexatie van maatwerkvoorzieningen zorg in natura, wordt dezelfde tariefwijziging en/of indexatie toegepast bij de Pgb’s die vanaf het moment van de tariefswijziging en/of indexering toegewezen worden.

  • 2.

    Het college maakt de tarieven zoals bedoeld in het eerste lid kenbaar via het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Edam-Volendam.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels over de jaarlijkse indexering van lopende Pgb’s vast in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Edam-Volendam.

Artikel 13a. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen en aanvullend openbaar vervoer

  • 1.

    Het college kan bij nadere regeling bepalen:

    • a.

      voor welke door de gemeente te leveren algemene voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning, de cliënt een bijdrage is verschuldigd;

    • b.

      wat per soort algemene voorziening de hoogte van deze bijdrage is.

  • 2.

    Een cliënt is een niet van het inkomen afhankelijke ritbijdrage en een bijdrage voor de vervoerspas verschuldigd voor het gebruik van aanvullend openbaar vervoer. Het college stelt de tarieven vast bij nadere regeling in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Edam-Volendam.

Artikel 13b. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en Pgb’s

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening dan wel Pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het Pgb wordt verstrekt,

  • 2.

    De bijdragen voor maatwerkvoorzieningen of Pgb zijn gelijk aan de kostprijs en ten hoogste het landelijk bepaald bedrag per maand overeenkomstig artikel 2.1.4a, vierde lid van de wet, voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4a, vijfde lid, van de wet of hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen of een lagere bijdrage is verschuldigd;

  • 3.

    Voor kinderen onder de 18 jaar is geen eigen bijdrage verschuldigd.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid is geen eigen bijdrage verschuldigd voor de volgende maatwerkvoorzieningen:

    • financiële tegemoetkoming bij gebruik eigen auto;

    • bruikleenauto;

    • financiële tegemoetkoming bij taxikosten;

    • financiële tegemoetkoming bij rolstoeltaxikosten;

    • aanpassing eigen auto;

    • eigen bijdrage ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt, voor een woningaanpassing ten behoeve van een minderjarig kind;

    • verhuiskosten alleenstaande of gehuwd, zonder kinderen;

    • verhuiskosten alleenstaande of gehuwd, met minderjarige kinderen;

    • verhuiskosten voor personen die op verzoek van de gemeente een aangepaste woning vrijmaken;

    • aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening;

    • een rolstoel(aanpassing).

  • 5.

     

    • a.

      Geen eigen bijdrage is verschuldigd indien cliënt een gecompliceerde schuldenlast heeft waar de Wet schuldsanering natuurlijke personen op van toepassing kan zijn.

    • b.

      De vrijstelling wordt niet verleend indien cliënt aan hem verwijtbaar:

      • niet meewerkt aan een minnelijk dan wel wettelijk schuldsaneringstraject, of

      • een eerder minnelijk dan wel wettelijk schuldsaneringstraject niet in goede orde heeft volbracht.

    • c.

      De vrijstelling geldt niet voor de eigen bijdrage bij het wonen in een instelling voor beschermd wonen.

    • d.

      De vrijstelling wordt niet met terugwerkende kracht verleend.

    • e.

      De vrijstelling wordt beëindigd:

      • bij overlijden van cliënt,

      • bij verhuizing van cliënt,

      • indien cliënt niet langer voldoet of wil voldoen aan de opgelegde voorwaarden.

  • 6.

    Het college kan in individuele gevallen besluiten om geen eigen bijdrage op te leggen indien sprake is van zorgmijding waarbij:

    • sprake is van handicap of chronisch ziekte met complexe en/of zeer specifieke problematiek, en

    • de zorgmijding leidt tot het niet volledig invullen van de zorgvraag.

  • 7.

    Het college kan aan te verlenen vrijstelling, als bedoeld in het vijfde en zesde lid aanvullende voorwaarden verbinden.

  • 8.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder.

  • 9.

    Het Pgb is gelijk aan de hoogte van het aan cliënt toe te kennen bedrag.

  • 10.

    Het college van de centrumgemeente bepaalt of en door welke andere instantie dan het CAK, in de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4a, zevende lid van de wet (opvang en beschermd wonen), de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of Pgb worden vastgesteld en geïnd.

Artikel 14. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

    • d.

      voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden die de van toepassing zijnde bedrijfstak hanteert om in aanmerking te komen voor een erkend keurmerk.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 15. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1 van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Artikel 16. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en Pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo

  • 1.

    Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of Pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 3.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het Pgb is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het Pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de cliënt langer dan 6 weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wlz of de Zorgverzekeringswet;

    • e.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het Pgb verbonden voorwaarden;

    • f.

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het Pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een Pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het Pgb binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden,

  • 5.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten Pgb.

  • 6.

    Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kunnen, naast de voorziening zelf, ook de met betrekking tot deze voorziening gemaakte kosten worden (terug)gevorderd. Als uitgangpunt geldt de waarde van de voorziening bij aanvang van het ingetrokken recht.

Artikel 17. Opschorting betaling uit het Pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

  • 2.

    Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 16, derde lid, onder d.

  • 3.

    Het college stelt de persoon aan wie het Pgb is verstrekt schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.

Artikel 18. Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en Pgb’s

Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en Pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.

Artikel 19. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1.

    Mantelzorgers die ingezetene zijn van de gemeente Edam-Volendam en mantelzorgers die ten behoeve van een ingezetene van de gemeente Edam-Volendam mantelzorg verrichten kunnen, door middel van een melding bij het college, voor het ontvangen van een jaarlijkse blijk van waardering in aanmerking komen.

  • 2.

    De jaarlijkse blijk van waardering wordt door het college vastgesteld en bestaat uit:

    • a.

      een individuele waardering,

    • b.

      één of meerdere activiteiten gekoppeld aan de Dag van de mantelzorg.

Artikel 20. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • 1e

        een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

      • 2e

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis- en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders, waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen;

    • g.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      • aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening,

      • instructie over het gebruik van de voorziening,

      • onderhoud van de voorziening, en

      • verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.

  • 4.

    Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren, die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5.

    Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

Artikel 21. Klachtenregeling

  • 1.

    De Interne klachtenregeling gemeente van de gemeente Edam-Volendam is van toepassing op de afhandeling van klachten van cliënten, die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 22. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 23. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

Artikel 24. Evaluatie

Er vindt een evaluatie plaats van het door het gemeentebestuur gevoerde Wmo-beleid. Onderdeel van deze evaluatie is een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 25. Overgangsrecht

  • 1.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Edam-Volendam 2021 totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 2.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Edam-Volendam 2021 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Edam-Volendam 2022.

  • 3.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Edam-Volendam 2021, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

Artikel 26. Inwerkingtreding, intrekking oude verordening en citeertitel

  • 1.

    De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Edam-Volendam 2022 treedt in werking op de eerste dag na die waarop zij is bekend gemaakt.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Edam-Volendam 2022.

  • 3.

    De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Edam-Volendam 2021 wordt ingetrokken op het moment dat de verordening 2022 in werking treedt.

 

Aldus besloten door de gemeenteraad van

Edam-Volendam in zijn openbare vergadering

d.d. 24 november 2022,

de griffier,

mr. M. van Essen.

de voorzitter,

L.J. Sievers.

Naar boven